Medjugorje kerk

Medjugorje België en Nederland

Medjugorje Maria

nov

21



Taizé: Frère Roger Schutz: Biografie. Hoofdstuk 9.2 Het jongerenconcilie

  
 
Download PDF

Hoofdstuk 9.2 Het jongerenconcilie

Katholieke communie en "dubbel toebehoren"

Enkele maanden na die afkondiging zette de prior van Taizé een volgende stap op zijn spirituele weg, misschien wel de belangrijkste en die lang voor velen onbekend bleef: hij vroeg om de katholieke Eucharistie te mogen nuttigen en bijgevolg communiceerde hij niet meer op het protestantse Avondmaal. Op 20 mei 1972 schreef Broeder Roger in zijn dagboek: "Waarom nog niet de katholieke eucharistie ontvangen? Ik denk dat alles daarvoor klaar is." In zijn latere geschriften [tenminste deze die tot heden gepubliceerd werden] kwam Broeder Roger daar nooit op terug.

Broeder François, nu een van de oudsten van Taizé, meent dat het onthaal van jongeren door Broeder Roger en zijn streven naar eenheid met Rome bij hem van eenzelfde wil getuigen om ‘eerste muren te overstijgen’: "In een zekere zin zijn die twee muren er maar een, opgetrokken door het onbegrip of de berusting in de feiten, of de onmogelijkheid om een overstijgen te bedenken."

Hoe dit belangrijk gebeuren uitleggen? Drie redenen schijnen zich op te dringen.

De eerste, de meest fundamentele, heeft te maken met de persoonlijke ontwikkeling van Broeder Rogers geloof. Indien hij na 1972 wilde communiceren aan de katholieke Eucharistie was dat in eerste instantie omdat hij geen voldoening vond in het protestantse Avondmaal. We kunnen ons herinneren dat hij zich in zijn kinderjaren aangetrokken voelde door het tabernakel van de katholieke kerken, door de ‘echte aanwezigheid’ van Christus die zich verlengt na de consecratie van de hosties onder de mis.

In het protestantisme zijn de theologische strekkingen zeer breed: Luther beweert dat Christus aanwezig is in het brood en de wijn tijdens het Avondmaal [in, cum en sub: 'in, met en onder'], Calvijn legt de nadruk op de spirituele aanwezigheid van Christus waarmee de gelovige zich kan verenigen, terwijl voor Zwingli Christus aanwezig is in de harten maar niet in de gedaanten. In de protestantse tempels is er geen eucharistische voorraad en geen cultus van de Eucharistie.

In Taizé was de bevraging rond Christus’ aanwezigheid in de Eucharistie permanent en de werkzaamheden van Max Thurian ... vanaf zijn eerste boek ... bewijzen dat. In de kerk van de Verzoening werd het niet aan de gelovigen uitgedeelde eucharistisch brood op een klein altaar bewaard om in de volgende viering te worden uitgedeeld. In mei 1969 vertrouwde Broeder Roger aan zijn dagboek toe: "Nu bevind ik me dikwijls in de kleine Romaanse kerk bij de eucharistische voorraad. Die plaats is bewoond. Het geloof van de katholieke Kerk getuigt er sinds de eerste eeuwen van."

"Hoe komt het dat ik niet bij de voorraad eucharistisch brood dat we bewaren op het kleine altaar na onze eucharistie in Taizé ga zitten? Is het omdat het geloof van onze oorspronkelijke Kerken niet door de eeuwen bevestigd is?"

Op 29 april 1970, ter gelegenheid van een bezoek van pater Voillaume, stichter van de Kleine Broeders van Jezus, noteerde Broeder Roger in zijn dagboek een verrassende gebeurtenis: "We zijn beide in de Romaanse kerk gegaan in aanwezigheid van de eucharistische voorraad. Mag ik het schrijven? Ik wil geen wonderen die me overstijgen en zie, een inwendig en uitwendig licht vervulde de ruimte. Ik bleef er niet, stond op, zo bang ben ik God op de proef te stellen."

De prior pleitte al meerdere jaren opdat de katholieke Kerk niet katholieken zou toelaten tot de communie in de mis, tenminste degenen die "zoeken naar de werkelijkheid van Christus aanwezigheid in de eucharistie."

Zijn nuttigen van de katholieke Eucharistie vanaf 1972 komt dus over als een uitgangspunt van een persoonlijke evolutie die hem bracht tot het volledig delen van het katholiek geloof in de ware aanwezigheid van Jezus.

Een tweede reden is de kerkelijke context. In maart 1972, in Taizé zelf, publiceerde de groep van Dombes een tekst: Vers une même foi eucharistique? [Naar eenzelfde eucharistisch geloof?] Dit ‘Dogmatisch akkoord over de Eucharistie’, een vrucht van lange jaren denkwerk, werd in september 1971 ondertekend door veertien protestantse dominees [waaronder Max Thurian] en achttien katholieke priesters. Het akkoord ging over "de ware, levende en agerende aanwezigheid van Christus" in het sacrament van de Eucharistie en besloot: "We denken dat de toegang tot de communie niet meer hoeft geweigerd, om redenen van eucharistisch geloof,"aan christenen van een ander belijdenis die de hierboven aangehaalde overtuiging toetreden."

Ondanks veel kritiek kreeg het document van Dombes veel weerga. De publicatie kwam juist voor deze van een Roomse ‘Instructie’ over de toegang tot de Eucharistie van niet katholieken. Dit samenvallen was geen toeval. De ‘Instructie’ verbreedde de mogelijkheden tot toetreden van protestanten tot de katholieke Eucharistie en liet een marge door de lokale bisschop te onderscheiden.

Tenslotte moet er meer een conjuncturele reden vermeld worden. De eerste katholieke Broeder die in 1969 toetrad tot de Gemeenschap ging zijn eeuwige verbintenis uitspreken. Voor de prior van Taizé was het ‘ondenkbaar niet aan dezelfde eucharistische tafel te communiceren’. De eerste katholieke communie van Broeder Roger vond plaats op 8 september 1972, niet in Taizé, maar in de kapel van het bisdom in Autun. De Gemeenschap werd ingelicht over de viering en het nieuws verspreidde zich discreet onder de familieleden. Broeder Roger zelf heeft het verteld aan verschillende mensen, onder andere aan Mgr. Séguy, bisschop van Autun van 1987 tot 2006 die bevestigde: "Door mijn voorganger Mgr. Le Bourgeois en mijzelf heb ik het gesproken getuigenis gekregen van dit toetreden tot het katholiek geloof vergezeld van de communie in de kapel van het bisdom in Autun."

De prior van Taizé die steeds zijn verbintenissen, initiatieven et stappen bekend maakte via mededelingen, verklaringen of bijdragen, zei niets in het openbaar over die viering en de nieuwe stap die hij persoonlijk zette naar zijn vereniging met de katholieke Kerk. Daar het om een individuele stap ging die zijn intiemste geloof betrof, wilde hij er geen openbare gebeurtenis van maken en een nieuwe tegenspraak bevorderen. De keuze van Broeder Roger werd zo goed geheim gehouden dat tweeëndertig jaar later op de uitvaartliturgie van Johannes Paulus II op 8 april 2005, toen kardinaal Ratzinger voor de camera’s van de hele wereld de communie uitreikte aan Broeder Roger en velen, ook aanwezige kardinalen en bisschoppen, verwonderd, zo niet versteld waren. Was de prior van Taizé katholiek geworden? De ondervraagde kardinaal Kasper, voorzitter van de pontificale Raad voor de promotie van de eenheid der christenen, antwoordde: "Broeder Roger is formeel katholiek." Is dit bijvoeglijk naamwoord wel gepast in 1972? Het is een moeilijke kwestie omdat het gedrag van Broeder Roger ‘progressief en toch geheel nieuw is’. Was het een bekering tot het katholiek geloof? Het woord ‘bekering’ wordt door velen verworpen, door de Gemeenschap van Taizé zelf en door vele aanhangers van de oecumene. Integendeel kan gezegd dat Broeder Roger wou aantonen dat hij volledig het katholiek geloof in de Eucharistie deelde en dat hij het protestantse Avondmaal onvoldoende oordeelde. In een vergadering die later doorging in Rome over dit onderwerp legde de bisschop van Autun uit dat dit niet geïmproviseerd was en dat de viering van 8 september door een diepgaande dialoog, die hij met de prior van Taizé had, werd voorafgegaan.

"1. Er bestaat tussen de Gemeenschap van Taizé en de katholieke Kerk een waar gezamenlijk geloof in de Eucharistie. We hadden er de formulering in de tekst van Dombes gemediteerd.

2. We dachten dat er een ware spirituele noodzaak [onderstreept in de tekst] bestond, want Broeder Roger en meerdere van zijn Broeders vinden in hun Kerken niet meer de volheid van de Eucharistie.

3. Dit gedrag werd ingegeven door de drang naar Eenheid waarvan de Eucharistie een middel is en vol respect voor het ‘ministerie van Petrus’ zo dikwijls herhaald door de prior."

Op de vooravond werden de jaarlijks samengekomen dominees met katholieke theologen in Dombes voor het eerst uitgenodigd te communiceren tot de katholieke Eucharistie. Een getuige vertelde: Meteen stond één, dan een tweede, dan een derde protestant op om te zeggen dat ze niet naar voor konden treden vanwege de situatie in hun Kerk. Dan stond Max Thurian op: "We wachten al dertig jaar op de toelating, ik zal communiceren." Op 7 september, de gekozen datum om die ‘open’ Eucharistie te vieren, communiceerden zestien op twintig dominees. "Na de mis op het kerkplein weenden allen en vielen elkaar in de armen."

Voor een voldongen feit gesteld, protesteerde Rome. De eucharistische gastvrijheid hield op en later, vanaf 1977, zal Mgr. Dupanloup, bisschop van Belley, de intercommunie toelaten, zijnde de communie van priesters en katholieke monniken aan het protestantse Avondmaal ["discrete wederkerigheid onder de verantwoordelijkheid van ieder volgens zijn geweten," duidde pater Etienne Goutagny].

Het "dubbel toebehoren"

Meer en meer inds 1970 leidde Broeder Roger grote bijeenkomsten in het buitenland of nam hij deel aan vergaderingen, door anderen bijeengeroepen. Op zondag 5 november 1972 in Firenze, op uitnodiging van de beweging Mani Tese [‘Gespreide handen’], een Italiaanse organisatie ten voordele van de Derde Wereld, nam hij het woord voor vijftig duizend jongeren naast Dom Helder Camara en Raoul Follereau.

Dertien dagen later was hij onder de genodigden van de nationale Raad van Britse Kerken op initiatief van Dr. Ramsey, aartsbisschop van Canterbury en primaat van de anglicaanse Kerk. Broeder Roger aanzag hem als een dappere Kerkleider: "Ik heb begrepen dat ik voor een man stond die bekwaam was over de wallen van het paleis van Lambeth te springen, zijn luxegevangenis zoals Johannes XXIII zei over het Vaticaan." Op 18 november ontmoette Broeder Roger in de kathedraal van Sint-Paulus meerdere duizenden jonge Engelsen afkomstig uit heel Engeland. Wederkerig werd kort nadien aartsbisschop Ramsey in Taizé ontvangen.

Tijdens zijn jaarlijks bezoek in Rome ontmoette broeder Roger andermaal Paulus VI. Hij wou ‘enkele karakteristieke strekkingen van het geweten van de huidige jonge generaties uitleggen. Mijn vraag: hoe deze strekkingen niet verwerpen maar meedragen?’

In januari 1973, voor de "Week van de Eenheid," ging de prior naar Parijs in de kerk van Saint-Ignace waar drieduizend jongeren uit de hoofdstad en de provincie verzameld waren voor een nacht in gebed. Het was in Frankrijk de eerste bijeenkomst buiten Taizé door de Gemeenschap opgezet. In maart daarop werd Broeder Roger ontvangen op de permanente Raad van het Franse episcopaat om het aankomende Jongerenconcilie voor te stellen.

Het "dubbel toebehoren"

In die tijd volgde bijna de ganse Gemeenschap haar stichter bij het nuttigen van de katholieke communie. Eens te meer werd het stilzwijgen bewaard en, zoals voor de communie van Broeder Roger, werd de pers er buiten gehouden. Mgr. Le Bourgeois aanvaardde om naar Taizé te komen in februari 1973 om te mis op te dragen en de katholieke communie uit te reiken aan de broeders ‘die het zouden wensen’. Maar ‘op het laatste ogenblik kwam een telefoontje van kardinaal Willebrands’, voorzitter van het Secretariaat voor Eenheid der christenen, om de viering niet te laten doorgaan. "Nochtans, zou hij zeggen, meer en meer overtuigd dat ik ongelijk had dit uit te stellen, draag ik in maart 1973 de mis op in Taizé en de meerderheid van de Gemeenschap communiceert." Dit tweede initiatief van de bisschop van Autun kwam in Rome over als een "soort misbruik van de interpretatie van de officiële teksten over eucharistische gastvrijheid." Hij moest zich in Rome gaan verantwoorden.

Broeder Roger kon voortaan de positie van Taizé beschrijven als deze van een ‘dubbel toebehoren’: "Als zonen van twee families zijn we erfgenamen van een vier eeuwen oude echtscheiding. We willen de familie van onze vaders, de Kerken van de Hervorming, met de familie van onze moeders, onze Moederkerk, de katholieke Kerk verzoenen [...] zelfs met een zicht op een universele communie, we kunnen niet breken met onze oorspronkelijke communie. [...] Zal de bisschop van Rome, in zijn ministerie van eenheid, durven een ‘dubbel toebehoren’ aan te bevelen, zonder in te geven dat iemand het geloof van zijn voorvaderen moet verloochenen?"

De bijdrage ging niet onopgemerkt voorbij. Henri Fesquet in Le Monde sprak van ‘een gedurfde ingeving’. Maar de kritiek luwde niet.

Een "pelgrimerende Kerk"

Een indrukwekkend spektakel bracht die uitsluitend mannelijke menigte van tweehonderd vijftigduizend pelgrims. Daarna trok de prior naar het middelpunt van het Poolse geloof en nagedachtenis: Czestochowa en Auschwitz. Hij ontmoette groepen jongeren in Krakau en Warschau. Aan dit eerste verblijf hield hij een grote liefde voor Polen over en kwam er later meermaals terug.

1973 eindigde met een triestige noot: de dierbare moeder van de stichter van Taizé stierf op vierennegentig jaar. Sinds vijftien jaar bij haar dochter Geneviève, betrok Amélie Schutz-Marsauche een bijzondere plaats in Taizé. Alle hoogstaande bezoekers van de Gemeenschap waren door Broeder Roger uitgenodigd om haar een bezoek te brengen.

De ‘Manoir’ waar ze woonde was als ‘een betoverde wereld’ herinnerde zich een huisvriend van toen, ‘een stukje Zwitserland in Bourgondië’. De grote schouw, de mooie XVIIe eeuwse meubels, de klavecimbel et de boeken schepten een atmosfeer buiten de tijd. Er werd gefluisterd, vredevol, wat anekdotes en herinneringen niet uitsloot. Onveranderd om 17 uur kwamen enkele Broeders vergezeld van andere weinige huisvrienden naar deze intimiteit om de thee te gebruiken. Liefdevol werd ze ‘Grand-Maman’ genoemd. Broeder Roger kwam iedere avond, min of meer lang, hetgeen sommige Broeders verbaasde. Een Zuster van Grandchamp haalde de moeder van Broeder Roger zo aan: "[Ze was] altijd gastvrij. Haar goedheid tegenover iedereen was grenzeloos. Ze is vredevol heengegaan." Op 4 december schreef hij met schroom in zijn dagboek: "Al sinds enkele dagen baatte niets meer voor moeder, ze at niet meer. Deze morgen, om iedereen gerust te stellen, zei ze aan Ghislain: ‘Het leven is mooi’ en voegde er aan toe: ‘Laten we ons verheugen’. Deze namiddag prevelde ze nogmaals: ‘Het leven is mooi.’ Daarna, meermaals: ‘Jezus, het is mooi.’ Dit waren haar laatste woorden. Om 20 uur, terwijl we in de kerk verbleven voor het gezamenlijk gebed, trad ze toe tot de eeuwigheid van Christus. Ze is zacht ingeslapen, haar adem is gewoon vertraagd."

De uitvaart van Amélie Schutz-Marsauche werd in de kerk van de Verzoening gevierd en ze werd begraven op het kleine kerkhof rond de oude Romaanse kerk, naast de oudste Broeders. Op haar zwart stenen graf, zonder kruis, liet haar zoon haar naam, haar levensdata en een waarlijk uit Taizé geïnspireerd opschrift graveren: Christus komt een feest aankondigen in het intiemste van de mens.

Tussen de talrijke brieven die de prior ontving kwam die van pater de Lubac die, aan zijn deelneming, enkele regels toevoegde om zijn onrust uit te drukken over het Jongerenconcilie in voorbereiding. Broeder Roger stelde zijn correspondent meteen gerust: "Ik weet niet waarom die onrust. Misschien de gepolitiseerde opmerkingen van een of ander jongere. Wees verzekerd dat we er zijn en waken. Nooit zoals tijdens deze winter, waar jongeren van Noord en Zuid nog toestromen, zijn we zo met het belangrijkste bezig geweest. En ze zijn veeleisend in hun herbronning en hun gebed."

Tijdens de voorbereiding van het Jongerenconcilie werd het statuut van de Gemeenschap van Taizé druk besproken in Rome. Na de initiatieven van Mgr. Le Bourgeois in september 1972 en maart 1973 had Mgr. Hamer, in functie bij het Secretariaat voor Eenheid der christenen, een driedaags officieus bezoek aan Taizé gebracht. Hij kon concreet enkele problemen rond de communie opmerken: ‘de eucharistische gastvrijheid’ aan alle Broeders die er om vroegen verleend en een intercommunie die nogal breed werd toegepast tijdens de jongerenbijeenkomsten. Dominicaan en thomist [hij werd weldra secretaris van de Congregatie voor het geloof] wou hij niet dat de voorschriften door de "Instructie" van mei 1972 geregeld, aangaande de communie door niet katholieken, overschreden werden. Mgr. Le Bourgeois had daarover een bredere opvatting en vroeg dat die kwestie in Rome behandeld werd.

Dit bezoek van Mgr. Hamer en de vergadering in Rome werden niet door de pers aangehaald en Taizé heeft er nooit over gesproken. Nochtans liet Mgr. Le Bourgeois een onuitgegeven verslag na over die ontmoeting. Deze vond plaats op 14 februari 1974 op de zetel van de Congregatie voor het Geloof. Buiten Mgr. Hamer en de bisschop van Autun namen er drie kardinalen aan deel: Seper, prefect van de Congregatie voor het Geloof, Garrone, prefect van de Congregatie voor de katholieke Opvoeding en Willebrands, voorzitter van het Secretariaat voor eenheid der christenen. De vertegenwoordiger in Rome van de prior van Taizé, Max Thurian, werd niet op die vergadering uitgenodigd.

Mgr. Le Bourgeois herinnerde aan de initiatieven die hij had ondernomen en zette de ‘argumenten’ uiteen die zijn ‘beslissingen’ ondersteunden. Het daaropvolgende debat begon over de kwestie van het ‘dubbele toebehoren’. Kardinaal Willebrands meende: ‘Die kwestie dient uitgeklaard’, en voegde eraan toe dat ‘ze als voorlopige maar niet definitieve oplossing kan aanvaard worden’. Mgr. Hamer van zijn kant drukte de wens uit ‘dat Taizé zich eindelijk rekenschap moet geven van een soort misbruik bij de interpretatie van de openbare teksten over eucharistische gastvrijheid.’ Hij wenste dat deze praktijk ophield en dat ‘de dingen naar het oorspronkelijke terugkeerden’. Mgr. Le Bourgeois verzette zich daar kordaat tegen: ‘Dat is tegenstrijdig met mijn geweten en ik zal niets in die zin ondernemen. Als een terugkeer naar het verleden gewenst is, neem daar dan zelf de verantwoordelijkheid voor en zeg het zelf aan de Gemeenschap.’

Er kwam geen ‘terugkeer naar het verleden’. Een andere bijeenkomst in Taizé in april maakte een nieuwe gedachtewisselingen over dit onderwerp mogelijk en er werd overeengekomen dat een ‘herhaling van de tuchtregel van de Kerken’ aangaande de eucharistische communie zou worden uitgehangen in verschillende talen bij de ingang van de kerk van de Verzoening om zo de wilde intercommunie bij verzamelingen te mijden.

Meerdere jaren later was Mgr. Le Bourgeois blij dat de prakrijk niet was verdwenen: "In Taizé zie ik jongeren onverschillig het heilig Avondmaal of de mis bijwonen en er communicere. Ik durf beweren dat hun handelen de Eenheid een dienst bewijst! Integendeel van wat beweerd wordt zijn ze ingelicht over de aard van de viering, meestal katholiek, soms protestants, we herinneren hen de houding van de Kerken en vragen hen te handelen volgens hun geweten. Deze spontane deelname van jongeren aan een viering van een andere Kerk dan de hunne kan een teken zijn dat de Geest de zaken doet vorderen. Ik zeg dat discreet om niet verkeerd begrepen te worden, en nederig want we staan voor het mysterie..."

In de lente van 1974 kreeg Broeder Roger voor het eerst een officiële erkenning: de prijs Templeton. In 1966 had hij het Erelegioen geweigerd: "Het is niet mogelijk vandaag dat kerkelijke mensen hun dienst van God aanvullen met eretitels. Ze kunnen niet meer aanvaarden dat een eer verbonden is aan hun pastoraat." Waarom acht jaar later een andere herkenning aanvaarden? Enerzijds was de prijs Templeton, een jaar eerder opgericht, aanzien als de ‘Nobelprijs van de godsdienst’. De twaalfledige jury die hem uitreikte was verscheiden: naast de voorzitter van het Internationaal Hof van Den Haag waren er twee anglicanen, een jood, een moslim, twee presbyterianen, een boeddhist en Eugen Carson Blake, oud-secretaris generaal van de COE. Dit religieus eclectisme stond de prior van Taizé wel aan.

Anderzijds was de eerste laureaat Moeder Teresa geweest in 1973. Broeder Roger kende haar nog niet, maar sommige Broeders van de Gemeenschap waren sinds enkele maanden in Calcutta om in de ‘crepeerhokken’ te werken. Hij dacht dat, indien Moeder Teresa deze prijs had aanvaard, hij dat ook mocht.

Uiteindelijk, een meer fundamentele reden, was 1966 voor Broeder Roger een psychologisch moeilijke doorsteek geweest en hij had een nieuw elan nodig. In 1974 had hij het zelfvertrouwen herwonnen. Eerbetuigingen en herkenningen aanvaarden is een teken van zelfaanvaarding.

De Prijs die de prior bekroonde voor ‘zijn werk onder de jongeren doorheen de wereld en voor zijn inzet naar vernieuwing en verzoening’ werd hem in Londen uitgereikt op 10 april 1974 door prins Filip van Edimburg op het stadhuis van Londen. De prior deelde de 34 000 pond sterling uit aan verschillende groepen jongeren die ‘zich inzetten op de weg van de strijd en de contemplatie’ in Engeland, Noord Ierland en verschillende landen van het zuidelijk halfrond. In de korte toespraak die hij daar hield herhaalde hij ‘zijn vertrouwen in de jonge generaties, [zijn] vertrouwen in de jongeren.’ Hij plaatste veel hoop in hen: "Ze trekken sporen, werpen barelen omver, openen doorgangen om het Godsvolk mee te trekken." Maar hij vergat de andere niet: "Sommige ouderen veroordelen onherroepelijk de jongeren. En ook jongeren verwerpen de oudere generaties. Maar de breuk tussen generaties staats haaks op de universele zin. Elk heeft er alles bij te verliezen: de jongeren omdat ze een menselijk en spiritueel experiment ontzegd wordt en de ouderen omdat ze in een positie verdrongen worden waar hen alleen nog rest op hun eigen dood te wachten."

Begin mei ging Broeder Roger naar Rome waar hij een audiëntie bij Paulus VI had verkregen. Onder de onderwerpen was er sprake van het nakende concilie en de paus aanvaarde er kardinaal Willebrands naartoe te sturen.

Het avontuur van het Jongerenconcilie

In augustus daaropvolgend, vijftien dagen voor de opening, verscheen er een uitgebreid kritisch artikel over Taizé en het Jongerenconcilie in een van de belangrijkste katholieke informatietijdschriften van toen. Het kwam van een jonge journalist, Jean-Claude Grenier, die in het Vormingscentrum voor Journalisten [CFJ] een eindschrift daarover had voorbereid. Dit eindschrift werd een boek, het eerste dat kritiek gaf op Taizé en haar stichter. Het zijn niet alleen de strekkingen en de posities van Taizé die in vraag worden gesteld, maar ook de handelswijzen en de persoonlijkheid zelf van Broeder Roger. Jean-Claude Grenier trachtte te bewijzen dat het Jongerenconcilie, na zoveel jaren voorbereiding, het eindresultaat was van een ‘duidelijke organisatie’: "De ‘beweging’ is niet zo spontaan als wel lijkt, de geestdrift van de jongeren is in banen geleid, georiënteerd, alvast discreet maar met zekerheid." Broeder Roger, duidde hij door naar zijn dagboek te verwijzen, ‘legt’ aan de jongeren zijn gedachten, zijn opvattingen en zijn woordenschat op, met de kunst hen te doen geloven dat ze niet ‘draadloos bestuurd’ worden. Daarop stelde Jean-Claude Grenier zich vragen over de personaliteit van Broeder Roger: "In Taizé bekijkt iedereen dit broze schepsel met doorschijnende huid. Onder de diensten raakt de doffe, bijna onhoorbare stem van Broeder Roger het hart. Zijn blik heeft iets magnetisch. Hij kan de menigte galvaniseren. Ondanks dat, of juist daardoor wordt de personaliteit van de prior nogal in vraag gesteld. Sommigen verwijten hem zijn sektarisme, zijn uitgesproken drang naar gezag, zijn aanleg voor toneel, een gevoeligheid die naar overgevoeligheid overhelt."

Hubert Beuve-Méry, nochtans sinds lang een vriend van Taizé en die bij Broeder Roger een discrete vertrouweling had gevonden, maakte even later gewag van de kritiek die sommige journalisten en waarnemers uitten: "Met reden hebben ze min of meer indiscrete en provocerende vragen vermenigvuldigd rond de personaliteit van Broeder Roger, de herkomst en de motivatie van de deelnemers, de middelen en doelstellingen van het Jongerenconcilie. Zijn we, vroegen ze zich af, bij een moderne profeet, een apostel met charismatische invloed, een nieuwe Sint Franciscus, zanger van de natuur, vriend van kinderen en vogels, of simpelweg een zeker fascinerende personaliteit die te deskundig omgaat met symbolen, formules en alle gevoelige snaren..." Integendeel, tot Jean-Claude Grenier dacht Hubert Beuve-Méry dat de personaliteit van de prior van Taizé met haar diepgang en echtheid zijn enkele kleine grillen en gebreken die bij elke stichter voorkwamen, oversteeg. Hij oordeelde dat zijn werk en zijn traject waar hij de Kerk en de jongeren trachtte mee te trekken uitzonderlijk genoeg waren om niet onder menselijke onvolmaaktheden te sneuvelen.

Ondanks alles begon eindelijk het Jongerenconcilie op 30 augustus. De pers maakte er uitgebreid verslag over: een vijftigtal bijdragen verschenen. Meerdere dagbladen hadden ‘speciale verslaggevers’. Een onder hen beschreef de perfecte organisatie van de bijeenkomst, vanaf het begin: "Daar er minstens vijftig duizend man verwacht wordt en om de nodige rust voor gebed en een ware ontmoeting te bekomen [...] kan alleen te voet het jongerenconcilie vervoegd worden [...] houdt een onthaalploeg ons tegen. De ervaring van een gewoon maar broederlijk leven begint, de zone van het Concilie gaat open. We krijgen een beker siroop aangeboden, een brede glimlach, een boekje voor de bedenkingen, persoonlijk of in groep en tenslotte een plan van het grondgebied."

In een veld van vijfentwintig hectare aan de voet van de heuvel gelegen [plaats in het kadaster beschreven onder de poëtische naam van ‘Palais Grillon’] stonden dertig grote zeilen tenten die als centraal punt zouden fungeren voor de dertig ‘kwartieren’ met ontelbare tenten van de jonge kampeerders. Tegenover de kerk van de Verzoening, die dus verlengd was met een immense ronde tent stonden andere reusachtige zeilen circustenten aan de overkant van de weg. Bedoeld voor de vieringen stonden er vijf in stervorm rond een zesde, kleinere, waarin een verhoog als koor diende. Alle tenten waren voorzien van geluidsinstallaties die simultane vertaling in vijf talen toelieten. Tussen vijfendertig en veertig duizend jongeren uit meer dan honderd landen waren aanwezig op de lang verwachte afspraak.

Een van de speciale verslaggevers van Le Monde steekt niet weg dat hij verrast is: "Zou het ‘Taizé-Barnum’ zijn’, want we zien hier alleen maar veelkleurige circustenten? Of een legerkamp in de woestijn vanwege de bijna militaire schikking van de maraboetenten? Laten we dit manke vergelijk terzijde, het randverschijnsel niet met het verschijnsel vermengen, het stoffelijke en het spirituele niet doorheen halen. Taizé is niet het Woodstock van een christendom ‘à la pop’, noch de Larzac van eender welke anti-institutionele Kerk, noch het Avignon van een raadselachtige ‘off’ godsdienst. Niets daarvan, ook niet van een geloofskermis zoals er zijn voor het oud ijzer, de look of de hesp [...] In een panoramisch zicht ontdekt men een zacht glooiend landschap, afgewisseld met heuvels en dalen, bosjes en ingesloten velden waar, achter okerkleurige stenen muren, de witte ossen hun leven slijten als rasdieren van Charolais. De schoonheid van de plek, die volle stilheid die ze uitstraalt en die, onmiddellijk de nieuwkomer overvalt, zijn waarschijnlijk fundamenteel. Taizé is geen oud ijzer, Taizé in geen betoon ... Taizé is schoonheid, stilte, platteland."

Er waren vijf kardinalen aanwezig, acht Franse en vreemde bisschoppen, de nieuwe secretaris generaal van de COE [Philip Potter], vertegenwoordigers van de orthodoxe, anglicaanse en protestantse Kerken. Paulus VI had een boodschap gestuurd die gelezen werd door kardinaal Willebrands. Voor het eerst, naar het schijnt, had Broeder Roger een beroepsfotograaf opgeroepen om de gebeurtenis op te nemen. Het ging om Hans Lanchmann, een Duitser. Hij verkocht, in samenspraak met de Gemeenschap, zijn foto’s aan de persorganen die interesse hadden. In de daaropvolgende jaren vergezelde hij Broeder Roger op meerdere van zijn verre reizen.

Na een zo lange voorbereiding [vier en een half jaar] was het conciliair gebeuren eerder kort: amper vier dagen. Er waren twee periodes van uitwisselen in kleine groepjes in de ‘kwartieren’ en vier grote voltallige vieringen. Deze laatste [die soms twee uren duurden] wisselden gebed, gezang, muziek en getuigenissen van jongeren uit verschillende werelddelen af. Zoals een deelnemer het voldaan onderstreepte, namelijk kardinaal Gouyon, was er ‘zelfs geen gezamenlijke Eucharistie om de dubbelzinnige intercommunie te vermijden.’ Maar, in feite, bleven communiebanken, katholieke en protestantse vele uren bereikbaar en ‘ter beschikking’ van degenen die wilden communiceren...

Tijdens de viering van zaterdagnamiddag, rond het thema ‘Arme mensen, onderdrukte mensen’, nam Broeder Roger het woord voor een onverwachte aankondiging, ‘handig uitgebaat’ zou een jezuïet ter plaatse zeggen: "Ik zal naar Chili gaan om te luisteren, te bidden, trachten te begrijpen." Chili had het jaar voordien een staatsgreep ondergaan die de socialistische regering van Salvador Allende had omver geworpen en generaal Pinochet aan de macht gebracht. Er waren honderden slachtoffers en talrijke aanhoudingen. De ‘Chileense dictatuur’ werd symbool van de ‘verdrukking’ die in Taizé en elders werd aangeklaagd. De onverwachte aankondiging van Broeder Roger werd op enorm applaus onthaald. Het was ‘het markante feit van het weekeinde’ schreven sommige kranten.

In de nacht van zaterdag op zondag vonden drie verscheidene eucharistievieringen plaats [katholiek, protestants en orthodox]. Op de zondag, de eerste dag van de bijeenkomst, tijdens het morgengebed, kwam een jonge Congolees de ‘Brief aan het Godsvolk’ voorlezen. Opgesteld door een ploeg jongeren uit verschillende werelddelen, had ze een aanvallende toon: de Kerk was geroepen om "te verzaken aan de machtmiddelen, aan het compromitterend gedrag met de macht," om "zaad van een klasseloze maatschappij" te worden [...] zonder overmacht van de ene over de andere mens... De jongeren werden aangespoord om te ‘verzaken aan voorrechten’ en ‘hun leven te geven voor een verborgen gebed’. Een priester sprak sommige twijfels uit over het plotse enthousiasme van de jongeren bij dit lezen: "een gegalvaniseerde menigte door de muziek, het gezang, haar eigen warmte, het eerste applaus. Een brief door een groepje opgesteld en gelezen als een orakel. Zonder een tijd van stilte en bedenken keurt men een woordenschat goed die ontroert. Is dit een echte verbintenis of een onredelijke toestemming?"

De prior zelf las dan een eigen tekst, ‘Vivre l’inespéré’ [Het onverhoopte beleven] en werd het uitgedeeld bij buitengaan aan alle deelnemers. Zijn beleidspedagogie getrouw, die hij gebruikte van bij de aankondiging van het Jongerenconcilie, vermenigvuldigde Broeder Roger de spirituele raadgevingen, niet onder didactische of opgelegde vorm, maar als een gesprek van hart tot hart dat uitmondde in een gebed.

Ontstaan van de gezangen van Taizé

Na die bijeenkomst en zoals gewoonlijk, nadat een lang voorbereid doel bereikt werd, was Broeder Roger ontevreden over het bereikte resultaat. Hij bekende dat maar eens: "Ik had de indruk dat er meer mist dan licht in de tenten hing. Een ongewoon aantal deelnemers, het feit dat een bijzondere muziek voor die gelegenheid werd voorbereid, dat alles zorgde er voor dat ons gebed brutaal veranderd werd. Als het gebed moeilijk wordt in dergelijke verzameling komt dat over als een falen. Dat raakte ons."

Broeder Roger legde de kwestie voor aan de componist Jacques Berthier. Als organist in de kerk van Saint-Ignace-de-Loyola in Parijs had hij vroeger al klassieke stukken voor de misvieringen van Taizé gecomponeerd. Nu moesten er nieuwe vormen van uitdrukking gevonden worden die de deelname van de jongeren aan gebed en gemeenschapsmis konden bevorderen. Hij werkte samen met een Broeder van de Gemeenschap, Broeder Robert, die de teksten vond of opstelde en waarop Berthier muziek zette. Op een dag dat Broeder Robert met succes een Latijns canon van Praetorius, Cantate Domino door de jongeren deed zingen, vroeg hij Berthier er andere te componeren vanuit traditionele Latijnse gezangen: het Magnificat, het Christus vincit... Daarna evolueerde de vorm: "We waren vertrokken met het idee van canons, zei Berthier, dat scheen het gemakkelijkst. Daarop dacht ik: wanneer je een gezongen canon hoort gaat het in feite om een vervolg van vier harmonische akkoorden, wat uiteindelijk saai wordt. Ik dacht dat het misschien beter was om wat ik ostinatos noem te maken, namelijk korte zinnen van acht maten en steeds in het Latijn. Dat geeft al wat meer muzikale mogelijkheden. Het ostinato van acht maten die steeds herhaald worden liet toe om solisten in superpositie te laten horen die diversiteit en melodische nieuwigheden meebrachten."

Deze muzikale vorm drong zich op in de tientallen gezangen die Jacques Berthier bijna twintig jaar lang tot aan zijn dood componeerde. Deze tegelijk bezinnende en terugkerende gezangen, steeds herkenbaar door hun simpele melodie, kort maar herneembaar tot in het oneindige, bleken volkomen aangepast voor grote menigten: De canons, de ostinatos, de zich herhalende gezangen passen in onze context want ze overwinnen het taalprobleem, ontleedde dertig jaar later een Broeder. De enkele woorden van een lied worden vlug onthouden, wat de deelname van allen toelaat in eender welke taal.

"Als de melodieën die we bevoorrecht hebben simpel zijn hebben ze ook een bezinnend karakter. Dat strookt met onze wil. Het gemeenschapsgebed in Taizé moet geen plaats van vervoering zijn, maar jongeren toelaten God te zoeken en vooral Hem verder zoeken eens ze Taizé verlaten hebben. [...] De herhaling van enkele woorden verinnerlijkt een tekst, bevrijdt het verstand, en beetje bij beetje sijpelt de gezongen geloofswaarheid in het hart.

Voor zij of hij die een gejaagd leven leiden kan de dikwijls moeilijke ingetogenheid vergemakkelijkt worden door de herhaling van enkele woorden.

"De schoonheid van de zang heeft ertoe bijgedragen dat duizenden jongeren het gebed ontdekt hebben en er een plaats in hun leven aan hebben gegeven. Meestal zijn de jongeren verrast te ontdekken dat ze graag bidden."

Een maand voor de opening van het Jongerenconcilie had de KAJ [Katholieke Arbeiders jeugd] een grote nationale bijeenkomst opgezet in het Tentoonstellingspark van Parijs onder de naam "Doel 1974." Veertig duizend jongeren kwamen samen van 29 juni tot 1 juli. Taizé was dus niet de enige die toen de jeugd aantrok. Maar de verschillen waren wel duidelijk. Georges Marchais, secretaris generaal van Parti communiste, was onder de genodigden van "Doel 1974." De politisering van de KAJ en zijn linkse inzet onderscheidden hem van de voorrang gegeven in Taizé aan de innerlijkheid van de bijeenkomsten.

De CSJ [Christelijke Studenten Jeugd] Op haar beurt wenste afstand te nemen van Taizé. In een toen aangenomen verslag door de nationale Raad meende de CSJ: "Taizé is ontegensprekelijk een nieuwe plek, een hoopvolle plek in verband met een vervelende Kerk. Wat vooral aantrekt is het onthaal van nieuwe vormen van uitdrukking en verzameling die meteen het leven veranderen. Maar staat dat niet naast een traditionele gedachtegang over geloof? Gaat het niet eerst over innerlijkheid die leidt naar sociale of liefdadige inzet in plaats van naar een serieuze politieke ontleding van de menselijke conflicten?"

In feite verweet men Taizé niet politiek genoeg ingesteld te zijn. Inderdaad had Broeder Roger het Jongerenconcilie beschreven als een "stroom die zich uitstrekt, als een stof die geweven wordt" en hij bevestigde: "Het zal niet trekken op de gewone structuur van samenkomsten met hun stemmingen, amendementen, commissies en vertegenwoordigingen."

Dergelijke spirituele mobilisatie leidde tot buiten de gewone sfeer van de Kerken. Enkele maanden na de opening van het Jongerenconcilie reikten de boekhandelaars en uitgevers, verzameld in de Boekenbeurs van Frankfurt, op 13 oktober de Vredesprijs uit aan Broeder Roger, omdat hij ‘aan de jongeren van alle slag, geloof en ideologie een weg toont om zin aan hun schijnbaar hopeloos bestaan te geven’. De viering vond plaats in de Sint-Paulus kerk van Frankfurt, in het bijzijn van Walter Scheel, de president van de Federale Republiek Duitsland. In plaats van een danktoespraak te houden voor al deze prominenten van de uitgeverij, de pers en de politiek, stelde de prior van Taizé voor om in dialoog te treden met de jongeren.

Het was geen improvisatie. Zijn vier gesprekspartners [een Indiaan, twee Duitsers en een Amerikaan] waren huisvrienden van Taizé en hun antwoorden, zowel als de vragen van Broeder Roger, waren zorgvuldig voorbereid. De prior van Taizé haalde, onder andere, de hulp door Taizé verleend aan de Duitse krijgsgevangenen in 1945-1946 aan. De gekregen som [tienduizend mark] werd aan een groep jonge Portugezen gegeven die zich ontfermden over achtergelaten kinderen in een arme buurt van Porto.

Vertaling: Broeder Joseph