Medjugorje kerk

Medjugorje België en Nederland

Medjugorje Maria

nov

21



Kroatië

  
 
Download PDF

Medjugorje: Geschiedenis

Geschiedenis van Kroatië

De oorsprong van de Kroatische stam voor de grote volksverhuizing der Slaven is onzeker. Er is een theorie dat de Kroaten uit het oude Perzië komen. De Kroaten werden voor het eerst in het Grieks genoemd als Horouathos, wat terug gevonden kan worden op stenen inscripties uit 200 vóór Christus gevonden in de haven Tanais op het schiereiland de Krim aan de Zee van Azov. Een onderdeel van de Zwarte Zee-inscripties worden bewaard in het Archeologische museum van Sint-Petersburg in Rusland.


Kroatische vlag

Perzische Theorie

Over de werkelijke oorsprong van het Kroatische volk bestaan er twee theorieën, de Iraans/Perzische theorie en de Slavische theorie. De Perzische theorie stelt dat het Kroatische volk, een van oorsprong niet-Slavisch volk is. Deze theorie heeft vooral de laatste 20 jaar aan populariteit gewonnen en is naast Kroatische antropologen [Stanko Guldesco], wetenschappelijk bewezen door vooraanstaande Griekse, Russische [Schori-Bekmursin-Nogmov] en Iraanse antropologen.

Bij archeologische opgravingen in het noorden van Iran zijn oud-Perzische en oud-Griekse grafstenen en geschriften gevonden, die de "Harauvati = Perzisch" of "Horovatos = Grieks" aanduiden als één van de vierentwintig volkeren onder de heerschappij van Perzisch keizer Darius de Grote. Het hedendaagse Kroatië noemt zichzelf "Hrvatska" en zijn inwoners noemen zichzelf "Hrvati-Kroaten". De "Harauvati" waren een nomadenvolk dat leefde op de steppevlakten tussen de Zwarte en de Kaspische Zee. Dit volk sprak een Iraans dialect, etnisch waren het Alanen. Vele filologen beweren dat het woord "Hrvat of Kroaat in het Nederlands" afgeleid is van het Alaans woord "Huarvat of vriend". Deze Harauvati hebben in de 4e eeuw na Christus de Alanen verlaten en zijn door de constante dreiging van de oprukkende Hunnen, via de Kaukasus verder naar het westen getrokken richting de Oekraïense steppevlakten.

Eenmaal aangekomen in de Kaukasus hebben de Kroaten-Harauvati zich aangesloten bij het "Ante"-koninkrijk,een Slavisch volk. Dit verbond zou standhouden tot de 6e eeuw en was gesitueerd rondom het hedendaagse Dagestan-Georgië. Héél opmerkelijk is, dat de naam "Ante" een héél courante jongensnaam is Kroatië. Na de 6e eeuw na Christus zijn de Kroaten-Harauvati verder geëmigreerd naar het hedendaagse Galicië [het zuiden van Polen, rondom de stad Krakau]. Tegen deze tijd was reeds een groot deel van de Kroaten geslaviseerd. De rondtrekkende Kroatische krijgers trouwden met de aanwezige Slavische Ante-vrouwen, maar lieten hun Iraanse nomadenroots niet zomaar varen en lieten na de oorspronkelijke taal door te geven aan de kinderen uit de gemengde huwelijken.

In het hedendaagse Galicië stichtten de Kroaten het zogenaamde "Wit-Kroatië". Een gebruik dat nogmaals de Iraanse oorsprong bewijst, aangezien de Perzen de gewoonte hadden de windrichtingen aan te duiden met kleuren, wit = noord, rood = zuid enz... Dit Wit-Kroatië bestond uit 8 stammen en had verschillende koningen [koning = ban  in het Kroatisch]. Dit woord wordt door geen enkel ander Slavisch volk gebruikt en is exact hetzelfde als het Perzische woord voor koning of "great lord". De Kroatische ban's zoals Vonomir, Jezdimir werden in Iraanse opschriften teruggevonden als Vonon en Jezda. De "mir" achteraan hun naam slaat op het Iraanse woord "mihr of heer". Ondanks het feit dat het Kroatische volk door zijn migraties in grote mate Slavische stammen had opgenomen en geslaviseerd was, bleef zijn sociale en militaire structuur evenals de basis van de gesproken taal Iraans.

In de loop van de 7de eeuw na Christus zijn verschillende Kroatische stammen gemigreerd richting Adriatische zee en dit op vraag van de Byzantijnse keizer en zijn gezant "Constantinus Porphyrogenitus". De Byzantijnse steden aan de Adriatische kust vielen ten prooi aan de Avaren, afstammelingen van de Hunnen, die hun koninkrijk hadden in het huidige Hongarije. De Byzantijnse keizer was niet bij machte hieraan iets te doen aangezien hij zijn handen vol had met de oprukkende Turkse volkeren in het Oosten. Na zware veldslagen slagen de Kroaten erin de Avaren te verslaan en stichtten zij, met de toestemming van Byzantium, hun hedendaags thuisland "Rood-Kroatië". Vele onderzoekers zien in het Kroatisch wapenschild [het bekende rood-wit schaakbord] het symbool van verbondenheid tussen Wit-Kroatië in Galicië en Rood-Kroatië aan de Adriatische kust. Het nieuwe thuisland werd volgens de oude Iraanse gebruiken, opgedeeld in "Zupa's". Deze waren opgedeeld per familiegroep met een familiecentrum of "domena" of "demana" in het Iraans.

Slavische theorie

De tweede theorie begint pas daar waar men in de éérste theorie spreekt over "Wit-Kroatië". Deze theorie werd vooral gesteund door het communistische regime onder Tito. De nadruk lag op de gelijke Slavische achtergrond van Kroaten en Serviërs, alhoewel vele historische en culturele zaken dit tegenspraken.

De Kroaten zijn een Slavisch volk dat oorspronkelijk in Galicië leefde [in het Noordwesten van de Oekraïne en het Zuiden van Polen]. Van daar zijn zij in de 7e eeuw in zuidelijke richting geëmigreerd, naar het huidige Kroatië. In eerste instantie vielen zij onder de heerschappij van de Byzantijnen en later van de Franken, maar in 925, onder leiding van koning Tomislav, werd Kroatië een sterk onafhankelijk land. In 1102 eindigde een decennialange Kroatische dynastieke strijd toen een groot deel van de edelen de Hongaarse macht verkozen boven de steeds voortdurende machtsstrijd.

Kroatië behoorde voortaan tot het Hongaarse Rijk, maar met verregaande autonomie voor de steden en de belastingen. Steden zoals Dubrovnik en Zagreb werden door de keizer aangeduid als vrije steden.


Koning Tomislav I

Kroatië behoorde voortaan tot het Hongaarse Rijk, maar met verregaande autonomie voor de steden en de belastingen. Steden zoals Dubrovnik en Zagreb werden door de Keizer aangeduid als vrije steden.

Middeleeuwen tot de twintigste eeuw

In 1242 benoemde koning Béla IV in een pauselijke bul Zagreb tot Vrije Koninklijke Stad. In 1433 begon de verdediging tegen de Turken, en kreeg het Hongaarse Koninkrijk zware klappen te verduren van het Ottomaanse Rijk, dat zijn rijk tot aan het bergachtige gebied van het huidige Bosnië en Herzegovina uitbreidde. Rond dezelfde tijd kwam Dalmatië grotendeels onder Venetiaans gezag te liggen.

Dubrovnik was een stadstaat die in eerste instantie onder Byzantijns [Romeins]
gezag kwam te liggen en later onder Venetiaans gezag. In tegenstelling met de andere Dalmatische stadstaten werd Dubrovnik echter onafhankelijk [Republiek Dubrovnin], zelfs toen het onder soevereiniteit van andere gebieden kwam te liggen.

De in 1526 gevochten Slag bij Mohács zorgde ervoor dat het Kroatische Parlement bij de Habsburgers aandrong om de controle over Kroatië over te nemen. Dit gebeurde in 1527. Een belangrijk jaar is 1573, waarin Matija Gubec tijdens de boerenopstand een legendarische persoonlijkheid werd, omdat hij de boeren meer recht en vrijheid gaf. Tussen 1630 en 1632 dunde een catastrofale pest de bevolking uit en in 1667 werd Dubrovnik ernstig beschadigd door een aardbeving.

In 1699 werd de geschiedenis opnieuw hertekend: het grootste gedeelte van de Adriatische kust en eilanden werden bestuurd door Venetië [de Turken waren verdreven], het binnenland bleef onder het bestuur van Habsburg maar de Republiek Dubrovnin bleef wel geheel onafhankelijk.

De Habsburgse heerschappij bleek inderdaad een efficiënt middel te zijn tegen de oprukkende Ottomanen.

Op het einde van de achttiende eeuw was het grootste deel van Kroatië niet meer in handen van de Turken en waren de Kroatische vorsten de Franse revolutie en de ideologie daarvan vijandig gezind. Na een korte overheersing van de Franse keizer Napoleon, die een korte tijd de onafhankelijkheid van Dubrovnik afschafte, werd in 1815 het huidige Kroatië opnieuw deel van het Habsburgse Rijk.

In 1847 verving de Kroatische taal het Latijn in het Kroatische parlement. In 1848 verdedigde ban Josip Jelacic Kroatië succesvol tegen een Hongaarse poging om Kroatië te bezetten. Hij verenigde alle Kroatische provincies.

Vanaf de twintigste eeuw

Het eerste Joegoslavië [1918 - 1941] was een koninkrijk, dat pas vanaf 1929 zo zou heten, en uiteindelijk als een koninkrijke dictatuur functioneerde, tot het land door de Duitsers werd ontmanteld. Van 1918 tot 1929 was de benaming het Koninkrijk der Serviërs, Kroaten en Slovenen en vanaf 1929 tot 1941 het Koninkrijk Joegoslavië. In 1929 werd de Ustasa-beweging, een Kroatische, nationalistische en antisemitische organisatie, opgericht door het parlementslid Ante Pavelic. De beweging was op fascistische leest geschoeid en bestreed het Servisch centralisme in Joegoslavië. De beweging kreeg financiële steun van het fascistische Italië van Benito Mussolini, waar zij ook haar bases had. Het Servo-Kroatische woord ustasa betekent opstandeling.

Vanwege de persoonlijke dictatuur die de Joegoslavische koning Alexander in 1929 vestigde, werden alle politieke partijen verboden en werd het parlement ontbonden. De Ustasa-beweging moest van meet af aan vanuit Italië opereren. Ze pleegde vele aanslagen, waardoor de regering steeds repressiever ging optreden.

De Ustasa-beweging werd vooral bekend door haar betrokkenheid bij de moordaanslag op koning Alexander I van Joegoslavië in 1934. Vanuit Groot-Brittannië beraamde Ante Pavelic, samen met de Bulgaars-Macedonische nationalist en terrorist Ivan Mihailov deze aanslag, die uiteindelijk werd gepleegd door Mihailovs chauffeur, tijdens een staatsbezoek van de koning aan  Frankrijk. De koning overleed ter plekke, en ook de Franse minister van Buitenlandse Zaken Louis Barthou kwam om het leven. Spoedig kwam men erachter dat de Ustasa en de Macedonische IMRO achter de aanslag zaten.

Na de Duitse inval in Joegoslavië werd Ante Pavelic de nieuwe dictator [Poglavnik, leider] van de nieuwe Onafhankelijke Staat Kroatië [officiëel stond koning Tomislav II aan het hoofd, hij zette echter nooit voet op Kroatische bodem]. In die functie volgde Pavelic een fel antisemitische politiek. Hij richtte zich bovendien tegen de "Slavische" Serviërs. De Kroaten waren in zijn ogen "Ariërs". Hij wist ook de nazi-top daarvan te overtuigen. Het verschil met de Serviërs [die volgens de nazi-rassenleer tot hetzelfde ras behoorden] lag hem dan ook in de cultuur en zeden. De Kroaten waren "katholiek en westers", de Serviërs "orthodox en Slavisch" en daarmee Untermenschen. Het lag volgens minister Mile Budak in de bedoeling om een derde deel van de Serviërs uit te roeien, een derde te deporteren en een derde te assimileren door bekering tot het Rooms-Katholiscime. Maar ook Joden, Sinti en Roma en anderen werden uitgemoord, vaak na martelingen in de Kroatische concentratiekampen, die niet onderdeden voor de Duitse.


Ante Pavelic

De Ustasas zijn nooit populair geworden, ook niet in Kroatië. De Boerenpartij van de charismatische Macek had veel meer steun, terwijl de Ustasas als een stel onbehouwen vechtjassen werden aanzien. Zij dankten hun macht slechts aan de Duitse wapens en het Italiaanss geld. Op het moment van hun machtsovername telde de beweging volgens Balkandeskundige Misha Glenny hooguit 300 actieve "harde kern"-leden. Deze werden echter al snel aangevuld door een grote hoeveelheid opportunisten die hoopten carrière te maken, en pragmatici, die dachten dat dit nieuwe Kroatië duurzaam was.

In april 1945 reikte de macht van de Ustasas niet verder dan de Kroatische hoofdstad Zagreb en voorsteden. Desondanks gingen de martelpraktijken van de Ustasas gewoon door. Pavelic en verscheidene kabinetsleden vertrokken daarop naar Argentinië, waar zij asiel vonden. In mei 1945 werd Zagreb bevrijd evenals de rest van Joegoslavië, maar de Ustasa-aanhangers bleven in de bossen van Kroatië actief, vooral met de bestrijding van Tito’s partizanen. In 1947 werden de laatste Ustasas verslagen en vluchtten de laatste kopstukken naar het buitenland, voornamelijk Argentinië.

In 1943 ontstond het tweede Joegoslavië. Dat heette van 1943 tot 1945 de Federale Democratische Republiek Joegoslavië, van 1945 tot 1963 de Federale Volksrepubliek Joegoslavië en van 1963 tot 1992 de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië. In dit nieuwe Joegoslavië werd Ivan Ribar het staatshoofd, maar in werkelijkheid werd deze onafhankelijke communistische staat met harde hand geleid werd door maarschalk Josip Tito, die in 1953 het ambt van staatshoofd op zich nam. Kroatië kreeg hierin de status van deelrepubliek.

Tot 1963 had Joegoslavië een grondwet die sterk op die van de Sovjet-Unie leek. In 1963 werd er een nieuwe grondwet aangenomen waarin Joegoslavië de naam Socialistische Federale Republiek van Joegoslavië kreeg. Staatshoofd van dit Joegoslavië bleef Josip Tito die bovendien, na de grondwetswijziging van 1974, president werd voor het leven. De president was tevens voorzitter van het Presidium van het Presidentschap. Dit presidium bestond uit de presidenten van de deelrepublieken, plus de voorzitter van de Joegoslavische Communistenbond. Uit hun midden werd steeds een president gekozen die het ambt steeds één jaar mocht bekleden. Omdat Tito president voor het leven was, ging dit roulerend systeem pas in 1980, het jaar van Tito’s overlijden, in. In vergelijking met andere communistische staten bezat de president een relatief grote macht.


Maarschalk Josip Tito

Naast het presidentschap kende men in Joegoslavië tot 1992 tevens het voorzitterschap van de Federale Uitvoerende Raad, vergelijkbaar met het ambt van minister-president of eerste minister. De Federale Uitvoerende Raad werd uit het midden van het verenigde parlement gekozen. Het ambt van minister was in 1953 afgeschaft en vervangen door dat van secretaris. De secretarissen waren dus lid van het parlement en belast met het uitvoeren van de besluiten.

Joegoslavië kende, volgens de grondwetswijziging van 1974, een parlement met een tweekamerstelsel. In de Bondskamer hadden 220 leden zitting: 30 voor de zes verschillende republieken en 20 voor de twee autonome provincies. Deze vertegenwoordigers werden via getrapte verkiezingen [indirect] verkozen. De Kamer van de Republiek en de Autonome Provincies bestonden uit 88 leden [12 leden voor iedere republiek, 8 leden voor iedere autonome provincie]. Deze Kamer werd gekozen uit het midden van de diverse deelparlementen van de republieken.
Ook de gemeenteraden hadden twee kamers: één door burgers verkozen kamer en één door arbeiders en boeren samengestelde kamer [bestaande uit afgevaardigden van deze beroepsgroepen].
De deelrepublieken hadden ieder een eigen grondwet, overal sterk op elkaar lijkend. Daarnaast bezat elke republiek een eigen parlement, regering en constitutioneel hof. De autonomie van Kosovo en Vojvidina was tot de tweede helft van de jaren tachtig groot. De Servische partijvoorzitter van de communistenbond, Slobodan Milosevic heeft toen de macht der Autonome Provincies sterk ingeperkt en zelfs geheel ongedaan gemaakt.

De macht van de Joegoslavische Communistenbond [ook Joegoslavische Communistische Liga genaamd] was vrij groot, doch beperkter dan die van de communistische partijen in andere Oost-Europese landen. Tot zijn dood in 1980 was Tito voorzitter van de Joegoslavische Communistenbond. De communistenbond heette tot 1964 Joegoslavische Communistische Partij, maar om het idee te wekken dat de communisten in Joegoslavië minder partijbureaucratisch te werk gingen dan hun Sovjet-Russische collega's, werd de naam gewijzigd in communistenbond.


Kaart van voormalig Joegoslavië

Hoogste orgaan van de Joegoslavische Communistenbond was officieel het partijcongres, maar de werkelijke macht lag bij de tijdens het partijcongres gekozen centraal comité, waaruit het dagelijks bestuur, het presidium van de communistenbond werd gekozen.

De Socialistische Alliantie [ruim 8,5 miljoen leden] was de organisatie die alle massaorganisaties omvatte, namelijk de vakbonden, de vrouwenbonden, de arbeidersraden, de kunstenaarsverenigingen en de verenigingen voor intellectuelen. De macht van de Socialistische Alliantie was groter dan die van de massaorganisaties van de omliggende communistische landen, omdat de Joegoslavische Communistenbond vaak bepaalde taken delegeerde aan de Socialistische Alliantie.

Met de val van het communisme vond er in 1990 de eerste vrije verkiezing sinds de Tweede Wereldoorlog plaats. Het parlement koos Franjo Tudjman als de eerste president van het land, maar deze was niet bij machte om het land verder bijeen te houden.

Kroatië verklaarde zich tegelijk met Slovenië in 1991 onafhankelijk van Joegoslavië, waarop de oorlogen in Joegoslavië uitbraken en Servische troepen het land binnenvielen ter bescherming van etnische Serviërs. Hun tactiek bestond voornamelijk uit het bombarderen en verwoesten van steden: Dubrovnik, Šibenik, Zadar, Karlovac, Sisak, Slavonski Brod, Osijek, Vinkovci en Vukovar vielen ten prooi aan bombardementen. Op verschillende plaatsen vonden "etnische zuiveringen" plaats, hetgeen leidde tot een grote stroom vluchtelingen.

Het zwaarst werd gevochten om de stad Vukovar, waar op 18 november 1991 de Kroatische troepen zich moesten overgeven. Hierbij kwamen vele Kroatische burgers om het leven. Ook in de Krajina woedden zware gevechten, Serviërs verklaarden zich ter plaatse onafhankelijk en riepen een eigen republiek uit. De Kroatische burgers werden uit de Krajina verdreven.

In december 1991 erkenden verschillende Europese landen Kroatië als onafhankelijke staat. In januari 1992 volgde de erkenning door de Europese Unie. In dezelfde periode begonnen vredesbesprekingen onder leiding van de Verenigde Naties, hetgeen leidde tot een staakt-het-vuren. Een VN-vredesmacht, UNPROFOR, werd in Kroatië gestationeerd om toe te zien op het bestand. Tussen 1991 en 1995 vonden er nog maar sporadisch gevechten plaats in Kroatië. De Republiek Kroatië werd in 1992 lid van de VN.

In Bosnië brak, naast de strijd tussen de Bosnische Kroaten en Bosnische Moslims enerzijds en de Bosnische Serviërs anderzijds, ook onderling tussen de Bosnische Kroaten en Bosnische Moslims, oorlog uit. Kroatië bemiddelde in dit conflict met als gevolg een vredesverdrag tussen de Bosnische Kroaten en Bosnische Moslims in 1994.

In 1995, terwijl de internationale gemeenschap ingreep in de Bosnische oorlog, voerde het Kroatische leger verschillende operaties uit in samenwerking met de Bosnische Kroaten en Bosnische Moslims waarbij de Krajina werd heroverd. De strijd ging verder op Bosnisch grondgebied, maar werd onder druk van de Verenigde Staten gestopt. De Bosnische Oorlog eindigde later in 1995 met het Verdrag van Dayton.

Het derde Joegoslavië [1992 - 2003] ontstond uit de Joegoslavische Oorlog. Het omvatte Servië en Montenegro. De officiële naam was de Federale Republiek Joegoslavië.

Kroaten wereldwijd

Kroatië is een Kroatische natie. in Bosnië en Herzegovina zijn de Kroaten in de grondwet vastgelegd als één van de drie bevolkingsgroepen. De meeste Kroaten zijn katholiek en spreken Kroatisch.

Autochtone Kroatische minderheden zijn te vinden in:

  • Vojvodina in het noorden van Servië, waaronder de Boenjewatsen in het noorden van de landstreek Baèka.
  • Boka Kotorska in het westen van Montenegro.
  • Burgenland in het oosten van Oostenrijk.
  • Aangrenzende gebieden in het zuiden van Hongarije.
  • De katholieke Krashovano in het Roemeense Banat zijn etnisch Servisch maar sommigen zien zichzelf als Kroatisch.
  • Veel Janjevci [inwoners van Janjevo, Kosovo, Šokci, en Bunyevci] zien zichzelf als Kroatisch.

In Kroatië wonen vier miljoen Kroaten, in Bosnië en Herzegovina 600.000. Buiten Kroatië zijn de schattingen moeilijker, wegens onvolledige data en naturalisatie in het nieuwe thuisland. Er wonen naar schatting 1,5 tot 2 miljoen Kroaten buiten Kroatië en Bosnië en Herzegovina. De grootste groep Kroaten leeft in West-Europa, voornamelijk Duitsland waar zo’n 450.000 mensen van Kroatische achtergrond leven. Ook in Italië, Zweden, Groot-Brittannië en andere West-Europese landen zijn Kroatische immigrantengroepen.

Buiten Europa wonen ook Kroaten. Van alle Zuid- en Noord-Amerikaanse landen hebben de Verenigde Staten [409.458 volgens een volkstelling in 1990; de meeste wonen in Ohio, Pennsylvania, Illionois en Californië] en Canada [voornamelijk Zuid-Ontario] grote groepen Kroaten, maar ook in Argentinië, Chili, Peru, Brazilië en Bolivia wonen kleinere groepen Kroaten.

Ook in Australië [voornamelijk Perth, Melbourne en Sydney], Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika wonen Kroaten.

Een organisatie die zich veel bezig houdt met het Kroatische diaspora is de Hrvatska bratska zajednica.

Een grote groep Kroaten woont niet daadwerkelijk het hele jaar in Kroatië: velen werken in één van de nabije Europese landen en komen terug tijdens het vakantieseizoen [en natuurlijk voor de volkstelling].