|
Download PDF Hoofdstuk 6: Gog en Magog? Eén ding was zeker m.b.t. zulke mirakels: ongeacht hoeveel dissidenten en ketters het zouden proberen te vernietigen, ongeacht hoeveel men haar tradities zouden aanvallen, het Katholicisme was er om te blijven en haar sacramenten waren de wil van Jezus.
Tegen deze tijd werd de Eucharistie al bijna drie eeuwen gevierd, en zulke plechtigheden werden duidelijker afgebakend toen de sacramentele maaltijd een onafhankelijke rite werd met lezingen en gebeden op zondagmorgen, die Constantijn als speciale dag had uitgeroepen. Net als bij de rituelen van de oude Joden, gebruikten Katholieken altaren, wierrook, en priesterlijke gewaden zoals die beschreven worden in Exodus, en ze hadden ook bepaalde rituelen zoals kniebuigingen en kaarsen die men van heidenen afnam en die opnieuw gewijd werden.
Terwijl het heidendom de kop bleef opsteken en terwijl Rome haar zuivering verder zette, werden het Katholicisme en diens moeder Maria, een betekenisvolle en zelfs omvangrijke aanwezigheid.
De Maagd verscheen aan een bisschop in Tours, Frankrijk, en zond een boodschap naar koning Julianus tijdens een strijd met de Perzen. In Italië werd het door Placidius ontdekte altaar officieel opgedragen aan Maria en eveneens in Italië vestigde bisschop Eusebius een heiligdom dat bekend werd omwille van een miraculeus beeldje. Tegen 347 was er in België een heiligdom toegewijd aan de Maagd en op 5 augustus 352 was er in Rome een openbaring toen de Maagd in een droom aan een edelman en z’n vrouw en aan Paus Liberius verscheen, waarbij ze hen alle drie de opdracht gaf een kerk te laten bouwen op de plaats die ze met sneeuw zou aanduiden, zoals ze in Le Puy had gedaan. [Hoewel het de maand augustus was werd er de volgende dag inderdaad sneeuw of vorst gemeld door diegenen die in verbazing rond berg Esquilijn waren samengekomen, waar later de Basiliek van Maria de Meerdere gebouwd werd, de grootste kerk aan haar opgedragen].
Basiliek van Maria de Meerdere op de heuvel Esquilijn te Rome [voorzijde]
Basiliek van Maria de Meerdere op de heuvel Esquilijn te Rome [achterzijde] Maria bracht overal genade. Afbeeldingen die Lukas van haar schilderde en in bezit kwamen van avonturiers zoals Constantijns moeder Helena tijdens missies naar het Heilige Land, werden verspreid tot in Constantinopel, Libanon en Athene. Het waren schilderijen op planken van cipreshout en kostbare kleine beeldjes die verspreid werden tot in prachtige plaatsen zoals Montserrat -een berg in noord Spanje- en de berg Sumela in Turkije waar een Christen met de naam Basilius Soterichus een beroemd portret plaatste zoals het hem in een visioen werd opgedragen. Hoewel het geen dogma was werd Maria al omschreven als een "mede-verlosser", en haar goddelijk moederschap en eeuwige maagdelijkheid werden als doctrine ingevoerd. De macht van Maria groeide telkens ze geëerd en aangeroepen werd , tot grootste ergernis van Satan. Hij verachtte vooral haar afbeeldingen die krachtige middelen tot bekering waren. Het waren afbeeldingen ter verering, geen aanbidding, en ze deden denken aan heilige afbeeldingen uit het verleden zoals de gouden afbeeldingen van cherubijnen op de Ark des Verbonds (Exodus 25:18). Ze werden gebruikt om het gebed te versterken. Ze schiepen een heilige sfeer. Ze straalden geloof uit en waren een uitnodiging tot de hemel. Ze herinnerden eraan dat waar Maria ook was, daar was ook Christus, stil meeluisterend en hén zegenend die Zijn moeder hulde kwamen brengen.
Zijn Aanwezigheid werd gezien in een groots teken dat verscheen tijdens het eerste jaar van het episcopaat van de H. Cyrillus in Jeruzalem. Dit was de periode van de Arische ketterij, waarin de verwantschap van Christus met God de Vader in vraag werd gesteld. Cyrillus schreef in een brief aan Keizer Constantius:
"Op de zevende dag van mei, rond het derde uur, verscheen een groot lichtgevend kruis aan de hemel, net boven Golgotha, reikend tot aan de heilige Olijfberg, gezien door niet één of twee personen, maar door de ganse stad. Dit was geen, zoals men zou kunnen denken, ingebeelde en kortstondige verschijning, maar het duurde verscheidene uren, zichtbaar voor onze ogen en was helderder dan de zon. De hele stad was doordrongen met ontzag en vreugde door dit wonder en iedereen liep onmiddellijk naar de kerk en prees eenstemmig onze Heer Jezus Christus, de enige Zoon van God."
Zulke genaden waren cruciaal terwijl de Christenen tegen de ketters streden en het Romeinse Rijk bleef tolereren dat barbaren dorpen plat brandden, steden plunderden, en gevangenen aan bomen ophingen als offers voor een heidense oorlogsgod, Wodan genaamd. De barbaren waren wrede, ruigharige mannen uit het Germaanse noorden. Ze werden ooit ‘Scythen’ genoemd [Kolossenzen 3:11], maar waren nu misschien beter gekend als de ‘Gog’. Kwamen ze voor in de H. Schrift? Tijdens de eerste eeuwen waren de profetieën van Jezus in Matteüs 24 en Lukas 21 grotendeels bevestigd geweest. Zijn voorspelling van vuur en duisternis was zowel in Rome als in Pompeï uitgekomen, men was getuige geweest van zijn voorspelling van woelige zeeën met de samengaande aardbevingen. Zijn opmerkelijke voorspelling van de vernietiging van de tempel was uitgekomen. Nu werden Zijn voorspellingen over oorlog realiteit tijdens een grote kastijding (oorlogen en geruchten van oorlogen) die niet leek te stoppen.
Gog! Het waren Gotische mannen gewapend met knuppels, bogen, strijdbijlen en zwaarden. Ze zouden later aan de basis liggen van West Europa maar op dit moment waren het brutale strijders met maar één doel: het omverwerpen van de evenzeer wrede, doch iets beschaafdere Romeinen.
Het waren angstaanjagende en apocalyptische tijden, zo kwaadaardig dat geleerde geestelijken de komst van de Antichrist voorspelden en verwachtten dat hij rond het jaar 500 zou opduiken. In Milaan was er een bisschop met de naam Ambrosius die dacht dat het einde van de wereld nabij was en als dat een terugkerende voorspelling was, iets dat sinds de Montanisten in de tweede eeuw voorspeld werd, dan leek het inderdaad op een oordeelsdag toen Goten versterking kregen van stammen gekend als de Vandalen die massaal de grenzen overstaken of slachtpartijen aanrichtten.
"Hij zal de dingen doen die Christus deed, behalve de doden doen opstaan", was de waarschuwing van een oud geschrift dat gekend is als de Apocalyps van Elia. "Hierdoor zullen jullie weten dat hij de Wetteloze is: Hij heeft geen macht om leven te geven!"
Hij had enkel de macht om het leven te nemen. Hij had enkel de macht des doods. Hij was als een zwerm sprinkhanen. En Rome had hem uitgenodigd. Ze hadden de rode loper uitgerold. Door hun overspel hadden de bewoners eeuwenlang demonen opgeroepen en nu waren er barbaren gekomen. Het was het einde van de Klassieke Periode en het begin van de Donkere Eeuwen, en in de namiddag van 9 augustus 378 werd tweederde van het Romeinse leger vernietigd tijdens de Slag bij Adrianopolis.
Het keizerrijk zou nog verscheidene eeuwen onder Noordelijke stammen te lijden hebben die Frankrijk en Athene, en in 410, Rome zelf plunderden (overal was oorlog, hongersnood en de pest, zoals de Schrift voorspeld had).
De Goten waren misschien wel de legendarische Gog en ze werden uit hun thuisland naar Rome verdreven door een tweede, nog barbaarsere bende gekend als de Hunnica of "Hunnen", een Aziatische volksstam die onheilspellend met Scythische weerwolven werd geïdentificeerd. De Hunnen waren waarschijnlijk afkomstig van voorbij de rivier Wolga in het land van Magog en werden beschouwd als de apocalyptische ruiters (Openbaring 6:4). Ze aten, sliepen en vochten op hun paarden. Ze waren klein en breedgeschouderd met kromme benen en "afschuwelijke" gezichten. Ze stamden af van Mongoolse nomaden en waren uiterst wreedaardig. Ze werden beschuldigd van het drinken van bloed, het eten van jongelingen en het vernietigen van zoveel dorpen dat niemand de tel kon bijhouden van de doden of de geplunderde kerken.
Men zei dat de Hunnen steeds met vuur en de geur van zwavel kwamen en krioelden van ongedierte en ziektes. Ze vielen niet alleen aan in grote aantallen maar ook met snelheid en oorverdovend gehuil. Hun komst in Constantinopel in 447 werd voorafgegaan door een grote aardbeving. Ze vielen ook binnen in Italië, Frankrijk en de Balkan. En zoals staat in Ezechiël 2:20-10: "Mensen worden door hen gekweld, elk gelaat verbleekt. Ze rennen als strijders, beklimmen muren als soldaten. Ze vallen de stad aan, lopen over de muur, klimmen in huizen ... De aarde beeft voor hen ..."
Terwijl de Hunnen verslagen werden namen andere barbaren een groot deel van het keizerrijk over en naarmate ze dit deden, naarmate Europa er anders begon uit te zien, kwam Maria als de Moeder van de Overgang. Eerst kwam ze als waarschuwing en als er toch ongelukkige gebeurtenissen uit voort vloeiden kwam ze als troosteres. Haar moederlijke macht werd in 431 officieel erkend toen ze de titel "Moeder van God" werd verleend tijdens het grote Concilie van Efeze en men was getuige van haar macht in een kapel in Santa Margherita die ondertussen werd opgedragen aan de "Madonna van de Roos" [alsook in Oropa in het Heiligdom dat gesticht werd door Eusebius, waar verbazingwekkende mirakels gemeld werden].
Maria kon zelfs door de blinden gezien worden zoals toen ze in 450 verscheen in een droom aan een blinde man, Simeon genaamd en hem vertelde dat hij naar Constantinopel moest gaan waar hij getuige zou zijn van de kroning van een nieuwe keizer.
Simeon deed wat hem gezegd werd, maar het was een lange, stoffige weg en op één of andere manier verloor hij z’n hond, zij het door de leiband te laten vallen of omdat het dier neerviel van de hitte (er zijn verscheidene versies). De blinde man probeerde op z’n eentje verder te gaan, maar kreeg al gauw dorst. Zich er van bewust zijnde dat er gevaarlijke afgronden in de buurt waren, liet hij zichzelf in mekaar zakken, hopeloos en schreeuwend: "Heilige Maagd! Ik heb altijd vertrouwen gehad in uw bescherming. Laat me hier niet omkomen!"
Kort daarna hoorde Simeon voetstappen en het geluid van metaal. Het was Leo, een Grieks soldaat. Hij bracht boodschappen van zijn veldcommandant naar het hoofdkwartier. Hij troostte de oude man en vroeg wat hij aan het doen was. Simeon vertelde hem van de droom, het visioen om naar Constantinopel te gaan en een nieuwe keizer de troon te zien bestijgen. Het visioen leek raar. Hoe zou een blinde man een kroning kunnen zien? En trouwens, dacht Leo, er wordt geen nieuwe keizer verwacht; de huidige was in goede gezondheid.
Leo hielp Simeon recht en ze kunnen wel een tijdje gestapt hebben, maar het was duidelijk dat de oude man niet verder kon zonder water. Hij kon zeker niet tot in Constantinopel geraken. De soldaat zocht een plekje in de schaduw, zette de man er neer en vroeg zich af waar hij een bron zou kunnen vinden. Er was niets te zien. Het was hopeloos.
Dan hoorde hij een stem: "Leo, waarom maakt u zich zorgen, als er net voor jou een vijver vol water ligt?" zei een zachte, vrouwelijke stem.
Leo keek naar een kleine berg en zag dat de top ervan bedekt was met bomen, hetgeen betekende dat er een waterbron moest zijn. Toen hij de berg beklom vond hij enkel opgedroogde putten. Hij wou de zoektocht opgeven en bad tot Maria en hoorde haar stem een tweede keer die zei dat hij verder door het struikgewas moest gaan, waar Leo inderdaad een klein vijvertje vond vol met koel, helder water. Ze zei hem dat hij niet enkel water moest meebrengen voor de blinde man, maar ook een handvol modder om op Simeons ogen te wrijven (Markus 8:23). Dan zou ze gezegd hebben: "Omdat je ziel meedogend is en je hart openstaat voor de smeekbede van hen in nood, en omdat je vertrouwen hebt in mijn tussenkomst en mij geëerd hebt met een volhardende vroomheid, heb ik voor jou de hoogste aardse waardigheid bekomen die een man kan zoeken. Jij zal tot keizer worden uitgeroepen en je zal op de troon zitten waarop mijn dienaar Constantijn zat." (Marcus 9:41).
Tot Leo’s verbazing leek de vijver van modderig geel naar een rijke gouden kleur te veranderen. Leo deed vlug wat hem opgedragen was en vulde zijn helm. Hij bracht het water naar Simeon die het gulzig opdronk. Dan smeerde hij de modder op Simeons ogen, en de blindheid verdween. De oude man kon zien! Hij kon de soldaat zien en de lucht en de droge weg. Hij kon de berg zien!
Zoals het verhaal gaat, was er een paar jaar later een politieke opschudding in Constantinopel en nog voor het einde ervan kwam er een man, een militair met de naam Leo. Het was dezelfde man die gestopt was om een blinde man op een stoffige weg te helpen, diezelfde man die blijkbaar een bepaald aanzien had, en hij stootte op miraculeuze wijze door naar hogere rangen en werd uiteindelijk in 457 uitgeroepen tot keizer van het Byzantijnse Rijk!
Dat was de legende van Leo I, ook gekend als Leo de Grote. Het zou een pure mythe lijken als er niet zo veel gelijkaardige verklaringen waren en als Leo op die berg geen kerk had gebouwd voor Maria, Onze-Lieve-Vrouw van de Gouden Fontein.
Dit waren belangrijke gebeurtenissen want met elke mirakel en elke kerk won Maria terrein terug van de duivel.
Dat was het plan. Dat was haar eerste geheim. Ze zou de afgoden van de slang verpletteren en de duivel zou het niet zien aankomen want in z’n arrogantie had hij nooit kunnen vermoeden dat z’n grote vijand een nederige vrouw zou zijn. Hij kon nooit begrijpen dat het juist haar nederigheid, haar zichzelf wegcijferen was wat Maria in verbinding bracht met de macht van God. Het was juist haar nederigheid die het meest mysterieuze plan dat rond Christus draaide in beweging zette maar haar als de vrouw in Genesis aanstelde. Ze moest bidden en ze moest God smeken maar in wat voor een prachtige positie bevond ze zich en wat voor een strijdster was ze! Haar kracht was haar liefde, en haar schoonheid was haar liefde, en haar boodschap was haar schoonheid, de manier waarop ze in het geheim, zacht open bloeide zoals een bloem in de dauw, stralend en welriekend. Madonna van de Roos! Christus wou dat ze verheerlijkt werd ... elke zoon wil lof voor z’n moeder ... en Hij moet gelukkig geweest zijn toen na het Concilie van Efeze 260 bisschoppen zich tijdens een met kaarsen verlichtte plechtigheid verheugden over hun verklaring en riepen: "Weesgegroet Maria! Schat van de wereld! Weesgegroet Maria, Moeder van God! Het is door u dat de profeten hun stem verheffen, en dat de priesters van de Kerk de glorie van de Almachtige vieren, en met engelen zingen: ‘Eer aan God in den hoge, en vrede op aarde aan de mensen van goede wil!"
Vertaling: Mario Lossie
Bron: Michael Brown
|
|