Medjugorje kerk

Medjugorje België en Nederland

Medjugorje Maria

nov

21



Benoite, de herderin van Notre-Dame du Laus. Hoofdstuk 9

  
 
Download PDF

Hoofdstuk 9. De dood van Peytieu [1689] en de inval uit Savoye [1692]

Dood van M. Peytieu

Jean Peytieu stierf op 19 maart 1689 op het feest van Sint Jozef, zoals M. Gaillard nauwkeurig meedeelt en meteen toevoegt: "Het was een groot verlies voor de kapel, vanwege de vele diensten die hij er waarnam: een van de meest toegewijde voor Gods glorie en die van zijn heilige Moeder, voor de vurige en bijzondere liefde die hij voor de naaste koesterde en voor de belangen van de kerk waar hij, met M. Hermitte, 2.000 pond als rente voor de kapel naliet."

Onze aartsdiaken duidt daarna dat M. Peytieu alle vergoedingen die de kapel hem verschuldigd was sinds zijn komst op Laus in 1669, dus twintig jaar lang, alsook zijn bibliotheek die 400 pond had gekost, heeft uitgedeeld, "zonder dat zijn verwanten een cent konden eisen van wat de kerk hem verschuldigd was."

Na deze hulde aan de volle onbaatzuchtigheid van Peytieu en zijn familie begint Gaillard het verhaal van de laatste ogenblikken van deze priester: "Om te tonen dat hij ook een zuiver geweten en een benepen ziel had stierf hij zo vredevol dat hij, alvorens te sterven, zei: Ik val in doodstrijd zoals een bruidegom naar de bruiloft trekt’. Hij beantwoordde de rozenkrans die de priesters en anderen voor hem baden bij zijn bed en telkens hij besloot met: Santa Maria (enz.) dat hij luid uitsprak, richtte hij zijn blik ten hemel als iemand die iets ziet van de grootte en de genade van de goddelijke Maria. Na de Rozenkrans bad hij het Te Deum, het Magnificat en bij het laatste vers gaf hij zijn ziel aan God."

Tijdens zijn doodstrijd roken alle aanwezigen in de kamer een zachte geur die hen in zekere zin troostte indien ze troost konden vinden bij het uiterste ongemak dat zijn dood teweegbracht: vooral de goede M. Hermitte, de zuster en broeder Aubin waren ontroostbaar bij dit groot verlies.

Zelf ben ik diep door geraakt bij het schrijven, want ik weet hoeveel goed hij op deze gewijde plek volbracht en al de zielen die onophoudend voor God aantrok.

Na dit ontroerend getuigenis over de dood van deze buitengewone dienaar van Laus geeft Gaillard enkele details over de nachtelijke ‘visioenen’ die Benoîte daarna van Peytieu had, vooral na het drama van 1692. Ze herinnert zich in haar slaperigheid de raadgevingen die deze directeur haar met vaderlijke goedheid gaf en ze hoort hem zeggen dat ze beter moet rusten en niet zo streng vasten… niet over andermans gebreken praten in het openbaar… de mensen te laten roddelen wanneer ze onterecht beschuldigd wordt… en die raad aan die persoon te geven. Ze ziet hem met een bloemenkrans op het hoofd, als geschenk voor zijn geduld en hij raadt haar aan haar best te doen voor Gods glorie, waarschuwt haar voor zware kruisen, maar dat het de weg naar de Hemel is en verzekert haar dat ze aan het einde van haar dagen zal herkend worden voor wat ze is en voor haar deugd.

Dit geheel toont goed de diepe genegenheid aan die ze in dienst van de bedevaart delen, alsook de uiterste gevoeligheid van de herderin die intens haar herinneringen beleeft.

Natuurlijk verloor Laus veel met M. Peytieu, deze eminente priester die de bedevaart een opmerkelijke vruchtbaarheid wist te bezorgen, dankzij een wijze globale organisatie, een warm onthaal en gedienstig voor de verschillende categorieën pelgrims en een talent als verfijnd maar krachtig gewetensleider.

Deze man Gods had zich totaal gewijd aan de doelstelling van de Heer voor de bedevaart en geopenbaard door de Maagd aan haar vertrouwelinge: klimaat van gebed, eenheid van actie van de directeurs, aandachtig dienstbetoon aan alle bijzondere gevallen van boetelingen. Er was een evenwichtig karakter nodig, en een geheel van uitzonderlijke kwaliteiten van hart en geest om dergelijke taak tot een goed einde te brengen. Het verdriet van zijn gezellen bij het verdwijnen van deze bezieler is begrijpelijk. Zijn dood laat een pijnlijke leemte achter die slechts geheeld zal worden 23 jaar later door de komst in 1672 van de Paters van Sainte-Garde. Nu voelt Benoîte de toekomst van Laus bedreigd ondanks de aanwezigheid van Hermitte, Aubin en de nieuwkomer Magnin die haar moed zullen inspreken.

Verstervingen van Benoîte

Het is vanaf 1689 dat de documenten het meest gewag maken van de verstervingen van de herderin en haar gezondheidsproblemen. M. Gaillard achtte het nodig, eens zijn grote Geschiedenis van 1710 geschreven, om een korte Handleiding op te stellen die alle bemerkingen over het onderwerp bundelt, de meeste door eremijt Aubin verzameld. Hierbij het belangrijkste:

Voor het vasten: Benoîte doet het vooral op woensdagen, vrijdagen en zaterdagen ‘door enkel water en brood te gebruiken’, soms wat soep. Soms duurt die vasten een hele week om de moeilijke bekering van een zondaar te verkrijgen. Haar normale maaltijd bestond uit brood, noten en vruchten met een beetje wijn bovenop. Op dagen van grote volkstoeloop at ze meestal helemaal niets daar de mensen haar onder druk zetten. Peytieu zag dat ze slechts dronk om de ongemakken te bestrijden die de overbelasting op feestdagen veroorzaakte.

Haar lichamelijke verstervingen kunnen in volgend schema worden samengevat:

Voor haar 22 slaapt ze ongeveer drie uur per nacht en begint ze zich regelmatig te geselen.

Tot haar veertigste slaapt ze nog een uur als ze wilt waken en geselt zich driemaal per week met vijftien à twintig slagen. Ze gaat ook drie dagen blootsvoets naar het kruis van Avançon, blijft er meerdere uren ook in de winter. Gedurende een vijftiental jaren (1669-1684) heeft ze haar mystieke kruisigingen en ze draagt een paardenharen boetekleed dat tot aan de knieën reikt.af 1689 dat de Documenten het meest gewag maken van de verstervingen van de herderin, en haar gezondheidsproblemen. M. Gaillard achtte het nodig, eens zijn grote Geschiedenis van 1710 geschreven, om een korte Handleiding op te stellen die alle bemerkingen over het onderwerp bundelt, de meeste door eremijt Aubin verzameld. Hierbij het belangrijkste:

Rond 1680 doet een zweer haar veel pijn en die zal maar verdwijnen na meerdere jaren, zodat ze haar verstervingen moet temperen. Ze kwetst zich vlugger dan vroeger met haar geseling en dient verbanden te plaatsen.

Rond 1690 draagt ze rond de borst ijzeren ketens die zwerende wonden veroorzaken. Vanaf 1695 verdubbelt ze de lichamelijke verstervingen door ijzeren armbanden te dragen en ook van stekels voorziene kousenbanden ’s nachts. Deze tuigen hinderen haar duidelijk ‘ wanneer ze de was doet of kerkgewaden herstelt’.

Het is maar rond haar zestigste (1707) dat ze beslist haar verstervingen te milderen en meer te slapen, want ze voelt haar krachten minderen. Daarbij hebben haar eerste directeurs de overlast aan pijn die ze zich oplegde niet meegemaakt: de vertrouwelijke informatie die Aubin kreeg, vooral vanaf 1695, alarmeerde Gaillard die bekwam dat ze stilaan alles openlijk bekende. Voordien zag deze directeur in de veelvuldige ongemakken van de herderin het gevolg van haar buitensporige vasten of van de duivelse vervolgingen.

Dit meisje, steeds een zwaar bestaan gewoon, had een stevig en gezond temperament en een ongewone weerstand tegen vermoeidheid. Toch was ze onderhevig – dat hebben we gezien – aan koortsaanvallen en had al op haar twintigste haar spijsvertering beschadigd, vandaar brandende pijn die ze trachtte te stillen door veel water te drinken bij grote vermoeidheid.

Het is begrijpelijk dat haar nachtelijke dromen woelig waren en dat ze periodes van moedeloosheid onderging. Het is een oude kleermaker uit Grenoble, naar Laus gekomen bij het begin van de bedevaart, die haar de eerste boetetuigen verkocht. Daarna liet ze die leveren.

Haar drang naar lijden was niet het gevolg van een ongezonde ingesteldheid of van een door vurige preken verhitte geest. Het was voor Benoîte, zo beroerd door de visioenen van de gekruisigde Christus, een gewilde boete voor de haar openbaarde zonden. Die buitensporige verstervingen werden toen aanvaard en maakten deel uit van het arsenaal geestelijke wapens. In dit opzicht kan de herderin vergeleken worden met pastoor van Ars als het vrouwelijke weerwoord. Om de zondaars tot berouw over te halen heeft de heldhaftige Benoîte zwaar geboet en de ondergane kwellingen hebben sporen in haar lichaam nagelaten. Ze kon dit offer verbergen onder het stilzwijgen van een serene vreugde.

Vruchtbaar apostolaat

Tijdens de vier jaar na de dood van Peytieu stapelt M. Gaillard de raadgevingen van Benoîte op, van haar gekregen of door haar aan de pelgrims gegeven. Hierbij een vlugge globale uiteenzetting:

Voor haar eigen begeleiding krijgt ze steeds strengere adviezen: ‘Moed, meisje! Wees geduldig… vervul je taak hartelijk… draag de vijanden van Laus geen haat toe… Bezorg je niet tot ziek worden toe omdat de mensen je advies niet opvolgen. Zonder bezorgd te zijn, doe je best om ze vriendschap aan te trekken en laat ze dan gerust… Niet ieder wil er gebruik van maken, en deze slordige zal rekenschap aan God moeten geven’. Gaillard benadrukt de diepe droefheid van Benoîte bij het falen van haar waarschuwing aan de zondaars, en haar schaamte om te weinig moed aan de dag te leggen om wat ze hen als taak heeft te zeggen. Haar pijn bij de zware zonden van priesters of religieuzen die ze niet kan verbeteren maakt haar soms een week lang ziek. Bij de mensen die hun ziel in gevaar brengen ziet ze op hun voorhoofd een min of meer zwarte vlek, en integendeel een lichtgevend voorhoofd bij de degenen die God plezieren.

Een geur van buitengewone duur drong meer dan een maand lang de kerk binnen in de Paastijd 1690, wat voor kostbaar morele steun zorgde en haar hielp ‘niet door de bekoringen verward werd, ook niet door zichtbare of onzichtbare geesten en de stoffelijke zaken’. ‘Door vreugdevol te zijn wordt al wat je doet aangenaam voor God, zegt de engel en bij boosheid behaagt niets hem’. Soms hoort ze een zacht engelachtige muziek die de beproeving van haar overdreven helderheid rond zware zonden verzacht en die haar zo belast dat ze wenst te sterven: ‘Mijn God, wat doe ik hier! Verlaat me niet helemaal, ik werp me in de armen van de goddelijke Voorzienigheid’.

De Maagd moedigt haar aan om op ernstige wijze te bidden zoals in La Salette: de openbare ongelukken die uit de sporadische oorlog voortvloeien tussen Frankrijk en de bongenoten van de strekking Augsburg van 1688 tot 1697 met zeer bloedige periodes en talrijke onrusten. ‘Er zal veel vergoten bloed ontstaan omdat het openbaar gebed genegeerd wordt. Bidt voor de vrede onder de christelijke prinsen, vooral voor de Koning (die de hugenoten willen vergiftigen). Er zal veel hoge koorts ontstaan’.

Andere adviezen zijn meer persoonlijk. Daar Benoîte verzuimd had haar pas bevallen zus te helpen werd ze bekijft: ‘Je moet overal zijn waar je de ziel van je naaste kan behelpen… In gezelschap moet je minder kletsen en praten over de liefde Gods, je heil en dat van de naaste… Bedek de gebreken die je uitlokte… Tracht Gods aanwezigheid nooit te vergeten, want met een greintje geloof durf je Hem niet beledigen’. Ze wordt gewaarschuwd voor dieven en dient te letten op de bedragen die haar worden toevertrouwd en hoort dat naaste vijanden haar ’s nachts willen ontvoeren.

Kortom, geduld, waakzaamheid, trouw gebed, ijver voor haar zending worden haar voortdurend in herinnering gebracht. Terloops zegt Gaillard ons dat Benoîte zich tot bloedens toe kneep om smaad niet te beantwoorden.

De raadgevingen aan de pelgrims gaan dikwijls over de richting van de levenskeuzes:

die kloosterling heeft treklust: dat hij blijft waar hij is want daar ligt zijn heil, en dat hij de genade trouw blijft. Hij wil een gezel bij zich: ‘hij kan er geen medelijden mee hebben, dat hij alleen blijft!’

Een hoogstaand ambtenaar is bezorgd over zijn status die zijn geweten belast: dat hij zijn taak verlaat die hem zal veroordelen.

Een alleenstaande: Hij bedankt God om niet getrouwd te zijn, want hij zou te jaloers zijn geweest en ziek geworden van sensualiteit.

Een gezinshoofd: hij geeft het beste voorbeeld aan zijn familie door elk met zachtheid te behandelen.

Aan een moeder: geef vrees aan je dochter, zo niet zul je verdriet hebben op je oude dag vanwege het gekregen ongenoegen.

Aan ouders: Jullie hebben de kinderen slecht opgevoed. Scheidt hen van elkaar, zo niet doden ze elkaar.

Meerderen worden gewaarschuwd voor hun ijdelheid, hetzij dat ze tevreden zijn met hun christelijke praktijk, hetzij andere hen bewonderen: zo twee religieuzen die door de herderin op hun geweten worden gewezen.

Haar actie is bijzonder doeltreffend bij de talrijke gevallen van onzuiverheid: ze scheidt onwettige huishoudens, of verborgen relaties, zet het gedrag van meisjes, die zich prijsgeven voor wat linnen of eten, weer recht. Ze wendt een man af van diefstal wanneer hij denkt ongestraft te mogen stelen vanwege zijn armoede.

De herderin let ook op het gepast gebruik van de Sacramenten en zet de verkeerde oordelen weer recht: gewilde onvolledige biechten, weigering om de raadgeving van de biechtvader te volgen, onredelijke scrupules over de waarachtigheid van de belijdenis. Ze waarschuwt om dankbaar te zijn voor de genade van bekering en de boetes goed te vervullen. Ze verwijt de priesters hevig hun loslippig gepraat en hun onvoorzichtig ondervragen… , hun goede daden te verspillen door hun slecht voorbeeld met kleding of wrok. ‘De passies overwinnen is verdienstelijker voor God dan vasten en andere bewuste verstervingen, maar in die strijd zijn vasten en aalmoezen zeer nuttig’.

Onder de vele anekdotes die Gaillard citeert, hier volgt er een waarin de moed van Benoîte in het oog springt:

Vertaling: Broeder Jozef

Bijgewerkt tot einde medjugorje-bn