|
|
|
|
Download PDF
Hoofdstuk 13. Le Grappin Ontegensprekelijk was Jean-Marie "bezeten," zoals men dezer dagen zou zeggen, maar dan van de Heilige Geest, vol met vuur. Een man met een uitstraling, met woorden en een aantrekkingskracht die zijn collega-priesters, die ervan verstoken waren, ziedend jaloers maakte, maar die er uiteindelijk zelf niet konden aan weerstaan eens ze hem hadden ontmoet.
Wetenschappelijke waarnemingen zeggen dat in het geval van een "bezeten" huis, er in het algemeen onder de hen die in het huis verblijven, een "medium" is, hetzij een geest die, meestal zonder dat de persoon zich hiervan bewust is, in contact is met de golven waarin wij zwemmen, het merendeel onzichtbaar zoals radio- en televisiegolven, de ene keer goedaardig, de andere keer noodlottig. Deze goedaardige golven, die deze heilige persoonlijkheid uitstraalde, ontketende de woede van negatieve krachten die zich, op een indrukwekkende wijze, tegen hem keerden en terreur zaaiden onder zijn naasten, terwijl hijzelf ijzig kalm bleef "in het oog van de storm," zoals hij het zelf noemde: hij gaf zelf een koosnaam aan zijn ongelegen gast, die hij "le Grappin" noemde.
"De Grappin is goed dom," gaf hij als commentaar, na een bijzonder woelige nacht, waarbij heel het huis begon te schudden en de meubelen zich met geraas verplaatsten, "want hij kondigt mij de komst aan van enkele grote vissen bij de biecht."
Zo herkende hij de komst van grote berouwvolle boetelingen die met zware zonden waren belast en naar hem toekwamen om zich te bekeren en een andere weg in te slaan.
Tegen sommige bezoekers, in doodsangst van de rare geluiden en zware slagen die weerklonken in de pastorij: "Maak u hier niet druk om, het is de Grappin!" zei hij om hen gerust te stellen.
Soms vertoonde Jean-Marie zich ’s morgens in De Voorzienigheid en verklaarde hij aan Catherine Lassagne, in zijn gebruikelijk jargon, getint met een zwaar plaatselijk accent van de streek rond Lyon: "De Grappin heeft mij goed liggen gehad deze nacht! Niets heb ik kunnen slapen."
Slaapkamer heilige Jean-Marie Vianney Vanaf 1827, kwamen er gemiddeld zo’n 20 mensen van buiten de parochie op bedevaart naar Ars. Zij logeerden allemaal bij François Pertinand, die door de pastoor werd aangesteld tot onderwijzer van de jongens. Hij had een herberg geopend voor de bedevaarders. De steeds toenemende toestroom van boetelingen werkte de duivel danig op de zenuwen, dat deze laatste besloot om zijn pesterijen en opdringerigheden danig op te drijven. De stevigst gebouwde kerels van het dorp, allemaal ongeveer 25 jaar oud, gespierd en zonder vrees, werden samengeroepen om de nacht door te brengen in de pastorie, tot op de tanden gewapend met alle tuig. Tegen de ochtend zagen ze allen lijkbleek, met blauwe kringen rond de ogen door de slapeloosheid. Al vlug maakten ze zich uit de voeten en men zag ze niet meer terug. Jean-Marie maakte er zich geenszins druk om en gaf schertsend toe: "De Grappin en ik, wij zijn zowat vrienden geworden."
De razende aanvallen van de machten van het kwaad verzekerden echter de heilige, die bij zijn priesterwijding zijn ambitie had bevestigd om zoveel mogelijk zielen te redden, van het welslagen in zijn werk.
Waar de overige priesters zich afbeulden om de zielen verbeten achterna te lopen, moest de pastoor van Ars helemaal niets ondernemen: het waren de zielen zelf die zich spontaan bij hem kwamen aanbieden en zijn biechtstoel belegerden, in de hoop op hun redding.
Men kan zich de woede van de duivel voorstellen aan wie zo veel zielen werden ontrokken: zijn gebulder, gehuil en scheldwoorden.
"De Grappin heeft maar een gemene stem", merkte Jean-Marie op, zonder van zijn stuk te raken.
Op een nacht [en niet tijdens de nacht zoals men veelal verkeerdelijk schrijft], terwijl de pastoor bezig was met het afnemen van de biecht, vatte zijn kamer vuur en werd een gedeelte van de gordijnen en het bed vernietigd. Over het algemeen kent men dit soort beginnende branden toe aan de duivelse krachten. Men ziet er vandaag nog de sporen van in het huis van de heilige. Misschien kan dit onheil, waarvan de oorsprong tot op vandaag steeds een raadsel is gebleven, vlug in elkaar gezet zijn door de mensen in de omgeving van de priester.
Beetje bij beetje begon de prins der duisternis zijn pesterijen op te geven. Zij leverden toch niets op en de openbaringen van de duivel begonnen te vervlakken naarmate de roeping van de heilige als "veroveraar der zielen" zich meer en meer begon te bevestigen. Misschien zat hier ook zijn verering ten tijde van zijn vicariaat de Ecully voor de Heilige Philomena, een jeugdige martelares van vijftien jaar, voor iets tussen. Pauline Jaricot had hem destijds over haar bestaan ingelicht.
Pauline Jaricot De eeuwige jeugd van de uitverkorenen is gekend: "ergens" bleef het kind in de heilige, van wie de gebeden recht naar de hemel stegen, verborgen. Het verschafte hem genoegen dat de jonge martelares, zijn raadgeefster en gevolmachtigde was bij de Heer, belast om zijn aangelegenheden voor te leggen aan Hem.
Vertaling: Chris De Bodt
|
|
|
|
|