|
Download PDF
Dienaar van God: Franz Jägerstätter [1907-1943]
Franz Jägerstätter In dezelfde streek van opper Oostenrijk waar Adolf Hitler geboren werd [Braunau], en waar Adolf Eichmann, de verantwoordelijke voor de beruchte "eindoplossing voor het Joodse probleem" z‘n kindertijd doorbracht [Linz], ligt het dorpje St. Radegund. Daar leefde de rebelse boer Franz Jägerstätter, in sterk contrast met de principes van deze twee voorstanders van het kwaad.
Franz was de zoon van Franz Bachmeier, een boer die stierf tijdens WO I. De dood van de vader liet de moeder van Franz in een vervelende situatie achter: ongehuwd en zwanger. De moeder van Franz huwde uiteindelijk met meneer Jägerstätter, die de bastaardjongen adopteerde en, volgens het gebruik, zijn boerderij aan zijn geadopteerde zoon gaf toen Franz volwassen werd.
Het kerkje van St Radegund dateert uit 1422 Op school was Franz een goede leerling die in veel onderwerpen uitblonk, maar vooral in lezen en godsdienst. Zijn gedrag was echter onaanvaardbaar. Sommigen beweren dat hij een beetje onstuimiger was dan de meeste jonge mannen van z’n leeftijd. Hij leek altijd de eerste te willen zijn om iets nieuw te proberen, en de dorpelingen herinnerden hem als iemand die altijd klaar stond om te vechten en die "een beetje onstuimig was in zijn gedragingen en zijn levensstijl." Eén dorpeling herinnerde zich dat Franz de reputatie had één van de meest getalenteerde vechtersbazen van het dorp te zijn in zijn vele vechtpartijen met jonge mannen van naburige dorpen, om de aandacht van de plaatselijke meisjes te trekken. Voor één van die vechtpartijen werden Franz en zijn tegenstander gearresteerd, en moesten ze een paar dagen in de gevangenis doorbrengen. Toen hij tot bedaren was gekomen, keerde hij terug.
Franz’ interesse voor de dames bracht hem in nog meer problemen, toen men dacht dat hij de vader was van een bastaardkind. Veel van de dorpelingen dachten dat hij niet de vader was, terwijl zijn vrienden dachten van wel. Of hij het nu was of niet, Franz aanvaardde het kind, en dat feit werd jaren later door zijn weduwe bevestigd en ook in brieven die hij vanuit de gevangenis schreef.
Bovenop zijn "zwak" voor de dames, zoals de dorpelingen het noemden, was Franz gekend als een getalenteerde sportman. Een jonge man die hield van dansen, bowlen, en kaartspelen. De meest levendige herinnering van zijn buren is misschien wel dat Franz de eerste in het dorp was die een motorfiets had. Nadat hij die gekocht had, vertrok Franz een paar dagen zonder iemand te vertellen waar hij naartoe ging. Zijn uitstapjes leidden hem vaak naar een vriend in Salzburg, die zegt dat Franz een gelukkige jongeman was die deelnam aan dansavonden, oogstfestivals, en gelijkaardige sociale evenementen.
Franz op de motorfiets, samen met zijn moeder en stiefvader Rosalia en Heinrich Jägerstätter Franz had de reputatie een jonge man met veel tekortkomingen te zijn. Later in het leven gaf hij toe dat hij spijt had van zijn verleden, en hij schreef vaak tegen de immoraliteit. De verandering in het karakter en gedrag van Franz komt tot uiting in een lange brief die hij in 1936 aan zijn petekind schreef, wiens vader was overleden. In een poging om de plaats van de vader in te nemen, gaf Franz de jongen raad in zaken die een jongen van vijftien of zestien jaar aanbelangen: "Indien de verleiding ooit zo sterk zou worden, dat je voelt dat je moet toegeven aan de zonde, denk dan even aan de eeuwigheid. Want het gebeurt vaak dat een man zijn tijdelijk en eeuwig geluk op het spel zet voor een paar seconden plezier. Niemand kan weten of hij ooit nog de gelegenheid zal hebben om te biechten, of dat God hem de genade zal geven om te boeten voor zijn zonde. De dood kan ons elke minuut verrassen, en bij een ongeval heeft men zelden genoeg tijd om berouw en spijt te voelen. Dit kan ik je vertellen uit eigen ervaringen."
Toen Franz zo’n twintig jaar oud was, verliet hij het dorp gedurende bijna drie jaar om in de ijzermijnen in de streek van Steiermark in Oostenrijk te gaan werken. In het socialistische milieu, dat nogal vijandig was t.o.v. het Katholicisme, besefte Franz blijkbaar hoe waardevol zijn geloof was, en hij begon meer in de liefde van God te groeien, en in het beoefenen van deugdzaamheid. Toen hij terugkeerde naar huis, was de verandering in Franz, van een onstuimige jongeman naar één van deugdzaamheid, zo plots dat veel dorpelingen verrast waren. Zoals één van hen zei: "Het was bijna alsof hij in bezit was genomen door een hogere kracht." Tegen de parochiepriester zei hij zelfs dat hij eraan dacht om het religieuze leven op te nemen. Vader Karobath raadde hem dat af, en wees Franz op zijn verplichting om de boerderij van zijn ouders te laten voortbestaan. Toen Frans in 1936 de diepgelovige Franziska huwde, geloofden velen dat hij haar had gekozen omwille van haar eigenschappen die in harmonie waren met zijn eigen geloof.
Hoewel men hem algemeen beschouwd graag had, geloofden sommige dorpelingen dat Franz te extreem werd in het uitoefenen van zijn deugdzaamheid; dat hij een fanatiekeling was. Hij zong hymnen terwijl hij werkte en vee hoedde, of onderweg van en naar de parochiekerk. Sommige dorpelingen herinneren zich, dat Franz de Rozenkrans bad terwijl hij het land ploegde, en zelfs zijn werk op de boerderij onderbrak om te bidden of een beetje in de Bijbel te lezen. Franz zei dat gokken een ondeugd was, en weigerde kaart te spelen, maar hij speelde wél mee als hij er zeker van was dat er niet om geld zou gespeeld worden. Hij bleef ook weg uit de plaatselijke tavernes, om te vermijden dat hij zou verzeild raken in politieke discussies die zich altijd leken te ontvouwen als Franz aanwezig was.
Franz ontwikkelde nog een vorm van zelfontkenning: Een buur beweerde dat, toen Franz de Heilige Eucharistie op dagelijkse basis begon te ontvangen, hij tot de middag vastte als een speciaal teken van respect voor het sacrament. Hij stak een knapzak vol met voedsel en vlees, om deze aan de armen uit te delen. Zijn vrouw zag dit stilzwijgend door de vingers, ook al leefden ze zelf eenvoudig en zelfs bijna in armoede. Franz had een diepe devotie voor de Heilige Moeder, en bezocht vaak haar heiligdom in Altötting. Soms vergezelde z’n vrouw hem, achterop de motorfiets.
De Zwarte Madonna van Altötting Toen de koster van de dorpskerk in 1940 overleed, nam Franz zijn verantwoordelijkheden over. Hij deed dit tot hij zijn militaire dienst moest vervullen. Hij zorgde voor het schoonmaken van de kerkgebouwen, assisteerde tijdens de kerkdiensten, hield de controle over de misdienaars, en had ook een aantal organisatorische taken. Franz weigerde giften te aanvaarden voor het assisteren bij begrafenissen en huwelijken. Zijn toewijding en de uitzonderlijke manier waarop hij zijn taken uitvoerde, worden erkend op een marmeren plaat op zijn graf, die hem aanwijst als Leherbauer, wat "koster" betekent.
Franz was een goeie boer. Na zijn bekering dachten sommigen dat Franz z’n werkzaamheden op de boerderij wel moest verwaarloosd hebben om zijn godsdienstige activiteiten uit te voeren. Maar zijn familie zegt dat Franz zijn werkschema na z’n bekering herindeelde, en efficiënter werd. Franz was een voorbeeldige buur op wie men altijd kon rekenen als men hulp nodig had. Hij was ook gekend als een voorbeeldige echtgenoot, vader en vriend.
Kort voor de invasie van de Nazi’s in Oostenrijk, kwam Franz krachtig op tegen het regime. Nadat de troepen van Adolf Hitler de Oostenrijkse grens in 1938 hadden overgestoken, stemden de Oostenrijkers bijna unaniem om Oostenrijk bij Duitsland in te lijven. Wat Franz nog meer van streek bracht, was het aantal Katholieke geestelijken dat de Nazi’s zelfs prees voor hun vele goede werken. Dit beïnvloede de mensen om de Nazi’s een zo goed als unanieme overwinning te bezorgen bij de stemming.
Hoewel hij door velen, waaronder ook Vader Karobath, aangemoedigd werd om voor de Nazi Partij te stemmen, is het in St. Radegund algemeen geweten dat Franz geen "ja" stem uitbracht. Men geloofde echter dat hij een "blanco" stem had uitgebracht, typisch voor andersdenkenden. Voor Franz betekende een "ja" stem het verraad van de Kerk en het land.
Franz weigerde met de Nazi’s mee te werken, waaronder ook de weigering om bij te dragen aan de "kleine rode collectebussen," die veel van de door de Nazi’s gesponsorde welzijns- of vaderlandslievende organisaties steunden. Die enkele keer dat hij wél een bijdrage deed was ten voordele van de politie. Misschien voelde hij een drang om de dienaars van de wet te helpen, omdat hij ze in het verleden zoveel last had berokkend.
In 1940 moest Franz zich in het Duitse leger aanbieden voor z’n militaire opleiding. Hij begon onmiddellijk het advies van priesters, en zelfs de bisschop, in te winnen of het wel moreel aanvaardbaar was om in de Naziorganisatie te vechten. Na veel bidden en overweging, diende hij zich aan voor de opleiding, maar was zich bewust van het verzet dat hij uiteindelijk zou plegen. Op verzoek van de burgemeester van St. Radegund zou hij spoedig huiswaarts keren om voor zijn gezin en zijn boerderij te zorgen.
Op 1 maart 1943 ontving Franz een brief, waarin stond dat hij zich bij het Duitse leger moest aanmelden. Vóór zijn vertrek schreef hij een brief naar z’n vrouw, waarin hij haar aanmoedigde om, wat er ook zou gebeuren, alles in de geest van boetedoening te aanvaarden, en te vertrouwen op de Heer voor hulp. In deze brief, die een afscheidsbrief leek, vroeg Franz aan z’n echtgenote om hun dochters vaak over het Kindje Jezus en de hemel te vertellen: "Leer een gezin te worden waarin jullie mekaar liefhebben en mekaar vergeven, wat er ook moge gebeuren. Vergeef ook allen die het jullie moeilijk zouden maken, en mij ook." Hij wist blijkbaar met welke kritiek ze zou te maken krijgen omwille van wat hij zou doen: de totale weigering om te vechten in wat hij een onrechtvaardige oorlog vond, en die tegen zijn Katholiek geloof was en het Nationale Socialisme invoerde.
In zijn dorp wist men heel goed van de weigering van Franz om te vechten, en zijn gezin kreeg zware kritiek te verwerken, net zoals hij verwacht had. Omdat hij het risico liep opgesloten en gedood te worden omwille van z’n weigering om te vechten, zeiden sommigen dat hij zijn verantwoordelijkheid t.o.v. zijn gezin verwaarloosde. Franz weerlegde de kritiek in één van zijn brieven: "Steeds opnieuw benadrukken de mensen de gewetensverplichtingen die mijn vrouw en kinderen aanbelangen. Toch kan ik niet geloven dat iemand, enkel omdat hij een vrouw en kinderen heeft, God mag beledigen, vooral in de dingen die men van hem vraagt. Was het niet Christus Zelf die zei: Hij die meer van z’n vader, moeder en kinderen houdt dan van Mij, is Mijn Liefde niet waardig?"
De critici beweerden dat Franz geestelijk gestoord was en in feite zelfmoord aan het plegen was. Ondanks de harde kritieken, en hoewel hij zelfs door een aantal priesters en zelfs zijn moeder aangemoedigd werd om mee te werken, bleef Franz bij zijn standpunt.
In een brief aan een bevriende priester smeekt Franz om voor hem te bidden, en zegt hij dat niemand hem kan afbrengen van wat hij zag als: "Een groot gevaar voor het welzijn van mijn ziel dat deze ‘bende’ voorstelt. Het is zo al moeilijk om zelfs maar één stap dichter bij de perfectie te komen. Is het zelfs nog maar denkbaar om het te proberen in zo’n geval? Iedereen zegt me dat ik niet zou mogen doen wat ik doe, omwille van het gevaar van de dood [in de gevangenis], maar het lijkt mij dat de anderen die wél vechten, niet vrijgesteld zijn van hetzelfde gevaar van de dood. Ik geloof dat het beter is om z’n leven onmiddellijk op te offeren, dan het gevaar te lopen om te zondigen en dan te sterven." Franz smeekt dan om een nagedachtenis tijdens de Mis, "zolang men je nog toestaat om de Mis te vieren.
Toen hij in het Ennis Opleidingscentrum weigerde mee te werken, werd Franz onmiddellijk gearresteerd. De volgende dag werd hij overgebracht naar de militaire gevangenis van Linz. Men gaf hem de indruk dat zijn terechtstelling elke minuut kon plaatsvinden.
In zijn eerste brief naar huis, schreef hij: "Vanuit mijn nieuwe thuis. Vergeet me niet in jullie gebeden en alles zal goed komen zoals God het wil... Moge God jullie alles geven dat jullie voor jezelf wensen, zolang het niet in de weg staat van jullie eeuwige welzijn. Want de zorgen van deze wereld zullen spoedig voorbijgaan." Vervolgens vraagt hij zijn echtgenote om een paar noodzakelijke dingen ... zeep, een werkhemd, enz.. " en hij besluit met de vraag of ze in haar brief "één van die kleine brochures over de verschijning van de H. Moeder in Portugal" wil bijvoegen.
Franz' Handschrift Tijdens de begindagen van zijn gevangenschap, werd hij in zijn standpunt aangemoedigd door andere gevangenen, en hij zou twee veroordeelde mannen bekeerd hebben. Hij zei dat hij meer kon verwezenlijken te midden van de verbitterde en ontgoochelde gevangenen, dan hij ooit kon hopen te verwezenlijken in het leger.
In een andere brief aan z’n vrouw schreef hij: "Ik ben steeds angstig omdat je omwille van mij zoveel moet lijden: vergeef het me als ik je onrecht aandoe." Dan vertelt hij haar dat hij zichzelf klaar heeft bevonden om in het medische korps te dienen, omdat hij dan een barmhartige dienst zou verlenen, maar hij kwam terug op zijn beslissing toen hij zich realiseerde dat hij enkel maar iemand anders zou vervangen die in zijn plaats zou gaan vechten en doden. Het maakte eigenlijk weinig uit dat hij van mening veranderde: zijn verzoek om bij het medische korps te dienen werd afgewezen.
Doorheen zijn gevangenschap was Franz zich bewust van de liturgische vieringen en de feestdagen van de heiligen, want hij vermeldde ze in z’n brieven. Hij wist ook heel goed welke werkzaamheden er op de boerderij moesten gebeuren. Twee weken na zijn arrestatie schreef hij: "Het is nu bijna tijd om de haver te zaaien. Het weer moet heerlijk zijn. Als je vragen hebt over de boerderij, schrijf me dan zodat ik je raad kan geven. Ik hoef niet te zeggen dat ik daar altijd toe bereid ben, hoewel ik je veel liever persoonlijk zou helpen." Zijn brieven drukken het verlangen uit om thuis te gaan helpen, en ook het verdriet omdat hij niet kan: "Als het mogelijk zou zijn om verlof te krijgen om een paar bomen om te hakken, dan zouden we ook het stro in de koeienstallen kunnen vervangen. Als het weer zo blijft, moet je het hooi tegen Pasen beginnen afmaaien en zal je vers voeder hebben. Gisteren zagen we al abrikozenbloesems in onze gevangenistuin."
De droevigste van z’n brieven is waarschijnlijk die waarin hij zijn vrouw zegt: "Ik denk dat het beter is dat je de kinderen vertelt waar hun vader is." Hij richt dan een paar woorden aan zijn drie kleine dochters, Rosalie [geboren in 1937], Marie [geboren in 1938], en Aloisia [geboren in 1940]: "Ik dank jullie uit de grond van m’n hart voor de groeten die jullie me gestuurd hebben. Het maakt me heel blij dat jullie zo vaak voor me bidden en dat jullie, zoals ik hoop, betere kinderen geworden zijn. Het zou me zo gelukkig maken als ik jullie zou kunnen terugzien. Ik zou jullie allemaal samenbrengen zodat jullie zouden leren om niet meer onder mekaar te vechten. Jullie mogen ook niet liegen, en bij het eten moeten jullie altijd tevreden zijn met wat jullie krijgen. Dan, geloof ik, dat de Hemelse Vader me op een dag zal toelaten om naar huis te komen, ook al zou het niet onmiddellijk zijn... Ik groet jullie, mijn lieve, kleine meisjes. Moge het Kindje Jezus en de lieve Hemelse Moeder jullie beschermen tot we mekaar terugzien." Men kan in zijn brief de hartpijn lezen die zijn offer teweegbracht.
De brieven van Franz stonden vol met vrome aantekeningen over zijn vertrouwen in God, het handhaven van het geloven, het lofprijzen van God, en het opdragen van alle pijn en zorgen als offers. Hij schrijft: "De weken gaan voorbij; het is belangrijk dat we geen enkele dag vergeefs laten voorbijgaan zonder hem goed aan te wenden voor de eeuwigheid." En opnieuw: "Het is goed dat de mens niet in de toekomst kan kijken. Zo kunnen we elke dag nemen zoals God hem ons zend." Aan z’n vrouw, die zijn taken van koster had overgenomen, vergeet hij geen aanwijzingen te geven vermits ze weldra de decoraties zou doen voor de meiaanbiddingen: "Doe dit ter ere van onze geliefde Moeder van God. Ze zal ons zeker niet in de steek laten." Franz schrijft in z’n brieven ook dat hij af en toe de H. Communie mocht ontvangen van een bezoekende priester.
Na een paar maanden werd Franz overgebracht naar de Militaire Onderzoek Gevangenis [Berlijn-Tegel] in Berlijn. Hier werd Franz door de gevangeniskapelaan aangeraden om mee te werken, maar de kapelaan rapporteerde dat Franz niet van zijn standpunt afweek. Franz zei dat het regime slecht was, zoals de Kerk had gezegd, en een onrechtvaardige oorlog vocht. Gezien de omstandigheden vond hij het onmogelijk om zijn dienst te vervullen.
Het proces van Franz was gepland voor 6 juli 1943. Toen zijn advocaat merkte dat de rechtszaal reeds in gebruik was, overhaalde hij het gerechtshof om rechtsbeambten aan te stellen om Franz te overhalen om z’n standpunt te wijzigen. Vermits de gevangene oprecht en nederig was, ging het gerechtshof akkoord. En zo kwam het dat Franz, een boer, geconfronteerd werd met twee hooggeplaatste beambten die een doodstraf konden opleggen. Er werden argumenten aangehaald, tot de verzoeken van de beambten een punt bereikten dat ze de gevangene smeekten om hen niet te dwingen hem ter dood te veroordelen. Het proces was kort, en de straf was snel: de dood.
Een paar dagen later ontving mevrouw Jägerstätter het vreselijke nieuws en, samen met de dorpsdominee, reisde ze naar Berlijn voor een laatste bezoek van twintig minuten aan haar echtgenoot. Later schreef ze: "Met zwaarbeladen harten moesten we afscheid nemen van elkaar."
Gedenkplaat aan de Tegelgevangenis in Berlijn, waar Franz ter dood werd veroordeeld De laatste brieven die Franz naar huis schreef waren hartverscheurend, maar vol van vertrouwen in God, van zijn bereidheid om z’n leven te geven voor een rechtvaardige zaak, en een verzoek om vergiffenis aan zijn echtgenote. Als laatste woorden aan z’n kinderen schreef Franz: "Mijn lieve kinderen, wanneer moeder jullie deze brief voorleest, zal jullie vader reeds dood zijn. Hij zou heel graag terug bij jullie gekomen zijn, maar de Hemelse Vader heeft het anders gewild. Wees goede en gehoorzame kinderen, en bidt voor mij zodat we in de hemel mogen herenigd worden..." Zijn laatste brief was op een speciaal formulier geschreven dat voor deze droevige gebeurtenissen ter beschikking werd gesteld door de overheid, die het naar de gevangenis stuurde en vervolgens naar het militaire gerechtshof. De brief werd dan naar de familie verstuurd als kennisgeving dat de terechtstelling had plaatsgevonden.
Op de avond voor de terechtstelling kreeg Franz opnieuw bezoek van Jochmann, de gevangeniskapelaan. De kapelaan trof een heel kalme Franz aan, die voorbereid was en geen enkele klacht uitte. Op de tafel lag een formulier dat, als Franz het ondertekende, z’n leven zou redden. Franz weigerde opnieuw. De volgende morgen weigerde Franz een paar brochures te lezen die de kapelaan hem had aangeboden, en in de plaats daarvan las hij uit het Nieuwe Testament. Daarna stapte hij rustig naar het schavot. Hij was zesendertig jaar oud.
De kapelaan, die de terechtstelling bijwoonde, vertelde later aan een non: "Ik kan jullie enkel feliciteren met deze boer die leefde als een heilige en nu stierf als een held. Ik zeg met zekerheid dat deze eenvoudige man de enige heilige is die ik in mijn leven heb ontmoet."
Het lichaam van Franz werd gecremeerd. Een zeker Zuster George zocht de urne met zijn as en bracht ze naar St. Radegund om begraven te worden. Vermits er een vertraging was in het transport, schrijft ze dat ze de urne een paar dagen in haar kamer had gehouden en ze voegt eraan toe: "Ik kan getuigen dat ik op spirituele wijze uitzonderlijke hulp vond door de voorspraak van Jägerstätter... In onze ogen was Jägerstätter, die we enkel kennen van wat de kapelaan ons vertelde, één van de bijzondere vrienden van God."
Hoewel de toenmalige dorpelingen de handelingen van Jägerstätter niet als heldhaftig beschouwden, begonnen ze uiteindelijk zijn moed en overtuigingen te appreciëren. En in december 1984, na een nationale petitie, kende de president van Oostenrijk aan Franz Jägerstätter een speciale postume Onderscheiding van Eer toe. Franz wordt nu beschouwd als een nationale held en een Katholieke martelaar, en zijn verhaal werd wijd verspreid via de radio en Tv-bewerkingen die miljoenen geïnspireerd hebben.
Het graf van Franz ligt tegen de westelijke muur van de St. Radegund dorpskerk, waar bezoekers uit heel Oostenrijk en de wereld regelmatig komen bidden om zijn tussenkomst. In 1999 werd in het Newman Centre van de Universiteit van Toronto een glasraam geïnstalleerd, ter herdenking van deze boer die stierf voor zijn geloof.
Gedenkplaat en grafsteen van Franz in Radegund De postulator voor zijn reden voor zaligverklaring schrijft, dat "Franz Jägerstätter kan beschouwd worden als een martelaar van het geloof en de rechtvaardigheid in de zin van de kerkelijke traditie. Hij stond voor de keuze: God of afgod: Jezus Christus of de Führer."
Plechtige opening van het "Frans Jägerstätterpark" in Branau am Inn, in het bijzijn van zijn weduwe Franziska Bron: Joan Carroll Cruz
Vertaling: Mario Lossie
|
|