|
Download PDF
Hoofdstuk 10. Een zwerver De directeur van Unesco reikte eens een prijs uit aan Broeder Roger en groette hem als een ‘zwerver die zijn tent onder alle hemelen plant’. De voorgaande private secretaris van Johannes XXIII, Mgr. Capovilla, vergeleek hem met ‘de vroegere patriarchen’ geroepen ‘om de wegen in de wijde wereld te betreden met de lamp van de hoop’. In feite werd dit ‘zwerven’ een gewoonte vanaf 1974, na de opening van het Jongerenconcilie.
Broeder Roger had aangekondigd dat het Jongerenconcilie andere ‘openingen’ zou kennen in andere werelddelen. Het kwam er op aan om te trekken naar degenen die niet in Taizé aanwezig konden zijn, maar ook om ‘hoop’ te blijven koesteren volgens de uitdrukking van de prior. Vanaf december 1974 volgden de bijeenkomsten zich op in Mexico, Argentinië, Brazilië, Verenigde Staten, Canada, in verschillende landen van Afrika en Azië, voor de bijeenkomst van Pasen in Taizé: "We zoeken geen aanhangers, duidde Broeder Roger, we hebben ook geen systeem te verdedigen en ook geen oorzaak te doen zegevieren."
De eerste bijeenkomst ging door van 28 tot 31 december 1974 in een armenwijk van Guadalajara. Zonder te beschikken over dezelfde structuur als in Taizé hadden de inrichters de families uit de buurt en de omliggende parochies aangesproken om de duizenden verwachte deelnemers te onthalen. In een geest van solidariteit had de prior van Taizé de aanwezigheid van jongeren uit verschillende landen uit het Amerikaans werelddeel, Canada en Verenigde Staten gewenst. Zijn gedacht was ‘op de gezichten van de mensen die glans van Gods gezicht te ontdekken’.
Na Mexico trok Broeder Roger naar Chili, zoals beloofd. Vergezeld van Broeder Robert verbleef hij in het land van 2 tot 16 januari, nadat hij onthaald werd op de luchthaven van Santiago door kardinaal Henriquez. In het voor hem opgestelde programma stond een bezoek aan generaal Pinochet, leider van de militaire junta, aan de macht sinds september 1973. De prior van Taizé, zijn liefde voor dialoog ten spijt, weigerde dit bezoek.
Integendeel ontmoette hij meermaals de leiders van het nationaal Comité voor de Vrede dat opgericht werd door kardinaal Silva Henriquez, daags na de Staatsgreep en als voorzitter een jonge priester had, Christian Precht, die al in Taizé was geweest. Het honderdtal leden van het Comité zorgde voor de politieke gevangenen en hun families en bezorgde hen advocaten.
Tijdens zijn verblijf bracht de prior van Taizé een bezoek aan de vrouw van Luis Corvalan, secretaris generaal van de Chileense communistische Partij, aangehouden in de eerste uren van de staatsgreep en met een nakende terechtstelling bedreigd. Broeder Roger openbaarde aan Mevrouw Corvalan dat hij al was tussengekomen bij de overheid en zelfs bij Paulus VI te voordele van haar echtgenoot. Hij wist niet dat kardinaal Colombo, aartsbisschop van Milaan van zijn kant de paus rechtstreeks had gewaarschuwd en had aangespoord om tussen te komen. Later bekwam de Sovjet Unie de vrijlating van Corvalan tegen deze van de opstandige Vladimir Boukovsky.
In zijn dagboek beschrijft Broeder Roger een doorgebrachte nacht in een ‘barak’ van een familie uit de arme buurt van Santiago. Hij bespaart zijn lezers geen enkel detail over de miserie van de plek en verbergt niet hoe moeilijk die nacht was: "We slapen allen in dezelfde ruimte, met vier kinderen, ons bed gescheiden van het hunne door enkele houten planken. Een van de kinderen heeft een oorontsteking en weent heel de nacht. Door de losse planken komt een koude wind uit de Andes met vlagen binnen. De honden huilen uren lang. Een afwachtende nacht. Een vigilie."
Later nam Broeder Roger Hans Lachmann mee, de beroepsfotograaf die hij had aangenomen voor het Jongerenconcilie. Lachmann nam foto’s van Broeder Roger te midden van de armen, in de sloppenwijken in Azië en Afrika. Deze foto’s werden aan de pers verkocht, maar ook aan de getrouwen van Taizé. Enscenering, handigheid en oprechtheid vielen samen voor Broeder Roger.
In de volgende jaren bracht hij steeds de nacht van het Nieuwe Jaar door in een arm land van het zuidelijk halfrond. Hij kondigde dat aan in een ‘Brief’ die gelezen werd tijdens een bijeenkomst in Frankrijk of elders. Deze daad van solidariteit, in een periode van het jaar waar de gedachten meer op voorbijgaande geneugten gericht zijn, had een sterke symbolische waarde.
De eerwaarde Quenum redden
De prior van Taizé moest andermaal tussenkomen voor veroordeelde politieke Afrikanen. Dahomey (weldra Benin) was bestuurd door een Nationale Raad van de Revolutie (CNR) onder Marxistisch-leninistisch regime. De Kerk onderging een onverbiddelijke onderdrukking.
Op 17 maart 1975 werden eerwaarde Alphonse Codjo Quenum en zes andere personen ter dood veroordeeld, onder het voorwendsel van ‘politiek complot,’ door het revolutionair gerechtshof van Cotonou. Jonge Afrikanen die voor de Paasontmoeting naar Taizé waren gekomen verwittigden Broeder Roger over het lot van de veroordeelden. Eerwaarde Quenum was al in Taizé geweest. De prior aarzelde niet om rechtstreeks tussen te komen bij de overheid van Dahomey. Op 29 maart, vooravond van Pasen, zond hij een telegram aan de president van de Republiek, generaal Kérékou: "Met duizenden jongeren uit vele landen verzameld in Taizé, vernemen we de zeven terdoodveroordelingen, waaronder die van eerwaarde Quenum. In naam van de waardigheid, geef hen genade. Kwets het geweten van de jongeren niet."
In zijn dagboek vermelde Broeder Roger enkel de tekst van het telegram. Uit andere bronnen weten we dat eerwaarde Quenum en de andere veroordeelden genade verkregen.
In mei daarop werd Broeder Roger nogmaals uitgenodigd door kardinaal Wojtyla om deel te nemen aan de bedevaart van Piekary. "Op de heuvel van Piekary nabij Krakau, een bedevaart van honderd tachtig duizend mijnwerkers uit Hoog-Silesië die vanmorgen zijn aangekomen in lange rijen. In verschillende parochies hebben ze ’s nachts gecommuniceerd om daarna te vertrekken per bus, per trein om te voet te eindigen. De vrouwen wachten ze vanavond op in de parochiekerken."
De prior was vol bewondering voor het geloof van het volk, voor zijn moed: "Het Poolse volk heeft een unieke roeping. Tijdens duizend jaar geschiedenis heeft het schatten aan vrijgevigheid en uithoudingsvermogen opgestapeld. Haar constant geloof ondersteunt de hoop van vele christenen in de wereld." De uitspraak kan waarschuwend klinken, drie jaar voor de verkiezing van een Poolse paus.
Tegen het einde van 1975, weer in Rome, nam Broeder Roger deel op 14 december aan de viering van de tiende verjaardag van de opheffing van de banvloeken tussen Rome en Konstantinopel. Tijdens de Eucharistieviering, die in de Sixtijnse kapel doorging, knielde de paus om de voeten van de metropoliet Meliton te kussen, een gebaar ‘zonder voorgaande in de Kerkgeschiedenis’ noteerde de patriarch, die in Paulus VI de ‘eerste bisschop van het christendom, de bisschop van Rome, te weten een kracht van verzoening en eenmaking van de Kerk en de wereld’ begroette. Broeder Roger dacht precies hetzelfde.
Op vraag van de paus die hem in audiëntie ontving bleef hij in Rome om de mis van Kerstmis bij te wonen die op het Sint-Pietersplein werd opgedragen als slot van het Heilig jaar. ’s Anderendaags gaf hij de volgende verklaring aan het katholieke blad Avvenire: "Ik ben gekomen om vergiffenis te vragen aan de universele herder, paus Paulus VI, voor de traagheid van de verzoening onder christenen."
Schijnbaar provocerende taal, maar die deel uitmaakte van een communicatiestrategie waar alle mogelijkheden dienden benut om aan het vooropgestelde doel te herinneren.
In Calcutta
Taizé was een van de geliefde verzamelplekken geworden van de jeugd, gelovig of niet, meer op zoek dan zelfzeker. In de zomer ontving de Gemeenschap doorgaans twee duizend jongeren per week.
Op de samenkomst van Pasen 1976 kondigde Broeder Roger aan dat Moeder Teresa in de komende maand augustus in Taizé zou zijn en dat hijzelf in oktober ‘voor een tijd het leven in de crepeerhokken van Calcutta zou gaan delen, en daarna het leven van de armsten in Bangladesh’. Ginder zou hij met een groep jongeren uit verschillende werelddelen een tweede ‘Brief aan het Godsvolk’ opstellen. Enkele Broeders verbleven al in Bangladesh sinds twee jaar in een slum (sloppenwijk) van Chittagong, en andere werkten met Moeder Teresa.
De stichteres van de Missionarissen van de Liefde was al wereldvermaard voor haar actie ten voordele van de armsten in Calcutta. Frankrijk had haar het jaar daarvoor ontdekt door de vertaling van haar eerste biografie en van het eerste in het Frans uitgegeven boek van haar: De vreugde van de gave.
Tijdens die eerste ontmoeting stelden Broeder Roger en Moeder Teresa samen op 16 augustus een gebed op dat aan alle jongeren voorgelezen werd: "O God, Vader van ieder mens, je vraagt aan allen om de liefde te dragen, daar waar de armen vernederd zijn, de vreugde daar waar de Kerk wordt neergehaald, de verzoening daar waar de mensen verdeeld zijn, de vader met zijn zoon, de moeder met haar dochter, de echtgenoot met zijn vrouw, de gelovige met degene die niet kan geloven, de christen met zijn onbeminde broeder christen. Je opent voor ons deze weg opdat het gevierendeeld lichaam van Jezus Christus, uw kerk, desem van eenheid zou worden voor de armen van de aarde en in de hele menselijke familie."
Moeder Teresa heeft een grote invloed gehad op de prior van Taizé, die in haar een vrouw van God ontdekte met een onmetelijk mededogen, een vrouw van gebed en contemplatie, ook een soort oudere zus [ze was vijf jaar ouder dan hij] die hem aanspoorde op sommige wegen met een overtuigend gezag.
Einde oktober vertrok Broeder Roger naar India. Zijn verblijf in Calcutta was belangrijk in meerdere opzichten. Niet alleen beleefde hij daar een immersie in een wereld van absolute armoede, maar ook het ‘vaderschap’ door de adoptie van een klein meisje.
Iedere morgen ging hij met een andere Broeder, een dokter, in een van de centra van Moeder Teresa waar de op straat gevonden kinderen werden onthaald: ‘het crepeerhok voor kinderen’. "Het was een experiment dat levenslang tekent. Het gebeurde dat een kind in onze armen stierf," getuigde de prior. Op 1 november beleefde hij een ontmoeting die zijn leven ondersteboven haalde: "Een klein meisje van vier maanden, met een ernstige blik, trekt de aandacht." Haar moeder was kort na haar geboorte overleden. Ze heette Sonaly. De verantwoordelijke van het onthaalhuis, Zuster Fabienne zei tegen de Broeders dat ze het risico liep niet te overleven, dat ze kracht niet bezat om ‘de winter door te komen’. Moeder Teresa drong aan bij Broeder Roger: ‘Neem haar mee naar Taizé, je zult ze kunnen verzorgen.’
Ongehoord voorstel. Hoe kan een mannelijke religieuze gemeenschap een kind aannemen? Maar Broeder Roger herinnerde zich het twintigtal wezenkinderen dat Taizé had opgenomen in de naoorlogse jaren. Geneviève, die er zich over ontfermd had, zou ook nu voor dit weesje kunnen zorgen. Het onverwachte en aandringende voorstel van Moeder Teresa kwam in feite overeen met de neiging tot onverwachte initiatieven van Broeder Roger. Hij rekende op God en aanvaardde. Met behulp van Moeder Teresa vervulde hij bij Indische en Franse overheden de nodige stappen en ging terug naar Frankrijk met het broze kindje.
Een ander gebaar van Moeder Teresa was ook niet zonder gevolgen. Op een dag liet ze een houten tabernakel in het huis van de Broeders brengen. "Ze wou," schreef Broeder Roger, "dat de eucharistische aanwezigheid in onze kleine fraterniteit zou vertoeven. Ze wist dat het de onontbeerlijke bron is om de gave van een heel leven te steunen." Van toen af namen de Broeders de gewoonte de ware aanwezigheid te plaatsen op alle plekken waar ze zich voorlopig vestigden, zelfs in het buitenland. Telkens Broeder Roger in een ver land verbleef deed hij een kleine gebedshoek inrichten met de eucharistie als centrum.
Moeder Teresa kwam zelfs tussen op het vlak van kleding. Doorgaans in burgerkleren droeg Broeder Roger slechts een wit kleed in sommige omstandigheden: in de kerk van de Verzoening, op bijeenkomsten van jongeren in Taizé of bij het ontmoeten van sommige religieuze personaliteiten. Moeder Teresa legde hem zogoed als op om voortaan permanent dit witte kleed te dragen. Broeder Roger vertelde zelf die episode: "Op een dag na een bezoek dat we samen brachten aan de melaatsen, zei ze me in de wagen: ‘Ik heb je een vraag te stellen. Zeg me ja!’ Vooraleer te antwoorden probeerde ik er wat meer over te vernemen, maar ze herhaalde: ‘Zeg me ja!’ Uiteindelijk legde ze uit: ‘Zeg me dat je voortaan heel de dag je witte kleed zal dragen, want dit teken is nodig in de huidige situaties."
Broeder Roger gaf toe aan die wens. Moeder Teresa deed een wit kleed vervaardigen door haar Zusters en ze wilde er zelf een deel van naaien. Het wit kleed werd onafscheidbaar van Broeder Rogers imago zoals de witte sari met blauwe boord van Moeder Teresa of de beroemde zwarte mantel van abbé Pierre.
In navolging van de stichteres van de Missionarissen van de Liefde ontwikkelde Broeder Roger tekenen en symbolen van communicatie. Buiten het steeds gedragen witte kleed en het kruisteken dat hij in de hand trok als teken van eenheid, nam in de loop der jaren andere identificatiebakens aan: het ‘kruis van Taizé’ (gestyliseerd kruis met de duif van de Heilige Geest verstrengelt in het kruis van Christus), de lange oranje gordijnen in het koor van de kerk van de Verzoening als in de gebedsruimtes op de grote internationale jongerenbijeenkomsten. Bij Moeder Teresa als bij Broeder Roger was het symbool niet alleen een modern communicatiemiddel, maar ook een teken van een hogere spirituele werkelijkheid. Het witte kleed bijvoorbeeld betekende de volledige verbintenis, de intiemste zoektocht ernaar, de permanente opmars ‘van de twijfel naar het licht van een nederig vertrouwen in God’.
Aangaande de tweede ‘Brief aan het Godsvolk’ had Broeder Roger gedacht aan opstellen van een tekst met een groep jongeren uit verschillende werelddelen, ‘te midden van degenen die het meest verspreide menselijk lot kennen, de armoede’. Enkele Europeanen, Noord en Zuid Amerikanen, Afrikanen en verschillende Aziaten waren naar de sloppenwijk van Calcutta gekomen en werken ’s namiddags aan het opstellen van een tekst die werd uitgegeven op een bijeenkomst enkele weken later in Parijs.
Na een veertiental dagen in India vertrok Broeder Roger op 13 november naar Bangladesh voor de fraterniteit van Chittagong, tweede stad van het land en die vandaag bijna vier miljoen inwoners telt: "Het landschap is stralend mooi maar de logementen zijn er onbeschrijfelijk. [...] In een eng straatje zat een kind gehurkt met een baby op de ene arm terwijl het met de andere een tweede baby probeerde op te lichten. Eens de twee kindjes opgelicht zakte het in elkaar. Een beeld van de gekwetste onschuldigheid van de kindsheid." Dit beeld zal in zijn hart en zijn geheugen blijven hangen.
Waartoe diende de aanwezigheid van de Broeders op deze miserabele plek? "We weten maar al te goed hoe degenen van het Zuidelijk halfrond bang zijn om afhankelijk te worden. Als we er naartoe gaan is het om een gratis aanwezigheid te brengen [...] we wensen geen onmiddellijke efficiëntie door, met geld, de goed afgewerkte oplossingen van het Westen aan te voeren." Het gaat er eerst om vertrouwen te geven, plaatselijke initiatieven te ondersteunen en ‘een parabel van communie’ met allen te beleven.
Marie-Sonaly
Broeder Roger bracht de kleine Sonaly mee naar Frankrijk. Ze had op haar paspoort ook de voornaam Marie gekregen. De reis verwekte heel wat zorgen, want ze kon geen voedsel bewaren en moest constant overgeven. In Taizé ontfermde een jonge dokter zich over haar. Na een maand van dagelijkse zorgen dacht ze dat de baby het niet zou overleven. "Iedere dag," schreef toen Broeder Roger, "wordt Marie-Sonaly meerdere uren verzorgd. Sinds een maand, sinds onze terugkeer uit Calcutta, slaapt ze op mijn kamer. In Azië zou deze baby van zes maanden, zo broos, het wintervirus niet overleefd hebben. Hier leeft ze tenminste, ondanks het vele overgeven en het gebrek aan bijkomen van gewicht. De slaap blijft moeilijk. Alleen in mijn armen slaapt ze in. Ik ben beginnen schrijven terwijl ik haar draag." Stilaan verzwaarde het meisje en werd ze weer gezond. Broeder Roger waakte over haar als een vader. Ze verbleef in Taizé tot op haar achttiende, ‘een grote liefdesgeschiedenis’ belevend in de nabijheid van hem die ze ‘peter’ noemde.
Juridisch, als religieus, kon hij haar niet adopteren. Het was zijn zus Geneviève die Sonaly officieel adopteerde. Op 18 januari 1978, een jaar na haar aankomst in Frankrijk, werd ze gedoopt en kreeg ze de voornaam Marie. Ze woonde bij Geneviève die ze ‘grootmoeder’ noemde, maar elke zondag zat ze mee aan tafel bij haar peter in de gemeenschap. Een nauwe onverwachte relatie ontstond tussen het kleine meisje en de religieus. ‘Er was in hem zulke drang om liefde en tederheid te geven’, zei Marie later zelf. ‘Hij was waarlijk een vader in zijn manier van me te beschermen, soms wel overbeschermen.’
Na eerst uren op de baby te hebben gepast bracht Broeder Roger daarna uren door om met haar te spelen of haar eindeloze verhaaltjes te vertellen. Wanneer hij naar het buitenland reisde bracht haar speelgoed voor haar mee. Soms nam hij haar mee. Ze ontmoette tweemaal Johannes Paulus II in Rome, en maakte deel uit van de kinderafvaardiging die de Secretaris generaal van de UNO in Genève ontmoette.
Marie-Sonaly liep college in Cluny, lyceum in Lyon en trok naar de universiteit in Dijon alvorens glansrijk haar studies aan de School voor praktische psychologie in Lyon te beëindigen. Vandaag herinnert ze zich in de eerste plaats de onmetelijke menselijke kwaliteiten van Broeder Roger: "Wanneer ik als klein kind verdriet in het hart droeg en naar hem toe ging had hij steeds een geruststellend woord dat bemoedigde. Nooit hadden we ruzie. Bij hem was er altijd plaats voor een meningsverschil. Zijn luisteren en zijn begriipen waren onmetelijk."
Een aanvullende oecumene
Op 1 februari 1977 leidde Broeder Roger een gebedsverzameling voor jongeren in de oude kathedraal van Zürich. De toeloop verplichtte hem om een tweede kerk te openen aan de overkant van de Limmat, door een telefoonlijn verbonden met de kathedraal. De jongeren konden Broeder Roger horen, maar niet zien. Als veiligheidsmaatregel had de politie de deuren van de kathedraal, eenmaal vol, doen sluiten. Maar buiten klopten de jongeren op de deuren in de hoop nog binnen te mogen. "Iedere klop met zijn weerklank verscheurde mijn ziel," noteerde Broeder Roger. Hij las een tekst over verzoening van de christenen, samen opgesteld met Moeder Teresa tijdens zijn verblijf in Calcutta, en die een nieuw gezicht gaf aan de oecumene: "We bedanken je, o Christus Jezus, omdat de katholieke Kerk, de Kerk van de Eucharistie is, geworteld in Uw woorden: Dit is Mijn lichaam, dit is Mijn bloed, om van Uw aanbiddelijke aanwezigheid te doen leven."
"We bedanken U opdat de protestantse Kerken ook Kerken van het Woord zijn die steeds de kracht van je Evangelie herhalen."
"We bedanken U opdat de orthodoxe Kerken, zo vaak in hun geschiedenis, door trouw zouden geleid worden tot het uiterste van de liefde."
Het gaat niet meer om een oecumene van toenadering, maar over een aanvullende oecumene waarin elke Kerk het ’beste van zichzelf’ aanbrengt en ‘het beste van de andere’ aanvaardt. Om het ‘op zich terugplooien’ te vermijden, het aanvaarden van de specifieke gaven van de andere is de voorwaarde van de verzoening. De latere geschiedenis van de oecumene heeft die visie van Broeder Roger niet bevestigd.
De maand daarop vertrok de prior van Taizé naar Madrid waar hij op 19 maart in de kerk van de Heilige Geest en in bijzijn van kardinaal Tarascon, voorzitter van de Spaanse bisschoppenconferentie, een ‘Brief aan een jonge Spanjaard’ voorlas. Broeder Roger vroeg de jeugd om ‘te verzaken achterom te kijken’ [Franco was iets meer dan een jaar geleden gestorven]. Door een verband te leggen tussen een algemene historische situatie en de situatie van elke toehoorder riep de prior op tot innerlijke en spirituele, maar ook openbare en sociale verzoening.
De charismatische Vernieuwing hield haar eerste nationale bijeenkomst in Lyon op 29 mei 1977. Tienduizend jongeren kwamen samen in het Sportpaleis. Noch de charismatieken, noch Broeder Roger dachten na in termen van religieuze concurrentie en Broeder Roger werd zelfs uitgenodigd om de bijeenkomst in Lyon toe te spreken. Hij verraste zijn toehoorders door andermaal te spreken over de ‘universele herder’ en de eenheid van de Kerk. Hij legde uit hoe Taizé had weerstaan aan de bekoring om een nieuwe Kerk te stichten: "Meermaals in ons bestaan, als gemeenschap van Taizé, werden we aangespoord om een nieuwe Kerk op te richten. Maar dergelijke schepping zou onze zoektocht naar verzoening, onze passie voor de Kerk en de oecumenische roeping hebben tegengesproken. In plaats van de ware communie die de Kerk moet bevorderen zouden we in een oud proces van versplintering van het Lichaam van Christus in de geschiedenis getreden zijn. We hebben teveel onder dit proces geleden om er zelf aan mee te doen."
Deze woorden waren duidelijk voor de charismatische Vernieuwing bedoeld: het was een aanbeveling, zo niet een discrete waarschuwing. De protestantse oorsprong van de Vernieuwing gaf ook reden tot waarschuwen: ‘Als niet katholieken beginnen te wensen om het katholicisme protestants te maken zou dat niet alleen ten onrechte zijn maar ook een ramp betekenen.’
Tegelijk vermenigvuldigde de prior zijn tussenkomsten bij de staats- en regeringshoofden. Op 15 augustus, nadat hij een brief kreeg van Mgr. Romero, bisschop van Santiago de Maria in Salvador, en een dossier over de vervolgingen die de Kerk onderging, zond Broeder Roger een brief aan de president van de Republiek van dit land: "Vele jongeren zijn gevoelig geweest aan de feiten die zich in Salvador afspelen. [...]"
"Het geweten van talloze mensen overal ter wereld, in het bijzonder van jonge christenen, is gekwetst door die feiten. In naam van de menselijke eerbaarheid doe ik beroep op de christelijke kenmerken die U inroept, opdat U alles in het werk zou stellen om een eind te maken aan deze gebeurtenissen op het Salvadoraanse grondgebied. [...] Ik hoop op de verrezen Christus die aan de deur van je mensenhart klopt."
Op 12 september daaropvolgend sprak hij op het Eucharistisch Congres van Pescara in de Abruzzen een nog straffere geloofsbelijdenis uit over het oppergezag van de paus en zijn ministerie in dienst van alle christenen: "Ik houd eraan te zeggen dat God in de katholieke Kerk een roeping heeft gelegd om desem van eenheid te zijn voor heel de mensheid. [...] Christus heeft de Kerk toevertrouwd aan Petrus. Kan de universele herder kiezen? Is hij niet de herder van elke gedoopte? Ook van degene, katholiek of niet, die zijn ministerie niet begrijpt? Moet hij zijn oecumenisch pastoraat niet bijwerken voor elke gedoopte en niet voor een deel ervan alleen?"
Aan de poorten van China
Het einde van 1977 werd gekenmerkt door een gewaagde beslissing: Broeder Roger ging naar China. Met enkele Broeders bracht hij eerst de maand november in Hong Kong door. Jongeren uit verschillende werelddelen wachtten hen al op.
"We vertrekken zonder plan, om onder de armste te leven en een woord van God door hen te begrijpen, schreef Broeder Roger. Waarom het bestaan komen delen van de meest verlatene op de zee van China? Het is niet uit plezier of natuurlijke aantijging, maar om in ons leven de meest pijnlijke beproevingen van de menselijke toestand op te nemen. Het is gevaarlijk om tot solidariteit met de armen op te roepen en tegelijk roerloos blijven."
De prior van Taizé en zijn Broeders verbleven in een ‘vlottende buurt’, op de zee van China. Een fraterniteit van de Kleine Zusters van Jezus verbleef daar al meerdere jaren in de kleine cabine van een groot jonk. Ze vonden een kot in planken en op palen met een dak van stalen golfplaten, zonder drinkwater noch elektriciteit. ‘Als de zee opkomt, wiegt het zacht’ noteerde Broeder Roger. Er was weinig inrichting in de enige ruimte: twee petroleumlampen, een kookstelletje, tassen voor de maaltijden, strooien matten en dekens op de grond.
Een jonge Chinese priester kwam hun leven delen en dagelijks de mis opdragen. De eucharistische voorraad stond in een hoek van de ruimte onder een icoon van Christus uit Frankrijk meegebracht: ‘een wondermooie hoek, vond Broeder Roger, we worden er onweerstaanbaar door aangetrokken tot bidden.’
De ontmoeting met jongeren van alle herkomst, het uitwisselen en het bidden zoals gewoonlijk, mondde uit in een nieuwe ‘Brief aan het Godsvolk’. Ditmaal werd het de titel: ‘Brief van het Jongerenconcilie aan jongeren van alle generaties’. De tekst, in het ‘zevenjarig vooruitzicht’ een jaar eerder in Calcutta begonnen, riep op tot het scheppen van ‘plekken van delen’ rond ‘enkele jongeren of een gemeenschap, een familie of een koppel, soms een alleenstaande’. Het ging erom in de ‘dynamiek van het voorlopige’ te blijven [die uitdrukking werd hernomen] en er werd geduid dat deze plekken van delen ‘niet verbonden worden onderling of met het Jongerenconcilie door organische banden alsof het een beweging of een nieuwe structuur betrof die leden wil aanwerven.’
Aan de poorten van China
In Hong Kong leerde Broeder Roger Dorothy Lee kennen, een Chinese vrouw die zich bezig hield met het onthaal van Vietnamese, Laotiaanse en Cambodjaanse vluchtelingen die sinds de communistische overwinning van 1975 hun land ontvlucht waren. Ze vonden onderdak in Thailand of andere landen in de streek. Velen hoopten in Europa of Amerika onthaald te worden. De prior van Taizé en zijn broeders hielden begin december halt in een vluchtelingenkamp in Thailand. Ze waren onder de indruk van het leed van deze families die alles verloren hadden en ook geen hoop koesterden ooit naar hun land te kunnen terugkeren. Spontaan besliste Broeder Roger om er meerderen te ontvangen in Taizé. Hij noteerde in zijn dagboek: "Terwijl we er niet aan dachten bij het betreden van het kamp werd ons de noodzaak duidelijk om ons voor te bereiden op het onthaal van Indo-Chinese weduwen met hun kinderen."
Daadwerkelijk konden twee Vietnamese weduwen en hun kinderen naar Frankrijk komen waar de Gemeenschap ze onderdak gaf in huizen van het dorp en de families hielpen er nog meer op te vangen. Daarvoor werd een nieuwe ‘actie Delen’ gelanceerd om giften te verzamelen voor ‘de verplaatste personen, de politieke vluchtelingen, ongeacht het regime of het land van herkomst, voor de inwoners van arme streken’.
Terug in Europa, na een internationale vlucht bij de landing op Schiphol, leidden Broeder Roger en zijn gezellen op 10 en 11 december een internationale jongerenbijeenkomst in Breda, in een immense groentenhal, in het bijzijn van bisschoppen en dominees. De ‘Brief,’ door Broeder Roger opgesteld in Hong Kong, werd er voorgelezen en snijdt de gewone thema’s aan: idealisme (‘elke grens, waar dan ook, is onaanvaardbaar voor de huidige generaties, overal ter wereld, want ze snakken naar een wereld van eenheid’) en aansporing om terug naar de bron van gebed te keren.
Voor het eerst publiceerde Broeder Roger drie gebeden die hij had opgesteld. Een twintigtal jaren later gaf een bundel uit, En tout la paix du coeur, bestaande uit een meditatie of een gebed voor elke dag.
Het steeds meer afwezig zijn uit Taizé van de prior was niet zonder gevolgen. Zijn ontelbare reizen waarvan het ritme constant steeg, het steeds groter aantal Broeders in de Gemeenschap leidden ertoe dat sommigen hem minder beschikbaar vonden en eronder leden. Broeder Jean-Luc die zoveel jaren de prior nabij stond en de gemeenschap voorgoed verliet in 1978 liet volgend getuigenis na: "In de laatste jaren die ik in Taizé doorbracht heeft de prior sommige Broeders gelast zijn beslissingen over te maken en te doen uitvoeren. Ik was bang van dergelijke werking. Deze mensen konden hard zijn. De prior werd efficiënter en beschermd, maar zijn beslissingen konden niet meer met hem besproken worden." Andere eigentijdse getuigenissen hebben de gevolgen van het ‘zwerven’ van de prior bevestigd: de aanwezigheid in de wereld, in de letterlijke zin, door zich meer op te dringen, maakte dat de stichter en spirituele vader verder weg leek en minder aanwezig voor ieder van zijn broeders.
Een opvallend experiment in Italië
Op 7 april 1978 vertrok Broeder Roger naar Bari in Apulië met dertien Broeders: Ook in Europa waren er arme streken waar de hoop moest aangewakkerd worden. De keuze van Italië in de lente van 1978 viel samen met de ‘loden jaren’ gekenmerkt door de Rode Brigades en andere revolutionaire bendes. Het land onderging overvallen en tientallen gijzelingen. De vroegere eerste minister Aldo Moro werd op 16 maart gekidnapt door de Rode Brigades. Broeder Roger noteerde in zijn dagboek: "Voor ons is het alsof leden van onze eigen familie beproefd werden. Het is goed hen te vervoegen."
De prior en de Broeders brachten een twaalftal dagen door in een visserskwartier waar vele werklozen waren: ‘Het huis dat we betrekken staat al twintig jaar leeg. Geen stromend water, geen elektriciteit, geen riolering. Bij het stappen begint alles te trillen. Lange scheuren doorkruisen de muur van boven tot onder. Meerdere ruiten zijn stuk en door cellofaan vervangen. De trap die naar het dak leidt is opgelapt met plankjes. Hij heeft zoveel regen ondergaan dat hij vermolmd is en het is veilig er maar één ineens op te laten kruipen.
"Een huis zonder meubels is ook mooi: openingen in plaats van deuren, enkele banken rondom de eetruimte, in de hoek een icoon, matrassen op de grond. De keuken kan niet aantrekkelijker zijn: twee kookstellen op de grond om eten te bereiden verwarmen ook de ruimte.
's Morgens werkten de Broeders thuis. In de namiddag zaten ze rond de prior om samen naar te denken over hun inzet. Driemaal daags kwamen ze bijeen in de parochiekerk voor het gebed. Eens nodigde de bisschop van Bari, Mgr. Magrassi, een benedictijn, hen uit om een gebed te leiden in de kathedraal. Na enkele dagen van biddende aanwezigheid van de Broeders in de kerk werden de gelovigen [eerst enkele bejaarde vrouwen en een jonge vrouw] steeds talrijker aanwezig. Allen die het wilden konden daarna samen een maaltijd gebruiken.
Tot op heden is het ritueel van het dagelijks avondgebed in ere gehouden in Bari. Andere initiatieven zijn gegroeid uit het verblijf van de Broeders van Taizé. Voor Broeder Roger zelf zal het een opvallend experiment betekenen dat hem zal aansporen in het vervolg meer aandacht te besteden aan de parochies en deze te beschouwen als de kernen van de Kerk.
Alvorens terug naar Taizé te keren bracht Broeder Roger enkele dagen door in Rome waar hij Max Thurian terugvond. Samen werden ze door Paulus VI, die drie maand later zou overlijden, ontvangen. Ze vonden dat de paus fysisch en moreel veel leed. Bij het uitkomen van de audiëntie zei Thurian aan Broeder Roger: "We hebben een heilige gezien."
In Rusland
Een andere reis voerde Broeder Roger naar Rusland op uitnodiging van de bisschop van Leningrad, Mgr. Nikodim, die al in Taizé was geweest. Met Broeder Thomas en Broeder Arnim kwam de prior in Moskou aan op 14 juni. Vol ongeduld om te orthodoxe kerken te kunnen bezoeken, waren ze onder de indruk van de vurigheid van de gelovigen.
Na Moskou was het Leningrad waar de Noordpoolnacht alles in een grijs licht hulde. ‘Een droomnacht’ noteerde Broeder Roger.
Een priester begeleidde hen van kerk tot kerk: "De Russische christenen zijn als bezield door hun vurigheid. Voortdurend maken de mensen een kruisteken. Al knielend komen en gaan ze om de iconen te begroeten. Dit alles, zo ver weg van de westelijke efficiëntie, is als het smeken van een contemplatief volk."
Mgr. Nikodim ontving ze warmhartig. "We weten dat er geluisterd wordt naar alles wat hij zegt, zal Broeder Roger beamen, we moeten dus zorgen dat hij niet in gevaar komt. Hij neemt ons mee op straat om vrijuit te kunnen praten." In de kathedraal van Leningrad waar de jongeren bijeen waren voor een gezamenlijk gebed gaf Broeder Roger zijn boodschap van hoop. "Als Christus niet verrezen is, zouden we hier niet zijn. In heel het land zou de vurige hoop niet leven die jullie bezielt."
Terug in Moskou, kon de prior van Taizé de jongeren niet naar wens ontmoeten. Onder strenge politiebewaking gebruikte hij een list: op Pinksterzondag ging hij naar de abdij van Trinité-Saint-Serge in Zagorsk op zeventig kilometers van Moskou om er de mis bij te wonen door patriarch Pimene opgedragen. Na de liturgische viering wandelden de jongeren, gewaarschuwd over de aanwezigheid van de stichter van Taizé, rustig in het park van de abdij. Broeder Roger hield het bij een kort teken aan de groepjes die hij ontmoette. Soms kon hij hen een boodschap van hoop in het Russisch aanreiken: ‘Christos voskresse’ [Christus is verrezen].
Van die reis bracht hij een grote icoon mee die aan de basis lag van de ritus die nog steeds geldt in Taizé: "Iedere vrijdagavond wordt de icoon van het kruis op de grond gelegd en ieder gaat zijn voorhoofd op het hout van het kruis leggen om zijn lasten en die van anderen aan God toe te vertrouwen. Door dit gebaar is het mogelijk de Verrezen Heer te begeleiden, die het lijden van degenen die de beproevingen van de wereld ondergaan deelt."
Het jaar van de drie pausen
Op 28 augustus 1978 was de Gemeenschap aan het bidden, ‘buiten onder de bomen’ toen er aan Broeder Roger werd aangekondigd dat Paulus VI overleden was. Onmiddellijk ‘knielden we terug om te bidden’ schreef hij in zijn dagboek. De daaropvolgende weken zijn gekenmerkt door meerdere verklaringen van de prior van Taizé. Nadat hij in Rome de uitvaart had bijgewoond antwoordde hij aan de Italiaanse televisie die hem vroeg wat hij van de toekomstige paus verwachtte: "hij moet zich niet laten gevangen zetten door straffe weerstanden, noch door de oude verdeeldheid onder christenen in de wereld, noch door nieuwe verdeeldheden. Hij moet niet gewoonweg de trend van de nieuwe generaties volgen, maar de ‘vader van allen’ zijn, verzekeren dat ‘Christus wordt voortgezet doorheen een lange traditie in de Kerk."
Deze opvatting van de paus als voortzetter en verzamelaar steunt op een diepe visie van de katholieke Kerk: "Als ik de katholieke Kerk zo bemin komt dat in de eerste plaats omdat ze, doorheen de geschiedenis en ondanks de zo lastige pausen, de Borgia’s tijdens de Hervorming, de Kerk van de Eucharistie is. Ze heeft van de eucharistie een bron van eensgezind geloof tot op heden gemaakt."
Op 3 september woonden de prior van Taizé en twee Broeders de eerste mis van Johannes Paulus I bij. Twee dagen later ontving de nieuwe paus één voor één in audiëntie de afgevaardigden van Kerken en christelijke geloofsstrekkingen die op de bekroning waren. Mgr. Nikodim, vertegenwoordiger van de patriarch van Moskou, wachtte zijn beurt af met Broeder Roger en ze spraken over hun recente ontmoeting in Leningrad. Tijdens zijn onderhoud met Johannes Paulus I stierf Mgr. Nikodim plots aan een hartinfarct. De paus kon hem nog juist de absolutie geven. Deze plotse dood wekte tal van geruchten op. Zonder enig bewijs werd beweerd dat de Russische metropoliet zojuist meedeelde aan de paus dat hij vroeger aan de KBG had toebehoord. "Ik kan verzekeren dat ik nooit van mijn leven zulke mooie woorden over de Kerk heb gehoord dan deze door de metropoliet uitgesproken," verklaarde Johannes Paulus I. "Ik mag ze niet herhalen: dat blijft een geheim. Ja, ik ben er van onder de indruk. Hij was een orthodox bisschop, maar met welke liefde voor de Kerk! En ik denk dat hij veel heeft geleden voor haar door aan de eenheid te werken."
Het dagboek van Broeder Roger vermeldt het gebeuren heel gewoon: "Ik werd gehaald, ik ging binnen bij de paus, er ontstond lawaai en er werd ons gezegd dat hij plots gestorven was in de armen van de paus, van een zesde infarct. Zijn lichaam werd in een kleine ruimte gelegd en, samen met Broeder Max, zijn we naast hem blijven bidden."
Op 28 september stierf ook Johannes Paulus I aan een hartinfarct. Op 16 oktober volgde Johannes Paulus II hem op. De nieuw verkozen paus was voor Broeder Roger geen onbekende: Karol Wojtyla had Taizé tweemaal bezocht en daarna was Broeder Roger zijn gast geweest in Krakau. De dag van zijn verkiezing voorspelde de prior van Taizé in zijn dagboek: "Geboeid door de hedendaagse mens en zo pastoraal zal hij de universaliteit van de Kerk bezielen." Het pontificaat van Johannes Paulus II bevestigde deze voorspelling.
Op zondag 22 oktober vond de plechtige bekroningsmis plaats op het Sint-Pietersplein. Negentien afvaardigingen van Kerken en niet katholieke gemeenschappen waren aanwezig, waaronder die van Taizé met Broeder Roger, Broeder Max en Broeder Shémol. s’ Namiddags werden die delegaties door de nieuwe paus ontvangen. Aan Broeder Roger die hem blij toeriep: "Geloofd zij Jezus Christus die ons zo een goede paus heeft gegeven," antwoordde Johannes Paulus II: "Broeder Roger, kom me vaak bezoeken!" Daarna stonden alle niet katholieke delegaties rond de paus in zijn bibliotheek en Johannes Paulus II wilde een kort stil gebed improviseren. Hij sprak Broeder Roger liefdevol aan: "Alvorens uit elkaar te gaan, geven we elkaar de hand als een teken dat we verzoening willen, nietwaar Broeder Roger?" De nieuwe paus was goed op de hoogte van de persoonlijke weg die de prior had afgelegd naar de eenheid met de katholieke Kerk en zijn woorden lieten een zekere verstandhouding doorschemeren.
Daarna werd de wat protocollaire receptie omgevormd in een meer spirituele vergadering. De bijzondere afgevaardigde van "La Croix" heeft het nogal onverwachte tafereel in een zaal van het Vaticaan goed beschreven: "Johannes Paulus II nam de handen van twee naast hem staande personen en vroeg de anderen het hem na te doen. Twee concentrische cirkels ontstonden zo, de ene met gezeten prelaten en de andere met de rechtstaanders. Het stille gebed heeft meerdere minuten geduurd."
Kanisa
In de laatste dagen van het jaar moest de eerste ‘Europese bijeenkomst voor jongeren’ doorgaan in Parijs. Broeder Roger wilde die bijeenkomst voorbereiden door een denktekst en deze voorstellen met jongeren uit verschillende werelddelen. Om er de derde wereld bij te betrekken vertrok hij naar Afrika met vier Broeders: John, Alois, Denis en Grégoire. Vooraleer op het vliegtuig te stappen namen ze deel aan een jongerenbijeenkomst in München. Aartsbisschop kardinaal Ratzinger [de latere Benedictus XVI] had aanvaard zijn kathedraal te openen voor het avondgebed. Er was een grote volkstoeloop: "Overal staken de koppen op, tot op de preekstoel waar de jongeren opkropen, schreef Broeder Roger. Op het einde van het gebed vetrokken de jongeren niet en bleven ze meditatieve liederen zingen. Met mijn Broeders ben ik rond één uur in de morgen vertrokken, want langs de open deuren stortte de ijskoude lucht binnen. Maar de jongeren hebben tot het daglicht gebeden."
In Afrika verbleef Broeder Roger eerst in het zuiden, toen onder het apartheidsregime. Mgr. Desmond Tutu had de prior van Taizé uitgenodigd, in de lijn van zijn streven om de westerse openbare opinie en de Kerken gevoelig te maken voor de onaanvaardbare situatie van de Zwarten. Tijdens zijn kort verblijf in Johannesburg ging Broeder Roger naar de onmetelijke township van Soweto, dat wereldberoemd werd als gevolg van de opstanden die er plaatsvonden tussen juni 1976 en februari 1977 en waar er meer dan vijfhonderd doden vielen. "Meer nog dan van stoffelijke aard, is de armoede hier van morele aard, door de afscheiding die een miljoen Zwarten verplicht samen te wonen in die buurt," noteerde Broeder Roger. Hij luisterde en sprak langdurig met "een jonge Zwarte die uit de gevangenis kwam."
Mgr. Tutu, die zojuist zijn ambt als anglicaans bisschop van Lesotho had afgelegd om Secretaris generaal van de Zuid-Afrikaanse Raad van Kerken (SACC) te worden, was de eerste zwarte bisschop die dit ambt bekleedde. In zijn boodschap van vrede en geweldloosheid vroeg de hij aan de zwarten om de ondergane onrechtvaardigheid niet met geweld te beantwoorden en riep hij de zwarte, blanke en de andere etnische gemeenschappen van Zuid-Afrika op tot verzoening [Racial conciliation]. Deze inzet bezorgde hem de Nobelprijs voor de Vrede in 1984. Broeder Roger kon alleen maar of dezelfde golflengte zitten met de standpunten van Desmond Tutu en de anglicaanse prelaat ging meermaals naar Taizé in de daaropvolgende jaren.
Het is tijdens dit verblijf in Johannesburg dat Broeder Roger zeer discreet aankondigde dat Hij Broeder Alois als zijn opvolger had gekozen. Katholiek van Duitse herkomst was hij maar vierentwintig en was hij een van de jongste Broeders van de Gemeenschap. Hij had slechts enkele maanden voordien zijn eeuwige geloften afgelegd, op dag van het overlijden van Paulus VI. Waarom die keuze? Misschien omdat Broeder Alois op hem trok door zijn bescheidenheid en zijn innerlijke vastberadenheid, zoals sommige Broeders van de Gemeenschap later dachten. Zoals dikwijls kan men proberen tussen de regels van zijn dagboek te lezen. Zonder over zijn opvolging en zonder de naam van Alois te noemen, vermeldt Broeder Roger beiden, als hij op de eerste dag van zijn reis naar Afrika schrijft: "Vele Duitsers bezitten de mogelijkheid buitengewone uitvoerders te zijn. En in de Duitse ziel verschuilt zich altijd een mystieke ader. Als die twee samenvallen om één te worden kunnen de jongeren uit dit land een onvergelijkbare desem van verzoening onder de mensen worden."
Zijn keuze en zijn beslissing hield de prior van Taizé twintig jaar lang geheim. Slechts in januari 1998 op de jaarlijkse raad vernamen de Broeders dat Alois Broeder Roger zou opvolgen.
Na Johannesburg gingen Broeder Roger en de Broeders Alois en John naar Kaapstad waar in de zwarte buurt van Crossroad een zingende menigte hen opwachtte. Broeder Roger werd gevraagd om enkele woorden te zeggen. Hij eindigde zijn toespraak door een symbolisch gebaar van verzoening voor te stellen en dat hij weergaf in zijn dagboek: "Ik tracht dan door een gebaar voor te stellen, datgene waarvan het hart overloopt door aan de Afrikanen uit te leggen: ik zou jullie vergiffenis willen vragen, maar niet aan de blanken, dat is me onmogelijk, maar omdat jullie lijden voor het Evangelie en ons voorgaat in het Rijk van God. Ik zou van de ene naar de andere willen gaan opdat ieder in mijn hand een kruisteken zou maken, het teken van Christus vergeven.
"Dit gebaar werd meteen begrepen. Allen maakten het, zelfs de kinderen. Dat duurde oneindig lang. Spontane verrijzenisliederen welden op." Dan kwam de gemotoriseerde politie op het plein en de bijeenkomst werd uiteen gedreven.
De reis ging verder meer noordwaarts naar Kenia. Zes Broeders vestigden zich in de grootste sloppenwijk van Nairobi, Mathare Valley. ‘Honderdduizend mensen zijn er opeengepakt op de helling van een klein dal. Herhaaldelijk werd ons gezegd dat het een gevaarlijke wijk was vol angst, geweld, alcoholisme, diefstal en dat het onmogelijk zou zijn om te wonen waar een Blanke nooit binnenkwam.’ De Broeders vonden nochtans een te huren barak in de wijk van hoeren. Het stofferige of modderige wegeltje, naargelang het seizoen, waarop geiten, kippen en eenden zwerven, liep langs een opeenvolging van barakken uit planken en platen. Geen bomen noch gras in de omtrek. Broeder Denis beschreef hun verblijf en zijn omgeving: "Onze barak is ongeveer zes meter op zes. De ingang is langs wat dient als keuken, woon- en speelruimte. Daarachter komt een hok dat wij summier hebben ingericht als wasruimte. Links is een andere ruimte die als slaapkamer en kapel dient. Helemaal achterin in een kleine hoek is een vensterbank waarop iemand kan lezen of schrijven zonder steeds onderbroken te worden.
In feite is onze barak het middelste stuk van een lang gebouw dat we met andere huurders delen. We zitten als een wig in deze dichte buurt. Soms kunnen we profiteren van vier radio’s tegelijk die tot laat in de nacht bij onze buren opstaan.
Geen water, geen elektriciteit, geen riool maar het water is te koop aan een kraan dichtbij, de afval wordt op straat gegooid juist voor onze deur en de petroleumlampen verheerlijken het verdriet van de avond door hun warme licht."
"Alles ligt in puin: de rotte houten schutsels en de dakplaten worden opnieuw gebruikt hoewel vol gaten, een cementen vloer in de keuken, de lemen vochtige vloer elders. De buitenmuren hebben zoveel scheuren dat ons leven geheel doorzichtig wordt. Niets ontsnapt aan het onbescheiden oog, het getuigenis is compleet en elke privacy onmogelijk.
"Pal tegenover ons, aan de overkant van de straat, staan de onzindelijke openbare WC’s. De deuren waren al lang gestolen: het hol staat wijd open. Een of tweemaal per week, als alles meezit, komt er iemand met hoge botten dit afschuwelijk ding met de waterspuit reinigen. De kinderen gebruiken ze niet: ze gaan liever in de open natuur, juist op de ingangtrap om niets van het spektakel van de straat te moeten missen."
De barak van de Broeders van Taizé werd al vlug een attractie. In de eerste plaats door de ongewone aanwezigheid van blanken in deze miserabele buurt, maar ook door de gezangen van het avondgebed die de kinderen van de sloppenwijk aantrokken. Vanaf de eerste dag had Broeder Roger een gebedshoek ingericht in de armzalige krotwoning: "Op de lemen grond legden we stro om een gouden oppervlak te scheppen. De icoon van Onze Lieve Vrouw, het kruis, de eucharistische voorraad, zijn in die hoek met stro een plek voor aanbidding." De kinderen uit de buurt noemden de barak van de Broeders kanisa wat kerk betekent in het swahili.
Op 28 november vervoegden de Broeders de streek van de masaï om enkele uren door te brengen bij een gemeenschap van Kleine Zusters van Jezus die verkozen om ‘zwervers met de zwervers’ te zijn. Ze begeleidden een stam veetelers die rondtrokken naargelang het beschikbare gras. De hut van de zusters is zo laag dat je niet rechtop kan staan’. Ze bestaat uit takken bedekt met aarde en gedroogde koeiendrek. Rond de hutten beschermen hoge struiken de dorpen tegen leeuwen en panters. De droogte heerst al zeven jaar. De koeien geven amper een tot twee liter melk per dag, de mannen leiden ze ver weg te grazen vanaf de vroege morgen. In een hut verwacht een vrouw, die aan bloedarmoede lijdt, een kind. Ze is terneergeslagen met een blik zonder einde."
Broeder Roger bewondert de zusters die het in dergelijke berooidheid ‘uithouden’ en besluit er het overwicht van de vrouw op de man uit: "De vrouw heeft minder last dan de man om mee te kunnen in zulke arme omgeving. De man is zo gegrepen door de menselijke ontreddering dat hij soms kapseist. Niet meer wetend waar hij het heeft maakt hij veelvoudige keuzes. De vrouw kan beter tot het midden binnendringen, ze is beter aanvaard door de vrouwen en hun echtgenoten, wat hen doet standhouden."
Uitzonderlijk stelt de prior van Taizé zichzelf voor: "De virussen hebben hun intrede gedaan. Meerderen onder ons zijn ziek. Het afval op de straat en de open beek vuil water die rond de barak draait doen het virus van dysenterie broeien. Het overgeven en de hoge koorts beginnen meestal ’s nachts. Als ik de eerste ongemakken ontwaar en om niet iedereen te wekken, snel ik naar de getroffene om hem te verzorgen. De zijnen verzorgen, een geluk."
Op 24 december verliet Broeder Roger met de Broeder Alois en John Kenia. Broeder Denis en Broeder Grégoire bleven ter plaatse waar ze gedurende jaren een bescheiden fraterniteit voor onthaal en gebed in leven konden houden in de misdeelde wijk van Mathare Valley.
De parochies doen herleven
In Parijs werden vijftien duizend jongeren uit heel Europa verwacht voor een bijeenkomst die een nieuw keerpunt in de geschiedenis van Taizé betekende. De jongerenbijeenkomst van Parijs was de eerste van een reeks jaarlijkse ontmoetingen, die jaar na jaar in een andere Europese grootstad doorgingen, tussen Kerstmis en Nieuwjaar. Het aantal deelnemers stijgt alsmaar: van vijftienduizend en 1978 bereikt men honderdduizend in 1990.
De groepen werden over een honderdtal parochies van de hoofdstad en de voorsteden verdeeld en verzamelden voor het gebed in de kathedraal van Notre-Dame en in Saint-Sulpice. Op de eerste rij in Notre-Dame zaten pater Congar en pater Chenu. Dit was een teken van achting en aandacht die de bekende theologen Taizé toedroegen. Ook een teken van hoop die ze aan het nieuwe pastoraat stelden, waar Taizé aan begon. Want deze eerste Europese Ontmoeting buiten Taizé was een mijlpaal, niet alleen omwille van de keuze om eens per jaar naar Europa te gaan, maar vanwege de wil om voortaan nauw samen te werken met de parochies. Later legde Broeder Roger uit: "In 1979, gezien het aantal jongeren, was het nodig het Jongerenconcilie tijdelijk op te schorten om nog niet een beweging meer op gang te brengen. We dachten: Laten we het Concilie een tijdje rusten, het herrijst wel op een dag."
De geopenbaarde "Akten" na de Ontmoeting van Parijs bevestigden de heroriëntering van de jongeren naar de parochies die omschreven worden als ‘brede plaatselijke gemeenschappen die de ‘voortzetting van Christus verzekeren’, ‘een concentraat van deze unieke communie die Kerk heet’. De jongeren werden aangespoord om de parochies te doen herleven.
Als weergave van deze oriëntatie verklaarde Mgr. Marty van zijn kant aangaande Parijs: "Elke inspanning om de hoofdstad te evangeliseren gebeurt via de parochie." De werken van Robert Pannet, priester van het bisdom Châlons-sur-Marne kenden toen een groot succes omdat ze pleitten voor een evaluatie van het pastoraat op de parochiegemeenschap.
Om deze nodige ‘verbouwing’ te begeleiden, deze ‘reanimatie van de plaatselijke gemeenschappen’, stelde Broeder Roger voor om een ‘simpel maar mooi gezamenlijk gebed, een meditatief en volksgebed waarin het Godsvolk zich herkent’ te verspreiden. Het model was dat van de gezangen van Taizé die na het Jongerenconcilie verspreid werden en die Broeder Roger voortaan aan alle parochies wilde voorstellen. Hij begreep het zinloze van een zekere liturgie die een door te creatief en te spontaan karakter zichzelf ontwaarde en uitdraaide op een zinloos gebed, en ook de ideologisering van sommige prekentoespraken: "Vele bejaarde mensen zijn bedroefd omdat de mystieke drijfveer uit de parochievieringen verdwenen is ten voordele van teveel uitleg. En vele jongeren kunnen moeilijk de vieringen verdragen waar het woord van enkelen teveel plaats inneemt."
Het werden dus de gezangen van Taizé, op de beroemde melodieën van Jacques Berthier, die aan de parochies werden voorgesteld, ‘gezangen die soms bestaan uit één enkele zin die oneindig herhaald wordt’. Een nota duidde: "De parochies die het wensen kunnen in Taizé goedkoop de bladen verkrijgen met enkele van deze meditatieve en volkse gezangen onder de vorm van ‘canons."
In feite werden gezangen en melodieën door vele parochies en religieuze gemeenschappen opgenomen. Door middel van vertalingen bereikte de invloed van Taizé op de katholieke liturgie stilaan alle werelddelen.
Vertaling: Broeder Joseph
|
|