|
Download PDF
Dagboek van de H. Zr. Faustina Kowalska: Schrift 1, deel 8
Schrift 1: Gods barmhartigheid in mijn ziel
489. Vrijdag avond, tijdens de rozenkrans, toen ik dacht aan de reis van de volgende dag en het belang van de zaak die ik aan Pater Andrasz [132] moest voorleggen, greep angst mij aan, gezien mijn ellenden, mijn onbekwaamheid en de grootheid van het werk van God. Verbrijzeld door het lijden, gaf ik mezelf over aan de goddelijke Wil. Op dat moment zag ik Jezus in een licht gewaad, dicht bij mijn bidstoel en Hij zei me deze woorden: Waarom vreest ge Mijn wil te volbrengen? Ga Ik u niet helpen zoals Ik tot hiertoe gedaan heb? Herhaal elk van Mijn eisen voor hen die mij op aarde vervangen en doe alleen wat ze u zullen bevelen. Op dat moment vervulde een grote kracht mijn ziel.
490. De volgende dag zag ik mijn engelbewaarder die me vergezelde tijdens de reis naar Warszawa. Toen we de poort van het klooster binnengingen, verdween hij. Bij het voorbijgaan van de kleine kapel om onze overstem te gaan begroeten, greep de aanwezigheid van God in een oogwenk mij aan en de Heer vervulde mij met het vuur van Zijn Liefde. Op zo een moment erken ik steeds beter de grootheid van Zijn majesteit.
Toen we in Warsawa plaats namen in de trein naar Krakow, zag ik mijn engelbewaarder naast mij. Hij bad terwijl hij God schouwde en in gedachten sloot ik mij bij hem aan. Hij verdween toen we het klooster binnengingen.
491. Bij het binnenkomen van de kapel greep de majesteit van God mij opnieuw. Toen ik zag hoezeer onze hemelse Vader ons bemint voelde ik mij gans in God verzonken, helemaal ondergedompeld en van Hem doordrongen. Wat een groot geluk vervult mijn ziel door de kennis van God en Zijn leven. Ik verlang dit geluk te delen met alle mensen, ik kan het niet in mijn hart besloten houden, want de stralen van dit geluk verbranden mij en doen mijn borst en mijn binnenste openbarsten. Ik verlang de hele wereld te doorkruisen om aan de zielen de grote barmhartigheid van God te verkondigen. Priesters help mij daarbij, gebruik de sterkste woorden over Zijn barmhartigheid, want alles drukt maar zwakjes uit hoe barmhartig Hij in werkelijkheid is.
492. J.M.J. Krakow, 20.10.35
Retraite van acht dagen.
Eeuwige God, Gij de Goedheid zelf, in Uw barmhartigheid die voor elk verstand van mens of engel onbegrijpelijk is, help mij, Uw zwak kind, om Uw heilige Wil te volbrengen, zoals Gij hem mij deed kennen. Ik verlang niets anders dan Gods verlangens te volbrengen. Zie me hier, Heer, neem mijn ziel en mijn lichaam, mijn geest en mijn wil, mijn hart en al mijn liefde, bestuur mij volgens Uw eeuwige plannen.
493. Na de heilige Communie was mijn ziel opnieuw van Gods liefde vervuld. Ik verheug mij in Zijn grootheid. hier zie ik duidelijk Zijn goddelijke wil, die ik zal volbrengen; maar tegelijk zie ik mijn eigen zwakheid en ellende. Ik zie dat ik zonder Zijn hulp niets vermag.
494. Tweede dag van de retraite.
Toen ik bij Pater Andrasz in de spreekzaal moest gaan, had ik het weer met angst te doen, daar ik meende dat de priester alleen in de biechtstoel tot het geheim gehouden is: dat was een ongegronde vrees. Met één woord heeft moeder overste mij gerustgesteld. Toen ik in de kapel kwam hoorde ik deze woorden: "Ik verlang dat ge tegenover Mijn plaatsbekleder oprecht en eenvoudig zijt als een kind, zoals ge met Mij zijt, anders verlaat Ik u en zal Ik met u geen omgang meer hebben." En inderdaad, God verleende mij de genade van een volledig vertrouwen en aan het eind van het gesprek, gaf Hij mij de genade van een diepe vrede en licht over deze zaken.
495 Jezus, eeuwig Licht, verlicht mijn denken, versterk mijn wil, ontvlam mijn hart. Blijf met mij zoals Gij het hebt beloofd, want zonder U ben ik niets. Gij weet, mijn Jezus, hoe zwak ik ben. Moet ik het U zeggen, Jezus? Gij weet best hoe ellendig ik ben. In U is gans mijn kracht.
496. Biechtdag.
Vroeg in de morgen begon mijn innerlijke strijd, zo sterk als ik hem nog nooit kende. Volledig verlaten door God, voelde ik heel de zwakheid die ik ben. Volgende gedachten bekampten mij: "Waarom moet ik dit klooster verlaten, waar ik door de zusters en de oversten gaarne gezien word, een zo rustig leven en door eeuwige geloften gebonden, vervul ik gemakkelijk mijn plichten. Waarom moet ik naar de stem van mijn geweten luisteren, waarom trouw de ingevingen volgen, wie weet vanwaar ze komen, is het niet beter de weg te gaan van alle zusters? Misschien kan ik de woorden van de Heer overstemmen, er geen aandacht meer aan schenken, misschien zal God er geen rekenschap van vragen op de dag van het oordeel? Waarheen zal mij die innerlijke stem voeren? Volg ik deze stem, dan wachten mij grote inspanningen en tegenkantingen. Ik vrees de toekomst en ik sterf in het heden."
Dit lijden duurde een ganse dag met de zelfde hevigheid. Toen ik me 's avonds naar de heilige biecht begaf, kon ik helemaal niet biechten niettegenstaande de voorbereiding. Ik ontving de absolutie en ging weg zonder te begrijpen wat met mij gebeurde. Toen ik ging slapen, steeg het lijden tot een hoogtepunt, of eerder het veranderde in vuur, dat als een bliksem al mijn krachten doordrong tot in het beenmerg en de geheimste diepten van mijn hart. Tijdens deze kwellingen kon ik tot niets besluiten. "Heer, Uw Wil geschiede". Bij momenten kon ik zelfs dat niet eens denken. Waarlijk dodelijke angst overviel mij en het hellevuur beroerde mij. Tegen de morgen trad de stilte in en in een oogwenk verdween het lijden, maar ik voelde mij zo verzwakt dat ik geen enkele beweging kon maken. Tijdens mijn gesprek met moeder overste kwamen mijn krachten geleidelijk terug, maar God alleen weet hoe ik me gedurende de hele dag voelde.
497. O Eeuwige Waarheid, Vleesgeworden Woord, Gij hebt trouw de wil van de Vader volbracht, zie, vandaag word ik martelares van Uw ingevingen, daar ik ze niet uitvoeren kan, want ik heb geen eigen wil. Hoewel ik innerlijk duidelijk Uw Heilige Wil erken, onderwerp ik mij in alles aan de wil van mijn oversten en mijn biechtvader. Ik zal Uw Wil zo ver uitvoeren als Gij mij door Uw plaatsbekleder toelaat. O mijn Jezus, het valt mij zwaar, maar ik stel de stem van de Kerk boven de stem waarmee Gij tot mij spreekt.
498. Na de heilige Communie.
Ik zag Jezus zoals gewoonlijk. Hij zei mij de volgende woorden: "Leg uw hoofd op Mijn schouder, rust uit en kom op krachten. Ik ben altijd met u. Zeg aan de vriend van mijn hart, zeg het hem, dat ik tot het verwezenlijken van Mijn werken zo zwakke schepselen gebruik." Later werd mijn geest door een eigenaardige kracht gesterkt. "Zeg hem dat ik hem in de biecht uw zwakheid heb laten kennen om hem te tonen wat ge uit uzelf zijt."
499. Elke moedig doorstane strijd brengt mij vreugde en vrede, licht, ervaring en moed voor de toekomst. Het brengt God eer en glorie en mij uiteindelijk de beloning.
[132] E.H. Sopocko was niet zeker over de ingeving van Z.F. om een nieuwe congregatie te stichten en wilde dit voorleggen aan het oordeel van een andere priester; hij vroeg Z.F. alles mee te delen aan haar vroegere biechtvader, Pater J. Andrasz.
Vertaling: Pater Alfons J. Smet en Geertrui Schonken
|
|