Medjugorje kerk

Medjugorje België en Nederland

Medjugorje Maria

nov

21



Ongeschonden Lichamen: Heilige Cecilia

  
 
Download PDF

Ongeschonden Lichamen: Heilige Cecilia
[Onbekend - 177]


De geschiedenis vermeldt dat de eerste heilige wiens lichaam het fenomeen van onbedorvenheid onderging, dat van de heilige Cecilia is, de patrones van de muzikanten. Haar geboortejaar is onbekend, maar men denkt dat ze rond het jaar 177 van onze jaartelling moet gestorven zijn. Cecilia kwam uit een rijke en vooraanstaande Romeinse familie, die haar uithuwelijkte aan een jonge edelman, Valeriaan genaamd, ondanks haar wens om een maagd te blijven. Tijdens haar huwelijksnacht overtuigde zij haar echtgenoot met succes om haar wens om maagd te blijven te respecteren. Later bekeerde hij zich tot het christendom, nadat hij een visioen van de engelbewaarder van Cecilia had mogen aanschouwen. Valeriaan en zijn broer Tiberius, die ook bekeerd werd door Cecilia, werden er later door de vroege christenvervolgers op aangesproken om hun geloof af te zweren. Toen beiden heldhaftig weigerden, werden ze onthoofd en begraven langs de Via Appia [de weg die Rome en Brindisi verbindt, nvdr]. Cecilia werd gearresteerd omdat ze hun lichamen had begraven, en voor die ‘misdaad’ werd ze voor de keuze gesteld : de heidense goden aanbidden of sterven. Ze bevestigde standvastig haar geloof en koos liever voor de dood dan haar geloof af te zweren.

Omwille van haar nobelheid en jeugd beslisten haar overmeesteraars om haar in het geheim te executeren, om zo de te verwachten kritiek van de mensen te vermijden. Ze werd daarna veroordeeld tot het stoombad van haar huis om de verstikkingsdood te sterven. Ze bleef een hele dag en nacht in die verstikkende omgeving, maar bleef ongedeerd. Een ervaren beul werd dan gevraagd om haar te onthoofden, maar omdat hij de moed niet had om zo’n jonge en mooie vrouw te doden, slaagde hij er niet in om haar hoofd af te hakken met de drie klappen die door de wet werden toegestaan. Hij vluchtte uiteindelijk weg, de heilige op de vloer van het bad achterlatend, levend en volledig bij bewustzijn, met haar hoofd voor de helft afgehakt. Ze lag op haar rechterzij, haar handen voor zich gevouwen in gebed. Ze draaide haar gezicht naar de vloer en bleef in die houding bidden gedurende drie dagen en nachten. De positie van haar vingers, drie uitgestrekt aan haar rechterhand en één aan haar linkerhand, was haar laatste teken van geloof in de Heilige Drievuldigheid.


Beeld Heilige Cecilia

De vroege christenen hulden het lichaam van de martelares in rijke gewaden van zijde en goud en legden het in een kist van cypressenhout in de houding waarin zij gestorven was. Aan haar voeten werden de linnen doeken en sluiers gelegd die werden gebruikt om haar bloed te verzamelen. Ze werd te rusten gelegd in de Catacombe van Sint Callistus door de latere Paus Urbanus, die haar echtgenoot en schoonbroer had gedoopt.

In het jaar 822, gedurende de tijd van het herstel van de kerk die aan haar werd toegewijd, wenste Paus Pascal I het stoffelijk overschot van de heilige te laten overplaatsen naar een ereplaats in haar kathedraal, maar kon haar niet localiseren. De heilige verscheen aan hem in een ongewoon visioen terwijl hij aan het bidden was en vertelde hem de plaats waar haar lichaam zich bevond. De relikwie werd exact op die plaats terug gevonden. De Paus liet het lichaam van de heilige, samen met de beenderen van haar echtgenoot, haar schoonbroer en de martelaar Maximum onder het altaar van de kerk plaatsen. Zevenhonderd zevenentwintig jaar later, in 1599, vond een van de meest gedocumenteerde opgravingen van een heilige plaats, wanneer kardinaal Sfondrato de herstelling van enkele delen van de basiliek beval. Op 20 oktober van dat jaar werden, gedurende de werken die gedaan werden onder en vlakbij het hoogaltaar, twee witte marmeren sarcofagen ontdekt. Deze kwamen overeen met de beschrijving van de kisten die de relikwieën van de heilige martelaren bevatten, die werd nagelaten door Paus Pascal I. De kardinaal liet de sarcofagen openen in aanwezigheid van getuigen met een onberispelijke integriteit. Nadat het marmeren deksel verwijderd was, werd de originele cypressen kist in goede staat terug gevonden.

De kardinaal, die hierdoor natuurlijk aangedaan was, opende het deksel, zodat de schat die aan het graf was toevertrouwd door de Pausen Urbanus en Pascal, te zien was. Het stoffelijk overschot werd gevonden in dezelfde houding als die waarin de heilige 1500 jaar eerder gestorven was. Doorheen een zijden doek, dat het lichaam bescheiden bedekte, kon men het met goud geborduurde kleed van de heilige zien, alsook de dodelijke wonde in de nek en de bebloede kleren. Paus Clemens VIII werd onmiddellijk over de ontdekking ingelicht, maar het was voor hem niet mogelijk om het graf meteen te bezoeken door een ernstige hartaanval. Hij zond kardinaal Baronius in zijn plaats, samen met Antonio Bosio, de onderzoeker van onderaards Rome, die ons waardevolle documenten heeft nagelaten die gerelateerd zijn aan de gebeurtenissen van deze opgraving.

Turend door het oude doek dat het lichaam bedekte, merkten zij dat de heilige Cecilia klein van gestalte was en dat haar hoofd naar beneden gekeerd was, maar als gevolg van een ‘heilige eerbied’ werd er geen verder onderzoek verricht. Bosio noteerde dat de heilige gevonden werd in dezelfde houding als deze waarin ze gestorven was.

Kardinaal Sfondrato wenste een klein stukje van het bebloede doek te behouden, als aandenken aan deze aandoenlijke gebeurtenis. Hij deelde kleine stukjes ervan uit aan vele kardinalen in Rome. Maar toen hij het laatste stukje, dat hij voor zichzelf wilde houden, inspecteerde, ontdekte hij dat er een stukje van het gebeente van de heilige aan vast hing. Dat was losgemaakt door het zwaard en een vroege christen had het, zonder het te weten, opgepakt samen met het doek, terwijl hij de wonde van de heilige martelares had gebet. Sfondrato bewaarde deze relikwie als een kostbare en dierbare schat en plaatste het in de schedels van de heilige Valeriaan, Tiberius en Maximum, in aparte relikwieën, om uit gestald te worden.

De kardinaal wenste ook een klein stukje van het kleed van de heilige te bewaren, en terwijl hij bezig was om deze veilig te stellen, voelde hij onder de kleren van de maagd de koorden en knopen van een hoofddoek.

De kist van de heilige werd in een hal geplaatst, in het uiteinde van het schip van de basiliek, waar het gezien kon worden door een geruit glas. Het platform en de kist waren bedekt met zijden stof, geborduurd met gouddraad. De kamer was wondermooi versierd met kandelaars, mooie lampen en gouden en zilveren bloemen. Het heiligdom was verder begenadigd met een mysterieuze en heerlijke bloemengeur die uit de kist kwam.

Op orders van Paus Clemens VIII werd de relikwie daar verder ten toon gesteld tot aan het feest van de heilige Cecilia op 22 november, dus was er een grote menigte Romeinse gelovigen die naar de basiliek kwam om het lichaam te zien. Het werd bewaakt door de Pauselijke Zwitserse Garde, die was opgeroepen om de orde te handhaven.

Op het einde van de tentoonstellingsperiode van één maand werd de relikwie, die zich nog steeds in de cypressen kist bevond, in een zilveren kist geplaatst, die in opdracht van de Paus was gemaakt, als symbool voor zijn verering van de heilige martelaar. In het bijzijn van 42 kardinalen en diplomaten uit verschillende landen ging de Paus voor in een heilige eucharistie, tijdens dewelke het lichaam van de heilige terug begraven werd onder het hoofdaltaar.

Een begaafd beeldhouwer, Stefano Maderno (1576-1636), die tijdens de restauratie van de basiliek daar aan het werk was, maakte een beeld van de heilige. Het heeft de reputatie van mooiste en meest aanbeden Italiaans kunstwerk, en men neemt aan dat het de heilige afbeeldt in de exacte positie van het lichaam. Dit beeld staat voor het hoogaltaar in een nis van zwarte marmer, die ontworpen werd door Maderno om het op een open sarcofaag te doen lijken. Door dit zo te doen, heeft Maderno een nieuw altaar ontworpen dat regelmatig werd nagemaakt.


Crypte Heilige Cecilia in de Sint Callixtus Catacomben, Rome

De basiliek van Sint Cecilia is, naar men zegt, gebouwd op de grond van Sint Cecilia’s familiehuis. De tweede kapel, in de rechtervleugel, is het ‘caldarium’ genoemd en is de plaats waar Sint Cecilia ter dood werd veroordeeld. Hier zijn de resten van een Romeinse badkamer teruggevonden. De leidingen waardoor vroeger het water liep, dat verwarmd werd in de lager gelegen ruimte, werden hier teruggevonden. De marmeren plaat op het altaar is deze waarop, naar men aanneemt, Cecilia haar eerste marteldood door verstikking overleefde, en het is heel goed mogelijk dat deze plaat de plaats aanduidde waar zij is gestorven.

Vertaling: Angelina Van De Moortele