|
|
|
|
Download PDF
Hoofdstuk 15. De Rozenkrans Nicky: Wat over de Rozenkrans? Maria: O, dat is zo belangrijk! De Rozenkrans werkt zo genezend en is zo’n grote bron van vrede en in het bijzonder voor de families die deze tezamen bidden. Alleen al voor deze reden haat satan de Rozenkrans!
Het volgende gebeurde op 16 december 1964. U zult direct begrijpen waarom ik mij nog de juiste datum herinner. Op die dag kwam ik moe thuis en zag dat er een hele grote stapel post was toegekomen. Ik zei tot mezelf deze vlug door te nemen, maar dat ik alleen maar de twee meest dringende brieven zou beantwoorden. Ik pikte de twee brieven eruit en overwoog dat het nodig was om in beide families de Rozenkrans gezamenlijk te bidden om de tegenspoed die beiden ervoeren uit te schakelen.
Ik zat dus neer en nam mijn map en omslagen en legde alles in het midden van de tafel hier, opende het en nam twee bladzijden en twee omslagen. Zoals gewoonlijk begon ik het adres op de omslagen te schrijven alvorens de brieven te schrijven. Plotseling was er een heel doordringende fluittoon, en satan stond hier rechts aan mijn zijde. Hij had de gedaante aangenomen van een goed uitziende, ietwat donkere dertiger en hij keek mij woest aan met zijn gemene en kolkende haat. Ik negeerde hem en vervolgde met mijn omslagen. Toen rook ik een verbrande geur en dat verraste me. Ik keek zelfs in de map en naar het open raam. Niets. Toen dacht ik: "Ik heb vandaag nog niets aangestoken, het moet zeker bij de buren zijn." Daarop keek ik opnieuw naar rechts en satan had de twee bladen papier genomen en ze aan de kant van de tafel geschoven met zijn hand erop. Er was een volmaakte zwarte vlek op het papier, waar hij zojuist zijn hand op had gelegd. Ik beval hem nu in de naam van Jezus Christus om te vertrekken, wat hij ook spoedig deed. Toen beëindigde ik mijn twee brieven, maar wou eerst de verbrande papieren weggooien. Maar ik merkte op dat enkel het bovenste papier was weggebrand en het onderste eerder donkergekleurd leek. Ik dacht bij mijzelf om dit beter eerst aan mijn priester te tonen, en hij was heel dankbaar dat ik het niet had weggegooid omdat hij het wou laten bestuderen in een laboratorium in Innsbruck. Dit omdat het voor hem onmogelijk was om enkel het bovenste papier te verbranden, zonder ook het onderste mee te verbranden. Zo zond hij de papieren naar het laboratorium met de vraag of ze hetzelfde konden nadoen. Na drie maanden kreeg hij antwoord dat dit onmogelijk was en dat hij zich moest vergist hebben van onderste papier. Maar ik had mij niet vergist.
Het origineel ging verloren toen mijn huis afbrandde, maar ik had er een foto van genomen die ik had bewaard. De foto toont aan dat enkel het onderste gedeelte was weggebrand. Wel, in het kort: Dat is hoe satan de Rozenkrans haat.
Nicky: Wat zegt u tot diegenen die de Rozenkrans vervelend vinden en nutteloos, omdat het steeds maar een herhalen is? Maria: De nederigheid leert ons enkel te spreken over dingen die we hebben ervaren. Deze die dit zeggen hebben de Rozenkrans nog niet gebeden. Nadenken over de mysteries en over het leven van Jezus brengt ons zoveel vreugde en vrede dat het satan gek maakt. Maria heeft vele beloften gedaan aan zij die de Rozenkrans bidden, zoals door de Heilige Dominicus. Ik heb weet van een vrouw die een Rozenkrans dichtbij de kerk waar ze heenging kocht, om deze te kunnen bidden met een grote groep bedevaarders. Terwijl zij knielde op de kerkstoel, greep zij er naar in haar tas en het enige wat ze voelde waren een handvol kraaltjes en vele stukje koord. De koord was volledig uitgerafeld door satan, alleen om de vrouw te verhinderen om te Rozenkrans te bidden. Vrede en genezing is iets wat satan haat en de Rozenkrans werkt ontzettend genezend en is een heel krachtig wapen tegen hem.
Nicky: Is er ooit een arme ziel aan u verschenen met de vraag om samen met hem of haar de Rozenkrans te bidden? Maria: Ja, dat gebeurt. Er komt me net iets te boven uit de jaren ’50, toen ik de trein nam uit Bludenz. Het was een dag van veel reizigers en zo verkoos ik, zoals dikwijls, om de laatste treinwagen te nemen. Ik stapte in en vond een compartiment waarin enkel een vrouw zat en zo besloot ik om mij bij haar te zetten. Ik had me nog maar goed neergezet, toen zij een Rozenkrans uit haar tas begon te nemen en zei: "Nu is er hier iemand die samen met mij de Rozenkrans wil bidden." Het eerste wat bij mij opkwam was: "als u iedereen op deze wijze aanspreekt is het geen wonder dat u helemaal alleen zit." Maar uiteraard was ik gelukkig om samen met haar de Rozenkrans te kunnen bidden, en tijdens het gebed, betrad niemand anders ons compartiment. Op het einde zei zij "God zij dank" en was ze plots weg. Zo bleef ik helemaal alleen achter in een leeg compartiment. Ik had er, tot ze verdween, geen idee van dat het een Arme Ziel was.
Bron: Nicky Eltz
Vertaling: Chris De Bodt
|
|
|
|
|