|
Download PDF
Abbé Arminjon: Fin du Monde présent et mystères de la vie future [1881] Tweede Lezing: Over de vervolging van de antichrist en de bekering der Joden
In die tijd zal de zondige mens zich openbaren en die de Heer Jezus zal doden met de adem van zijn mond, en zal verdrijven in het licht van zijn Komst. [II Th 2,3]. Deel 1
De wereld zal een einde kennen. Deze waarheid hebben we vastgesteld en wordt door geloof en rede bevestigd.
Het einde van de wereld en de komst van Gods Zoon die erop zal volgen zullen onverwachts aankomen met de snelheid van de bliksem die de wolken doorscheurt en van oost naar west flitst.
Maar de juiste datum van die dag is een geheim verborgen in de diepte van de goddelijke raadgeving. We kennen noch de dag nog het uur en Jezus Christus, ambassadeur van de Godheid op aarde, verklaart ons dat hij het formele bevel kreeg het niet te onthullen.
Zo zijn alle meningen die bekwame en vrome personages konden uitspreken over die kwestie slechts persoonlijke en private gevoelens, beweringen die rusten op zuiver speculatieve gegevens waarvan de gebeurtenissen meer dans eens de vergissing en de ijdelheid aantoonden.
Sint Cyprianus en Tertullianus meldden deze rampen en vreselijkheden als voorspelling van de nabijheid van het laatste oordeel, gezien de dolheid van de vervolgers en het geweld van de uitroeingsoorlog tegen de christenen.
‘Het einde van de wereld is niet veraf’ zei Sint Jan Chrisostomus, 'de aardbevingen, het afkoelen van de naastenliefde zijn als voorboden en voortekenen van dit verschrikkelijk moment.'
Niemand is onwetend over het tijdperk van de val van het Romeinse keizerrijk en de sociale ontbinding die deze ramp vergezelde, en later, tijdens het begin het jaar duizend van het christelijk tijdperk, dachten de volkeren de voorspelde tijden bereikt te hebben en, in de openbare rampen en de instorting van de instellingen, dachten ze de uiteindelijke vernieling te ontwaren.
Ten tijde al van Sint Paulus was dergelijke ontzetting opgekomen. Dwepers en valse fanatiekers vertaalden in een grove en letterlijke zin de woorden uit het Mattheus-evangelie. Overtuigd dat de vernieling van de wereld de ruïne van Jeruzalem kort zou opvolgen, deden ze verwarrende en overdreven voorspellingen die de verbeeldingen met ontsteltenis vervulden. Ze leidden de mensen af van het volbrengen van hun religieuze en burgerlijke taak, nodigden hen uit niet te trouwen, niet te bouwen,tot verbluffende verlamming over te gaan in afwachting van de catastrofe die hen zou treffen.
Sint Paulus dacht deze verleide en verdwaalde zielen te moeten ontnuchteren en zei hen: ‘Ik smeek jullie, mijn broeders, dat niemand onder jullie op geen enkele manier verrast wordt alsof de dag van de heer nabij was. Want Gods Zoon zal geen tweede maal neerdalen vooraleer de zondige mens, de zoon van verderf zal verschijnen, degene die zich als tegenstander moet voordoen, boven alles wat God heet uitstijgen, of die aanbeden wordt en durft in Gods tempel plaats te nemen en zich aanstellen alsof hij God was...’ [II Th 2: 3-6].
Ziedaar, een concreet feit door de Heilige Geest aangehaald en door Sint Paulus duidelijk aangekondigd om de vrees die sommige geesten bezighoudt tegen te gaan en om de trouwe christenen te helpen op hun hoede te zijn tegen valse stelsels en onzekere en gewaagde voorspellingen.
Maar wat vooral in de aangehaalde passage naar voor treedt, zeker en ontegensprekelijk, is dat voor het einde van de wereld er op aarde een diep pervers man zal verschijnen die een bijna bovenmenselijke macht bezit en zich, tot Jezus Christus wendend, tegen Hem een goddeloze en waanzinnige oorlog zal voeren. Door de angst die deze man zal uitstralen, vooral door zijn listen en zijn verleidingsaard, zal hij bijna het totale heelal veroveren, hij zal eigen altaars oprichten en alle volkeren tot aanbidding verplichten.
Zal deze vreemde man, uitzonderlijk vanwege zijn list, van ons ras zijn, zal hij menselijke trekken op zijn gezicht dragen? Zal hetzelfde bloed als het onze in de aderen vloeien van die corrupte leider? ... Ofwel, zoals sommige wensen, zal hij Satan voostellen of een duivel uit de hel en verkleed in mensengedaante? ... Ofwel nog, zoals sommige dokters opwierpen, is dit goddeloos wezen slechts een schim, een legendarisch personage waardoor de heilige Schrift en de Kerkvaders met een globale visie de universaliteit van de tirannen en vervolgers wilden voorstellen, een collectieve afbeelding van alle goddelozen en alle ketters die God en zijn Kerk vanaf het begin bestreden hebben naar voor brengen?
Deze verscheidene interpretaties kunnen niet overeenstemmen met de positieve en nauwkeurige tekst uit de heilige Schrift.
Bijna alle Dokters en Kerkvaders, Sint Augustinus, Sint Hieronymus, Sint Thomas verklaren duidelijk dat die boosdoener van afschrikwekkend formaat, deze reus van ongelovigheid en verderf een menselijk persoon zal zijn. De geleerde Bellarminus bewijst dat het onmogelijk is een andere betekenis aan Sint Paulus woorden en aan deze van Daniel te geven in hoofdstuk 11, 5, 36 en 37: Sint Paulus duidt deze grote tegenstander zelfstandig aan door hem een mens te noemen: "de zondige mens, de zoon van verderf’. Daniel leert ons dat hij al wat eerbiedwaardig en gewijd is zal aanvallen, dat hij zichzelf gedurfd zal aanprijzen tegen de God der goden en de God van zijn voorvaderen als onbestaande te beschouwen: Is Deum patrum suorum non reputabit." De Apostel voegt eraan toe dat Jezus Christus hem zal doden... Al deze trekken en verscheidene karakters kunnen natuurlijk niet van toepassing zijn op een ideaal en abstract wezen, ze kunnen slechts passen bij een wezen van vlees en bloed, een reëel en bepaald personage.
De Kerkvaders en Dokters hebben zich toegelegd op het zoeken naar de oorsprong van de Antichrist, op het ontdekken van welke ouders en uit welk ras hij stamt. Unaniem uiten ze het gevoel dat hij uit Joodse ouders van Jacobs stam zal komen, en meerderen stellen dat hij tot de stam van Dan zal behoren. Ze geven die interpretatie aan Genesis hoofdstuk 49: ‘Dat dan een veldslang op de weg wordt, een schorpioen op het pad’ en aan Jeremias hoofdstuk 8: ‘Van dan hoorden we het geruis van de strijdrossen.’ Ze verontstellen dat Johannes in het boek Openbaring vergat de stam van Dan te vernoemen als haat van de Antichrist, maar dit zijn allemaal onzekere gegevens.
Wat wel positief lijkt is dat de Antichrist uit het joodse volk van Israël zal komen. Sint Ambrosius in zijn commentaar op het Epistel aan de Thessalonicenzen zegt dat hij besneden zal zijn... Sulpicius Severus in het tweede boekdeel van zijn Dialogues zegt dat hij al zijn onderdanen zal verplichten besneden te worden.
Voor het overige gaat iedereen akkoord dat hij bij de start van zijn bewind erin zal slagen door zijn bedrog en zijn invloed de Joden te doen geloven dat hij de messias is die ze steeds verwachten en deze verblinden zullen haasten hem te ontvangen en hem als dusdanig te eren. Dit is de interpretatie die Suarez en alle commentatoren geven aan het woord van Onze Heer Jezus Christus in Sint Jan vers 43: ‘Ik ben in naam van Mijn Vader gekomen en jullie onthalen Me niet en als iemand in eigen naam komt onthalen jullie hem.’ Dezelfde betekenis dient gegeven aan dit ander woord van Sint Paulus aan de Thessalonicenzen: ‘Omdat ze de waarheid niet hebben willen onthalen zal God hen een verkeerde bewerking toesturen zodat ze in de leugen zullen geloven’ [II Thess 2,10]. Maar is het te geloven dat Joden als Messias een man zullen toejuichen die niet van hun ras en niet besneden is?
De antichrist zal dus een Jood zijn. Zal hij uit een onwettelijk huwelijk geboren worden? De theoloog Suarez zegt ons dat dit onwaarschijnlijk is. Nochtans kan verondersteld dat dergelijk pervers iemand, zo tegen Christus gekant in zijn doen en laten, van beschamende oorsprong zal zijn. En zoals Jezus Christus de onbevlekte Maagd als moeder heeft, zo kan door analogie en afleiding besloten worden dat zijn openlijke tegenstander zal ontstaan uit een onzuiver huwelijk als de vrucht van een onkuise vrouw [Damasc. 1, 27]. ‘Hij zal een hoerenkind zijn, zegt Sint Jan Damascenus, en zijn geboorte zal vervuld zijn met de adem en de geest van satan.’
Wat met zekerheid kan gezegd worden over die onrechtvaardige man is dat hij, vanaf zijn prilste jeugd, totaal bezeten zal zijn van een duivelse geest en genie. De Leeuw van de afgrond die God, in het laatste tijdperk van de mensheid en in het geheim van zijn rechtvaardigheid, zal ontketend hebben om de ontrouw van de mensen af te straffen, zal zich met God vereenzelvigen en de mensen de volheid van zijn kwaad ingeven.
Waarschijnlijk zal hij zich niet ergeren noch aan de bijstand van zijn goede engel, noch aan de bijstand van de nodige genade die God aan ieder mens toekent zonder uitzondering [Suarez]. Maar zijn haat tot God zal zo hevig zijn, zijn afkeer voor elke goede daad zo krachtig, zijn betrekking en zijn handelen met de geest van duisternis zo eng en bestendig, dat hij van de wieg tot de laatste snik onveranderd opstandig zal blijven tegenover elke goddelijke uitnodiging, dat de genade van hierboven nooit zijn hart zal bereiken.
Sint Thomas zegt ons dat er in zijn persoon en zijn werk iets als de tegenpool van Gods Zoon zal doorschemeren en dat hij een karikatuur van Zijn wonderen en acties zal betekenen.
Sinds zijn ontstaan heeft de boze geest slechts een doel voor ogen gehad, de plaats van de Almachtige innemen, zich hier een koninkrijk aanmeten dat hem vrijstelt van het Rijk der Hemelen, waaruit hij verbannen werd, en om dit doel met zekerheid te bereiken heeft hij de gewoonte, zegt Tertullus, God na te apen en al zijn acties na te bootsen.
De tegenstrever van de laatste tijd zal zich niet alleen aanstellen als de uitgesproken en persoonlijke vijand van Jezus Christus. Maar hij zal trachten om hem openlijk te onttronen, hem te verdringen in de hulde en de verering van de mensen door zich de aanbidding en de glorie toe te eigenen hoewel die alleen de Schepper toekomen. Hij zal verklaren, zegt Sint Thomas, dat hij het opperste en eeuwige wezen is en daardoor eerbetuiging en latriecultus afdwingen. Daardoor zal hij priesters hebben, zich offers te doen opdragen, zal hij eisen dat zijn naam wordt ingeroepen in de eden en in de verdragen: Ita ut ostendens tampquam sit Deus. Om deze overtuiging te verankeren zal hij de goddelijke openbaringen tegenspreken met valse openbaringen, in de vieringen met goddeloze ritussen, voor de eeuwige Kerk op Jezus Christus gebouwd een afschuwelijke maatschappij waarvan hij de baas en de opperpriester zal zijn. En evenals, voegt Sint Thomas eraan toe: "zoals de volheid van het Goddelijke lichamelijk in het vleesgeworden Woord is gevestigd, zo zal de volheid van alle kwaad in die afschrikkende mens wonen waarvan zending en actie slechts een averechtse kopie en een afgrijselijke namaak van Jezus Christus zending en actie zijn."
Door hem zal satan zijn goddeloosheid verzegelen. In zekere mate zal hij in dit levend wezen alle duistere plannen bundelen die hij tegen de mensen heeft uitgevonden, en die zijn meedogenloze en ijverige haat die hem tegen God bezielt... En in zijn verborgen raadgeving zal de hemelse Heer toelaten dat deze helse poker nog een tijd de overhand heeft.
Sint Thomas bestempelt die afgevaardigde van satan door hem caput omnium malorum te noemen: prins en drijfveer van alle verleidingen van het vlees en alle dolingen van de geest, in zoverre dat de genieën van de leugen en de bewerkers van de misdaad die elkaar door de eeuwen heen opvolgden, slechts pygmeeën tegenover een reus lijken bij die mens. Zo zal hij Nero’s schande herhalen, Diocletianus haat en geweld overdoen, de list en dubbelzinnigheid van Juliaan de Apostaat bezitten, hij zal beroep doen op de afschrikking en de aarde doen buigen onder zijn scepter zoals Mohamed, Hij zal geletterd, filosoof, handig spreker, vooraanstaand zijn in kunst en wetenschap, zal spotternij en lach hanteren zoals Voltaire. Ten slotte zal hij wonderen verrichten en zal hij in de lucht opstijgen zoals Simon de tovenaar.
Als er gevraagd wordt waarom de goddelijke Voorzienigheid hem zal toelaten dergelijke macht en verleiding uit te oefenen geeft apostel Paulus het antwoord: "Omdat de mensen niet de liefde van de waarheid kregen om verlost te worden. Als straf zal God hen een geest sturen die de fout efficiënt zal maken zodat ze in de fout geloven, zodat allen die niet in de waarheid geloofd hebben maar zich vergenoegden in onrechtvaardigheid veroordeeld worden." Suarez zegt dat God de komst van de antichrist zal toestaan, vooral om het Joodse ongeloof in het oude verbond af te straffen. Aan degenen die de ware Messias verzuimden te aanbidden en weigerden door zijn leer en zijn wonderen overtuigd te worden zal God toestaan dat ze als straf vasthouden en een valse messias, aan wiens leer en goddeloosheden ze geloof hechten en dat ze zijn losbandig leven zullen nabootsen [II Thess 2,10-12].
Dan zal het gevaar voor de zielen groot zijn en het schandaal van de besmetting wereldwijd. Nochtans, opdat degenen die zich laten verrassen hun ongeluk alleen aan zichzelf zouden verwijten, heeft de Heilige Geest de voornaamste fasen van deze verschrikkelijke en beslissende beproeving willen aftekenen als slot van alle beproevingen die de mensheid doorstond.
Vooreerst, om ons het geweld en de woestheid van de zondige mens te openbaren, de handigheid waarmee hij de ondernomen oorlog zal voeren tegen de heiligen, beschrijft de apostel Sint Jan hem voor ons in het boek "Openbaring in hoofdstuk 13" onder de vorm van een monsterachtig beest met op het voorhoofd tien koppen of tien kronen en op elke kroon een godslasterende naam. Volgens de vertalers noemen deze tien koppen en tien kronen tien stamkoningen uitbeelden die zijn luitenanten zullen zijn en de uitvoerders van zijn listen en zijn wreedheden.
Meer nog, Sint Jan zegt ons dat hij als opperste vorst aangesteld worden, dat zijn macht over alle stammen en volkeren zal reiken, over de mensen van alle naties en talen [Apoc. 13: 5, 8].
Terwijl hij de heiligen zal overwinnen door hen overdreven te vervolgen zal hij alles toelaten en alle vrijheid aan het kwaad geven.
Tenslotte zal hij gedreven zijn in de occulte wetenschappen en in de toverkunst en zal hij met behulp van de duivels wonderbare werken uitvoeren die de verleide mensen als mirakels zullen aanzien [Apoc 13].
Het eerste onder die wonderen door Sint Jan vernoemd zal een schijnbare verrijzenis zijn. Tijdens een van die oorlogen waarbij de Antichrist zal verschijnen op een wagen van licht en vuur zal hij dodelijk gekwetst worden aan het hoofd. Een tijd lang wordt hij levenloos en voor dood aanzien. Maar opeens richt hij zich op en zijn wonde is op slag genezen. Bij dit schouwspel zullen de verleide mensen, de ongelovigen en straffe koppen uit die tijd en die evenzo als deze van vandaag geen geloof hechten aan het bovennatuurlijke, alsmede aan de geopenbaarde waarheden het wonder minachtend verwerpen als onaanvaardbaar voor wetenschap en rede. Deze mensen dus zullen in het bedrog geloven, enthousiast en verwonderd uitroepen: ‘Wie is gelijk aan het beest? Wie zal ooit het beest bestrijden en overwinnen?’
Ten tweede zal de zondige mens het hemels vuur doen neerdalen om te doen geloven dat hij meester is van de natuur, degene die de seizoenen regelt en die hemel en sterren beheerst.
Ten derde zal hij een beeld doen praten, de duivels zullen een boom of een dor hout als instrument gebruiken om hun bedrog en hun valse orakelen uit te dragen. Ook de meubels zullen bewegen en uit zichzelf rondlopen, de bergen zullen zich onmiddellijk verplaatsen, een menigte duivels, in engelen van licht veranderd, zullen in de lucht verschijnen.
En dan, door een onbegrijpelijk oordeel van God, zullen de vrijdenkers en de grote twijfelaars uit de laatste eeuwen geloven in zijn gegoochel en zijn illusies. Als slachtoffer van hun eigen verdenking en lichtgelovigheid zullen ze zich hals over kop in de gekste magie en waarzeggerij storten om zo de voorspelling van de heilige Schrift te vervullen: ‘Degene die de waarheid negeren hechten zich aan de leugen en aan de duivelse leer: attendes spritibus erroris et doctrinis daemoniarum’ [Tim. 50,1].
Als slot staat er ook nog geschreven dat de hovaardigheid van de zondige mens geen grenzen zal kennen. Hij zal zijn mond openen voor Godslasteringen, om zijn Naam, zijn Tabernakel en zijn heiligen in te hemel te onteren. "Hij denkt het recht te hebben," zegt Daniel, "om tijd en wet af te schaffen," et putabit quod possit mutare tempora et leges [Dan 7,25]. Dit betekent dat hij feesten en zondagrust zal afschaffen, de volgorde der maanden, duur en verdeling der weken veranderen, de christelijke namen op de kalender schrappen om ze te vervangen door het symbool van de meest vunzige dieren. Kortom, deze namaak-Christus zal goddeloos zijn zoals nooit tevoren. Hij zal het kruis en elk religieus teken doen verdwijnen en, zoals Daniel nog verklaart zal hij in alle tempels het christelijke offer door een afschuwelijke ritus vervangen. De gewijde preekstoelen zullen zwijgen, leken goddeloze opvoeding en leer zullen verplicht zijn. Jezus zal in de kinderwieg, aan het altaar waar gehuwden trouwen en aan het sterfbed verboden zijn Over de hele aarde zal niet geduld worden dat een andere god dan de christus van satan aanbeden wordt.
God, in zijn ondoordringbaar opzet, zal toelaten dat de mensen deze opperste en verschrikkelijke beproeving ondergaan om hen te leren hoe groot de macht van de duivel is, alsook hun zwakheid. Hij heeft het ons willen aankondigen opdat we ons van nu af zouden voorbereiden op die beproeving door ons gebed tot Hem en door gebruik te maken van de spirituele middelen van naastenliefde en geloof. Bovendien is de antichrist bestemd om de trouw en de standvastigheid van degenen waarvan de naam in het Boek des Levens staat en die niet verward worden door al dat geweld en al die listen, naar voor te brengen en met klank te verkondigen.
Maar anderzijds is het zeker dat die geweldige volharding tot de vernieling van de diepe bezinning zal leiden: Ut revelentur ex multis cordibus cogitationes [Lk 2,35].
De afzweringen zullen talrijk zijn en de moed zal zeldzaam worden. Er staat geschreven dat de hemelse deugden zullen wankelen en de sterren uit de hemel zullen vallen. Anders gezegd, de volksleiders zullen knielen voor het regerende idool en, nog droeviger, de verspreiders van de wetenschap, de sterren van de theologie, de gouden monden van de gewijde redekunst, ze zullen talrijk de waarheid negeren en zich laten verleiden door verdorvenheid.
Sint Jan [Apoc 13,17-18] spreekt ook nog over een vreemd en mysterieus kenmerk dat allen ‘groot en klein, rijk en arm, vrij en slaaf’ in hun handen en op hun voorhoofd moeten dragen. Dit kenmerk zal een teken van afzwering zijn en zal getuigen dat allen die het bezitten om, ofwel de meester te behagen ofwel om zijn boosheid te ontlopen, de ware Christus verloochend hebben en voorgoed achter het vaandel van de vijand staan.
Degenen die dat smadend teken zullen dragen zullen overdadig genieten van het voordeel van de rijkdom, ze zullen de hoge salarissen verdienen, de openbare banen bekleden, de overdaad aan wellust en alle begeerlijke bezittingen kennen. Maar degenen die deze afgrijselijke stempel zullen weigeren zullen vogelvrij verklaard worden. Er staat geschreven dat ‘niemand zal kunnen kopen of verkopen zonder het kenmerk van het beest of zijn naamgetal’. Het zal aan allen die dit kenmerk niet bezitten verboden zijn aan openbare bronnen te putten, ze zullen zelfs onwaardig zijn naar het licht te kijken en de zuivere hemelse lucht in te ademen.
De verslagenheid zal zo groot zijn dat ‘het nooit eerder tussen nu en het begin van de wereld voorkwam en nooit meer zo erg zal zijn’ [Mt 24,21]. De rechtvaardigen zullen veracht en gelaakt worden, als dwazen en openbare rustverstoorders aanzien worden, ze zullen beschuldigd worden de eer en de vaderlandsliefde met voeten te treden omdat ze weigeren de grootste man op aarde toe te juichen, de ongenaakbare genie die de menselijke beschaving volmaakt en ontwikkeld ten top leidde. Indien de rechtvaardigen niet bijzonder door God ondersteund waren zou er geen enkele weerstaan aan het geweld van dergelijke bekoring: Ita ut in errorem inducantur [si fieri potest] etiam electi [Mt 24,24].
Tijdens de rampzalige dagen van de Franse revolutie waren er nog toevluchtsoorden, veilige plekken die open stonden voor veroordeelden en ballingen. Het platteland was veilig, er waren dichte bossen, geheime banen en omwegen. Maar in het beschreven tijdperk zullen wetenschap en menselijke ontdekkingen het toppunt bereikt hebben, de wereldbol zal verstrikt zitten in telefoonlijnen en spoorwegen. Alle bergen zullen doorboord zijn. Er zullen geen rotsen, geen grotten, geen eilanden of woestijnen meer zijn die beschutting kunnen bieden. Zelfs de huiselijke haard zal geen veilige plek zijn, want er wordt gezegd ‘dat de broer zijn broer zal verraden en de vriend zijn vriend zal verklikken’ [Mk 13,12].
Als de heilige Schrift ons de toekomst ontsluiert is het niet de gewoonte nauwkeurige details te geven. De profeten spreken bondig en raadselachtig. Meestal beperken ze zich tot de grote lijnen van de toekomstige gebeurtenissen. Maar aangaande de laatste strijd met de heiligen hebben de geïnspireerde apostelen het spreekwoord waar gemaakt: mala praevisa minus feriunt, en ze hebben niets overgeslagen dat de rechtvaardigen in die dagen van beproeving en ramp kon ondersteunen.
Zo leren ze ons dat in die tijd het Oosten opnieuw het centrum van de politiek en de menselijke zaken zal worden, dat de huichelaar bezeten door de waan en de blinde woede om de meest gewijde plekken te onteren die de Godmens zagen werken en lijden, zijn koninkrijk in Jeruzalem zal vastleggen. Maar om ons te troosten wordt ons gezegd dat God de tijd van hun macht zal inkorten en beperken tot tweeënveertig maanden, drieënhalf jaar, menses quadraginta duos.
Waarschijnlijk zal het aangehaalde getal in de heilige Schrift niet de juiste tijdsduur weergeven die de zondige man zal gebruiken om de aarde te veroveren en de top van zijn almacht te bereiken. Er kan niet redelijk verondersteld worden dat hij, ondanks de duivelse en bovenmenselijke krachten waarover hij beschikt, eens meester over de wereld zal worden.
Er mag gedacht worden dat hij maar geleidelijk volledig zal heersen, dat het een langere tijd zal vergen om de volkeren te onderwerpen en het heelal te verstrikken in het duister web van zijn listen en verleidingen.
Al wat Johannes en Daniel ons leren is dat zijn gezag over mensen ‘van alle ras, stam en taal zal voortduren’ usque ad tempus, et tempora et dimidium temporis, wat betekent een jaar, twee andere jaren en de helft van een jaar.
In hoofdstuk 12 zegt Daniel ons: vanaf de tijd dat het voortdurend offer zal ophouden en er in de plaats de gruwel van de verslagenheid zal heersen in de gewijde ruimte zullen er duizend twee honderd zestig dagen voorbijgaan.
Daaruit vloeit voort dat de moment waarop Jezus Christus ophoudt aanwezig te zijn op ons altaar en als slachtoffer aan zijn Vader wordt geofferd om tegengewicht te vormen van de menselijke moorden, moet geteld worden vanaf de dag dat de antichrist het heelal overheerste: alleen dan zal het niet bloedig offer op het altaar ophouden, maar tot die dag en terwijl de antichrist bezig is zijn koninkrijk te veroveren zal het misoffer doorgaan.
Sint Jan duidt ook de naam van de antichrist aan, maar hij achtte het nuttig het in cijfers uit te drukken. Het is geweten dat in verscheidene talen cijfers kunnen omgezet worden in letters en omgekeerd. Sint Jan zegt ons dus dat in een niet vernoemde taal, de naam van het beest uitgedrukt wordt met het getal 666.
De Kerkvaders en dokters hebben zich toegelegd om de naam verscholen achter dit mysterieus getal te ontdekken, maar zijn er niet in geslaagd. Er kunnen tal van diverse namen dienen waarvan de letters, naargelang hun volgorde, het door Sint Jan aangeduide getal uitdrukken. Er dient bij het gevoel van Sint Ireneus gebleven die ons verzekert dat de Heilige Geest de naam van de antichrist aanreikte onder de vorm van dit raadselachtig getal, omdat hij wenste dat de ware zin verborgen bleef tot aan de komst van zijn profetie, wanneer het nuttig zal zijn dat de antichrist hen gemeld wordt.
‘Dan,’ zegt Sint Jan, ‘zullen degenen die het verstand kregen niet meer aan vergissing zullen toe zijn en om het beest te herkennen slechts het getal van zijn naam hebben te tellen. Qui hyabet intellectum computat numerum Bestia’ [Apoc 13: 16].
Maar God, zegt Sint Paulus, is trouw en heeft een pakt met de bekoring afgesloten en laat niet toe dat de mens boven zijn krachten bekoord wordt. Hier zal de bekoring de omstandigheden en de normale wetten van de mensheid overschrijden. Het betaamt Gods barmhartigheid dat het geneesmiddel evenredig is met de kwaal. Maar de aangekondigde hulp is de meest bovenmenselijke, de meest buitensporige, de verst verwijderde van de regels van de geschiedenis en de gewone gang van de Voorzienigheid, onder allen die de Hemel aan de mensen zond sinds de Menswording.
Op het ogenblik dat de storm heviger zal zijn, wanneer de Kerk geen leider zal hebben en het niet bloedige offer overal zal opgehouden hebben en alles menselijk wanhopig blijken zullen we twee getuigen zien opdagen, zegt Sint Jan.
Deze twee getuigen zullen twee vreemde mannen zijn die plots midden de wereld opdagen zonder dat iemand hun geboorte, hun oorsprong, hun herkomst en hun familie kent.
Zo spreekt Sint Jan er over in het elfde hoofdstuk van het boek Openbaring: ‘En ik zal Mijn geest en Mijn kracht afstaan aan Mijn twee getuigen en ze zullen duizend tweehonderd zestig dagen voorspellen. Het zijn twee olijfbomen en twee rechtstaande kandelaars in aanwezigheid van de Heer der aarde’.
Niemand kan de verstomming uitdrukken die de mensen zal overvallen bij het zien van die twee mannen die vreemd zijn aan onze passies en zaken, gezien ze leefden de ene zes duizend jaar, de andere dertig eeuwen, in ik weet niet welke verheven streek onder een hemel en in een sfeer die onbereikbaar zijn voor onze zinnen en verstand. Geen van beide getuigen is nochtans vreemd aan het mensdom. Een van deze fakkels en van de twee olijfbomen is Henoch, de betovergrootvader van Noah, de rechtstreekse voorvader van de mensheid. De andere is de profeet Elias die, volgens de Verlosser, voorbestemd is om alles te herstellen. Hij komt een tweede keer de golf van goddeloosheid terugdringen die onstuimiger was dan ten tijde van Achab. Het is ook het uur van de Verlossing van Israël. De grote profeet zal Abrahams nageslacht overtuigen van de komst van de Messias, de blinddoek van onwetendheid en duisternis die sinds negentien eeuwen op zijn ogen drukt, aftrekken.
Wat zal het uitzicht en de houding van die spoken uit andere tijden zijn? Welke ouderwetse majesteit zal van hun persoon uitgaan? Welke ingegeven accenten zullen over hun lippen komen? Dat is wat de heilige Schrift ons niet vertelt. Ze leert ons dat ze duizend tweehonderd zestig dagen zullen profetiseren, met een zak gekleed en op hun gelaat en hun kleren die het beeld vertonen van nederigheid en boete.
Volgens Daniel zal de vervolging van de antichrist duizend tweehonderd negentig dagen duren. Dus zal de voorspelling van Henoch en Elias dertig dagen korter zijn. Daarom zullen ze verschijnen op het vreselijkste moment van de vervolging. Hoe zullen ze binnen de beperkte tijdspanne van hun zending erin slagen hun getuigenis overal te verspreiden op de bewoonde wereld? Het antwoord is dat het niet nodig is om alle steden te bezoeken, alleen de voornaamste volstaan, de boodschap in de hoofdsteden en de bevolkte centra brengen waar de antichrist aanwezig was en zijn gevreesde verleiding uitoefende. Daarbij komt dat Henoch en Elias waarschijnlijk niet altijd samen waren maar afzonderlijk preekten totdat ze op Gods bevel of door een goddelijke ingeving samen kwamen voor de uiteindelijke strijd.
Waarschijnlijk zullen de ongelovige mensen voor het principe weigeren om hun identiteit te herkennen. Ze zullen trachten hen te grijpen en te straffen als goochelaars en valse zieners, de opinie zal hen belasten met haar ironische trekken en minachting, de openbare bladen zullen hardnekkig elke vermelding over hen mijden en doen alsof ze hen niet kennen. De vervolger, wit van boosheid, zal proberen hen te doden, maar zolang hun zending reikt zullen ze door een hogere macht beschermd blijven, want dit zegt Sint Jan [9,5]: ‘En wanneer iemand hen wil schaden zal er vuur uit hun mond komen dat de vijanden zal verslinden, en als iemand hen zal beledigen zal de dood hen treffen. Deze mensen zullen gezonden worden om de hemel te sluiten, opdat het de tijd van hun profetie niet meer zou regenen, en ze zullen heersen over de wateren die in bloed zullen veranderen, en ook over de aarde die door allerlei plagen zal geteisterd worden zolang ze dat wensen.’
Het Evangelie is niet zo nauwkeurig over het welslagen en de doeltreffendheid van de zending van deze twee grote getuigen, maar het staat vast dat een menigte verleide mensen in hun misleiding zullen blijven, maar ze zullen het merendeel, dat uit vrees of ambitie de cultus tot de ware God had verlaten, terugbrengen. En hun preek moet wel de kracht van geen enkel ander evangelisch woord vertonen, want de Joodse koppigheid zal worden doorbroken en de Joden, die begaven onder de glans van de wonderen en de duidelijke bewijzen, zullen terugkeren naar de Herder der herders om met de christenen een kudde en een schaapstal te vormen [Eccl 48,9-10].
Maar Gods geeft zijn genade met mondjesmaat. Eens het licht geschapen en de mensen uitgebreid de tijd gekregen hebben om de waarheid van de fout te onderscheiden zal God in zijn wijsheid het wonder opheffen... Dat is een bestendige wet van de Voorzienigheid. Vroeger was ze van kracht voor Samson, eens de Filistijnen vernederd en verslagen nam God zijn geest en zijn wonderbare kracht die hij hem gaf terug. De Hemel ging nog zo tewerk met Jeanne d’Arc: eens haar zending volbracht door de Engelsen te verjagen en de kroon weer op het hoofd van Charles VII schenen haar genie en haar militaire handigheid te verwateren, ze werd gevangen genomen en keerde terug tot de gewone omstandigheden van het menselijk bestaan. Zo moet het ook gaan met Henoch en Elias. Overigens, het doorlopende wonder zou alleen maar de koppige, die geweigerd hadden gehoorzaam naar hun woord te luisteren, in hun hardnekkigheid bevestigen.
Tenslotte zijn de twee nu bejaarde getuigen [de ene zes duizend en de andere drie duizend jaar] niet dood en het is belangrijk dat hun getuigenis met hun bloed bezegeld wordt en dat ze de wet van het menselijk bestaan ondergaan waarvan Jezus Christus zelf niet gevrijwaard bleef.
Maar, zie wat er zal gebeuren, zegt sint Jan in het al aangehaalde hoofdstuk: ‘En eens hun getuigenis volbracht, zal het beest dat uit de afgrond komt, hen bestrijden en doden, hun lichamen zullen op de marktpleinen van de grootstad liggen die spiritueel Sodoma genoemd wordt en waar hun Heer gekruisigd werd. En mensen, stammen en volkeren zullen hen drieënhalf dagen zien en niet toelaten dat ze begraven worden. En de aardbewoners zullen zich over hun lot verheugen en feestvieren en mekaar geschenken zenden, omdat deze twee voorspellingen de bewoners der aarde ergerden. Maar na drie dagen en een halve dag zal de geest hen door God weer betreden, ze zullen opstaan en degenen die hen zien zullen bevreesd worden. On op datzelfde uur zal er een zware aardbeving plaatsvinden en een tiende van de stad zal instorten, zeven duizend man zal omkomen in de aardbeving en de anderen zullen vol angst de ware God vereren’.
Sint Jan zegt ons niet wat de Antichrist zal overkomen, maar Sint Paulus zegt ons dat "de heer Jezus hem zal doden door de adem van Zijn mond en hem zal vernietigen door de glans van zijn komst."
Meerdere hebben, volgens deze passage, besloten dat Jezus Christus zelf zal neerdalen om zijn grote vijand te slaan, en dat op de dag dat hij in volle glorie en majesteit zal verschijnen. Deze interpretatie is echter fout. Sint Thomas en Sint Jan Chrysostomus leggen deze woorden uit, quem Dominus Jesus destruet illustratione adventus sui, in de zin dat Jezus Christus de antichrist zal slaan door hem met de pracht te verblinden die als een voorteken van zijn tweede komst zal zijn. Sint Paulus zegt ons helemaal niet dat Jezus Christus hem met eigen handen zal doden, maar door zijn adem, spiritu oris sui, en dus, volgens de uitleg van sint Thomas, door zijn kracht, door de werking van zijn bevel, ofwel volgens sommigen dat hij gebruik maakt van de hulp van aarstengel sint Michaël, ofwel dat hij eender welke andere zichtbare of onzichtbare, spirituele of roerloze agent doet tussenkomen. Wel staat vast dat plots satan zal teruggedreven worden naar de duistere afgrond, dat het rijk van de boosaardige met de grond gelijk gemaakt zal worden en dat zijn kracht die droomde tot aan de sterren te reiken als een rookpluim zal verdwijnen.
Zullen de verrijzenis der lichamen en het laatste oordeel dit gebeuren nabij zijn? De Heilige Schrift zwijgt daarover en de Kerk heeft wat dat betreft niets willen bepalen. Onder de exegeten van de Schrift zijn er die het bevestigen, andere niet. Suarez uit de gedachte dat, na de dood van de antichrist, de aarde slechts vijfenveertig dagen zal overleven. Hij baseert zich op de profetie van Daniel die, na verklaard te hebben dat de vervolging van de zondige mens duizend tweehonderd negentig dagen zou duren, eraan toevoegt: Beatus qui expectat et pervenit usque ad dies 1335. Gelukkig hij die hoopvol zal zijn en de duizend driehonderd vijfendertigste dag zal bereiken’.
Maar deze overtuiging schijnt niet zo zeker. De meest voorkomende opinie, die ook overeenstemt met de heilige Schrift, denkt dat na de val van de antichrist, de katholieke Kerk weer een tijd van voorspoed en triomf zal kennen. Inderdaad, de verlichte apostel Sint Paulus die onder de zonen van Israël het duidelijkst de toekomst en het lot van zijn volk heeft ingezien, schijnt deze leer duidelijk te ondersteunen wanneer hij herinnert aan de genadige en gezegende gevolgen van de bekering van de Joodse zonen van Israël [die, volgens de profeet Maleachi, slechts tot de waarheid zullen weerkeren door verlicht te worden met de leer van Henoch en Elias], in een heilige bevlieging uitroept: "Als de val der Joden die de bekering van de heidenen teweegbracht de kracht van de Kerk en de rijkdom der aarde betekende, hoeveel te beter zal hun verrijzenis de wereld verrijken, en als hun verlies het menselijk heil wordt zal hun wederkeren een verrijzenis beteken voor de wereld" [Rom: 11:12].
:Deze woorden zijn uitdrukkelijk en dulden geen twijfel. Ze stemmen overeen met deze van Sint Jan: ‘En ik zag degenen die het beest en zijn afbeelding overwonnen hebben, ze zongen het lied van Mozes en van het Lam’ [Apoc 15:2]. Anders gezegd, de christenen en de overgebleven Joden zijn een van geest en geloof, ze loven en zegenen tegelijk Gods Zoon met deze woorden: ‘Uw werken zijn groot en wonderbaar ô almachtige Heer! Ô Koning der eeuwen, uw wegen zijn rechtvaardig en waarachtig!’ [Apoc 15:3].
Inderdaad, is het mogelijk dat op de dag dat alle volkeren één zullen zijn in die lang verwachte overeenkomst de hemel met geweld zal instorten, dat het tijdstip waarop de strijdende Kerk volgroeid zal zijn overeen zal komen met de uiteindelijke ramp? Zou Jezus Christus de Kerk maar hebben doen herleven in al haar luister en uitstralende schoonheid om meteen de bron van haar jeugd en haar onuitputtelijke vruchtbaarheid droog te leggen?
Maar als mag aanvaard worden dat na de antichrist het einde van de wereld nog meerdere eeuwen uitgesteld wordt, kan niet hetzelfde beweerd worden over de uiteindelijke crisis die de grote eenheid moet vervullen. Want, voor zover de huidige tekenen van de tijd, de dreigende symptomen van onze politieke toestand en onze revoluties, de opmars van de goddeloosheid die gepaard gaat met de vooruitgang van de beschaving en de stoffelijke ontdekkingen bekeken worden, kan de nabijheid van de komst van de zondige mens en de dagen van verwoesting die Jezus Christus ons voorspeld heeft maar moeilijk tegengesproken worden.
Deel 2
De heilige Schrift toont ons drie voorname trekken die de heerschappij van de antichrist zullen melden. Ten eerste zal hij keizer en oppermeester van het heelal zijn en meester zijn over de wereld. Ten tweede zal Jeruzalem zijn hoofdstad zijn. Ten derde zal hij handig en geweldadig zijn, en de oorlog die hij tegen de heiligen zal voeren zal vooral listig en verleidelijk zijn.
Het is duidelijk dat op dit moment alle gebeurtenissen die zich ontknopen de voorbereiding zullen teweeg brengen op een sociaal midden waarin de zondige mens zal overheersen.
Enerzijds hebben de spoorwegen de grenzen verlegd en de afstanden geschrapt. De telegraaf geeft een despoot de mogelijkheid zijn bevelen op staande voet door te geven van het een naar elk ander punt van het heelal. Anderzijds smelten de volkeren van verscheidene rassen samen. De Rus en de Amerikaan, de Japanner en de Chinees ontmoeten elkaar op dezelfde schepen, ze gaan om en kruisen elkaar in onze grootsteden en op de openbare markten van Europa, Californië en equatoriaal Afrika.
De verre volkeren uit India nemen onze uitvindingen over, gieten gegroefde kanonnen en bouwen gepantserde schepenen arsenalen. China, het uitgestrekte keizerrijk met de wriemelende bevolking waar zeeën en stromen dagelijks een enorm overschot aan menselijke wezens opslorpen die de zo rijke en vruchtbare grond niet meer kan voeden, China heeft zijn mechaniekers en ingenieurs, is in onze strategie en industriële vooruitgang ingewijd. Maar hebben onze laatste oorlogen niet bewezen dat nu het lot van de gevechten vooral afhangt van de massa’s en dat er in de legers zoals in de politieke arena’s het aantal, de mechanische en brutale wet de overwinning bepaalt?
Het aankomende uur is te voorspellen waarop miljoenen barbaren die oost en noord Azië bevolken meer soldaten, meer munitie, meer krijgshelden zullen aanvoeren dan alle andere volkeren. Ook de dag waarop ze, overtuigd van hun overmacht en aantal, in ontelbare horden het afgezwakte en door God verlaten Europa zullen overrompelen. Dan gebeuren er ergere invasies dan ten tijde van de Vandalen en de Hunnen... De provincies zullen vernield worden, de rechten overtreden, de kleine nationaliteiten vernietigd en verpletterd als as. Dan zal een uitgebreide agglomeratie ontstaan van alle inwoners der aarde, onder de scepter van een enkele leider die of de antichrist of een van zijn nabije voorgangers zijn. Op die dag is het gedaan met de menselijke vrijheid.
De eenheid van alle volkeren zal voor het laatst ontstaan op het puin van alle afgeschafte nationaliteiten. En dan zal het rijk van het kwaad een feit zijn. De goddelijke Voorzienigheid zal de wereld geselen door haar totaal aan een heerser te onderwerpen, de opperste coryfee van de vrijmetselaars waarvan het hart vervuld is met mensenhaat en Godmisprijzen.
Zo kan al wie oplet tijdens de huidige gebeurtenissen zich niet ontdoen van de overtuiging dat alles leidt naar een maatschappelijke toestand waarin de zondige mens, die op zich alle zondigheden en valse doctrines van zijn tijd verzamelt, spontaan en zonder moeite actief is als een lintworm die natuurlijk uit bedorven vlees en organen ontstaat.
Maar wat onbegrijpelijk lijkt en wat op het eerste gezicht geen enkel voorteken doet voorspellen is dat de hoofdstad Jeruzalem wordt.
Wel, het is gemakkelijk te zien. Als de materialistische en goddeloze beschaving, waarvan de vrijdenkerij en de ongodsdienstige pers zonder ophouden ons de nabije komst voorspellen, ooit werkelijkheid wordt in de wereld zal het centrum van haar actie en de haard van haar openbare macht Jeruzalem zijn.
Inderdaad, nadat het christelijk geloof in de harten gedoofd zal zijn, wanneer het genot en het welzijn de dagelijkse goden en de absolute bezorgdheid van de zielen zullen vormen, dan zal de menselijke activiteit nog maar één doelstelling hebben, de macht van de Staat één veer en één prikkel, de openbare opinie maar één adem en één drijfkracht: het goud. Het goud zal godsdienst en moraal voorafgaan en de basis worden van de politiek en de sluitsteen van alle instellingen, de geldmagnaten zullen de hogepriesters en de koningen zijn. En het volk met het meeste goud zal ons binnenkort in haar macht hebben.
Maar zie, na vijftig eeuwen bestaan en negentien van ongeluk bevindt een volk zich overal, onder alle hemelen verspreid en in de verste streken te zien, het is met de hele mensenfamilie vermengd, steeds rechtop en op zoek naar zijn messias, dromend van de heropbouw van zijn tempel en, ongeacht alle veranderingen en schokken, standvastig in een homogeniteit en het vervolgen van zijn doelstelling.
Dit volk, dat moet bekend, is actief, sober en werkzaam. Er wordt op abstracte wijze over gesproken, uitsluitend op het vlak van zijn lot et zijn historische en providentiële rol. We zouden het spijtig vinden dat onze woorden zouden gelden als belediging van dit volk met roemrijke voorvaderen en dat Christus, de Apostelen en de Onbevlekte Maagd aan de wereld schonk.
Als christenen en kinderen van Israël zijn we nauwer verband dan we denken. Zoals een beroemd spreker heeft gezegd: het christendom is een bekroond Jodendom, het Jodendom is een christendom waaraan de bekroning ontbreekt.
In feite is het Jodendom een doctrine en een confessioneel geloof geënt op een nationaliteit en een ras. Alle andere volkeren, Fransen, Italianen, Duitsers, Spanjaarden, een tijd onderhevig aan dezelfde regering en regime, met dezelfde wetten en instellingen, smelten al vlug samen, voegen hun belangen samen en bezitten dezelfde verlangens en vaderlandsgeest. Maar de Jood kan niet fuseren. "Hij staat midden de andere volkeren in staat van huur," zoals een beroemd schrijver zegt, of eerder aanziet hij zich onder de andere naties als een banneling en een gevangene. In plaats van een echt vaderland heeft hij een ideaal vaderland, Palestina. Jeruzalem is de enige duurzame stad waarnaar hij verlangt. In zijn toespraken en zijn geschriften, op elke pagina van zijn dagbladen en magazines laat hij de hoop doorschemeren die hem steeds voedde, die van een nieuw Joods koninkrijk op te richten, ofwel in Jeruzalem, ofwel in de omgeving. Het zijn dus niet de nationaliteit en het bloed die de Joden beletten te fuseren en openlijk vijandig te staan tegenover de andere volkeren, maar de godsdienst. Niet de godsdienst van Mozes die zij verloochend hebben en waarvan alleen de naam hem nog bekend is.
Maar hun rabbijnse godsdienst uit de Talmud, een mengelmoes van dwaasheden en losse fabels die niet op de evangelische basis van de naastenliefde steunen, maar op de verplichting om al wat niet van hun bloed is grondig te haten. Zo zegt een spreuk, aangenomen door Israël en verheven tot een leer en een geopenbaard symbool, dat telkens de Jood het nuttig acht het zijn plicht is een geveinsde bekering te simuleren en uiterlijk deel te nemen aan de verplichtingen en oefeningen van een godsdienst die de zijne niet is. Zo is er nu vastgesteld dat er in Duitsland Joden zijn die zich laten dopen en bekeren tot het christendom om grond te kunnen aanschaffen, adellijke titels te verwerven, makkelijker een openbaar ambt bekleden, en die deze voordelen benutten om te synagoge te verrijken en de bevolking rondom hen te verarmen.
Het moderne liberalisme met zijn overbodig sentimentalisme en zijn valse gelijkheidsprincipes heeft, meer dan elke andere vergissing, er toe bijgedragen om een overwicht en een buitensporige Joodse invloed te verwekken waarvan de Europese volkeren met rede schrikken. In de Middeleeuwen hadden de naties en de christelijke prinsen, door de Kerk verlicht, een groot sociaal gevaar voorzien. Enerzijds begrepen ze dat ze de plicht hadden de Joden uit te staan en dat het hen onmogelijk was ze te doen verdwijnen, vermits de profetieën voorspellen dat ze tot het einde der tijden zullen overleven en pas dan tot het ware geloof zullen terugkeren. Maar anderzijds begrepen ze dat ze niet rustig en veilig konden leven door een grenzeloze vrijheid toe te kennen aan een zo heftig en overrompelend ras. Inderdaad, uit ervaring is geweten dat overal waar de Jood zich vestigt en heerst hij een alleenheerser en een vernielend tiran wordt. Daarom stond de canonieke wet hem verdraagzaamheid toe, door hem politieke en burgerrechten te weigeren die hij zou misbruikt hebben overal waar hij door rijkdom de baas werd. Deze wet waakte over hem zodat hij rustig kon leven, kalm zijn nijverheid en handelszaken kon voeren zonder de christenen te storen waarmee hij leefde, en door deze wijze maatregelen die ten goed kwamen aan hun belangen en hun personen waren de Joden zonen van Israël eeuwenlang niet enkel beschermd maar ook verdedigd tegen de universele haat, de opschudding en de verontwaardiging van de verblinde volkeren.
Zo is de Joodse kwestie, die vandaag oproer zaait in Pruisen, Oostenrijk, Polen en waarvan de oplossing geladen schijnt met de somberste vooruitzichten. Maar als we Israël in haar universaliteit beschouwen en de mensen van die natie die in rationalisme en ongeloof vervallen zijn terzijde laten, heeft de kern van het Joodse ras van het Volk van het oude verbond steeds dezelfde illusies gekoesterd die we al aanhaalden: hij ziet nog steeds in de messias die verwacht wordt een machtige veroveraar die de aarde zal onderwerpen. Vroeger aarzelde een van de meest bekwame commentatoren van de Talmoed niet om te verklaren: ‘Een nieuw messianisme moet ontstaan, een Jeruzalem van de nieuwe orde in heiligheid gezeten tussen Oost en West moet de tweeledige stad van de Caesars en de Pausen vervangen’ [Israëlitisch Archief, 25]. Het is overigens bestendig dat het merendeel der orthodoxen en gelovigen als formulering en consigne het woord van een beroemde rabbijn: ‘Jeruzalem is steeds de spil van onze hoop en ons geloof’.
Maar is het onmogelijk dat in onze sociale omstandigheden, waarbij de vreselijkste en meest onverwachte gebeurtenissen opeens zo snel als de damp en de bliksem verschijnen, er een man opkomt die gebruik maakt van de chaos, door onze revoluties veroorzaakt, en de menigte kan fascineren en zich meester maken van harten en geesten, het vaandel zwaait van het kosmopolitisch herstel en een verzamelkreet uit om zo een universele macht te veroveren, een wonderbare overheersing van verstand en wezen die enthousiast aanvaard wordt door alle verdwaalde en verleide volkeren?
Ten slotte, is het niet toegelaten te geloven dat die machtige en perverse man, die de wereld zal wurgen in een despotisme zonder naam en maat en die het mensdom zal verenigen door de onderdrukking van het geweten en de vernedering van de moed, het personage is dat Sint Jan beschrijft en voorspelt als de antichrist en ook de man zal zijn die de goddelijke Voorzienigheid wilde gebruiken om Israël te ontnuchteren nadat ze hem eerst begroet hadden als hun Messias en koning?
Welke zullen ten slotte de kenmerken van de vervolging van de antichrist zijn?
Cornelius a Lapide en Suarez, volgens de heilige Schrift en de Kerkvaders, melden de voornaamste trekken.
Eerst is het zeker en bijna stof tot geloof dat, onder alle vervolgingen die de Kerk onderging, deze van de antichrist de vreselijkste en de gewelddadigste zal zijn.
Ten eerste, omdat deze vervolging algemeen en wereldwijd zal zijn. Er staat geschreven: ‘Ze verspreidden zich wereldwijd en omsingelden het kamp van de heiligen en de geliefde stad’ [Apoc 20,8]. Sint Augustinus, in boekdeel 20 van De Stad van God, legt deze tekst van Sint Jan uit door te beweren dat de ongelovigen, de ketters, de fanatieke en bedorven mensen over de aarde verspreid een verbond zullen aangaan met de antichrist om de heiligen te bestrijden en de Godgetrouwe mensen te vervolgen.
Ten tweede zal deze vervolging de hardste en gewelddadigste van allemaal zijn omdat ze niet ingegeven is door bijgeloof of fanatisme, noch door blinde gehechtheid aan de afgoden zoals de vervolgingen van de heidense keizers. Ze zal niet nastreven de hovaardigheid te strelen, noch de drang naar overmacht te bevredigen, zoals de vervolging van Mohamed. Ze zal ook niet ontketend worden door vleselijke verlangens en de drang naar plundering zoals deze die de Duitse prinsen de Kerk aandeden onder het protestantisme en ten tijde van Luther. Maar het zal een vervolging zijn die uitsluitend ingegeven is door de haat voor God en waarbij God en Zijn Christus op de korrel worden genomen, waarvan de enige doelstelling de uitroeiing van Gods rijk zal zijn en de totale verdelging van het christianisme en van elke positieve godsdienst. Zo herkenden Tiberius, Nero en de meest afgrijselijke tirannen van het heidendom in de afgoden, die ze de christenen verplichtten te aanbidden, een begrip en een verre weerspiegeling van de godheid. Maar in de tijden waarover sprake zal het niet meer toegelaten worden aan elke godheid een cultus te wijden, zelfs vervalst en bedorven. Zonder onderscheid zullen alle mensen gedwongen zijn satan zelf, in antichrist verkleed, te eren en aanbidden en dus de meest goddeloze en afgrijselijke man.
Ten derde zal die vervolging die de laatste tijden zal melden een onweerstaanbare verleiding uitoefenen: ut in errorem inducantur, si fieri potest, etiam electi. Cornelius a Lapide zegt: Omnes politicorum artes, dolos et praxes callebit. In principe zal de antichrist de Joodse kinderen van Israël overtuigen dat hij de messias is. Om beter te bedriegen zal hij het masker dragen van matiging en huichelende heiligheid. Sint Paulus, door ons te leren dat hij zich zal doen aanbidden in de tempel van God [Thess 2], lijkt ons aan te duiden dat hij de door Titus totaal vernielde tempel van Jeruzalem zal heropbouwen en vervolgens zal hij de besnijdenis opleggen en voor een tijd de bloedige offers en andere rites van de Joodse godsdienst weer invoeren.
Aangaande de mensen die de Joodse godsdienst vreemd zijn, zal hij ze eerst tot zich aantrekken door overtuiging en welsprekendheid. Hij zal afgericht zijn op listen door de duivel zelf in alle nuttige omstandigheden voor de doeleinden die de boze geest nastreeft. Sint Anselmus zegt ons dat hij in alle natuurwetenschappen thuis is en alle teksten uit de Schrift van buiten zal kennen. Ten tweede zal hij de mensen winnen door rijkelijk goud en rijkdom rond te zaaien. Hij zal het rijkste wezen op aarde zijn. satan zal hem alle verborgen schatten uitleveren in de schoot van de zee en in de geheime diepten van de aarde.
Ten vierde zal hij alle mensen met bewondering vervullen door zijn genie en door de opmerkelijke snelheid waarmee hij de top van fortuin en oppermacht zal bereiken. Door zijn wonderen zal hij onwetenden en menigte fascineren: cujus est adventus secundum operationem Satanae, in omni virtute et prodigiis mendacibus [Thess 2,11]. Zoals Christus mirakelen deed, volgens Sint Thomas, om zijn leer te bevestigen, zo zal de zondige mens valse wonderen verrichten om zijn dwalingen te bevestigen. Maar ook zoals de ware Christus wonderen verrichtte met Gods hulp, zo zal zijn tegenstander handelen met behulp van satan, de vader van bedrog en leugen. De zondige mens zal dus geen wonderen verrichten zoals Jezus Christus maar valse en schijnbare. Alle deze wonderbare acties zullen in werkelijkheid slechts illusies zijn, in zodanig, volgens Sint Anselmus, dat wanneer hij een dode schijnt te doen verrijzen, ofwel is de man niet echt dood, ofwel als hij dood is zal hij niet echt verrijzen. Tenslotte zegt dezelfde heilige zullen de handelingen van de antichrist die schijnen de natuurlijke krachten te overstijgen als dusdanig geen mirakelen zijn maar gevolgen en verschijnselen van fysische orde bewerkstelligd door bemiddeling van sommige geheime en verborgen oorzaken. Om de mensen beter te boeien zal de antichrist ontucht en vleselijke bandeloosheid toelaten en beroep doen op de meest bedwelmende wellusten, tolus erit in libidinibus et concupiscentiis feminarum [Dan 2,37].
Ten vijfde zal de vervolging van de antichrist de meest onmenselijke en bloedige zijn van allen die het christianisme hehben tegengegaan. Jezus Christus verzekert dat door te zeggen: ‘Dan zal beproeving groot zijn zoals ze nooit voordien was sinds het begin van de wereld en er nooit een zal komen’ [Matth. 24, 21]. Het kan gegist worden in verband met twee oorzaken. De eerste is de kolossale macht en de opmerkelijke middelen van kracht en vernieling waarover de antichrist beschikt en tegelijk de goddeloosheid en de woede van de mensen gelast met het uitvoeren van zijn bevelen. De tweede zal de afschrikkende spot van de duivel zijn, want, volgens Sint Jan, zal God hem in die dagen uit de greep van de vlammen die hem vasthouden laten ontsnappen en hem volledige vrijheid toekennen om te verleiden en zijn haat tegen het mensdom te bevredigen [Apoc 20]. Vandaar, zegt Sint Cyril, zal er een menigte martelaars opkomen, roemrijker en bewonderenswaardiger dat deze die vroeger de leeuwen bestreden in de amfitheaters van Rome en Gallië. Deze moesten slechts gewone ministers van de duivel bekampen, maar de geloofsbelijders uit de laatste tijd zullen moeten vechten tegen hem die van bij aanvang moordenaar is. De antieke vijand zal monsters van foltering en ongehoorde verfijningen aanwenden om hen te kwellen, nooit gezien voordien en voor een menselijk verstand onmogelijk in te beelden.
Tenslotte, als laatste kenmerk van de vervolging van de Antichrist, zal deze zo gewelddadig zijn dat bijna alle christenen aan hun geloof zullen verzaken. ‘En er werd hem gegeven de heiligen te bestrijden en te overwinnen [Apoc 13]. En de horens die ik zag bestreden de heiligen en verkregen de bovenhand’ [Dan 7]. Sint Paulus leert ons ook nog dat Jezus Christus geen tweede maal zal afdalen voor het algemeen verzaken [II Thes 2]. Sint Augustinus in De Stad van God, over dit woord van de Apostel, zegt ons, als te allen tijde gelovigen aan Christus verzaakten vanwege de listen van de ketters en de schrik van vervolgers en tirannen, zal het verzaken onder de antichrist apostasie genoemd worden omdat het in aantal en verspreiding alle voorgaande zal overtreft.
Maar er kan uit die getuigenissen niet afgeleid worden dat er geen uitverkorenen meer op aarde zullen overblijven en dat Gods zoon zijn belofte aan de Kerk zal nalaten wanneer hij haar zegt: Propter electos dies breviabutur, door de uitverkorenen zullen de dagen inkorten, en Sint Jan voegt eraan toe in zijn boek Openbaring: "Het beest zal aanbeden worden door alle inwoners op aarde waarvan de naam niet in het Boek van Leven staat [Apoc 13]." Sint Augustinus verklaart ons dat er onder het rijk van de antichrist massa’s martelaars zullen zijn met heldhaftige bestendigheid, er zullen ook min of meer talrijke geloofsbelijders zijn die zich zullen verschuilen in de grotten en de steile bergen en God zal er voor zorgen dat die aftochten ontsnappen aan de waakzaamheid en de opsporing van de vervolgers en hij zal niet toelaten dat de duivel ingelicht wordt.
Daniël leert ons dat onder de dagen van deze verschrikkelijke vervolging de gruwel van de verslagenheid in de gewijde plaatsen zal heersen. "De koning," zegt hij, "zal naar goeddunken handelen: hij zal opstaan en hovaardig over elke God spreken, hij zal onbeschaamd tegen de God der goden spreken. Hij zal geen eerbied vertonen voor de God van zijn vaderen en zal zich om geen enkele God bekommeren."
Met andere woorden, eens dat de zondige mens het mensdom zal onderworpen hebben door bedreigingen en gestrikt in zijn leugens en listen, zal hij geen maat meer kennen, zich ontmaskeren en met open vizier te werk gaan. Het zal niet meer lijken dat er een andere God dan hijzelf wordt aanbeden of ingeroepen en hij zal zich als enig meester over hemel en aarde uitroepen. Overal waar hij niet persoonlijk aanwezig zal zijn zullen de mensen gedwongen worden zijn afbeelding of zijn standbeeld te eren: Et elevabitur, magnificabitur adversus omnem Deum. Hij zal noch de godsdienst van Mozes, noch de natuurlijke godsdienst zelfs verdragen. Hij zal even hardnekkig Joden, ketters, schismatieke, deïstische en alle sekten, die het bestaan van een Opperwezen en van een onsterfelijk nabestaan herkennen, vervolgen.
Maar in zijn wijsheid zal God het goede uit het kwade halen. Het verschrikkelijke onweer dat Zijn rechtvaardigheid over de aarde laat razen, zal de valse cultussen opruimen. Met het Jodendom zullen mohametisme, afgoden, bijgeloof en alle voor de Kerk vijandige godsdiensten afgeschaft worden. De duistere sekten zullen de genadeslag krijgen. Vrijmetselarij, carbonarisme, illuminisme en alle gezagsondermijnende verenigingen zullen in de kolk van goddeloosheid, die ze sinds eeuwen teweegbrengen, verdwijnen. Ongewenst zullen ze meegewerkt hebben om het rijk van eenheid te stichten dat de profeten voorspelden, erit unum ovile et unus pastor.
De triomf van de ongelovige is van korte duur geweest.
Maar de troost die er op volgt zal universeel, overvloedig en in verhouding zijn met het door de Kerk ondergaan tegenspoed.
Een zoon van Israël, voordien bekeerd en nu priester en Schriftgeleerde, zei bij het aanschouwen van het grootse tafereel dat Gods Kerk zal vertonen in die voorspoedige tijd waar Joden en heidenen aan hetzelfde banket gezeten, eenzelfde familie zullen vormen onder een herder, en met vreugde zullen uitroepen: ‘In het leven van Jezus Christus op aarde waren er twee triomfdagen waarop hij herkend werd als Messias en Koning: het feest van Driekoningen dat in zekere zin het feest is van de dageraad dat de naties door de aankomende Wijzen aan Jezus wijdden, en Palmzondag als avondfeest dat Jeruzalem voor Jezus Christus vierde en waarop Israël juichte. Maar zie, na negentien eeuwen van trouw is het grote feest van Driekoningen door naties en hun leiders, die Jezus Christus en Zijn Kerk verworpen, vergeten ... Op de avond van het leven van de Kerk, laat men dus de grote Palmdag en de plots ontploffende toejuichingen van het aloude volk van Jacob begroeten. Laat me ook de dag groeten en bezingen waarop de deuren van de synagoge in een roes zullen opengaan voor een triomfantelijke intrede van de Messias waarop zolang gewacht werd en die zolang genegeerd werd. Laat me de dag bezingen waarop de rest van Israël de klederen op de weg van Christus en zijn Kerk zal spreiden en de lucht zal geuren van dat bloed dat nu in een regen van liefde op Israël en kinderen zal neerdalen. Ô Palmdag, sta op in de Kerk!... Jeruzalem, Jeruzalem, hoe dikwijls heb ik je kinderen trachten te verzamelen als een hen die haar kuikens onder de vleugels neemt, maar ditmaal heb je het gewild, ô Jeruzalem, en zal je onder de vleugels gestort worden. Hosanna en eeuwige glorie aan Jezus Christus in de hoge hemel en aan de Kerk waar Israël na een langdurige afwezigheid haar Messias en Koning heeft weergevonden.
En toch zal het nog niet de uiteindelijke voltooiing zijn, want er staat geschreven: ‘De zevende engel zal nu op de trompet blazen en de hemel zal weergalmen van grote stemmen’ [Apoc. 11]: engelenstemmen, maagdstemmen, stemmen van geloofsbelijders en heilige martelaars zullen Christus begroeten met hun lofgezang en hun toejuiching. Ze zullen danken voor zijn overwinning op de antichrist en de uitroeiing van de ongelovigen. Alle mensen zullen, eens aanbidders van eenzelfde God met eenzelfde geloof en één in eenzelfde aanbidding en rond dezelfde tafel, samen uitroepen: "Het rijk Gods is het rijk van Onze Heer en van zijn Christus geworden ... We eren de Heer God almachtig die is, was en moet komen omdat hij zijn grote macht gekregen heeft en regeert" [Apoc 11: 17].
Bron: Abbé Arminjon [Chambéry, 15 april 1824 - Chambéry, 17 juni 1885]
Vertaling: [Broeder Joseph]
|
|