|
Download PDF
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 27. Het Geheim van Vertrouwen De Maagd verscheen ook minstens twee keer in Hongarije tijdens de volgende vijftien jaar. Daar in Transylvanië leefde een sadistisch edelman wiens vader Dracul (draak) genoemd werd en wiens eigen bijnaam, Dracula, "zoon van de duivel" betekende. Duizenden mensen werden op stokken gespietst of op andere wijze afgeslacht door de tiran.
Vlad III, bijgenaamd Vlad de Spietser of Vlad Dracula
Snagov-klooster, waar Vlad III ligt begraven Dat dergelijk kwaad kon bestaan was een maatschappelijke barometer. Er was een groot gevaar. De pest had niet tot het einde geleid maar Satan wou nog altijd de planeet vernietigen. Het eindspel was nog steeds bezig en daarom stegen de verschijningen van Maria tot een nieuwe onvergetelijke hoogte, met de grootste uitbarsting van verschijnselen sinds Pinksteren.
Daarom bloedde een beeld van Maria in Görgsony, Hongarije.
De boodschap was: heb berouw of sterf, heb berouw of de pest zal zich herhalen. Dat was de aanwijzing van de verschijningen die nu over de continenten plaatsvonden. Ik kan niet elke bewering staven en er waren voorvallen die vreemd en raadselachtig waren, maar sommige gevallen hadden duidelijke boodschappen. In het Spaanse dorp El Miracle zagen twee jongens, Jaume en Celedoni, een mooi meisje dat duidelijk niet van deze aarde was. Het was op 3 augustus 1458, tijdens alweer een uitbraak van de builenpest. Jaume, die zelf een week later aan de pest stierf, zei dat het meisje blond was en misschien acht jaar oud, dezelfde leeftijd als hij. Ze droeg een mooi kruisbeeld dat ze de jongen even liet vasthouden, en waarschuwde dat de dorpelingen zich moesten bekeren.
"Zeg de mensen dat ze processies moeten houden, op vrome wijze, en dat ze moeten biechten en zich bekeren en terugkeren aan de zijde van God, en als ze dat doen zal God hen vergeven," zei de verschijning die een rode mantel droeg. "Zeg hen dat als ze je niet geloven, mijn Zoon hen zal doen geloven en dat mijn Zoon de kleinen en groten, vierjarigen en ouderen zal oogsten."
Aan de andere kant van Spanje, in Jaén, was de verschijning ietwat akelig geweest. Getuigen keken in het midden van de nacht vanuit de deuropeningen naar geestachtige mannen in het wit die voor een vrouw uit liepen die ook in het wit gekleed was - maar veel schitterender - en een kind droeg, vergezeld van een man van wie ze zweren dat het de H. Ildefonsus was, de bisschop die bijna achthonderd jaar voordien in Toledo een verschijning van de Heilige Moeder had gehad.
Waarom het in Spanje gebeurde en waarom het zulke geestachtige processies waren was een mysterie maar het deed denken aan [Openbaring 3:5], die zegt: "Wie overwint zal zich ook in het wit kleden. Ik zal zijn naam niet uit het boek van de levenden schrappen, maar voor hem getuigen ten overstaan van Mijn Vader en Zijn engelen."
In Loreto, Italië, verscheen Maria naar verluidt aan een ernstig zieke kardinaal en vertelde hem dat hij niet enkel zou genezen worden maar spoedig de troon van Petrus zou bestijgen. De kardinaal, Enea Silio Piccolomini, werd Paus Pius II. In 1465 verscheen Maria ook op de Universiteit van Parijs, bolwerk van rationalisme, aan een Dominicaan met de naam Alanus de Rupe.
Paus Pius II Twee jaar later was er een heel spectaculair geval in Genazzano, Italië. Op 25 april 1467 hoorde een menigte die op het Piazza di Santa Maria voor een jaarlijks festival was samengekomen, nabij een verwaarloosde kerk die was toegewijd geweest aan O.L.V. van Goede Raad, ongewone muziek.
De engelachtige muziek leek uit de lucht te komen. De menigte werd stil en staarde naar boven. "Ver boven de hoogste huizen, boven de torenspitsen van de kerk en de hoge kasteeltorens aanschouwden ze al gauw een mooie witte wolk die in elke richting heldere lichtstralen uitschoot, te midden van de hemelse muziek en een schittering die de zon verduisterde," schreef Monseigneur George F. Dillon, een latere missionaris. "Ze daalde geleidelijk aan neer, en, tot hun verbazing, bleef uiteindelijk hangen op het verste deel van de onvoltooide muur van de kapel van de H. Biagio."
Plots begonnen de klokken in de hoge klokkentoren die voor hun ogen stond te luiden, hoewel ze zagen en wisten dat ze niet door een menselijke hand werden aangeraakt. En dan begonnen alle kerkklokken in de stad eenstemmig te antwoorden met klokgelui dat net zo feestelijk klonk. De menigte stond er als betoverd bij, in verrukking, en toch vervuld met een heilig gevoel. Het plein vulde zich met ijverige haast. Ze drongen rond de plek waar de wolk bleef hangen. Geleidelijk aan begonnen de lichtstralen te verdwijnen, de wolk begon weg te trekken, en dan, tot hun verbazing, bleef er een ongelooflijk mooi voorwerp achter.
Het was een afbeelding van O.L.V. die het Goddelijk Kindje Jezus in haar armen hield, en ze leek naar hen te glimlachen en te zeggen: "Wees niet bang. Ik ben jullie moeder, en jullie zijn en blijven mijn geliefde kinderen."
Genazzano, Onze Lieve Vrouw van Goede Raad De afbeelding leek op porselein of gips geschilderd te zijn. Het was zo dun als een eierschaal. Niemand kon begrijpen hoe het vastgehouden werd. Het stond daar op een nauwe rand een paar meter boven de grond, met niet eens een barst erin. In het schilderij was Maria’s donkergroen kleed versierd met een gouden kraag en een helderblauwe mantel bedekte haar hoofd. Haar ogen waren gedeeltelijk neergeslagen, alsof ze luisterde. De uitdrukking van zowel Maria als Jezus was er één van diepe aandacht. Bij momenten leken de Madonna’s wangen van rood naar roze te veranderen en terwijl ze vanuit een bepaalde hoek droevig leek, leek ze te lachen als men recht voor haar stond.
Zelfs sceptici moesten toegeven dat het behoud van de structuur en de kleuren van de afbeelding niet makkelijk te verklaren waren, en zelfs de meest hardvochtige toeschouwer moet de genegenheid van Jezus voor Zijn moeder gevoeld hebben doordat één kleine arm rond haar nek geslagen was en de andere haar halslijn vasthield. Er was niets dat de afbeelding raakte, die op eigen kracht leek te blijven staan hoewel ze op dun materiaal geschilderd was. Zelfs vandaag kunnen we nog de schreeuwen horen ‘Leve Maria! Leve Maria!’, terwijl de ganse bevolking van naburige steden in vreugdevolle maar plechtige processie kwam toegestroomd.
Binnen de vier maanden, van 27 april tot 14 augustus 1467, werden er op die plaats 171 genezingen en andere mirakels opgetekend.
Het meest opmerkelijke was de daaropvolgende ontdekking dat de afbeelding van Maria identiek was aan de afbeelding die verdwenen was uit een kerk in Scutari, Albanië. Ze verdween voordat ze kon vernietigd worden door de invallende Turken, en de met verstomming geslagen ambtenaren moesten vaststellen dat er aan de muur een lege plaats van 38 bij 43 centimeter was, die exact overeenkwam met de afbeelding die in Genazzano belandde.
Er werd uiteindelijk akte genomen van de zaak door de Heilige Congregatie voor de Riten van het Vaticaan en tenminste één latere paus, Urbanus VIII, ging op die plaats om hulp vragen toen de bedreiging van de pest terug de kop opstak.
In hetzelfde jaar als Genazzano was er een minder zichtbare maar niet minder krachtige tussenkomst in Viterbo. Zoals in zoveel steden die getroffen waren door de terugkeer van ziekten, besloten de inwoners in de maand juli naar wat gekend was als "De Eik van O.L.V." te trekken. Daar riepen ze plechtig Maria’s tussenkomst aan en tegen het einde van de maand was de pest gestopt, wat tot een nieuwe emotionele uitbarsting leidde.
Viterbo: Heiligdom van Onze Lieve Vrouw van de Eik Een menigte van veertigduizend mensen verzamelde vóór Maria’s afbeelding als dank voor een bijna onmiddellijke redding. "Op de eerste zondag in augustus bezocht een enorme processie, waaronder veertien religieuze gemeenschappen, dit nieuwe toevluchtsoord van de Madonna," schreef historicus en universiteitsvoorzitter Pater James Spencer Northcote, en hij voegde eraan toe dat er onder de mirakels een verhaal was van een man die naar de eik was gevlucht toen hij achterna gezeten werd door dieven. Toen hij bij de afbeelding kwam, was hij onzichtbaar voor z’n achtervolgers.
Toen, volgens Northcote, Viterbo door een reeks aardbevingen getroffen werd, smeekte men de Heilige Moeder opnieuw om hulp en er kwam een "onmiddellijk einde aan de plaag."
In 1480 hielp ze ook belegerde ridders in het Griekse Rhodos, bij een aanval van duizenden Turken. Na vijf dagen waren de ongelovigen verdwenen.
Datzelfde jaar verscheen ze als een onbeschrijfbare schoonheid [geen Hollywoodschoonheid, geen modelschoonheid, maar een schoonheid van de ziel] in Locarno, Zwitserland.
Maria nam duidelijk een stelling in bij een andere historische samenloop van omstandigheden. Het was het einde van de Middeleeuwen en het begin van de Renaissance, een verandering van tijdperk was gekomen toen de Turken Constantinopel veroverden. De nieuwe periode maakte nieuwe slechte tijden mee door de vlucht naar het Westen van filosofen en artiesten, samen met astrologen, kabbalisten en alchemisten die de Tempeliers en zigeuners gingen vervoegen.
Europa was opnieuw in gevaar. De tijden vereisten gebed. Tijdens een ongelooflijk schouwspel zag een man, Miguel Noguer uit El Torn, Spanje, een jong meisje dat in een gesloten kapel oprecht weeklaagde. Het voorval gebeurde op 25 oktober 1483, toen Noguer de Angelusklok ging luiden in de kerk die gesloten was geweest na een officieel Kerkelijk verbod, omdat ze ofwel gefaald had in haar geestelijke taken of omdat ze op één of andere manier ontwijdt was geweest.
Toen bij biddend bij de deur stond, werd Noguer verrast en opgeschrikt door het geluid van iemand die aan het wenen was. Het geween kwam uit de richting vóór hem, aan de andere kant van de gesloten deuren die op miraculeuze wijze openden toen hij rechtstond om de klok te luiden.
Daar, nog geen vier stappen vóór hem, zat een buitengewoon mooi meisje van zeven of acht jaar oud, gekleed in zuiver wit en haar handen wringend terwijl ze tot Jezus riep.
Haar stem was zacht, maar ze weende heel luid. Toen Noguer de moed had bijeen geraapt om te vragen wat er aan de hand was, sprak de verschijning Noguer aan als "zoon" en stelde zichzelf voor als de Maagd Maria. Ze verzocht hem om het woord te verspreiden dat de mensen in de parochies van Milleras, El Torn, El Salent en San Miguel de Campamior onmiddellijk moesten stoppen met het gebruik van godslasterlijke taal, de zondag moesten heilig houden, hun tienden moesten betalen en hun liefdadigheid en taken moesten vervullen, en "dingen die ze in het geheim of openlijk houden en niet aan hen toebehoren binnen de dertig dagen aan hun rechtmatige eigenaars moesten teruggeven" of ze zouden een kastijding te lijden krijgen. Ze was ernstig in deze zaken. Ze vroeg aan Noguer om de priesters te doen aansporen tot vasten en het doen van processies op elke vrijdag, eens het verbod op de kerk was opgeheven.
"In tegenstelling tot een piëta of een Maria aan de voet van het Kruis, weende Maria in El Torn niet omwille van haar Zoon, maar eerder tot haar Zoon omwille van haar symbolische kinderen, het menselijke ras," schreef historicus William A. Christian. "Haar geween maakte deel uit van haar tussenkomst."
Maria’s tranen ontstonden door de kennis die ze had van de straf die dit gebied verdiende. Ze zei dat de heer dodelijke epidemieën of builenpest over het land ging sturen als er geen bekering was. Ze zei aan Noguer dat hij de bisschop moest op de hoogte brengen dat ze vroomheid wenste en dat het verbod opgeheven werd. Dan verdween ze en de kerkdeuren sloten op even miraculeuze wijze als ze waren opengegaan.
De openbaringen bleven doorgaan. Een jaar na El Torn, zag men een beeld van Maria in het Italiaanse Prato veranderen van uitdrukking, de ogen openen en sluiten, en wenen. Op 5 augustus 1485 stroomden in Trevi tranen uit een afbeelding van de Madonna. Het was de verjaardag van de Basiliek van Maria de Meerdere. Het waren geen gewone tranen, maar zoals in Görgsony waren ze van bloed. En wanneer er bloed verscheen, was er iets heel erg mis, was er de bedreiging van iets fataals. Paus Innocentius VIII gaf de opdracht om een afbeelding van Maria doorheen Rome rond te dragen en toen het de huizen passeerde waar de pest had toegeslagen, brachten vrouwen hun zieke kinderen naar de deuren en vensters, wenend en smekend om de hulp van Maria.
Madonna del Prato Er was ook een voorval op 3 mei 1491 in het Elzasgebied in Frankrijk, nabij Morschwihr. De ziener was een hoefsmid met de naam Thierry Shoere, die bij een bron aan het bidden was toen Maria verscheen. Ze hield een graanstengel vast met drie graanhalmen en ook een ijskegel. "Mijn zoon, de mensen van het land hebben de woede van God gewekt door hun zonden, als ze geen berouw hebben zullen er vele plagen over hen komen," zei ze. "Het ijs dat je in mijn hand ziet staat symbool voor de hagel die in alle seizoenen zal neervallen en de oogsten vernietigen, en de graanstengel met de drie graanhalmen, die ik in de andere hand houdt, toont de tijd van vruchtbaarheid en de zegeningen die over het land zullen gestort worden als de mensen berouw hebben."
Er was een gelijkaardig noodgeval in Monte Figogna Genua op 29 augustus 1490, toen Maria verscheen aan een herder met de naam Benedictus Pareto, tijdens een verschijning die later de archieven van de staat Genua inging en goedgekeurd werd door de Kerk. Pareto nam een pauze tijdens het gras snijden voor z’n kudde toen z’n ogen plots aangetrokken werden door een licht dat opnieuw werd beschreven als veel helderder dan de zon. In het midden ervan was Maria met het Kind. Toen ze naderde knielde de herder neer en hij hoorde haar zeggen: "Wees niet bang. Ik ben de Koningin van de Hemel en ben met mijn goddelijke Zoon tot u gekomen, en om deze reden: dat via u een kerk op deze plaats moge gebouwd worden, toegewijd aan mijn naam."
Pareto was sprakeloos. Hij wist niet wat hij moest zeggen. Hij bleef op z’n knieën zitten en zei enkel: "Zoals u wenst, Vrouwe, maar ik bezit niet de middelen en twijfel of ik ze kan vinden."
"Vertrouw me, Benedictus," antwoordde ze. "Er zal geen gebrek zijn aan geld. Al wat je nodig hebt is je eigen goeie wil. Met mijn hulp zal het makkelijk zijn."
"Goed dan," zei Pareto, "ik heb vertrouwen in wat u zegt, maar het zal u zijn die uw eigen kerk zal bouwen."
De verschijning verdween en Pareto haastte zich naar z’n huis en vertelde het aan z’n vrouw, maar ze reageerde met ongeloof en sarcasme. Haar scepticisme ondermijnde Pareto’s eigen geloof en hij begon te denken dat hij een zinsbegoocheling had gezien. Hij dacht dat z’n vrouw misschien gelijk had en dat de verschijning een gevolg was geweest van de hete zon. Uit angst om uitgelachen te worden vergat hij de zaak en besloot verder niets meer te zeggen.
Toen Benedict de volgende dag terug ging werken, klom hij in een vijgenboom toen een tak brak en hij hard op de grond viel waarbij hij meerdere botten brak. Hij had zo’n pijn dat hij dacht dat hij ging sterven. Men droeg hem naar huis waar hij de Laatste Sacramenten kreeg toegediend terwijl hij met helse pijnen lag, en heel veel spijt had dat hij aan Maria’s verzoeken niet had voldaan, en hij zweerde dat hij de kapel zou bouwen als z’n leven gespaard zou blijven.
Ceranesi, Genua, Heiligdom Nostra Signora della Guardia Op dat moment verscheen Maria en verweet hem z’n gebrek aan vertrouwen, maar ze genas hem.
Vertrouwen was een groot geheim, en het was iets wat een andere inwoner van Genua, Christopher Columbus die blindelings de Atlantische Oceaan overstak in spectaculaire mate had. Zijn toewijding aan Maria werd beschreven als bijna mystiek. Alvorens z’n reis aan te vangen bad Columbus in het Spaanse heiligdom van Guadeloupe (en nam de replica van haar afbeelding met zich mee), en elke nacht dat ze op de Santa Maria over ongekende zeeën vaarden, zongen hij en z’n mannen het Weesgegroet. Trouw aan haar, uitkijkend naar tekens, wisten ze dat ze de juiste koers vaarden toen op 15 september 1492 een "wonderbaarlijke tak van vuur" of "wonderbaarlijke vlam" uit de lucht viel.
Toen ze de Atlantische Oceaan waren overgestoken noemde deze trouwe zoon het eerste eiland San Salvador, naar de Verlosser en het tweede Santa Maria de la Concepción. Andere eilanden kregen namen als Guadeloupe, Montserrat, en natuurlijk de Maagdeneilanden. Heel fascinerend is dat ze bij het aan land gaan het Salve Regina baden.
En zo was het eerste Christelijke gebed dat ooit in de Nieuwe Wereld gebeden werd, een smeekgebed tot Maria, de grote voorspreekster en Moeder van God.
Bron: Michael Brown
Vertaling: Mario Lossie
|
|