|
Download PDF
Dienares van God: Dorothy Day [1897-1980]
Bijna onmiddellijk na haar dood ontstond er een controverse over de vraag of Dorothy Day voor mogelijke heiligverklaring moest voorgesteld worden. Dorothy was per slot van rekening een communiste geweest, had een aantal liefdesverhoudingen gehad, abortus gepleegd, dertig dagen in de cel gezeten wegens het deelnemen aan een stakingspiket voor de suffragettes aan het Witte Huis, en werd ook nog eens zesmaal gearresteerd omdat ze verscheidene burgerrechten verdedigde, waarvan de laatste in 1973 waar ze demonstreerde voor de ‘United Farm Workers’ (De Amerikaanse Organisatie voor Landbouwers), in Fresno, Californië. Ze woonde ongehuwd samen, en kreeg een kind zonder de voordelen van huwelijksgeloften. Haar bekering na de geboorte van haar kind, en het deugdzaam leven dat ze sindsdien leidde, alsook haar onvermoeibare inzet voor de armen, werden door Kardinaal John O’Connor beschouwd als heiligenwerk, en het was hij die de redenen opgaf voor haar heiligverklaring. Voor zij die haar in haar beginjaren kenden, zou het voorstel om haar voor heiligverklaring op te geven belachelijk gemaakt geweest zijn, en openlijk bespot, maar voor hen die haar in haar latere jaren kenden was de heiligverklaring een uitgemaakte zaak na een leven van complexiteit en deugdelijkheid, wat velen aanzette tot gebed en streven naar sociale rechtvaardigheid.
Dorothy's boeiende leven begon in San Francisco, waar haar gezin diep geschokt werd door de aardbeving van 1906. Haar vader John Day, een journalist, verloor z’n huis en z’n werk. Toen Dorothy acht jaar oud was, verhuisde het gezin naar een klein appartement boven een taverne in Chicagos South Side. Hier leefden ze in barre omstandigheden tot de vader bij een kleine krant in Chicago een job vond als sportredacteur. Nu ze een vast inkomen hadden, konden ze op zoek gaan naar betere huisvesting. Dorothys vader, die van Ierse afkomst was, was ook een renbaanfanaat, en later werd hij een steward en partner van de Hialeah renbaan te Florida. Hij toonde weinig genegenheid voor z’n kinderen, en had weinig of geen interesse in religie. De moeder van Dorothy, Grace Saterlee Day, die van Engelse afkomst was, had ook weinig behoefte aan religie. Geen van beide ouders ging naar de kerk.
Dorothy en haar zus Della Dorothy werd voor het grootste deel in Chicago opgevoed, en begon al te lezen toen ze vier jaar oud was. Ze kreeg interesse in religie toen ze op zolder een Bijbel vond en er begon in te lezen. Later gaf ze toe dat ze er weinig van begreep, maar dat ze een gevoel van vroomheid had terwijl ze hem las.
Dorothy was een uitstekende leerlinge. Toen ze zestien was, deed ze het zo goed op de Waller secundaire school, dat ze een studiebeurs kreeg voor de Universiteit van Illinois in Urbana. Nadat ze een professor over religie had horen spreken als iets dat voor zwakken was, besloot Dorothy, in haar jeugdige arrogantie, dat ze sterk was en er dus ook geen behoefte aan had. Ze hield op te geloven en begon heel bewust te vloeken, en verklaarde met trots dat ze atheïste was. Maar als het op haar inkomen aankwam, stopte ze haar trots weg. Ze had geen andere keuze dan te werken, en ze deed de afwas bij de YWCA [Welzijnsorganisatie voor Jonge Vrouwen], en deed huishoudelijke klusjes bij drie verschillende gezinnen, waar ze telkens bij inwoonde zodat ze voor de kinderen kon zorgen, wat haar goed uitkwam. Ze boende vloeren, waste kleren, en deed andere klusjes, die ze later beschreef als "verstikkend werk."
Toen ze achttien was, verliet ze de school en verhuisde ze naar New York, waar ze toegaf een zorgeloos leven geleid te hebben, "en voor het eerst precies te doen wat ik wilde doen." Ze had de ambitie om journaliste te worden, maar had geen diploma of ervaring. Daardoor was het onmogelijk om werk te vinden bij de grotere kranten, en ze was verplicht om het werk aan te nemen dat ze kon krijgen. Hierdoor werd ze regelmatige correspondente voor de linkse publicatie, de Call en de New Masses.
Nu kon ze de controversiële onderwerpen promoten, zoals vrouwenrechten, geboorteregeling, en de vrije liefde. Ze voelde zich vooral aangetrokken tot hen die het land probeerden te veranderen, zoals vakbonden en stakers. Ze genoot ook van het gezelschap van vooraanstaande schrijvers van haar tijd, waaronder Eugene O’Neill.
Haar "zorgeloos leven" toen ze twintig was, hield ook een arrestatie in na een stakingpost voor de suffragettes. Eén van de belangrijkste indrukken die haar hiervan altijd zou bijblijven, was de vriendelijkheid die ze ervaarde van de opgesloten prostituees. Tijdens haar verblijf in de gevangenis las Dorothy de Bijbel, waarin ze vooral troost vond in de Psalmen. Haar "zorgeloos leven" hield ook een interesse in communistische idealen in, waarvoor ze een aantal vergaderingen bijwoonde. En ze had ook een aantal liefdesaffaires. Nadat ze tijdens één van haar affaires zwanger was geworden, pleegde ze illegaal abortus. Hier zou ze voor de rest van haar leven spijt van hebben. Ze huwde één keer, met een man waarvan we weinig weten behalve dat hij acht keer gehuwd was geweest. Ze reisde met hem naar Europa, begon zwaar te drinken, en verliet hem tijdens haar terugkeer naar de Verenigde Staten. Het huwelijk had nog geen jaar stand gehouden. Om tijdens deze perioden de eindjes aan mekaar te kunnen knopen, werkte Dorothy een tijdje als bibliotheekbediende, kassierster in een restaurant, corrector, en zelfs als bediende in een winkel van Montgomery Ward.
Rond het jaar 1926, na haar mislukte huwelijk, ging ze op Staten Island samenwonen met Forster Batterham, een toegewijd atheïst. Forster was bioloog en anarchist. Dorothy werd terug zwanger, en deze keer besloot ze het kind te houden.
Het was tijdens deze zwangerschap dat ze bijna constant begon te bidden, niet neergeknield, maar wandelend en terwijl ze haar werk deed. Ze las "de Imitatie van Christus," en hield vaak de Rozenkrans in haar handen, die iemand haar het jaar voordien gegeven had. Over de Rozenkrans zei ze: "Misschien heb ik hem niet correct gebeden, maar ik bleef hem bidden omdat het me gelukkig maakte." Ze begon ook naar de Katholieke kapel te gaan, waar ze "bad voor het geschenk van het geloof."
De geboorte van het kind in juli 1927 zorgde voor groot geluk. Dorothy schreef in haar dagboek dat met haar dochters geboorte "de lente naderde. Mijn vreugde was zo groot dat ik in het ziekenhuisbed voor de New Masses een artikel over mijn kindje schreef, om mijn vreugde met de hele wereld te delen." Ze noemde het kind Tamara Teresa, wat in het Hebreeuws "kleine palmboom" betekent. Teresa verwees naar de grote H. Theresa van Avila, vermits de kersverse moeder onder de indruk was van diens autobiografie.
Kort daarna was Dorothy vastberaden om het kind, en zichzelf, Katholiek te laten dopen. Ze liet zich onderrichten in het geloof, en werd dan met een enorm probleem geconfronteerd. Ze hield heel veel van Forster, maar haar overtuiging om gedoopt te worden kwam in conflict met zijn visies en hun immorele situatie. Vermits haar liefde voor de Kerk groter was, zette ze haar zielensmart opzij en verliet ze hem. Tamara en Dorothy werden gedoopt. Dorothy schreef: "Wanneer men een kind heeft, is het leven anders. Ik wilde niet dat mijn kind in de knoei kwam zoals ik dikwijls, zonder levensregel, en onderwijs... Ik wilde dat mijn kind geloofde, en als deel uitmaken van een kerk haar zo’n onschatbare genade zou geven als een geloof in God en de gezellige liefde van de heiligen, dan moest ik haar als Katholiek laten dopen."
Sindsdien veranderde Dorothys leven. Op een dag, terwijl Dorothy in Washington D.C. was, bezocht ze het onvoltooide Heiligdom van de Onbevlekte Ontvangenis in de buurt van de Katholieke Universiteit van Amerika, en bad in de crypte. "Daar droeg ik een speciaal gebed op, wenend en angstig, dat op één of andere manier mijn verborgen talenten voor mijn medewerkers, voor de armen, naar boven bracht."
De volgende man die in haar leven kwam, Peter Maurin, was anders dan de anderen die ze had gekend, en hij was iets ouder dan haar. Hij was auteur van dogmatisch materiaal, en lid van een broederschap dat onderricht gaf aan kinderen van de armen, liefdadigheidswerken deed, en eerbetuigingen en voorrechten schuwde. Hij was een man van hoge principes, en hij deelde Dorothy's visie om het erbarmelijke toenmalige Amerikaanse landschap te veranderen. Dorothy zou later verklaren dat Peters "geest en ideeën" essentieel waren voor de rest van haar leven, en het was hem die zij beschouwde als medestichter van haar krant, The Catholic Worker, [De Katholieke Werker] waarin ze haar religieuze overtuigingen verkondigde.
De eerste editie van De Katholieke Werker, in mei 1933, had een oplage van 2.500 stuks. Tegen 1936 werden er 150.000 stuks gedrukt. Enthousiaste mensen verkochten exemplaren aan één cent per stuk, maar als de verkoop tegenviel gaven ze de exemplaren weg, door ze in wachtzalen van dokters achter te laten, en op bussen en trams. Het duurde niet lang tot de redacteurs post kregen van over de hele wereld.
Bovenop het promoten van haar religieuze overtuigingen, gebruikte Dorothy de krant ook voor het verkondigen van haar trouw aan een neutraal pacifisme tijdens alle oorlogen in haar leven. En net zoals Ghandi streed ze voor het creëren van een geest van geweldloosheid. Dorothy schreef tijdens haar leven meer dan vierhonderd artikels voor haar krant, die men nu nog kan terugvinden op het internet. Ze schreef ook een autobiografie, een aantal boeken, en hield een dagboek bij dat goed van pas kwam voor biografen.
Dorothy Day met Moeder Theresa Toen De Katholieke Werker een stevige reputatie had opgebouwd, opende Dorothy, met de inspiratie en hulp van Peter Maurin, een "Huis van Gastvrijheid," in de achterbuurten van New York, waar men voedsel voorzag voor de hongerlijdenden en onderdak voor de daklozen. Dit was in 1939, en ze huurden hiervoor een appartement nabij Tompkins Square, voor acht dollar per maand. Dorothy schreef: "het krioelde er van de ratten, er was geen verwarming, het was er vuil, en zelfs mensen uit de achterbuurten hadden het verlaten." Het werd natuurlijk opgekuist, opgeruimd, en leefbaar gemaakt. Vermits her en der mensen uit hun huis werden gezet, was er de nood aan meer opvangtehuizen. "We moesten andere appartementen zoeken, zorgen dat ze belastingsvrijstelling kregen, handkarren lenen en ze helpen verhuizen. Buren kwamen om kledij vragen en we moesten er om bedelen bij vrienden en lezers... We kookten, kuisten, schreven, deelden literatuur uit, pamfletten, beantwoordden een gigantische briefwisseling en bellers... Geïnteresseerde mensen die vrijwillig in armoede leefden hielpen ons gratis voedsel uitdelen, waarmee letterlijk duizenden mensen gevoed werden."
"In New York kwamen er elke morgen duizend mensen naar het ontbijt," schreef ze. In haar dagboek schreef ze ook over haar grote bezorgdheid en liefdadigheid voor haar buren, die in één van de Huizen van Gastvrijheid verbleven: "Er verblijven verscheidene gezinnen bij ons, behoeftige gezinnen, behoeftig tot in ongelooflijke mate, en daar kan men ook niks anders doen dan liefhebben. Ik bedoel, dat er geen mogelijkheid is op rehabilitatie, geen enkele mogelijkheid, voor zover we kunnen zien, om hen te veranderen; en zeker geen mogelijkheid om hen aan te passen aan hun afschuwelijke leefwereld ..."
Dorothy was een heel bezige bij. Ze ontfermde zich over het voeden van de mensen, maar ook over hun onderdak en kledij. Er moesten verhandelingen geschreven worden, de krant moest uitgegeven worden, er waren onderhandelingen met heel wat mensen, ontelbare onderbrekingen, bezoekjes aan ziekenhuizen en aan de zieken die thuis waren, en er moest het land afgereisd worden om andere tehuizen op te richten. Tijdens dit alles was haar Bijbel haar voortdurende gezel. Tijdens moeilijke tijdens wendde ze zich ook tot bepaalde heiligen voor inspiratie: de H. Theresa van Avila, de H. Thérèse van Lisieux, de H. Johannes van het Kruis, de H. Franciscus van Assisi, en de H. Catharina van Siena.
Ze haalde zonder twijfel heel wat kracht bij deze heiligen, vermits de mensen rond haar vaak haar verdraagzaamheid, stoïcijns uithoudingsvermogen, en haar bekwaamheid om welwillend de, in hun ogen, extreme irritaties te doorstaan.
Omrngd met de droefheid en de moeilijkheden van haar werk, kwam Dorothys enige echte vreugde van haar dochter, Tamara, die in verscheidene Huizen van Gastvrijheid bij haar verbleef. Dorothy vond dat het niet ongeschikt was dat Tamara getuige was van deze ongelukkige kant van het leven, en zorgde met veel liefde voor haar dochter tijdens diens kinder- en tienerjaren. Toen het tijd was om Tamara te laten studeren, werd ze naar school in Canada gestuurd. Nadien huwde Tamara en schonk ze Dorothy een aantal kleinkinderen.
Sinds de geboorte van Tamara, was Dorothys gebedsleven gestadig toegenomen. Ze las regelmatig delen uit de Bijbel, haar favoriete boek. Wanneer ze niet op reis was, ging ze elke dag naar de Mis en bad ze de Rozenkrans tijdens de stakingsposten en wanneer haar liefdadigheidswerk het toeliet. Bovenal hield ze van de Kerk en de armen, die steeds bij haar waren.
Dorothy's idealen werden opgesomd in deze paragraaf uit haar dagboek: "Wat we zouden willen doen, is de wereld veranderen ... het eenvoudiger maken voor mensen om zich te voeden, kleden, en onderdak te vinden zoals God het voor hen had voorzien. En tot in een zekere mate, door te vechten voor betere omstandigheden, door onophoudelijk op te komen voor de rechten van de arbeiders, de armen, de behoeftigen ... m.a.w., de rechten van de waardige en onwaardige armen ... kunnen we tot in zekere mate de wereld veranderen; we kunnen werken voor de oase, de vreugde en vrede in een gekwelde wereld."
Door haar inspiratie en haar geloof in de door God aan de mens gegeven waardigheid, zijn er nu meer dan 185 Katholieke Werker-gemeenschappen in de Verenigde Staten en in de wereld, die zich inzetten voor geweldloosheid, vrijwillige armoede, gebed, en gastvrijheid voor de daklozen, de hongerlijdenden, de verdrevenen, en zij die verlaten werden. De leden blijven protesteren tegen onrechtvaardigheid, oorlog, racisme, en elke vorm van geweld.
Tot de dag van haar dood, had Dorothy spijt van haar deelname aan de seksuele revolutie van de jaren 1920, en schreef en predikte tégen de seksuele revolutie van de jaren 1960. In haar dagboek schreef ze: "Deze menigte gaat tot in de extremen met seks en drugs ... Het is ook een opstand tegen het gezag, zowel natuurlijk als bovennatuurlijk, zelfs tegen het lichaam en diens behoeften, diens natuurlijke functies voor voortplanting."
Na bijna vijftig jaar gewerkt te hebben voor de Katholieke Werkersbeweging, stierf Dorothy, een vriendin van Thomas Merton en veel vooraanstaande schrijvers en geestelijken, op 29 november 1980, met haar dochter Tamara aan haar zijde. Dorothy was 83 jaar oud. Uitgeput door haar werk en de gevolgen van een hartaanval, sliep Dorothy vreedzaam in, in de armen van haar Verlosser. Voor ze stierf vertelde men haar dat ze op een dag heilig zou verklaard worden. Dorothy wilde hier niet van weten, en zei dat het geld dat aan deze onwaarschijnlijkheid zou uitgegeven worden, beter aan de armen zou besteed worden. Maar door haar leven, dat getrouw was aan het Evangelie, en de zorg voor de armen heeft de oproep voor haar heiligverklaring een grote impuls gekregen.
Vermits Dorothy sinds de oprichting van haar Huizen van Gastvrijheid in vrijwillige armoede had geleefd, liet ze geen geld na voor een begrafenis. De Aartsbisschop van New York nam gewillig alle kosten voor zich, voor een indrukwekkende begrafenis. Na de begrafenismis, waar veel journalisten en televisieploegen aanwezig waren, waren er ook veel mensen die geholpen waren geweest door Dorothy. Er waren indianen, Mexicaanse arbeiders, zwarten, Puerto Ricanen, en ontelbare Amerikaanse armen. Tijdens de processie vanuit de Katholieke Geboortekerk, droegen Dorothys kleinkinderen de pijnboomhouten kist waar haar lichaam in opgebaard lag. Aan het kerkportaal zegende Kardinaal Terence Cook het lichaam. Dit was niet de eerste keer dat de Kardinaal in contact kwam met Dorothy. Op haar tachtigste verjaardag reed de zwarte limousine van de Kardinaal naar het Huis van Gastvrijheid in First Street, hij stapte uit, en maakte haar persoonlijk de verjaardagswensen van Paus Paulus VI over.
Dorothy werd begraven op een kerkhof in Richmond, Staten Island, op korte afstand van waar ze haar bekering had gehad.
Bijna onmiddellijk na haar dood, rees de vraag of men haar heilig zou verklaren. Dit gebeurde een paar jaar later door Kardinaal John O’Connor, na zijn raadpleging van het Vaticaan. De Kardinaal schreef: "Het is met grote vreugde dat ik de goedkeuring van de Heilige Stoel aankondig, om het Aartsbisdom van New York de Reden tot zaligverklaring en heiligverklaring van Dorothy Day te laten openen. Met deze goedkeuring wordt de titel van Dienares van God verleend. Wat een geschenk voor de Kerk in New York en de Universele Kerk."
Bron: Joan Carroll Cruz
Vertaling: Mario Lossie
|
|