|
Download PDF
Biografie J.M. Vianney. Preken [7] Uw gebed is louter smaad
Er zijn er die zich beroepen op een paar deugden, die zij enkel beoefenen, omdat ze er van nature toe geneigd zijn. Zo zal een moeder er bijvoorbeeld trots op gaan dat zij nu en dan een aalmoes geeft, dat zij nauwgezet haar gebeden verricht, regelmatig de sacramenten ontvangt en soms zelfs vrome lectuur ter hand neemt. Maar van de andere kant ziet zij zonder blikken of blozen aan hoe haar kinderen zich langzaam, maar zeker van het geestelijk leven verwijderen. Zij houden ternauwernood hun Pasen, maar wel geeft hun moeder hen van tijd tot tijd verlof om naar kermissen, dansgelegenheden, bruiloften en kermissen te gaan. Zij wil dat haar dochters "er bij zijn" en dat ze goed voor de dag komen. Als ze niet regelmatig op al die smerige plaatsen verschijnen, blijven ze onbekend, meent moeder. Zij is bang dat ze zullen "overschieten." Ja, ongetwijfeld, ze zullen onbekend blijven, bij de losbollen... Zeker, moeder, ze zullen "overschieten," als ge hen tenminste per se in handen wil laten vallen van schoten die hen als slavinnen behandelen.
Zo’n moeder wil er haar dochters fraai gekleed op uit sturen. Zij wil hen in het gezelschap zien van rijke jongelui. Voor de rest meent zij met een paar gebeden en een paar goede werken zelf al aardig op weg naar de hemel te zijn. Doe maar, moeder, ge zijt niets anders dan een blinde, een schijnheilige. Ge stelt u gerust met de gedachte dat ge nu en dan een bezoek brengt aan het Allerheiligste. Natuurlijk is dat goed, maar uw dochter is in de danszaal en zij zit bij een stel losbollen in de kroeg en wordt van geen enkele vorm van gemeenheid gespaard. Zij brengt de nacht door op plaatsen waar zij nooit moest komen. Ga, verblinde moeder, ga en staak uw gebed. Ziet ge dan niet dat ge precies hetzelfde handelt als de Joden, die voor Jezus spottend een kniebuiging maakten alsof ze Hem wilden aanbidden? Ge gaat immers de goede God aanbidden, terwijl uw kinderen bezig zijn met hem te kruisigen! Arme blinde, ge weet noch wat ge zegt, noch wat ge doet. Uw gebed is louter smaad. Ga eerst uw dochter halen, want haar zielenheil staat op het spel, en kom dan terug om de goede God de genade van de bekering te vragen.
Ontzettend broeders: eerst smeekt ge de goede God om Zijn intrek te willen nemen in uw hart en dan verjaagt ge Hem. "Vandaag," zegt "Sint Ephrem, "verenigen zij zich met Jezus Christus en morgen met de duivel." Op die bijeenkomsten waar alles samenstroomt wat verdorven is, gedraagt ge u even laaghartig als Judas: ge verraadt uw God en verkoopt hem aan satan! Ge leeft voortdurend in strijd met het heilig sacrament van de biecht. Want hoe kan een christen, die na één enkele zonde zijn leven lang zou treuren, zich doorlopend overgeven aan al die wereldse genoegens? Velen ontwijden zelfs het Heilig Oliesel door hun handen en voeten en al hun lichaamsdelen die door de laatste zalving geheiligd moeten worden, voor eerloze bewegingen te misbruiken! En is het geen belediging voor het sacrament van het priesterschap, als ge de vermaningen van uw pastoor veronachtzaamt? Maar de grootste schade lijdt ongetwijfeld het sacrament van het huwelijk! Hoeveel ontrouw wordt er op die bijeenkomsten niet beraamd? Dààr schijnt alles geoorloofd! Hoe blind moet men zijn om te kunnen denken dat er geen kwaad in steekt!...
Het Concilie van Aix-la-Chapelle verbiedt het dansen, zelfs bij bruiloften. En de heilige Carolus Borremeus, aartsbisschop van Milaan, zegt dat men toentertijd drie jaar penitentie gaf aan iemand die had gedanst, en wanneer hij er niet mee ophield, bedreigde men hem met excommunicatie. Als er geen kwaad in stak, broeders, zouden de heilige vaders en de Kerk zich dus vergissen! Maar wie heeft u eigenlijk verteld dat er geen kwaad in steekt? Waarschijnlijk een of andere losbol of een lichtekooi, die de stem van hun geweten zoveel mogelijk trachten te smoren!
"Er zijn ook priesters," zegt ge, "die in de biechtstoel niet over dansen praten of die je, zonder het openlijk goed te keuren, toch de absolutie geven."
Sommige vaders menen dat het voldoende is in hun huis om de goede orde te handhaven, ze willen niet dat er gevloekt wordt. Dat is natuurlijk heel goed, maar van de andere kant zien ze er geen bezwaar in om hun jongens naar herbergen, kermissen en feesten te laten gaan. Dezelfde vaders laten hun personeel bij de minste of geringste aanleiding op zondag werken, al is het maar om hun maaiers of hun dorsers niet langer in dienst te hoeven houden dan nodig is. Toch zie je hen in de kerk, ootmoedig neergeknield, de goede God aanbidden en ze trachten zelfs iedere verstrooiing te vermijden. Maar hoe zal God over zulke mensen denken? Ga vrienden, ge zijt blind! Ga eerst uw plichten leren en kom dan terug om God uw gebeden aan te bieden! Ziet ge dan niet dat ge precies hetzelfde doet als Pilatus, die Jezus Christus herkende en Hem toch veroordeelde? Anderen beoefenen de liefdadigheid, ze geven aalmoezen en staan open voor de noden van hun evennaasten. Dat is mooi, maar ze laten hun kinderen in de grootste onwetendheid, misschien weten hun zonen en dochters niet eens wat zij moeten doen om zalig te worden.
Ga vrienden, ge zijt verblind: ondanks al uw aalmoezen en al uw gevoeligheid verdwijnt ge met reuzenschreden in de richting van de hel! Sommigen hebben allerlei goede hoedanigheden en tonen zich hulpvaardig tegenover iedereen, maar van hun eigen vrouw en hun eigen kinderen kunnen ze niets verdragen. Ze overladen hen met vloeken en scheldwoorden en schrikken er misschien zelfs niet voor terug om hen te mishandelen. Zulke mannen houden zichzelf voor brave lieden, omdat ze God niet lasteren, omdat ze niet stelen, omdat ze geen overspel bedrijven, maar van de andere kant doen ze geen enkele moeite om de gevoelens van wraak, haat, afgunst en jaloezie die hen bijna iedere dag overvallen, de kop in te drukken. Op die manier kan de godsdienst u alleen in het verderf storten, broeders.
Er zijn ook christenen die alle mogelijk vormen van vroomheid beoefenen. Nooit bijvoorbeeld zullen ze bepaalde gebeden, die ze gewoon zijn te verrichten, zonder zware wroeging achterwege laten. Ze wanen zich verloren als ze op bepaalde dagen, waarop ze gewoon zijn te communiceren, niet naar de heilige tafel gaan. Maar van de andere kant verliezen ze om niets hun geduld en beginnen ze om niets te morren en te klagen. Eén enkel woord dat hen niet aanstaat, kan hun hele stemming bederven. Ze zien hun evennaaste liever niet dan wel, ze houden zich overal buiten en hebben allerlei smoesjes klaar om uw gezelschap te ontlopen. Ze zijn bang om slecht te worden behandeld. Ga, armzalige ogendienaars, ga u bekeren en neem dan uw toevlucht tot de sacramenten, die ge nu door uw verkeerd begrepen godsvrucht, onbewust ontheiligt.
De zuiverheid is niet van tel
Wat staat de zuiverheid laag aangeschreven in deze wereld, broeders. Hoe weinig moeite doen we om haar te bewaren, hoe weinig ijver leggen we aan de dag om haar aan God te vragen, want we kunnen haar immers niet uit onszelf bezitten.
Neen, broeders, deze heilige deugd is niet van tel bij de onkuisaards die zich wentelen in de poel van hun zonden en wier hart gelijk is aan de krater van vulkaan: het stort van onzuiver vuur over de wereld. En in plaats van het te blussen, wakkeren zij het onophoudelijk aan door hun blikken, gedachten, handelingen en hun verlangens. Hoe zal zo’n ziel voor God verschijnen, voor de Zuiverheid zelf?
Neen, broeders, deze hemelse deugd is niet van tel bij mensen van wier mond de hel zich bedient om haar vuil over de wereld te spuwen en die zich daarmee voeden als met hun dagelijks brood. Hun arme ziel is slechts een voorwerp van afschuw voor de hemel en de aarde! Neen, broeders, deze lieflijke deugd is niet val tel bij de jongelui wier ogen en handen besmeurd zijn door blikken en ... O God, hoeveel zielen sleept die zonde naar de hel ... Neen, broeders, deze engelachtige deugd is niet van tel bij de bedorven wereldse meisjes die alle zorg aan hun uiterlijk besteden om de ogen van de wereld op zich te richten, die door hun opzichtige en schaamteloze kleding openlijk te kennen geven dat ze de hel tot instrumenten dienen om de zielen in het verderf te storten, dezelfde zielen die Jezus Christus met zoveel leed en tranen heeft vrijgekocht ...
Bekijk ze, die ongelukkigen, en ge zult zien dat hun hoofd en hun borst door ontelbare duivels worden omringd. O God, hoe kan de hel op aarde zulke handelingen hebben? Maar nog vreemder is het dat er moeders zijn die dit onchristelijk gedrag van hun dochters door de vingers zien.
Als ik niet bang was om er verder op in te gaan, zou ik die moeders zeggen dat ze evenmin deugden als hun dochters. De ogen en het hart van de onzuiveren zijn niets anders dan een vergiftigde bron, die de dood betekent voor allen die eruit drinken. Hoe durven zulke monsters voor het aanschijn te treden van Hem, die de doodsvijand van alle onzuiverheid is?
Hun ellendig leven vormt een opeenhoping van vuil dat alleen als brandstof voor de hel van nut kan zijn. Maar later we er het zwijgen toe doen, broeders. Dit onderwerp moet bij een Christen, wiens reinheid die van Jezus Christus zelf wil evenaren, enkel ergernis en weerzin wekken. Laten we liever terugkeren tot de heilige deugd van de zuiverheid die ons tot in de hemelen verheft en die ons toegang geeft tot het aanbiddelijk hart van Jezus en die ons naar lichaam en ziel van Gods rijkste zegen verzekert ...
Sint Jacobus zegt ons dat deze deugd van de hemel komt en dat zij nooit ons deel zal worden als we haar niet aan de goede God vragen. We moeten dus dikwijls bidden om zuiverheid, broeders, om zuiverheid in onze ogen, in onze woorden en in onze handelingen.
En tenslotte moeten we een grote verering hebben voor de Heilige Maagd, want alleen met Haar bijstand kunnen we deze heilige deugd in ons hart bewaren: Zij immers is de Koningin, het Voorbeeld en de Patrones van de Maagden...
De Verering van de Heilige Maagd
Als ik wou, zou ik u kunnen bewijzen dat er in alle tijden en onder alle omstandigheden grote dienaars van de Heilige Maagd hebben geleefd. We zouden er vinden onder de armen, die van deur tot deur bedelen om hun dagelijks brood. We zouden er vinden onder diegenen die vrijwel in dezelfde toestand leven als de meesten van u. We zouden er vinden onder de rijken, en zelfs meer dan ge denkt. In het evangelie lezen we dat onze goddelijke Meester altijd met een grote liefde op heel de wereld heeft neergezien. Slechts voor één soort mensen kende Hij geen medelijden; dat waren de farizeeërs. Zij waren immers hoogmoedige en onverbeterlijke zondaars. Als zij gekund hadden zouden zij Jezus verhinderd hebben om de wil van Zijn Vader te vervullen! Daarom noemde hij hen "witgekalkte raven, huichelaars en aderengebroed." Hetzelfde kunnen we zeggen met betrekking tot de verering van de Heilige Maagd.
Alle christenen hebben een diepe eerbied voor Maria, behalve de oude, onverbeterlijke zondaars die sinds lang hun geloof verloren hebben en zich wentelen in het slijk van hun dierlijke hartstochten. De duivel tracht hen in hun verblinding gevangen te houden tot het ogenblik waarop de dood hun ogen zal openen. Ach, als zij ook eens hun toevlucht namen tot Maria, zouden zij gespaard zouden blijven voor het eeuwige vuur, dat hen onherroepelijk te wachten staat.
Neen, broeders, laten we die mensen niet navolgen! Laten we liever in het voetspoor treden van diegenen die de Heilige Maagd tot hun waarachtige dienaars rekent. Tot dat getal behoort bijvoorbeeld een heilige Carolus Borremeus, die iedere dag op zijn knieën de Rozenkrans bad. En dat niet alleen: hij vastte op alle vigiliedagen voor onverschillig welk Mariafeest. Zodra hij ’s middags de Angelusklok hoorde luiden, knielde hij neer, waar hij zich ook bevond, al was het op het midden van een modderige straat. Hij wou dat er in heel zijn bisdom een grote devotie tot Maria zou aangekweekt worden en dat iedereen haar heilige naam met diepe eerbied uit zou spreken. Overal heeft deze bisschop ter ere van de Heilige Maagd kapellen opgericht.
Wel, broeders, waarom zouden we dan deze grote heiligen niet navolgen? Zij hebben van Maria immers de genade verkregen vrij te blijven van de zonde. Hebben we niet dezelfde vijand te bestrijden als zij, hebben wij niet dezelfde hemel te veroveren? Ja, Maria houdt haar ogen altijd op ons gericht. Wenden we ons tot haar, telkens als we bekoord worden, dan kunnen we er zeker van zijn voor de zonde gespaard te blijven.
Onze inconsequentie
Laten we ditmaal een ogenblik afstappen, broeders, van de uiterlijke eredienst, ten gevolge van uw vreemde grillen en uw alle behalve christelijke inconsequenties die tegelijkertijd een toonbeeld en een verloochening zijn van uw geloof. Waar vindt men onder u de broederlijke liefde die, volgens de beginselen van uw godsdienst op zulke verheven en goddelijke grondslagen berust? Bekijk de dingen eens van nabij, broeders, en ge zult zien dat deze verwijtende vraag heus niet ongegrond is. Hoe mooi zou uw godsdienst zijn, zeggen ons de Joden, en zelfs de heidenen, als gij deed wat u opgedragen was! Gij zijt niet alleen broeders, het is nog heerlijker: gij vormt tezamen één lichaam met Jezus Christus, wiens vlees en bloed u dagelijks tot voedsel dient: in hem zijt ge allen als ledematen met elkaar verbonden. Ge kunt het niet ontkennen: dit leerstuk van uw geloof is bewonderenswaardig, het heeft iets van de hemel.
Als ge volgens dit geloof zoudt handelen, zoudt ge in staat zijn om alle andere volkeren voor uw godsdienst te winnen. Ge zoudt hun dezelfde schoonheid, dezelfde troost en dezelfde beloften voor het eeuwige leven kunnen schenken. Maar wat de volkeren doet twijfelen of uw godsdienst wel beantwoordt aan uw woorden, dat is het feit dat uw gedrag in lijnrechte tegenstelling staat tot hetgeen uw godsdienst u gebiedt.
Als men uw pastoors zou ondervragen en het zou hun geoorloofd zijn om hun geheimen te onthullen, dan zouden zij u de twisten, de vijandschappen, de veten, de jaloezie, de kwaadsprekerij, de leugens, de processen en tal van andere misdrijven kunnen openbaren, die een afschrikwekkend teken zijn voor alle volkeren waarvan gij zegt dat hun godsdienst bij de uwe ten achter staat. Het zedenbederf dat onder u heerst, weerhoudt de andersdenkenden en de heidenen ervan om uw geloof te omhelzen, want als ge er werkelijk van overtuigd zoudt zijn dat het een goed en goddelijk geloof was, zoudt ge u beslist heel anders gedragen.
De naastenliefde
Heel onze godsdienst is een valse godsdienst en al onze deugden zijn maar hersenschimmen en wij zijn maar schijnheiligen in de ogen van God, als wij geen universele liefde hebben voor alle mensen, voor de goeden zowel als voor de slechten, voor de armen zowel als voor de rijken, voor diegenen die ons kwaad doen, zowel als voor diegenen die ons weldaden bewijzen.
Neen, broeders, er is geen enkele deugd waaraan men beter kan zien of wij kinderen zijn van God, dan de liefde. De verplichting om onze evennaaste te beminnen, weegt zo zwaar, dat God het gebod hiertoe onmiddellijk heeft vastgekoppeld aan het eerste van alle geboden, volgens hetwelk wij Hemzelf lief moeten hebben uit heel ons hart. Jezus Christus zegt ons dat in dit gebod heel de wet en de profeten besloten liggen. Ja, broeders, we moeten deze verplichting beschouwen als de belangrijkste en de algemeenste vorm van onze godsdienst en als het noodzakelijkste voor ons zielenheil. Door dit gebod te volbrengen, volbrengen we teven alle andere. Sint Paulus zegt dat de andere geboden ons echtbreuk, diefstal, onrechtvaardigheid, smaad en valse getuigenissen verbieden. Maar als we van de medemens houden, doen we niets van dit alles, omdat het indruist tegen de naastenliefde.
Wie de liefde heeft...
O, mijn God, hoeveel christenen gaan er niet verloren door een gebrek aan naastenliefde. Neen, broeders, zelfs wanneer ge wonderen zoudt doen, zoudt ge niet zalig worden, als ge de liefde niet had. Neen, broeders, zonder de liefde kent ge uw godsdienst niet. Zonder de liefde hebt ge slechts schijnheiligen en verworpelingen! Zonder de liefde zult ge de goede God nooit aanschouwen! Zonder de liefde zal de eeuwige vreugde u worden geweigerd... Zonder de liefde kunt ge grote aalmoezen geven aan diegenen die u na staan of die u bevallen, kunt ge iedere dag de heilige mis bijwonen, kunt ge desnoods iedere dag te communie gaan: ge blijft schijnheiligen en verworpelingen! Vervolg rustig uw weg en ge zult weldra in de hel belanden... Ge kunt de fouten van uw evennaaste niet verdragen, omdat hij u niet aanstaat. Ge hebt het land aan hem en ge ziet hem liever niet dan wel. Begrijpt ge dan niet, ongelukkige, dat ge een huichelaar zijt, dat ge er een valse godsdienst op nahoudt, dat ge met al uw goede hoedanigheden op weg zijt naar de hel? O God, hoe zeldzaam is deze deugd! Zij komt helaas even zelden voor als er uitverkorenen naar de hemel gaan.
"Ik zie sommige lui niet graag," zegt ge. "In de kerk leiden ze me af. Ze proberen op alle mogelijke manieren de aandacht te trekken."
Ach, ongelukkige, zeg liever dat ge geen liefde hebt, dat ge een ellendeling zijt, want ge houdt alleen van degenen die u op het gevoel werken of bij wie gij belang hebt, die u in geen enkel opzicht tegenspreken, die u vleien omwille van uw goede werken, die u gretig danken voor uw weldaden en die in alles erkentelijk zijn. Voor hen slooft ge u uit en ge schrikt er zelfs niet voor terug om u het allernoodzakelijkste te ontzeggen om hen te kunnen helpen. Maar zodra uw gunstelingen ook maar een spoor van ondankbaarheid of minachting vertonen, is het met de liefde gebeurd. Dan kijkt ge hen niet meer aan. Ge ontloopt hun gezelschap. Koel en zakelijk houdt ge u op de vlakte, als een gesprek met hen misschien onvermijdelijk is. O God, dat alles berust op een valse godsvrucht, die ons alleen in het verderf kan storten.
En als ge daaraan twijfelt, broeders, luister dan naar Sint Paulus, hij kan u immers niet bedriegen: "Al zou ik heel mijn bezit aan de armen geven," zegt hij, "al zou ik wonderen doen, ja, zelfs doden oproepen uit hun graf, en ik had de liefde niet, dan was ik een huichelaar, en niets anders."
Neem, om u van deze waarheid te overtuigen, heel het leven en lijden van onze Zaligmaker Jezus Christus. Neem de levens van alle heiligen, ge zult onder hen niemand vinden die er niet de voorkeur aan heeft gegeven om juist diegenen weldaden te bewijzen van wie hij niets dan onrecht te verwachten had. Neem bijvoorbeeld Franciscus van Sales. "Als ik in mijn leven maar één mens goed kon doen," zegt hij, "zou ik liever iemand kiezen die mij had beledigd, dan iemand die mij ooit een andere dienst heeft bewezen." Bedenk, broeders, hoe ver de liefdeloze mens in zijn boosheid kan gaan! Nauwelijks heeft iemand hem iets in de weg gelegd of hij begint heel het verleden van zijn tegenstrever uit te pluizen. Hij oordeelt over hem, hij veroordeelt hem. Hij tracht al zijn handelingen in een ongunstig daglicht te stellen en hij twijfelt er geen ogenblik aan of hij heeft het bij het rechte eind ...
"Ja maar," zult ge zeggen, "hoe dikwijls gebeurt het niet dat het kwaad zich voor mijn ogen afspeelt! Ik hoef er toch geen doekjes om te draaien."
Omdat ge geen liefde hebt, beste vriend, daarom speelt er zich zoveel kwaad voor uw ogen af. Als ge de liefde had, zoudt ge er anders over denken. Dan zoudt ge u op de eerste plaats afvragen of ge u niet vergiste, want hoe dikwijls gebeurt dat niet? Een simpel voorbeeld kan u hiervan overtuigen en ik zou willen dat ge dit voor altijd voor ogen hield, wanneer ge denkt dat uw evennaaste kwaad bedrijft.
Wel, in de geschiedenis van de woestijnvaders wordt ons verteld hoe een kluizenaar, Simeon genaamd, die verschillende jaren in de woestijn had doorgebracht, plotseling op de gedachte kwam om de wereld in te trekken. Maar eerst vroeg hij de goede God de genade dat de mensen zijn ware bedoelingen niet zouden achterhalen. Nadat God hem deze belofte had gedaan, verliet Simeon de woestijn. Eenmaal in de wereld gekomen, handelde hij als een dwaas: hij dreef duivels uit en genas zieken. Hij ging de huizen van verdachte vrouwen binnen, liet hen zweren dat zij nooit iemand anders zouden beminnen dan hem en gaf hen al het geld dat hij bezat. Iedereen beschouwde hem als een kluizenaar die zijn verstand had verloren.
Ofschoon hij meer dan zeventig jaar oud was, zag men hem elke dag op straat met de kinderen spelen. Soms vertoonde hij zich in de danszaal, sprong tussen de anderen door en deelde waarschuwingen uit tegen het kwaad dat daar bedreven werd. Maar men haalde er spottend de schouders voor op en hield zijn woorden voor wartaal. Een andere keer klom hij op het toneel en gooide hij stenen naar het publiek. Wanneer hij mensen zag die van de duivel bezeten waren, sloot hij zich bij hen aan en deed alsof hijzelf ook bezeten was.
Men zag hem in de herbergen, te midden van de dronkaards. Op de markt liet hij zich over de grond rollen en nog veel gekkere toeren haalde hij uit. Iedereen veroordeelde en minachtte hem. Sommigen zagen hem aan voor een idioot, anderen voor een losbol en een gevaarlijk individu dat in de gevangenis thuishoorde. En toch broeders, ondanks alles, was Simeon een heilige, die niets anders zocht dan de verachting van de wereld en juist daardoor de zielen trachtte voor God te winnen. Maar de mensen begrepen hem niet en beoordeelden hem verkeerd. Laten we er dus rekening mee houden dat wij ons altijd kunnen vergissen, hoe slecht ook het gedrag van onze evennaaste ons misschien toeschijnt. Vaak immers zien we kwaad in datgene wat God welgevallig is ...
Ja, broeders, wie de liefde heeft, ziet de fouten van zijn broeder niet ...
Wie de liefde heeft, kan zeker zijn van de hemel ...
En dat geluk wens ik u toe.
Vasten en bidden in uw dagelijks werk
In het evangelie kunnen we lezen, broeders, wat de Heer tot Zijn volk heeft gezegd, toen Hij er over sprak dat het noodzakelijk was om goede werken te doen om Hem te behagen en tot het getal van de zaligen gerekend te worden: "De dingen die ik van u verlang, gaan uw krachten niet te boven. Om ze te kunnen doen, hoeft ge u niet tot in de wolken te verheffen, noch de zeeën over te steken. Alles wat ik u gebied, ligt om zo te zeggen in het bereik van uw handen en uw hart."
Ik zou u deze woorden willen herhalen, broeders. Zeker, het is waar dat ge nooit in de hemel komt als ge geen goede werken doet, maar ge hoeft daar niet van te schrikken. Wat Jezus Christus van ons vraagt, zijn geen buitengewone dingen. Ze liggen niet boven onze macht. Hij zal bijvoorbeeld niet van ons verlangen dat we de hele dag in de kerk zitten of dat we onmogelijke verstervingen doen. Ge hoeft uw gezondheid niet te ondermijnen en ge hoeft niet al uw hebben en houden aan de armen te geven. Natuurlijk zijn we verplicht om de armen zoveel mogelijk te helpen, want God zelf zegt dat we goede werken moeten doen om Hem welgevallig te zijn en onze zonden niet te boeten. Het is ook waar dat ge u in veel dingen moet versterven en dat ge uw verkeerde neigingen moet onderdrukken. Wie zich maar laat gaan en de natuur geen enkele beperking oplegt, zal zijn einddoel, de eeuwige zaligheid, nooit bereiken. En al hoeft ge niet de hele dag in de kerk te zitten [wat niettemin een groot geluk voor u zou zijn], ge weet heel goed dat ge uw gebeden nooit moogt overslaan, zeker ’s morgens en ’s avonds niet.
"Ja maar," zult ge opmerken, "er zijn mensen die eenvoudig niet kunnen vasten of die werkelijk al zo arm zijn, dat ze geen aalmoezen kunnen geven. En anderen hebben het zo druk, dat ze vaak nauwelijks tijd vinden om ’s morgens en ’s avonds hun gebeden te doen. Hoe moeten zulke mensen dan zalig worden, als een christen per se doorlopend moet bidden en als het voor ons zielenheil noodzakelijk is om onze medemensen te helpen?"
Daar uw goede werken zich beperken tot het gebed, de versterving en de aalmoes, zijt ge onder alle omstandigheden in staat om uw plichten te vervullen, broeders. Ik zal het u bewijzen.
Ja, al hebt ge een slechte gezondheid, al zoudt ge zelfs van alle krachten verstoken zijn, er is altijd wel iets te vinden waarin ge u kunt versterven. Al zijt ge straatarm, een aalmoes kan er altijd af en hoe omvangrijk uw bezigheden ook zijn, ge kunt altijd bidden tot de goede God, zonder dat uw zaken er op achteruit gaan. ’s Morgens en ’s avonds kunt ge bidden, en zelfs de hele dag .... ik zal u uitleggen hoe!
Wel broeders, wanneer we dit alles geduldig verdragen met als enig doel de goede God te behagen, verwerven we onze onschatbare diensten voor de eeuwigheid. Ge moet het hele jaar door hard werken, ge krijgt lasten waar ge bijna onder bezwijkt. Soms dreigt het leven u de adem af te snijden! O broeders, wat een kostbare kans! Ge kunt haar aangrijpen, als ge wilt, en ge hoeft er niets voor te doen dan uw dagelijkse werk. Draag uw zorgen over aan de goede God, verhef uw hart tot de Heer en bid: "Lieve Jezus, ik verenig mijn lijden met uw lijden, mijn pijn met uw pijn. Schenk mij de genade om altijd tevreden te zijn in de staat waarin Gij mij hebt geplaatst. Ik zal uw heilige naam zegenen bij alles wat mij overkomt!" Ja, broeders, als ge het grote geluk had om u op die manier te gedragen, zouden al uw lasten en uw zorgen even zo kostelijke vruchten worden die ge de goede God in het uur van uw dood zoudt aanbieden. Op deze manier immers kan ieder van u in zijn eigen omstandigheden een soort versterving beoefenen en zich grote verdiensten verwerven voor zijn eeuwige zaligheid.
Verder zeg ik u dat er aalmoezen zijn die iedereen kan geven, want een aalmoes hoeft niet altijd te bestaan uit het spijzen van de hongerigen of het kleden van de naakten. Integendeel, alle diensten die ge uw evennaaste bewijst, naar het lichaam of naar de ziel, zijn als aalmoezen te beschouwen, zolang ge tenminste handelt in de geest van de liefde. Wie weinig heeft, hoeft maar weinig te geven en wie niets kan geven, kan misschien iets uitlenen. Wie geen zieken kan verzorgen, kan hen in ieder geval bezoeken, hij kan hen een paar troostwoorden zeggen en voor hen bidden, opdat zij een vruchtbaar gebruik van hun ziekte mogen maken. Ja, broeders, alles is groot en kostbaar in de ogen van God, wanneer ge u door de godsvrucht en liefde laat inspireren? Jezus Christus heeft ons immers gezegd dat er zelfs geen glas water onbeloond zal blijven.
Ge ziet dus, broeders, al zijt ge straatarm, een aalmoes kan er altijd af. En tenslotte is er ook een soort gebed dat ge doorlopend kunt verrichten zonder dat uw zaken er onder lijden, al hebt ge het nog zo druk. Luister maar: het bestaat hierin dat ge in alles wat ge doet, enkel en alleen tracht de wil van God te vervullen. Zeg me, broeders, is het dan zo moeilijk in al uw bezigheden, hoe gering ze ook zijn, de wil van God te volbrengen? Ja, dat soort gebed maakt alles verdienstelijk voor de hemel, maar buiten Gods wil om bewerkt ge uw eigen ondergang. Hoeveel goede daden blijven er uiteindelijk niet onbeloond, terwijl ge ze met dezelfde moeite vruchtbaar had kunnen maken voor het eeuwige leven?
Wilt ge gelukkig zijn?
Waarom broeders, is ons aards bestaan zo vol ellende? Als we het leven van de mens goed beschouwen, is het niets anders dan een aaneenschakeling van ongelukken: ziekte, leed, verdrukking, schade en verlies bedreigen ons van alle kanten. Waarheen we ons ook wenden, we zien overal kommer en droefheid. Ondervaag al uw medemensen, van de laagste tot de hoogste, ze spreken allemaal dezelfde taal. De mens kan op aarde alleen maar ongelukkig zijn, broeders, tenzij hij zich wendt tot God. En weet ge waarom? Neen, zult ge me zeggen. Wel, vriend, ik zal u de ware reden laten horen. Het komt omdat God ons in deze wereld heeft geplaatst als in een ballingsoord. Door ons aan rampen en onheil bloot te stellen, wil Hij ons hart losmaken van alles wat aarde en vergankelijk is, zodat het tenslotte enkel nog verlangt naar goederen, groter, zuiverder en duurzamer dan er in dit leven te vinden zijn.
Om ons beter te laten voelen hoe noodzakelijk het is om onze blikken op de eeuwige goederen te richten, heeft God ons hart zulke hoge en verregaande verlangens ingeschapen, dat niets op de wereld ons kan bevredigen. Nauwelijks immers hebben we ons aan een geschapen ding gehecht, nauwelijks bezitten we datgene wat we zo vurig hebben verlangd, nauwelijks hebben we er van genoten of we keren ons weer af en hopen ergens anders iets beters te vinden. Onze eigen ervaringen dwingen ons dus te bekennen dat het nutteloos is om hier beneden in vergankelijke dingen ons geluk te zoeken. Waarom zouden we van deze wereld troost verwachten? Al haar goederen zijn van voorbijgaande aard. Laten we ons liever richten op het edele en gelukzalige doel waarvoor God ons geschapen heeft. Wilt ge gelukkig zijn, vrienden? Zie dan op naar de hemel, want daar alléén zal uw hart ten volle verzadigd worden.
Alle onaangenaamheden die ge ondervindt, zijn in werkelijkheid slechts middelen om u naar uw einddoel te leiden: ik zal het u onomstotelijk en zonneklaar aantonen. Op de eerste plaats heeft Jezus Christus door Zijn lijden en dood onze handelingen eeuwigheidswaarde verleend. Wat er ook in ons hart omgaat, waartoe we ons lichaam ook gebruiken, het zal zijn beloning niet missen, wanneer we het als goede christenen aan God opdragen. Misschien denkt ge bij uzelf : dat is me toch niet helemaal duidelijk. Wel, als deze woorden niet toereikend zijn, luister dan nog 'n ogenblik, en ge zult weten hoe ge heel uw doen en laten verdienstelijk kunt maken voor de hemel zonder iets aan uw dagelijks leven te veranderen. Ge hoeft alles slechts te doen met de bedoeling God te behagen. Daardoor zal uw taak niet zwaarder of pijnlijker worden, integendeel: zij zal u lichter vallen en aangenamer zijn. Richt uw gedachten op God meteen als ge 's morgens opstaat maak een kruisteken en zeg tot Hem: "Mijn God, ik geef U mijn hart, en omdat Gij zo goed zijt mij weer een nieuwe dag te schenken, vraag ik U de genade dat alles wat ik vandaag zal doen tot Uw eer en glorie moge strekken en tot heil van mijn ziel."
De gave van iedere dag
Nooit moogt ge uw werk beginnen, broeders, zonder een kruisteken te maken, en trek u niets aan van de mensen zonder godsdienst, die dat niet durven, als ze in gezelschap zijn. Draag uw lasten in alle eenvoud op aan de goede God en vernieuw die opdracht van tijd tot tijd. Daardoor roept ge de zegen des hemels over u af, en over alles wat ge doet. Kijk 'ns, broeders, hoeveel deugden ge kunt beoefenen door u op deze manier te gedragen en zonder iets aan uw dagelijks werk te hoeven veranderen. Als ge werkt met de bedoeling God te behagen en gevolg te geven aan het bevel dat ge uw brood in het zweet uwer aanschijn moet verdienen, dan stelt ge een daad van gehoorzaamheid: Doet ge het om uw zonden uit te boeten, dan stelt ge een daad van rouwmoedigheid. Werkt ge om voor uzelf of voor uw evennaaste een of andere gunst te verkrijgen, dan stelt ge een daad van vertrouwen en van liefde. O, kijk eens, broeders, wat ge iedere dag opnieuw voor de hemel kunt verdienen door gewoon uw werk te doen, als ge het maar doet voor God en voor uw zielenheil! Wat belet u telkens als ge de klok hoort slaan, aan de vergankelijkheid van het leven te denken en bij uzelf te zeggen: de uren gaan voorbij, de dood nadert, ik ben op weg naar de eeuwigheid. Ben ik klaar om voor Gods rechterstoel te verschijnen? Ben ik niet in staat van zonde?
Het Kruis I
Ik wil u ditmaal spreken over het zichtbare kruis en ik zal u uitleggen, broeders, waarom ge het zo vaak aantreft, waarom het zo zegenrijk is en waarom het door de Kerk met zulke grote eerbewijzen wordt omringd. Dagelijks hebt ge te kampen met een inwendig kruis. Dagelijks ook ziet ge u geplaatst tegenover een zichtbaar kruis, een afbeelding van het kruis waaraan onze Zaligmaker is gestorven. Dat heeft z'n reden, broeders! De Kerk wil ons namelijk steeds voor ogen houden dat we kinderen zijn van een gekruisigde God. Laten we ons ook niet verwonderen over de eer die de Kerk dit heilig hout bewijst, want het verleent ons tal van genaden en grote gunsten. We zien hoe de priester het kruisteken maakt bij alle plechtigheden en bij de toediening van alle sacramenten. Waarom, zult ge me vragen. Wel vriend, luister: omdat al onze gebeden en alle sacramenten hun kracht en hun uitwerking ontlenen aan het kruis! Gedurende het H. Misoffer, het grootste en verhevenste eerbewijs dat we God kunnen brengen, maakt de priester telkens en telkens weer het kruisteken. God wil dat de herinnering aan het kruis in ons altijd levendig blijft. In dit teken immers ligt ons heil en het is de schrik van de duivel. God heeft ons zelfs geschapen in de vorm van een kruis, opdat heel ons lichaam een levend beeld zou zijn van het heilig hout waaraan Jezus Christus is gestorven om ons te redden. Kijk eens, broeders, hoe de Kerk zich beijvert om het aantal kruisbeelden te vergroten: zij gebruikt het als een speciale versiering van onze Godshuizen en het prijkt op ieder altaar. Het prijkt op de meest verheven plaatsen.
Het Kruis II
Waarom plant men kruisbeelden in de nabijheid van steden en dorpen? Het is om aan te tonen, broeders, dat wij christenen de godsdienst van Jezus Christus openlijk willen belijden, en om er de voorbijgangers aan te herinneren dat de gedachte aan het lijden en de dood van de Zaligmaker nooit mag vervagen. Dit heilzaam teken onderscheidt ons van de ongelovigen evenals vroeger de besnijdenis het Joodse volk van de afgodendienaars onderscheidde. We zien dan ook dat overal waar men onze godsdienst tracht uit te roeien, deze monumenten 't eerst vernield worden. De eerste christenen beschouwden het als hun grootste geluk het teken van onze verlossing met zich om te dragen. Vroeger droegen de vrouwen en de meisjes een kruis, dat hun kostbaarste sieraad uitmaakte: ze hingen het om hun hals en gaven daardoor te kennen dat ze dienaressen waren van een gekruisigde God. Maar, naarmate de godsdienst in verval raakte en het geloof verzwakte, begon dit heilig teken zeldzamer te worden of liever: het is bijna verdwenen. Stap voor stap tracht de duivel ons van het kruis te verwijderen. De vrouwen zijn begonnen met de beeltenis van de Gekruisigde en van de H. Maagd af te schaffen en stelden zich voortaan tevreden met een kruisje zonder corpus. Maar de duivel ging nog verder, want ook dit kruisje verdween en er is tenslotte niets overgebleven dan de ketting, een ijdel sieraad, dat de draagsters, in plaats van Gods zegen over hen af te roepen, in de macht van satan brengt. Ziet ge het verschil, broeders? Het verschil tussen ketting en kruis? Door het kruis immers zijn we vrije kinderen Gods geworden, door het kruis heeft Jezus Christus ons verlost van satans tirannie, waaraan we door de zonde onderworpen werden. De ketting daarentegen is een teken van slavernij, het instrument van de ijdelheid waardoor de duivel ons van God verwijdert en meesleept naar de hel. Wat is de wereld veranderd sinds de eerste christenen! Hoe groot is het getal van hen, die enkel in naam nog christenen zijn en wier gedrag gelijk staat met dat van de heidenen!
"Nu," zult ge me tegenwerpen, "dat is toch wel 'n beetje te sterk. Ons christendom zit ons heus niet in de weg. Hoe komt u erbij dat we enkel in naam nog christenen zouden zijn?"
Wel, broeders, dat is vrij eenvoudig. Ik zeg het u, omdat ge ervoor terugschrikt om openlijk met uw geloof voor de dag te komen. Buitenshuis durft ge vóór het eten geen kruisteken te maken of ge doet het vluchtig en tersluiks, bang dat ge in de gaten loopt. Als de Angelusklok luidt, houdt ge u doof en ge weigert de Engel des Heren te bidden, uit vrees dat uw kameraden u uit zullen lachen. Wanneer de goede God u aanspoort uw biecht te spreken, zegt ge bij uzelf: "Laat ik nog 'n keertje wachten; wie weet wat ik weer te horen krijg, als ze er achter komen." Wie zich zo gedraagt, heeft niet langer het recht om zich christen te noemen. Nee, vrienden, ge zijt verworpelingen, evenals weleer de Joden. Ge zijt met uzelf in tegenspraak. Afvalligen, dat is uw ware naam. Uw taal en uw levenswijze verraden het iedere dag opnieuw. Waarom, broeders, werd keizer Julianus 'de afvallige' genoemd?
"Wel," zult ge zeggen, "omdat hij eerst christen was en later terugviel in het heidendom."
Maar, vrienden, wat is er dan voor 'n verschil tussen uw gedrag en dat van de heidenen? Weet ge welke de gewone ondeugden van de heidenen zijn? Sommigen van hen, bedorven als ze zijn door de zonde van onzuiverheid, braken niets anders uit dan gemene taal. Anderen, meegesleept door hun genotzucht, zoeken op deze wereld enkel slemppartijen en drinkgelagen. En hun dochters laten zich uitsluitend leiden door verwaandheid en behaagzucht. Wat denkt ge van zo 'n gedrag, broeders? "Dat is het gedrag van mensen die geen hoop hebben op een ander leven," zult het zeggen, en ge hebt gelijk, En wat voor verschil bestaat er tussen hun houding en de uwe? Komt er toch eerlijk voor uit: er is geen verschil en bijgevolg zijt ge alleen nog christenen in naam.
O, mijn God, hoe klein is het getal van Uw volgelingen! Als er zo weinig christenen zijn om Uw kruis te dragen, hoe weinig zullen er dan helaas ook zijn om in het hiernamaals Uw lof te zingen!
Het Kruis III
Ge hebt de gewoonte, broeders, een gewijd kruis te planten op uw akkers en op de plaatsen waar ge uw oogst verzamelt. De wijding van dit kruis heeft ten doel de goede God te vragen dat Hij Zijn barmhartige ogen moge vestigen op de akker waar het wordt geplant, en dat Hij de vruchten van die akker moge zegenen. Maar een kruis planten is niet genoeg! Ge moet het met eerbied doen, met geloof en vertrouwen, en bovenal moet ge zorgen in staat van genade te zijn. Alleen wanneer ge uw kruis in deze zielsgesteldheid plant, moogt ge hopen dat God uw land Zijn zegen niet zal onthouden en dat Hij het voor tijdelijke ongelukken zal sparen. Als de oogst u tegenvalt, hoeft ge u daar niet over te verwonderen: het komt meestal omdat ge uw kruis zonder eerbied en zonder geloof hebt geplant. Misschien hebt ge immers niet eens de moeite genomen neer te knielen en een Onze Vader of een Weesgegroet te bidden. Misschien hebt ge uw gebed gedaan met één knie op de grond en één in de lucht. Hoe kunt ge dan verwachten dat de goede God uw oogst zal zegenen?
Maar nog grotere gruwelen begaat ge vaak, wanneer ge uw kruis later terugvindt... O, mijn God, hoe onzalig is de tijd waarin wij leven moeten! Toen de Kerk deze heilige ceremonie instelde, prees iedereen zich gelukkig: met de diepste eerbied plantte men het kruis op zijn akkers. En als men het bij de oogst terugvond, boog men zijn hoofd ter aarde om Jezus Christus te aanbidden, die voor ons aan het kruis gestorven is, en men dankte Hem voor de zegen die Hij de gewassen had geschonken. Met tranen in de ogen kusten allen het heilig teken van onze verlossing. Maar tegenwoordig gaat het helaas heel anders. In plaats van God dank te betuigen voor de zegen en het behoud van de vruchten der aarde drijft men de spot met Hem. Lachend kust men het kruis. Degene die het vasthoudt, zwaait men een handvol korenhalmen toe alsof men hem wil bewieroken. Wat een smaad, broeders! Maar hetzij hier of in het hiernamaals, eenmaal zal God u straffen.
En gij, huisvaders, heb ik u twee jaar geleden al niet gezegd dat ge tegelijk met de oogst alle kruisen van de velden moest verwijderen, opdat ze niet onteerd zouden worden? Heb ik u niet aangeraden ze mee naar huis te nemen en ze na het dorsen te verbranden ? Als ge dat niet gedaan hebt, zijt ge schuldig en moogt ge niet nalaten het te biechten. O, wie kan de zonden tellen die er bedreven worden in de tijd van de oogst, in de tijd dat God, in Zijn goedheid en Zijn liefde, de aarde met de gaven van Zijn Voorzienigheid overdekt? Het is alsof de ondankbare mens juist dan zijn smaad en zijn beledigingen verdubbelt. Hoe durft ge u nog te beklagen, als de oogst u tegenvalt of als uw gewassen door hagel of vorst worden vernield? Verwonder er u liever over dat de goede God u, ondanks uw zonden, toch nog voldoende geeft om te kunnen leven, en zelfs veel meer dan dat! O, mijn God, wat is de mens ellendig en blind...
Het Kruis IV
Het kruisteken is ook het meest geduchte wapen tegen de duivel. De Kerk wil niet alleen dat we dit teken steeds voor ogen hebben om ons in herinnering te roepen wat onze ziel waard is en wat zij Jezus Christus heeft gekost, maar Zij wil ook dat we het ieder ogenblik van de dag met onze handen maken: als we naar bed gaan, als we 's nachts wakker schieten, als we opstaan, als we ons werk beginnen, vóór en na het eten, en vooral als we bekoord worden. We kunnen zeggen dat een christen die met vrome gevoelens het kruisteken maakt, d.w.z. diep doordrongen van zijn daad, de hel en alle duivels doet beven. Wanneer we het kruisteken maken, moeten we het dus niet uit gewoonte doen, maar met volle aandacht, eerbiedig en in het bewustzijn dat we een heilige handeling stellen. O, mijn God, welk een onuitsprekelijke huiver zou ons aangrijpen, als we ons bij het maken van het kruisteken voor de geest zouden roepen dat we de heiligste en meest verheven woorden van onze godsdienst op de lippen nemen.
Het Kruis V
Alle heiligen, broeders, hebben het kruis liefgehad. Alleen in het kruis hebben zij hun troost en hun kracht gevonden.
"Ja maar, zult ge zeggen, moeten we dan altijd iets te lijden hebben: vandaag ziekte, morgen armoede, nu eens kwaadsprekerij of laster, dan weer schade en verlies of weet ik wat voor ellende?"
Wordt ge belasterd, vriend? Overlaadt men u met smaad en beschimpingen? Doet men u onrecht aan? Des te beter voor u! Het is een goed teken, wees maar gerust, ge zijt op de weg die naar de hemel leidt. Weet ge, wanneer ge moet treuren? Misschien begrijpt ge het niet, maar pas wanneer ge niets te lijden hebt, wanneer iedereen u eert en hoogacht, hebt ge reden tot klagen. Ja, dan zoudt ge jaloers moeten zijn op degenen die hun leven door mogen brengen in armoede, verachting en leed.
Zijt ge soms vergeten dat ge bij uw Heilig Doopsel een kruis hebt aanvaard, dat ge tot uw dood moet blijven dragen en dat u gegeven is als de enige sleutel waarmee ge de poort van de hemel kunt openen? Zijt ge vergeten dat de Verlosser ook tot u gezegd heeft: "Mijn zoon, als ge Mijn leerling wilt zijn, neem dan uw kruis op en volg Mij?" Niet voor 'n dag, niet voor 'n week, niet voor 'n jaar, maar voor uw hele leven."
De heiligen waren bang enkele ogenblikken zonder lijden door te moeten brengen, want dat beschouwden zij als verloren tijd. Volgens de heilige Theresia is de mens alleen op de wereld om te lijden, en zodra hij het lijden opgeeft, moet hij ook het leven opgeven. Onder tranen vroeg Johannes van het Kruis de goede God, als enige beloning voor zijn werken, iedere dag meer te mogen lijden. Wat voor conclusie moeten we uit dit alles trekken, broeders? Luister!
Laten we het besluit nemen voortaan alle gewijde kruisbeelden en kruisen een grote eerbied toe te dragen. Ze stellen ons immers levendig voor ogen wat onze goddelijke Zaligmaker voor ons heeft geleden. Prenten we onszelf in dat Jezus Christus alle genaden die ons worden geschonken, door Zijn kruisdood heeft verdiend en dat een gewijd kruis bijgevolg een bron van heil en zegen vormt. We moeten dan ook dikwijls, en altijd met grote godsvrucht, een kruisteken maken en nooit tenslotte mag dit heilzaam symbool in onze woning ontbreken.
Tracht uw kinderen eveneens een diepe eerbied aan te kweken voor het kruis en zorg dat ge altijd een gewijd kruisje bij u draagt. Het zal u beschermen tegen de duivel, tegen het vuur van de hel en tegen alle gevaren. Dat wens ik u toe.
EINDE
Vertaling: Chris De Bodt
|
|