|
|
|
|
Download PDF
Het wonder van Amsterdam, Nederland [1345] Het Eucharistische Wonder van Amsterdam vond plaats op 15 maart 1345, in een huis aan de Kalverstraat. Daar woonde een man, Ysbrant Dommer, die de teerspijze ontving van de parochiepriester omdat hij ernstig ziek was en op sterven lag. Vlak nadat de priester het huis had verlaten werd de patiënt nog zieker en kotste hij de inhoud van zijn maag uit. Zijn huisvrouw verzamelde zijn braaksel in een bak en gooide het in het grote open vuur van de haard.
Als de vrouw de volgende ochtend naar de haard gaat om het vuur weer een beetje op te stoken is ze verbaasd om de Hostie, in goede staat, te zien tussen de smeulende kolen en de as van de haard. Ze pakte de Hostie op en wikkelde deze voorzichtig in een linnen doek waarna ze hem in een kist legde ter bewaring.
Voorstelling van het Wonder
Gedachtenis Nis Ter Heilige Stede De priester werd geroepen en hij plaatste de Hostie in een pyxis, en waste de doek waarin hij gewikkeld was. Hij bracht de Hostie terug naar de Nicolaaskerk, de parochiekerk [Deze kerk is nu in handen van niet-katholieken].
De volgende ochtend trof de priester een lege pyxis aan, maar de Hostie werd teruggevonden door dezelfde vrouw toen ze de kist weer opende om een doek te pakken. Opnieuw werd de priester geroepen om de Hostie terug te brengen naar de kerk. Na opnieuw een verdwijning en terugvinding riep de priester de hulp in van andere geestelijken om te vragen wat ze nu moesten doen. Zij waren er allen van overtuigd dat deze gebeurtenissen een direct bewijs waren van God’s macht. Ook zagen ze dit als teken dat dit wonder openlijk aanbeden moest worden. De wonderlijke Hostie werd toen in een plechtige processie naar de kerk gebracht.
Een officieel onderzoek werd ingesteld door de burgemeester en de wethouders. Ze waren allen tevreden over de waarheid van de getuigenissen. Zij beschouwden de gebeurtenissen als waar gebeurd en namen het wonder op in de officiële documenten. De bisschoppen van Nederland, geleid door de bisschop van Utrecht, hielden en uitgebreider onderzoek voordat ze de geestelijken toestemming gaven om over dit wonder te spreken.
De Heilige Hostie werd dus in een processie naar de Oude Kerk gebracht, maar werd wonderlijk genoeg meteen weer teruggevonden in het huis van de zieke. Twee jaar later werd op de plaats van het sacramentswonder, de Heilige Stede, een kapel ingericht waar de miraculeuze hostie werd getoond in een kristallen monstrans. Ongeveer 100 jaar later, in 1452, vernietigde een groot vuur het grootste deel van Amsterdam en het vuur zou ook de kapel verwoesten. In een poging om de Wonderlijke Hostie te redden werden er slotenmakers geroepen om het tabernakel te openen. Hun moeite was zinloos want hun gereedschap brak en uiteindelijk moesten ze wijken voor het vuur. Toen de vlammen uiteindelijk allemaal waren geblust, was er een nieuw wonder zichtbaar: tussen de smeulende resten, onaangetast door de het vuur, zagen ze de Hostie samen met Zijn zijden omhulsel. Sindsdien zouden er meer wonderen hebben plaatsgevonden rond het sacrament en werd de Heilige Stede een populaire bedevaartsbestemming, die veel pelgrims trok.
Kort na de brand van 1452 verrees een nieuwe kapel die op de Oude Kerk geïnspireerd was. Het gotische gebouw was een driebeukige hallenkerk die naar het oosten gericht lag. De ingang van de kapel lag aan de Kalverstraat, het halfronde koor lag tegen het Rokin aan. Aan de noordwestzijde van de hallenkerk was een zijkapel gesitueerd, op de plek waar het mirakelhuis had gestaan. Het huis waar het wonder had plaatsgevonden werd omgebouwd tot een kapel met de naam Nieuwezijds [ook wel Heilige Stede geheten], niet alleen omdat het wonder daar plaats had gevonden, maar ook omdat de Hostie van het wonder op het altaar werd bewaard. De vuurhaard waar het wonder in gebeurde bleef bestaan.
Kalverstraat, Heilige Stede De bouw van de Kapel Ter Heilige Stede heeft een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van Amsterdam. De stad groeide vanaf 1450 uit tot een belangrijke Europese bedevaartsplaats. Pelgrims kwamen naar Amsterdam om er de wonderlijke hostie te vereren. Er werd zelfs een speciale toegangsroute, de Heiligeweg, aangelegd om de mirakelplaats vanuit het westen goed bereikbaar te maken. Jaarlijks werd het wonder herdacht met een processie van de kapel naar de Oude Kerk. Ook tegenwoordig wordt de ‘Stille Omgang’ weer gehouden: jaarlijks vindt deze processie in maart plaats. De lange lijst van verkregen genade als gevolg van de aanbidding van dit Wonder werd nog langer toen de kapel eenmaal herbouwd was. Enorme groepen mensen kwamen daar samen en namen deel aan de jaarlijkse processie, de "stille Omgang," ter ere van het Wonder.
Op dit moment in de geschiedenis van dit wonder richtten we ons op de Begijnenzusters, die een klein dorp in de buurt van Amsterdam verlieten om een gemeenschap te stichten in de buurt van het Wonder. Deze gemeenschap, later bekend als de Begijnen, bestond uit lekenvrouwen die tijdelijke geloften aflegden van gehoorzaamheid en kuisheid. Ze legden niet de gelofte van armoede af, wat wel gebruikelijk is in gemeenschappen, omdat ze hun eigen bezit mochten hebben om mee te doen wat ze wilden. Ze verzamelden zich voor de Missen en de gebeden, maar waren verder vrij om te gaan en komen, omdat velen verbonden waren met educatieve en vrijgevige activiteiten. Hun situatie was een beetje anders omdat ze leefden in smalle huizen die met elkaar waren verbonden. Ze waren gerangschikt in een vierkant met een pleintje in het midden. In één van de huizen was een kapel gemaakt, die later werd vergroot en uitgebouwd. Het hele complex werd bekend als het "Begijnhof."
Nieuwezijdskapel 1765 Toen de huiskapel van het wonder werd ingenomen door de wethouders, tijdens de reformatie, werd de Wonderlijke Hostie toevertrouwd aan de Begijnenzusters. De aanbiddingen en de andere gelovige activiteiten waren inmiddels traditie geworden en werden aangehouden. In 1607 werd echter deze plaats gesloten maar werden er in een klein bijgebouw van de kapel privéaanbiddingen gehouden. Langzaam aan was het weer mogelijk om dit gebouw van de Begijnhof te vergroten, maar het was pas in 1845, vijf eeuwen na het wonder, dat er weer een grote publieke uitstelling was. Dit werd een jaarlijks gebruik ter ere van het Wonder.
Naast deze jaarlijkse vieringen waren er individuele processies in de loop der tijd die zelfs tijdens de reformatie plaatsvonden. Ze werden de stille omgang genoemd, omdat de mensen langs de weg liepen in stille aanbidding. Deze processies vinden nog steeds plaats, maar nu nemen er veel meer mensen aan deel, vooral tijdens de nacht en in de vroege uren van de viering.
Stille Omgang Bij de Alteratie dreigde te kapel te worden gesloopt, maar zij werd eerst enige tijd gebruikt als paardenstal, stadsturfhuis en ‘zoutkasse’. Uiteindelijk namen aan het begin van de 17de eeuw de Duits sprekende gereformeerden er hun intrek.
Aan het einde van de 19de eeuw verkeerde de Nieuwezijds Kapel in bouwvallige staat. De Nederduitsch Hervormde Gemeente had het plan opgevat om de kapel af te breken en een moderne vervanger te bouwen. Ondanks vele protesten en kritiek zette de kerkenraad zijn plannen door en werd de huidige kapel gebouwd. De onverzettelijkheid van de Hervormde Gemeente kan begrepen worden in het licht van die tijd. Na het herstel van de Bisschoppelijke Hiërarchie (in 1853) verrezen in de binnenstad verschillende katholieke kerken, werd de ‘Stille Omgang’ weer gelopen en toonden de katholieken duidelijk interesse in de vervallen kapel. Deze kapel is echter niet vergeten want een afbeelding daarvan is vastgelegd in een glas-in-loodraam in de kapel van het "Begijnhof." Ook is er achter het hoofdaltaar een schitterend glas-in-loodraam die het wonder afbeeld. Langs de muren hangen schilderijen die de middeleeuwse processies afbeelden.
De sloop van een voormalige katholieke kerk en hernieuwd bedevaartsoord, ten gunste van een nieuw te bouwen hervormde kapel midden in het stadshart kan gezien worden als een signaal van de ‘levende aanwezigheid’ van de Hervormde kerk in Amsterdam. C.B. Posthumus Meyjes kreeg als opzichter-architect van de Nederlands Hervormde Diaconie de opdracht het ontwerp voor de nieuwe kapel te maken. Het ontwerp dateert uit 1908, de kapel werd voltooid in 1912. De Nieuwezijds Kapel maakt onderdeel uit van een complex dat omgeven wordt door het Rokin, de Kalverstraat, de Enge Kapelsteeg en de Wijde Kapelsteeg. Het complex is als geheel door Posthumus Meyjes ontworpen, met uitzondering van de huizen aan Rokin 74-76. Het hart van het complex wordt gevormd door de kapel met zijn nevenruimten en kosterswoning. Om de kapel heen ontwierp Posthumus Meyjes een aantal winkels met bovenwoningen. Opvallend is dat Posthumus Meyjes in zijn ontwerp de ingang verplaatste van de Kalverstraat naar het Rokin. De ingangspartij aan het Rokin wordt gevormd door een portiek met stoep en is voorzien van het oorspronkelijke siersmeedijzeren hek. De ingangen in de stegen vallen op door hun laagte: ze tellen één bouwlaag en een kap. Posthumus Meyjes liet zich hiervoor duidelijk inspireren door de architectuur van de 17de eeuw. In deze lagere bouwdelen zijn het catechisatielokaal, de presidentskamer en de diaconiekamer opgenomen.
Ingang Wijde Kapelsteeg De centrale kapelruimte is vanaf de Kalverstraat niet te zien, vanaf het Rokin is de kapel alleen zichtbaar als men aan de oostzijde van het Rokin gaat staan. In de beide stegen is de kapel echter wel goed zichtbaar, doordat de lage ingangspartijen daar het zicht niet wegnemen.
De kapel bestaat uit een rechthoekig gebouw van 24 x 16 meter dat dwars op de oude plattegrond staat. De kapel beslaat slechts en klein deel van de oorspronkelijke plattegrond en is dus veel kleiner dan zijn 15de-eeuwse voorganger. Bijzonder is dat binnen het rechthoekige gebouw een achthoekige kern is te vinden. Hoog opgaande bundelpijlers vormen de scheiding tussen de centrale ruimte en de zijbeuken aan beide korte kanten. De achthoekige plattegrond die hierdoor ontstaat is uitermate geschikt voor de protestantse eredienst, waarin het woord centraal staat.
De centrale ruimte van de kapel is een opvallend lichte binnenruimte, waar veel daglicht binnenvalt door de vensters in de koepel. Aan dit heldere karakter draagt ook het gebruikte materiaal bij: lichtkleurige en geglazuurde baksteen. Het metselwerk is op een decoratieve manier toegepast. Daarnaast vallen het gestucte en gedecoreerde koepelgewelf en de glas-in-loodvensters op.
Interieur Tegen de westwand was de preekstoel geplaatst. Het houten klankbord daarboven is nog aanwezig. Aan de oostwand hangt boven de deuren naar het portiek aan het Rokin het orgel.
In het midden van de jaren zestig van de 20ste eeuw verliet de Hervormde Gemeente het complex. Daarna was de kerkruimte onder andere in gebruik als moskee en als congres- of feestruimte. Momenteel is de kapel in gebruik bij een amusementsketen. In 1988 werd op het trottoir ter hoogte van de hoek met de Wijde Kapelsteeg de zogenoemde Mirakelkolom gebouwd, ter herinnering aan de gesloopte laatgotische kapel. Voor de bouw van de kolom is materiaal gebruikt dat afkomstig is uit de oude kapel. In 2001 is de kolom tijdelijk verwijderd; hij wordt herplaatst na voltooiing van de werkzaamheden aan de Noord/Zuidlijn.
In 2005 werd in de Nieuwezijds Kapel een archeologisch onderzoek uitgevoerd naar aanleiding van een aanstaande verbouwing. Ter herinnering aan het Wonder wordt het Heilig Sacrament dagelijks uitgesteld voor aanbidding in deze kapel. Op deze manier is Amsterdam een bedevaartsplaats geworden voor heel Nederland.
|
|
|
|
|