Medjugorje kerk

Medjugorje België en Nederland

Medjugorje Maria

nov

21



Biografie J.M. Vianney. Hoofdstuk 14. Biechtvader en helderziende

  
 
Download PDF

Hoofdstuk 14. Biechtvader en helderziende

Laat staan dat de priester een heilige is, dan is de dichter een genie, want tussen beiden zijn er raadselachtige overeenkomsten.

Zowel de een als de andere is "verbonden" aan de mensheid met het onuitsprekelijke waar de schepping in vervat zit. Voor de dichters van de negentiende eeuw was de breuk met de kille rede van het neoclassicisme het eindresultaat. Aan het einde van de negentiende eeuw werd aan de dichter Arthur Rimbaud de bijnaam "de helderziende" gegeven.

Jean-Marie Vianney werd een "helderziende" priester.

"Als de ziel verenigd is met God, is het altijd lente." Deze subtiele zin is afkomstig van Jean-Marie Vianney. Als Monsieur Jourdain [de burgerman uit "le bourgeois gentilhomme" van de Franse dichter Molière] proza maakt zonder het te weten, dan drukte de pastoor van Ars zich impulsief uit als de dichters.

Bij alle onthullingen tijdens het afnemen van de biecht, moest Jean-Marie soms wenen als hij zich sommige van de zonden opnieuw voor de geest riep. Wat zijn gave van helderziendheid betreft, sommen we enkele uit de ontelbare feiten op.

Toen hij zich een weg baande door de menigte bedevaarders, deed hij soms een teken op een of andere onbekende man of vrouw:

"U mevrouw! Wacht niet langer en kom, want u bent belast met de taken van uw familie."

Aan iemand uit zijn omgeving vertrouwde hij toe:

"Ga die dame halen. Het is nu al drie dagen dat zij hier wacht om te kunnen biechten en zij kan niet langer wachten. Ga haar halen, Zij bevindt zich nu voor dat huis. Zij gaat voor!"

De schrijver van dit verhaal is afkomstig uit Lyon. Hij had verhalen horen vertellen van zijn familieleden die reeds een bedevaart naar Ars hadden gemaakt. Een overgrootvader van zijn schoonfamilie was uit nieuwsgierigheid, met zijn zeer vrome vrouw, meegereisd naar het dorp van de heilige priester.


Biechtstoel, Ars

Zelf was hij een agnost en misschien zelfs een vrijmetselaar, zoals er voldoende rondliepen in de "geëvolueerde maatschappij" van die tijd. Hij wachtte aan de zijde van zijn vrouw achteraan de kerk, waar de pastoor de Mis opdroeg. Toen hij hem voorbij wandelde, stopte de priester plots en wees hem aan:

"U," zei hij, "u moet ik zien na mijn Mis!"

De vrijdenker was onder de indruk, maar daagde niet op. De daaropvolgende dag herhaalde de biechtvader: "Ik heb u gisteren opgewacht. Waarom bent u niet gekomen?"

Uiteindelijk, gedreven door een halve godsvrucht, viel de overgrootvader op de knieën in de biechtstoel die voorbehouden was voor de mannen.

"Laat ons zien. Vertel mij uw leven," vertelde de heilige man in zijn gebruikelijk jargon.

De boeteling verontschuldigde zich, ontving de absolutie, en kwam als een ander mens uit de biechtstoel, volledig bekeerd en met een vurig geloof in God.

Vier dagen later kwam de man plotseling te overlijden.

Dit verhaal is onvervalst en deze feiten stapelden zich op, zodat na 1830, het aantal bedevaarders nog meer begon op te lopen. Elke dag werd Ars overstroomd met tweehonderd, driehonderd en soms zelfs door vijfhonderd mensen die het eenvoudige dorpje kwamen bezetten. Er werd een speciale dienstregeling met de postkoets ingesteld en nadat de spoorweg was aangelegd, moest men voor de reizeigers naar Ars een apart kantoor inrichten in het station van Perrache, met tickets heen en terug die geldig waren voor een week, de tijd die nodig was om de heilige biechtvader te kunnen benaderen.

Door God geïnspireerd, wijdde de biechtvader, op een doeltreffende wijze, de nodige tijd aan elk geval.

Soms weigerde hij om sommige biechtelingen te aanhoren:

"Maar u hebt helemaal geen biecht nodig. U bevindt zich in een staat van genade. Ga te communie."


Andere keren weigerde hij de absolutie en eiste hij dat ze zich eerst "in orde" moesten stellen door een diepe berouw en een definitieve breuk met het verleden, omdat hij of zij anders toch zou hervallen in de zonde.

Hij raadde geestelijke roepingen af of aan, want het gebeurt dat blind is voor zijn eigen kunnen en zich voorbestemd acht voor een leven, waarvan men nooit het harde bestaan zal kunnen dragen.

Zo zij hij tegen een kolonel die wou intreden in het klooster, die het nochtans niet aan de nodige krachten ontbrak:

"Men heeft te veel mensen zoals u nodig in het leger."

Hen die men plat betitelde als "duimspijkers van het wijwatervat" maakten hem ongeduldig: hij merkte in hun overdreven overdenkingen de openbaring op van een verborgen egoïsme. Bovendien waren zij de oorzaak van zijn kostbaar tijdsverlies ten gunste van zielen die waarachtig zijn hulp nodig hadden.

Vertaling: Chris De Bodt