Medjugorje kerk

Medjugorje België en Nederland

Medjugorje Maria

nov

21



Manuel Souza Pereira [1]

  
 
Download PDF

Manuel Souza Pereira [1]

Het ogenblik is gekomen om de reden neer te schrijven voor mijn intrede in de Serafijnse Orde. Deze genade heb ik bekomen dankzij Moeder Mariana de Jesus Torres, abdis en een van de stichtsters van het Koninklijk Klooster van de Onbevlekte Ontvangenis te Quito die mij, vanuit de hemel, gadesloeg, ook al had ik nooit van haar gehoord.

En zo geloof ik dat het deze Engel was, die mij tijdens mijn jeugdige jaren beschermde en me redde van de verdoemenis van een militaire loopbaan, waar er zo velen in de afgrond van het kwade storten.

Op zoek naar een beroep

Ik ben Portugees van geboorte, geboren in Sotomayor, een dorpje in het bisdom van Braga. Mijn vader overleed toen ik nog een kind was en mijn moeder volgde hem spoedig. Ik werd toen onder voogdij geplaatst van een oom aan mijn moederszijde, een militair en generaal in het leger.


Braga, Portugal, Kathedraal

Hij nam de zorg waar over mij en mijn erfgoed, dat meer dan voldoende was, aangezien ik een enig kind was. Mijn oom was een zeer goede Katholiek en een rechtschapen militair. Hij ging elk jaar, rond Pasen, te biechten en te communie. Zijn vrouw, een vrome en eenvoudige huisvrouw, bezocht vaak het Heilig Sacrament, samen met haar kinderen en mijzelf.

Op een avond, toen de hele familie bij elkaar zat, kwam mijn toekomst ter sprake en werd er de beslissing genomen om mijn studies aan te vangen. Anders zou ik geen beroep en middelen hebben om voor mijzelf in te staan, zeiden ze, wat bijzonder onwenselijk zou zijn, aangezien ik dan afhankelijk zou zijn van mijn familieleden. Er werd voorgesteld om het geld van mijn nalatenschap aan te wenden om de kosten te dragen voor mijn studies aan de universiteit. Ik mocht zelf mijn loopbaan bepalen.

Enkele stelden voor dat ik advocaat zou worden, nog anderen stelden de geneeskunde voor. Enkel mijn oom hield de lippen op elkaar en toen iedereen wachtte op mijn antwoord nam hij het woord: "Manuel, tot welke loopbaan voelt u zichzelf vrijwillig aangetrokken? Kies vrijwillig, zonder u te laten leiden door de familie. Spreek nu, want de tijd van uw studies zal niet langer worden uitgesteld."

Bemoedigd door deze vraag, antwoordde ik: "Nonkel, ik wens geen advocaat, noch dokter te worden. Ik wens maar één ding: een militaire loopbaan. Als het dat niet wordt, dan wordt het niets."

De familie stond verbaasd en de echtgenote van mijn oom drukte haar bezorgdheid uit: "Manuel, ik wens niet dat u een soldaat wordt omdat u zichzelf aan het gevaar zult blootstellen bij zo’n loopbaan en uw ziel zult verliezen. Denk goed na over het leven dat u gaat aanvaarden."

Ik antwoordde: "Ik begrijp dit heel goed, tante, maar ik ben heel vastberaden in mijn beslissing."

Toen gaf mijn oom zijn mening: "Als het dit is wat Manuel wenst, hoe kunnen wij dan tegen zijn wil zijn? Ook een goede militaire kan veel eer bewijzen aan God en kan zelfs hele kazernes bekeren."

Toen ik zag dat hij mijn voorstel genegen was, nam ik resoluut het woord voor allen: "Nonkel, zonder twijfel wens ik te worden ingeschreven op de lijst van het leger, zodat ik onmiddellijk met mijn loopbaan kan beginnen."

Mijn oom, die generaal was, en waarvoor zijn oversten een groot respect hadden, oefende onmiddellijk zijn invloed uit onder de officieren van een hogere rang. Het voorstel werd ernstig overwogen. Hij trof alle schikkingen en ik was blij om mijn toekomstige loopbaan, de gouden droom van mijn leven.

De familie was, net zoals ik, erg bewogen omwille van mijn vertrek en ik bedankte allen voor hun hulp. Ik bedankte vooral mijn tante, die steeds als een moeder voor mij was geweest. Ik kreeg haar zegen, kuste haar handen en vertrok.

In de kazerne

Mijn militaire loopbaan was begonnen en ik gaf mijzelf met volle overgave en kracht. Ik verspilde mijn tijd nooit met nutteloze bezigheden zoals de overige soldaten, die al spoedig ver achter mij stonden, zelfs al waren er velen die veel eerder waren ingetreden dan ik. Mijn oom bekommerde zich steeds voor mijn belangstelling, zodat ik zelf niets hoefde te ondernemen. Ook zijn echtgenote bleef een echte moeder voor mij.

Het leven in nauw verband met alle deze soorten personen en het gezelschap van een jeugd zonder moraal, maakte me enigszins immoreel. Ik voelde een grote aantrekkingskracht tot de wereld en alles wat deze te bieden had.

Mijn collega’s, sommigen meer, andere minder, spraken dikwijls over het huwelijk en somden daarbij mogelijk bruiden op. Ik dacht hierover na toen ik alleen was, maar ik voelde geen neigingen om te huwen. Zonder twijfel zat hier mijn sterke voorliefde voor het leger achter.

Op een dag was ik aan het wandelen met mijn oom en hij zei tot mij: "Manuel, u hebt reeds een ouderdom bereikt waarop u mag huwen. Ik heb steeds met de grootste zorg de plaats van uw vader ingenomen en nu voel ik mij verplicht om de aandacht te vestigen op uw toekomst, zodat deze zou verzekerd zijn. Daarom zal ik een geschikte vrouw voor u vinden. Ik ken enkele goede, jonge dames en tussen hen zal er zeker iemand zijn die heel goed zal passen als de vrouw des huizes en u tevens gelukkig zal maken, zoals ik met mijn echtgenote gelukkig ben. Ik geloof dat ook u dit zo verlangt. Daar u hierover nog niet met mij hebt gesproken, ongetwijfeld vanwege uw schuchterheid om dit voorwerp aan te kaarten, wens ik direct tot u te spreken om deze aangelegenheid op te lossen en alles te regelen dat hiervoor nodig is. Want u weet dan mijn echtgenote en ik uw pleegouders zijn, maar eigenlijk ook uw ouders. Ik wens enkel uw uiteindelijke beslissing te kennen. U weet dat ik van u hou als een zoon, het hooggeschatte juweel van mijn dierbare enige zuster. Spreek dus vrijuit en met vertrouwen."

Ik antwoordde: "Ik dank u, mijn oom. Mij hart voelt een diepe dankbaarheid voor u, want in werkelijkheid beschouw ik u en uw echtgenote als mijn ouders. Ik was heel jong toen ik mijn beide ouders verloor en u deed alles wat u kon, zodat ik mijzelf nooit als een wees voelde. God, Onze Heer, zal u hiervoor meer dan behoorlijk gedenken en uw kinderen zelfs nog meer. Wat mij betreft zal ik proberen om mijn plichten als een gelovige en dankbare zoon te voldoen, waar de toekomst mij ook mag heen brengen. Daar u over mij hebt gesproken over de staat van het huwelijk om aldus mijn toekomst te verzekeren, moet ik u in alle eerlijkheid en standvastigheid vertellen dat ik mij hiertoe niet geroepen voel. Ik huiver van de gedachte om mijzelf gehuwd te zien, wie ook mijn echtgenote zou mogen zijn. Ik heb reeds lang nagedacht over deze aangelegenheid. Tot ik sterf wens ik te leven onder de bescherming van u en mijn tante en zal ik uiteraard steeds uw dankbare en toegenegen zoon blijven."

Mijn oom omarmde mij en zei: "Uw openhartigheid bevalt mij zeer. Ik kan u niet verplichten tot het huwelijk en dit zal ik ook nooit doen. Ik hebtmijn plicht gedaan. Ik zie uw oplossing en zal uw beslissing aanvaarden. Voortaan zullen wij u nog meer als onze zoon beschouwen en zullen we onze ouderlijke plicht verdubbelen. Wees in alles wat u doet een rechtschapen soldaat en wees het bloed van uw familie waardig. Besmet uw ziel nooit met afzichtelijke zonden die de schepselen zo erg verlagen voor God, die uw Vader is, maar eveneens onze rechtvaardige en strenge rechter. Zulke zonden verlagen ook de mensen in de schepping, wat in schandalen ontaardt en de verachting van de verstandige en rechtvaardige zielen."

Zijn advies bleef steeds in mijn hart en het bracht me steeds voordeel in ogenblikken van het slechte gezelschap van losbandige soldaten die mij probeerden mee te slepen in de hinderlagen waarin ze dikwijls liepen.

Manuel Souza Pereira leert over het leven van Moeder Mariana

Mijn goede voornemens om een rechtvaardig leven te leiden schommelden soms bij dreigend gevaar. In het bijzonder, bij één voorval, voelde ik mij langs alle kanten aangevallen om in de val te lopen en had ik het gevoel dat ik zou bezwijken. Op dat ogenblik was ik hoofd van een eskader.

Ik ging steeds te biechten bij een Franciscaanse broeder, maar deze keer had ik aan deze plicht niet voldaan en ik voelde dat mijn ziel zwak geworden was door het gebrek aan de kracht van de genade. Uiteindelijk was mijn hoofd vol van slechte lichtzinnigheden en ik besloot om nog een laatste keer te praten met deze Franciscaanse broeder, die sinds mijn kinderjaren mijn biechtvader was, om hem te vragen om mij niet te vergeten in zijn gebeden en hem te vertellen dat het niet langer meer mogelijk zou zijn om naar hem terug te keren om hem te zien.

Ik liep heel hoog op en had een grote waardering voor deze broeder, wiens raad, tezamen met deze van mijn oom en tante, mij steeds hadden ondersteund in mijn gevechten tegen deze wereld, het vlees en de duivel.


Moeder Mariana

Ooit, in aanwezigheid van deze priester, vulden dankbare herinneringen over het verleden mijn hart met een onverwachte tederheid en, onbekwaam om te spreken, weende ik als een kind. De waardige gelaatsuitdrukking van de priester, de warmte waarmee hij mij ontving en de grote deugdzaamheid die in hem scheen waren stille, maar raadzame berispingen over mijn gedrag en de onmiskenbare afgrond waarin ik mij, met volle zelfkennis, aan het begeven was.

De priester greep mij bij de arm en vroeg: "Manuel, mijn zoon, wat loopt er verkeerd? Misschien zijn uw oom en tante overleden, waardoor u volledig alleen als wees bent achtergebleven? Kom nu, neem uw hart op en spreek tot mij in vertrouwen, zoals u sinds u een kind was, steeds hebt gedaan." Ik viel op mijn knieën zoals bij de biecht.

De priester moedigde mij aan, troostte mij en zei "Mijn zoon, misschien heeft er een grote zonde uw ziel in het leger besmet. Kom nu! De genade van God is groot. Een daad van berouw en een nederige zelfbeschuldiging samen met het vaste besluit om niet te hervallen, is alles wat er nodig is. De heilige vergiffenis zal een heilzaam bad zijn om uw ziel te reinigen in de vriendschap van de welwillende liefde van onze goede God. Spreek, mijn zoon, spreek tot uw vader."

Enigszins aangemoedigd, begon ik te spreken: "Mijn vader, niemand binnen de familie is overleden, maar het is mijn ziel die stervende is. Ik zie mijzelf ronddwalen rond de afgrond en ik ben enkel gekomen om afscheid te nemen omwille van mijn respect voor u, want ik zal nooit meer terugkeren. Ik vraag u ook om te bidden tot God en de Heilige Maagd, voor wie ik altijd een verering zal hebben, opdat ze genade zouden hebben met mij en mij redden in mijn laatste uren. Mijn oom weet hierover niets en ik wens ook niet dat hij het te weten komt, want hij heeft mij steeds de raad gegeven om een rechtvaardige soldaat te zijn. Mijn lijden zou enkel worden verdubbeld, want ik denk dat hij het nieuws over mijn voornemens niet zou overleven."

En zo deed ik een verregaande beschrijving aan de priester, die met de grootste sereniteit luisterde. Toen mijn verhaal ten einde was, streek hij vriendelijk over mijn hoofd en zei: "Wel, wel Manuel! U bent aan het verdrinken in een plas. Het kwade is nog niet geschied, u wordt er enkel toe verleid. Ik was bevreesd dat u deze daad reeds begaan had. Zet dit momenteel uit uw gedachten, terwijl ik u enkele wonderen ga vertellen, want u bent ver van de waarheid aan het afdwalen."

Hij deed mij opstaan en neerzitten in zijn oude, maar robuuste zetel. Hij nam een boek van zijn werktafel en zette zich naast mij neer en zei: "Begrijp Manuel, dat wat u gaat horen geen verhaal is, maar de zuivere waarheid. Het gaat over het leven van een Spaanse zuster die leefde in de kolonie van Quito, waar de Spaanse koning een klooster heeft opgericht ter ere van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria. Zij is een van de Stichtende Zusters en een echte, engelachtige vrouw. Vereer haar en u zult gelukkig zijn, want vanuit de Hemel zal zij over u waken." En hij begon te lezen.

Terwijl hij bezig was, werd mijn geest rustig en voelde mijn hart troost. Mijn geest werd heropgewekt in vertrouwen tot God en verving de vertwijfelingen die ik voorheen voelde. Toen ik hoorde hoe de Heilige Maagd met zo’n vrijpostigheid op deze persoon had ingewerkt, onderbrak ik hem en vroeg: "Vergeef me Vader, maar is dit werkelijk waar?"

Hij antwoordde: "Ja, mij zoon, het is de echte en onvervalste waarheid. God, onze Heer en Maria, onze Meest Heilige Moeder, vinden genoegen om te spreken tot de nederigheid van het hart, en deze goede en gelovige dienaars zijn onze bemiddelaars in de Hemel. Omwille hiervan raad ik u aan om deze heilige zuster te vereren en aan te roepen opdat u gelukkig zou zijn. Is het niet zo dat het dat is wat u wenst?"

Ik antwoordde zonder te twijfelen: "Ja Vader, ik verlang dit erg. Door de beschrijving van haar leven te aanhoren, heb ik de verloren vrede teruggevonden die ik in mijn hart had verloren. Rechtuit gezegd, ziek ik nu hoe stom ik ben geweest. En alhoewel ik de zonde nog niet heb begaan, waarom werd ik dan verteerd door wanhoop? Ik wou de zonde niet begaan, maar ik was er wel klaar voor! Ik ben geen voorwerp waar mijn gezellen kunnen mee spelen, noch een kind dat wil worden gemanipuleerd. Duizend keer is het uur gezegend dat ik naar hier ben gekomen. Ik ben gered en mijn eer blijf onaangeroerd! Ga door, Vader, met uw lezen, want het is net alsof het God zelf is die spreekt."

De priester keek naar de klok en zei: "Mijn zoon, het is nu tijd voor het koor. Ga in vrede naar uw kwartier. Daarna zullen we doorgaan met het lezen en kan u een biecht doen en morgen, de daaropvolgende dag, de Heilige Communie ontvangen." Hij gaf mij zijn bijzondere zegen en ik kuste zijn hand en verliet het klooster.

De confrontatie met mijn medesoldaten

Ondertussen was het fatale uur, om mijzelf in de afgrond te werpen, verlopen zonder dat ik het zelf had opgemerkt. Mijn gezellen hadden mij overal gezocht, het huis van mijn familie inbegrepen.

Mijn oom, die hun onophoudelijke zoektocht had gadegeslagen, werd ook bezorgd en begon eveneens op zoek te gaan naar mij. Hij vond mij het eerst. Hij sprak tot mij op een strenge toon: "Manuel, waar bent u? Uw gezellen proberen u nu reeds uren te vinden. Waarom hebt u het kwartier verlaten? Wat voor een soldaat bent u? Dit gedrag is een soldaat met eergevoel niet waardig. Vertel me rechtuit waar u was tijdens deze uren."

Ik antwoordde: "Nonkel, duizend maal mijn verontschuldigen voor het ongemak dat ik heb veroorzaakt. Ik ben naar het Franciscaner klooster gegaan en het uur uit het oog verloren. Ik ben vertroosting gaan zoeken bij de priester van wie u weet dat hij mijn biechtvader is, en ik heb deze waarlijk gevonden. Bovendien was mijn afwezigheid te wijten aan de Voorzienigheid, die u op een bepaalde dag zult begrijpen." Zelfverzekerd en voldaan, vergezelde hij mij opnieuw naar de legerkwartieren.

Toen mijn verdorven metgezellen mij zagen binnenkomen, benaderden ze mij om mij te ondervragen. Omdat mijn oom bij mij was, voelden zij zich eerder teruggehouden, uit eerbied voor hem. Mijn oom verontschuldigde mij bij mijn oversten die mij berispten om mijn afwezigheid, maar, nadat mijn oom was vertrokken, verder hierover geen opmerkingen meer maakten.

Daarna benaderen mijn metgezellen mij met arrogantie omwille van mijn afwezigheid: "Door jou is de hele zaak niet kunnen doorgaan. We waren op u aan het wachten, maar u kwam niet opdagen en nu is alles onmogelijk geworden. We zullen alles opnieuw moeten opzetten en deze keer blijkt u beter bij ons. Wij zullen er op letten, en als het moet u zelfs dwingen."

Ik sloeg geen acht op geen lege bedreigingen en ik antwoordde op een verheven, misschien zelfs vernederende toon: "Ik ben uw speelgoed niet die u wil manipuleren naar uw wil. Ik ben een vrij man met een edele jeugd. Ik wil de naam van mijn familie niet besmetten met deze verdorvenheden, noch wil ik mijn eer of reputatie verliezen. Ga en doe wat u ook wil, maar spreek er geen woord meer over met mij en betrek mij niet bij uw slechte daden. Als ik nog meer schaamteloze daden te weten kom die jullie van plan zijn, zal ik u aanklagen bij mijn oom, die generaal is, en hij zal bekijken welke straffen jullie verdienen." Toen zijn dit aanhoorden, werden zij bevreesd en trokken zij zich terug.

Koortsachtig ging de nacht voorbij. Hoe lang duurde deze nacht! Ik voelde mijn hart kloppen met een heilige genegenheid voor deze gelukkige Spaanse zuster die de vreugde van God genoot in de Hemel. De dag kon niet vlug genoeg komen omdat ik dan kon terugkeren naar het klooster om andere prachtige dingen te horen die me zouden betoveren en mijn geest tot God zouden verheffen.

Toen ik eindelijk in slaap viel, leek ik een zuster van de Orde der Conceptionisten te zien, gekleed in het blauw en het wit, met een prachtig gelaat en roze wangen, die tot mij sprak: "Manuel, jonge soldaat, verlaat dit aardse leger en voeg u bij de Serafijnse leger van Assisi, zodat u onder zijn vlag kunt vechten tot uw voordeel en groei. Dit leger is hoger in rang dan uw aardse leger en u zult uw beslissing nooit betreuren."

Ik werd angstig wakker en schreeuwde het uit: "Wie heeft het aangedurfd om hier binnen te komen?" Ik keek de kamer rond, maar ik merkte niemand op. Opnieuw viel ik in slaap en opnieuw verscheen dezelfde figuur voor mij, met dezelfde woorden. Ik schoot plots wakker en riep kwaad uit: "Wie is zo schaamteloos dat hij hier durft binnen te kommen? Pas op!" En ik dreigde met mijn zwaard.

Uiteindelijk brak de nieuwe dag aan en ook van de afspraak met mijn biechtvader. Ik vroeg aan mijn oversten de toelating om naar het klooster van de Franciscanen te mogen gaan zodat ze niet ongerust zouden worden over mijn afwezigheid. Zij stemden in met mijn verzoek, omwille van mijn beweegredenen, niet alleen omwille van mijn oom die generaal was, maar ook omdat zij zagen dat ik onvatbaar geleid werd door iets.

Gelukkig ging ik door en haastte mij om zo spoedig mogelijk daar te kunnen zijn. Ik ging het klooster binnen om mij direct naar de cel van mijn biechtvader te begeven, die mij met een warme vriendschap ontving. Hij omhelsde mij, nam mij bij de hand en vroeg: "Hoe gaat het Manuel? Hoe was uw avond? Wat zijn uw indrukken over de Spaanse zuster? Vertel me alles want ik verlang alles te horen over een zuster die God zo genegen is, onze God, wiens vrijgevigheid tegenover zijn schepselen oneindig is."

Ik ging naast hem neerzitten en zei: "Vader, deze Spaanse zuster is inderdaad dapper, toegewijd en ondernemend. Ik trok me terug met een geest vol van heilige gevoelens en goede gedachten. Ik was rustig aan het slapen toen ik haar zag, gekleed in het blauwe en witte gewaad van een Conceptioniste, met mooie gelaatstrekken en roze wangen..." Zo vertelde ik hem alles, mijn handelswijze en antwoord tot mijn metgezellen, daags ervoor, inbegrepen.

Vervuld van vreugde luisterde hij naar mij. Hij keurde mijn houding tegenover mijn metgezellen goed en voegde er aan toe: "Mijn zoon! U kunt het zuiver geluk van een goede religieuze die haar hele leven heeft gewijd onder de schaduw van het kruis, nooit kennen, noch begrijpen! Heilig religieus leven! En het is waar: het leger van de heilige Franciscus overtreft veruit het menselijke leger. U bent inderdaad geroepen! U bent nog jong en de goede God heeft u de gave van een gezonde intelligentie geschonken. U kunt nog steeds studeren voor priester, maar in Spanje, omdat er daar meer gelegenheid tot studie bestaat. U en ik moeten God vragen dat Hij zich verwaardigd om ons Zijn wil te tonen over deze aangelegenheid, door de tussenkomst van onze Spaanse zuster, want het is zeker dat, wanneer u haar biografie zult lezen, zij niet werkloos zal blijven toekijken. Bovendien, aangezien u zich niet voelt geroepen tot het huwelijk, kan uw stellig en vastberaden antwoord aan uw oom een voorzienigheid geweest zijn met betrekking tot uw uiteindelijke roeping. Laat ons nu zien wat God van u verlangt, Manuel."

Hij nam het boek op en begon te lezen.

Mijn geest, die begeerde naar de waarheid, werd geboeid naar wat deze hoorde. Mijn ziel leek de aarde te verlaten en mijn hart begon hevig te schudden, verlangend naar een zuiver en duurzaam geluk waar zij, vrij van menselijke zorgen en zaken, zonder praal of wereldlijke sier kon leven, tegengesteld aan het verlangen van aanzien en verwaandheid. Want in deze wereld kunnen de verborgen ondeugdzaamheden naar voor komen wanneer men ze het minst verwacht, waarbij deze hard toeslaan en de ziel naar de afgrond werpen en van God doen vervreemden en zo, als een noodlottig gevolg, de eeuwige veroordeling afdwingen.

Uiteindelijk kon ik niet langer weerstaan en verbrak ik de stilte: "Vader, als een zwak, jong meisje God met zo’n groot, onzelfzuchtig en edelmoedig hart kan liefhebben, waarom kan ik, die een man en soldaat is, niet hetzelfde doen? Hoe schaamtevol is het voor de man dat vrouwen op het gebied van heldendom de mannen zo ver vooruit zijn!

Kijk vader, de tijd vliegt voorbij en spoedig komt het uur dat u zich naar het koor moet begeven en zal ik achterblijven zonder te weten te komen hoe dit mooie leven eindigde. Het zou beter zijn moest u mij het boek kunnen lenen. Ik zal het met al mijn medesoldaten lezen in de kwartieren. Misschien dat iemand onder hen zichzelf zal beteren en zijn ondeugdzaam leven achter zich zal laten. Verder zal het voor mij niet gemakkelijk zijn om voor zo’n lange tijd mijn kwartier nog te verlaten, want uw Eerwaarde is zich wel bewust van de plichten van een soldaat."

"Met een groot plezier, mijn zoon", antwoordde de priester. "U hebt gelijk dat u zich bezorgd maakt over uw plichten, want de volmaaktheid van het leven ligt in de plichten. Hier is het prachtige boek, geschreven door de befaamde Vader Bartolomé Ochoa de Alcano y Gamboa, Spanjaard van geboorte en een ware zoon van mijn Serafijnse Vader, en daarom ook, mijn broer.

Hij leefde en stierf in ons provinciaal klooster van Sint Paulus te Quito, de kolonie van zijn grote moeder Spanje. Een man van grote wijsheid en voorzichtigheid. Zijn waarde was gebouwd op de stevige ondergrond van de nederigheid.

Zeven maanden na voor de eerste maal te zijn verkozen voor de Provincie, zond hij een prachtige en bewogen brief naar de religieuzen onder zijn ambtsgebied, zoals de abten van de kloosters, de priesters en de missionarissen in de Indiaanse dorpen. Deze brief riep hen op tot enthousiasme en ernstige overweging voor de zaak van de zalig- en heiligverklaring van de eerbiedwaardige Moeder Mariana de Jesus de Torres, eveneens een Franciscaanse conceptioniste, de glorie en eer van onze Serafijnse Familie. Haar leven bekoorde ook mij, omdat ik in haar de onschuld zie van een kind gekoppeld aan de wijsheid van een grote, mystieke geleerde. Het is het meeste nuttige voor de ziel om de leer die de Koningin der Hemel zelf, de Meest Heilige Maria, onze Onbevlekte Moeder, aan deze meest geliefde dochter geeft doorgegeven, te lezen. Haar werk noemt De Mystieke Stad van God en het is echt deze naam waardig.

Door de loop der tijden zal dit werk worden gelezen en gerespecteerd door deze bevoorrechte zielen die een grote liefde voor God hebben en zo zuiver van hart zijn dat ze bekwaam zijn om de waarheid ervan te ontvangen, die voortkomt uit Gods Geest en gebouwd is op de stevigste nederigheid. Manuel, zonder deze waarde, kan er niets anders bestaan en al de rest is maar een nutteloze schijn van vroomheid, of beter gezegd, een hypocriete klucht."

Ik nam het boek uit zijn handen en met grote tevredenheid keerde ik naar de kwartieren terug.

Toen mijn oversten mijn grote vreugde zagen, vroegen ze: "Wat is er gebeurd dat u zo blij maakt? Misschien heeft uw oom, de generaal, een huwelijk voor u geschikt, ongetwijfeld met de meest edele en wijze jonge dame, die u heel gelukkig zal maken."

"Mijn gemoed heeft niets te maken met een huwelijk", antwoordde ik, "omdat ik deze roeping niet heb. Ik ben geroepen tot een ongehuwd leven. Er is iets anders gebeurd. Ik heb een prachtig boek ontvangen, geschreven door Padré Alácano, een minderbroeder, die zijn leven verbond aan een Franciscaanse Conceptionele zuster, uit Spanje afkomstig en een van de stichtsters van het Klooster van de Onbevlekte Ontvangenis in de Kolonie van Quito, dat in naam van de Koning werd opgericht in het jaar 1577. Als u er aan houdt, kan ik het hier in de barak luidop voorlezen, wat het is een aangrijpend, waar gebeurd verhaal."

Deze oversten waren goede, eerlijke mensen en streefden ernaar dat moraal en orde voorop stonden in de kwartieren. Het waren ook Katholieken, alhoewel ze niet steeds aan hun Paasplicht voldeden. Maar allen baden tot Maria, aanriepen God en de heiligen en lieten nooit na om naar de mis te gaan op alle dagen dat dit vereist was. Tussen de gelederen bevonden zich sommige jonge, losbandige soldaten, dat is waar, maar ze zouden hun verdorven misdaden slechts begaan buiten het zicht van de oversten.

Mijn oversten keurden daarom, uit nieuwsgierigheid en genoegen, de openlijke lezing goed, waar ik dan ook meteen mee begon.

Zoals een vonk vatte het enthousiasme voor het boek onder allen vuur, zelfs in die mate dat sommigen zouden hebben gesmeekt om niet te stoppen met lezen. Ik zou lezen tot het uur van de rust, en over het algemeen gesproken, toonde iedereen een grote interesse. Het leven van Moeder Mariana was het onderwerp van algemene discussie. Alle gaven de heldenmoed van deze jonge Spaanse religieuze, die zo vele beproevingen had doorstaan, toe.

Terwijl het lezen vervolgde, nam men een verandering waar in de barak en tegen de tijd dat het ophield werd er unaniem om een geestelijke retraite gevraagd, wat het nut bewees van welke vruchten er rijpten in zo’n ondeugdelijke zielen.

Tijdens deze dagen van retraite, die werden geleid door de Franciscaanse broeders, waaronder mijn biechtvader, verscheen de mooie Spaanse zuster elke nacht aan mij in mijn dromen in haar orderkleed, vermengd met blauwe kleuren en kleuren, witter dan sneeuw. Naast mijn bed herhaalde zij haar verzoek: "Manuel, verlaat dit aardse leger en laat in inschrijven onder de vlag van Franciscus, mijn Vader, die nood heeft aan dappere voorvechters om de ondeugdelijkheid te bestrijden en de zielen te redden. U bent een geschikt persoon voor dit leger en u zult veel goeds doen voor de zielen."

Ik werd angstig wakker. Godvruchtig bewogen voelde ik mij aangetrokken om dit wereldse leger te verlaten om het in te ruilen voor dat van Franciscus, maar ik kon de stap nog niet zetten. Ik zag bergen van hinderpalen voor mij die, menselijk gesproken, onoverkomelijk waren. Tegen het einde van de retraite was ik stil geworden, vol van gedachten. Mijn geest was volledig bezet door deze aangelegenheid. En hoewel ik geneigd was om volledig van levensstijl te veranderen, kon ik nog niet tot een definitief besluit komen.

Het was toen dat ik opnieuw de Spaanse zuster zag, maar deze keer niet in een droom. Haar verschijning was identiek aan deze van de visioenen tijdens mijn slaap. Met een serene gelaatsuitdrukking stond zij voor mij en zei: "Manuel, jonge soldaat, waarom bent u zo traag en hard van hart? Luister ten minste naar de stem van God. Verlaat het leger, de wereld en de gekke ijdelheden en laat u inschrijven onder de vlag van de Serafijn van Assisi. Daar wacht God op u. Als u niet luistert naar de goddelijke stem en doof blijft aan zo vele ingevingen, zal u zeker uw ziel verliezen, dat zoals lood in de diepste diepten van de brandende afgrond zal vallen. Om u hiervan te overtuigen laat ik u nu de plaats zien waar u voor eeuwigheid zult verblijven."

Toen zag ik hoe de brandende afgrond zich voor mij opende in het midden van de aarde. Binnenin was er een holte vol vuur en met de meest wrede kwellingen, met daarrond de brandende geesten, dansend midden het afgrijselijke geschreeuw, bezorgd wachtend op hun gevangene.

Een duivel schreeuwde het uit tot de andere: "Dit is de plaats van de soldaat Manuel Sousa Pereira, omdat hij niet luisterde naar de stem van God, die hem geroepen had tot volmaaktheid op het pad van de walgelijke Franciscus van Assisi, mijn vijand, die ontelbare zielen van mij berooft. Laat ons allen ijverig strijden om deze soldaat ervan te weerhouden om een Minderbroeder te worden. Dan zullen we hem, wanneer hij naar hier zal komen, folteren zonder medelijden."

Ik keerde terug tot mijzelf terwijl ik langzaam uit mijn droom ontwaakte, maar nu was ik volledig veranderd en vastbesloten om de wereld voor altijd te verlaten, wat er ook moge gebeuren.

Ik vertrouwde de aangelegenheid toe aan de heilige Spaanse zuster met deze woorden: "O heilige maagd, als het waar is dat u in de Hemel bent, en het leven van trouw heb geleid waarover wij hier hebben gelezen, dan moet u de dingen ordenen dat ik mij zonder moeilijkheden kan inschrijven onder de banier van Franciscus om te vechten in de schaduw van de standaard van het Kruis."

Ik had nauwelijks het laatste woord uitgesproken, toen ik haar opnieuw zag, zo mooi als daarvoor. Met een zachte en lieve stem, zei ze tot mij: "Manuel, mijn beminde broer, eindelijk hebt u uw hart vastbesloten tot God gegeven. Vrees niet, alles zal goed gaan. Twijfel niet over de waarheid van het leven, want op een dag, in de nabije toekomst, zult u een andere biografie schrijven over mij, met daarin eveneens het verhaal over uw roeping tot de Serafijnse Orde. U hebt zonet gezien hoe een eeuwigheid van martelingen u staat te wachten als u niet antwoord op de goddelijke roep. Als u rationeel bent, zult u nu doen wat u zult wensen te hebben gedaan op het uur van uw dood."

Tegen de morgen was ik licht paniekerig en verward, maar vastberaden. Ik sprak met mijn biechtvader en vertelde hem wat er zich had afgespeeld. Ik vertelde hem over mijn beslissing om de wereld te verlaten en mij zonder dralen in te schrijven in het Leger van de Serafijnse Vader, de Heilige Franciscus van Assisi, om zo mij eeuwige redding te verzekeren, want na al wat er tijdens de voorafgaande weken was gebeurd, was het niet langer meer mogelijk om te twijfelen.

Mijn biechtvader luisterde zeer aandachtig. Met ogen vol met tranen vertelde deze eerbiedwaardige oude broeder tot mij: "Wat u gezien hebt is geen denkbeeld, Manuel. Het is God die u roept langs mijn heilige zuster. O, was het mij maar gegeven om naar Quito te reizen, de Spaanse kolonie, en voor het graf van de Spaanse maagd Mariana de Jesus Torres zowel als voor de dierbare resten van alle Stichtende Spaanse Moeders van dat fortuinlijke klooster, te kunnen bidden! Maar door mijn oude leeftijd, kan ik niet meer hopen op deze vertroosting. Ik zal al mij zusters conceptionisten in de Hemel zien en mij daar verheugen op hun aanwezigheid.


Manuel Souza Pereira

Vrees niet, want vandaag nog zal ik met de abt van dit klooster spreken zodat u kunt overstappen van het menselijke naar het goddelijke leger. Nadat u het klooster bent binnengetreden zullen we alles in orde brengen voor uw vertrek naar Spanje opdat u uw studies zo mogen beginnen om priester te worden."

"Jawel Vader," antwoordde ik, "schrijf mij vandaag nog in, in de Serafijnse Militia. Ik beloof dat ik daar een betere soldaat zal zijn dan hier, omdat het vervullen van mijn plichten ginds zullen dienen tot een veel grotere eer."

De toestemming van zijn oom

Op het einde van de retraite deden alle soldaten hun Paasplicht met een buitgewoon enthousiasme en vol hartstocht. Soldaten die sinds 10, 20, zelfs 25 jaar geen enkel sacrament meer hadden ontvangen, volbrachten nu hun biecht. Allen waren vol vuur van deze heilige Spaanse zuster.

Mijn oom, die er eveneens met een groot verlangen aan had deelgenomen, riep mij terzijde en stelde me voor om een klein ommetje te doen. Tijdens het wandelen, zei hij tot mij: "Manuel, mijn zoon, wat maakt er u bezorgd? U leeft in gedachten en teruggetrokken. Niets boeit u. Het lijkt wel of treurnis u overspoelt. Voelt u zich ziek? Spreek rechtuit, want ik ben uw vader."

We bevonden ons in een mooie weide en de natuur zelf had er stenen zitplaatsen geplaatst die ons uitnodigden om te rusten. We aanvaardden deze uitnodiging van de natuur en zaten tezamen onder een grote boom die ons beschermde tegen de sterke stralen van de zon. Ik antwoordde: "Mijn oom, ik weet dat u een goede katholiek en voor mij een ware vader bent, want ik ben groot gebracht onder uw bescherming en voogdij en u hebt mij een voortreffelijke Katholieke opvoeding gegeven. Meerdere keren heeft uw raad mij behoed tegen verlagende ondeugden, waarvoor er tijdens een militaire loopbaan vele gelegenheden bestaan.

Wij hebben zopas de geschenken van God ontvangen in een overvloed van genaden tijdens deze dagen van retraite. Met onze harten ter beschikking van God om opofferingen te doen, vraag ik uw zegen en toelating om datgene te omarmen waartoe ik mij duidelijk geroepen voel.

Hoe dan ook wens ik u eerst alles te vertellen wat er tot nu is gebeurd opdat u alles zou weten. Dan kunt u, met uw ervaring, oordeel en voorzichtigheid de zaak heel goed overwegen en mijn standvastig en onwrikbaar besluit niet toeschrijven aan een kinderlijke opstoot van gevoelens of enige onvoorzichtige roekeloosheid, ingegeven door wrok, die ik volkomen niet koester."

Toen vertelde ik hem alles wat er gebeurd was van de tijd dat ik gemist werd in de kwartieren. Ik eindigde met de woorden: "Onze goede God, grootmoedig in zijn geschenken en genaden, bedolf deze Spaanse zuster met opmerkelijke gunsten, die u ook kent uit haar levensverhaal, waarvan ik merkte dat u er echt van genoot. Vanuit de Hemel vervolgt deze heilige bruid van Jezus Christus met zielen te bekoren en te winnen ten dienste van God, en hen te overreden om te verzaken aan de waanzinnigheid van deze ondankbare wereld. Ik ben een van deze fortuinlijke zielen. Ik bemerk dat ik geroepen ben om te vechten onder het standaard van het Kruis in het leger van de Serafijnse Sint Franciscus. Daarom moet ik het aardse leger verlaten waar ik mijn ziel blootstel aan ernstige gevaren.

Wilt u mij nu, mijn oom en vader, begeleiden naar de drempel van het Franciscaanse klooster om mij te laten inschrijven, waar ik God zal kunnen dienen en mij zo zal kunnen verzekeren van mijn redding? Tot nu is er een leegte geweest in de diepten van mijn ziel, waarvan ik niet wist hoe ik deze moest opvullen, want de wereldse dingen konden mij geen voldoening schenken. Maar ik zie dat het religieuze leven deze leegte zal opvullen. Mijn besluit staat vast en is onherroepbaar. Niets of niemand kan mij hierin nog stoppen. Ik heb reeds gesproken met mijn biechtvader en morgen zal ik weten of ik toegelaten zal worden."

Verrast en verward omhelsde mijn oom mij. Hij weende zo sterk dat de tranen van zijn wangen stroomden. Tussen zijn snikken door zei hij: "Manuel, mijn geliefde zoon, ik voel dat mijn vaders hart in tweeën breekt. U was werkelijk mijn meest geliefde zoon. Ik heb steeds gehoopt dat u mijn ogen zou sluiten en alle formaliteiten zou vervullen voor de begrafenis van mijn lichaam, maar daar u zeker bent dat God u roept tot een volmaakt leven, kan ik geen weerstand bieden. Ga en wees gelukkig, maar vergeet hen niet die als ouders voor u waren en die u zo zeer liefhadden. Er rest ons nog slechts een korte tijd in dit leven. Als u over onze dood zult vernemen, vergeet dan niet voor onze zielen te bidden. En net zoals ik u heb ingeschreven in het aardse leger, zal ik zelf u inschrijven in het hemelse leger van de Serafijn van Assisi, net zoals u verlangt."

Gesprek

De volgende dag vroeg ik de toelating om mij naar het Franciscaanse leger te begeven. Ik groette mijn biechtvader die mij met open armen ontving: "Manuel, mijn zoon, uw verzoek om Minderbroeder te worden is aanvaard. Laat ons nu gaan en u voorstellen aan de abt van een klooster in de Franciscaanse orde. Antwoord met eenvoud op alle vragen die hij u zal stellen." Wij gingen langs verscheidene gangen tot wij aan zijn bureel kwamen. Mijn biechtvader klopte aan.

Een ernstige, maar vriendelijke stem antwoordde: "Kom binnen." We gingen binnen.

Voor mij bevond zich een oude religieuze man. Hij was lang en mager, maar nog steeds robuust en sterk. Zijn blauwe ogen, die de vroomheid van het leven onthulden en de roepingen kon onderscheiden, richtten zich tot mij. Hij raakte mijn schouders aan en vroeg: "Welke noden brengen u naar hier, jonge soldaat?"

"Vader," antwoordde ik, "Ik kom om onderdanig te bidden aan de voeten van uw Eerbiedwaardige Vader, om mijn verzoek, om een Franciscaner te worden, te aanvaarden. Ik verzeker u, Eerbiedwaardige Vader dat ik, met Gods genade, een betere soldaat zal zijn in het Serafijnse leger dan in het wereldse leger."

"Mijn zoon, kunt u vasten, gehoorzamen en een leven leiden van voortdurende opoffering en soberheid, zonder onderbreking, van ’s morgens tot ’s avonds? Hebt u de moed om door verre landen te reizen, overeenkomstig de wil van uw meerderen, om zo onwetende zielen te evangeliseren? Kunt u alleen en afgezonderd leven van uw familie, vrienden en kennissen, in beslag genomen door meditatie en de taken uitvoeren die uw meerderen u zullen wensen op te leggen, of ze u al dan niet zullen bevallen, zonder verzet of verontschuldigingen?"

"Ja, Vader, dit is alles wat ik zoek. Alleen dit kan de leegte in mijn ziel vullen, want ik ben niet geschapen voor een leven in deze wereld."

"Heel goed dan," antwoordde hij. "Als u gelooft dat u voor dit alles de nodige sterkte bezit en uzelf vrij door God geroepen voelt tot het godsdienstige leven in de Serafijnse Familie, mag u intreden in het klooster. Hier zult u zich ondergeschikt stellen aan de Regels, vanaf het ogenblik dat u lid wordt van de Orde. U bent toegelaten, maar als u meer dan een week wacht, zullen de deuren van dit Klooster niet langer meer opengaan voor u, want hierdoor zullen wij weten of u oprecht door God bent geroepen. Wij binnen het klooster, zullen voor u bidden en ik geef u mijn persoonlijk zegen."

Ik verliet het bureel van de Vader vol geestdrift. Ik beraadslaagde nog een tijdje met mijn biechtvader en heel tevreden ging ik terug naar de kwartieren, waar mijn oom mij stond op te wachten. Ik vertelde hem alles en vroeg hem de nodige stappen te ondernemen om mijn militaire loopbaan te beëindigen. Ik verzocht hem ook om thuis alles voor te bereiden voor mijn toetreding tot de Franciscaanse Orde. Hij luisterde zorgvuldig naar al mijn verzoeken.

Afscheid nemen

Na dit alles zei ik vaarwel tot mijn gezellen in de kwartieren. Niemand durfde een woord tegen te spreken. De officieren, die mij hoog inschatten en dachten dat ik gelukkiger zou zijn als soldaat dan als broeder, betreurden mijn vertrek sterk en stelden nog voor om over deze zaak wat meer na te denken. Met mijn intelligentie en mijn militaire achtergrond, zeiden ze, zou ik het spoedig tot generaal brengen, zoals mijn oom.

Maar ik bedankte hen allen voor hun vriendelijkheid en vertrok. Ik ging daarop naar het huis van mijn oom en tante, die als ouders voor mij waren, en hun kinderen, die ik als broers en zussen liefhad. Daar regelde ik alles om hen mijn ouderlijke erfenis na te laten. Een derde deel werd voorbehouden voor de armen.

Op de derde dag van mijn verblijf, om vier uur in de namiddag, sprak ik tot hen met de volgende woorden: "Mijn lieve ouders, broers en zussen, mijn geliefde familie. Het uur van mijn vertrek is aangekomen, wat voor altijd zal zijn, want deze nacht wijzig ik mijn verblijf met de zalige eenzaamheid van het Franciscaner klooster. Alles is geregeld en ik heb geen bezittingen in deze wereld. Van nu af aan ben ik een onvermogende bedelaar en staat niets mij nog in de weg om mijn religieuze broeders te vervoegen. Daar zal ik de dagelijkse steun vinden van de goddelijke Voorzienigheid en de Heer verzoeken liever te sterven dan Hem ontrouw te zijn."

Ik knielde voor mijn tante en vroeg haar zegen. Hetzelfde herhaalde ik voor mijn oom. Daarna omhelsde ik mijn broers en zussen. Vervuld van vreugde ging ik op weg naar het klooster. De weg leek mij ver, zo bekommerd was ik om mijzelf.

Intrede in het Klooster

Ik trok aan de koord van de bel en de broeder-portier vroeg mij wie ik was en wat ik wenste.

Ik antwoordde: "Broeder, ik ben de soldaat die de wereld verlaat om naar dit heilige toevluchtsoord te komen. Open de deuren voor mij, want ik heb reeds te veel vertraging opgelopen."

De broeder zei: "Heel goed, maar eerst moet ik Vader Abt inlichten over uw aankomst. Wacht een ogenblik.

Kort daarop opende zich de deur en Vader Abt, vergezeld van andere Broeders, kwam mij ontvangen. Zeer tevreden groetten zij mijn oom en broers en liet ons allen binnen. Na een gesprek, richtte Vader Abt zich tot mij en vroeg: "Mijn zoon, dus bent u gekomen om te blijven?"

"Ja Vader. Ik heb niets meer in deze wereld. Al mijn banden zijn verbroken."

Toen zei mijn oom: "Vader, hier is uw geliefde zoon, die van ons zijn laatste afscheid heeft genomen. Maar aangezien het God is die deze opoffering van scheiding vraagt, is het onmogelijk om dit te weigeren." Overvloedige tranen stroomden van zijn wangen toen hij deze woorden zei.

De Vader antwoordde: "Señor Generaal u zou gelukkig moeten zijn om uw zoon in dit klooster achter te laten, want zo wordt uw familie door God gezegend."

Dan richtte de Vader zich rechtstreeks tot mij en zei: "Vraag uw vaders zegen, omhels uw broers en treedt binnen."

Zo geschiedde en daarop werd ik door de broeders naar mijn cel geleid, terwijl de Vader abt nog wat achterbleef bij mijn oom en broers. Vanaf dat ogenblik voelde ik niet langer de leegte in mijn ziel, het vacuüm waartoe niemand in staat was om het op te vullen. Alles rondom mij leek naar mij te lachen.

De Novicenmeester, nog tamelijk jong maar reeds heel goed in zijn leven van boete, legde mij mijn plichten en taken uit. Hij zei mij dat het juk van de Heer licht is en Zijn last zoet en dat goede wil en liefde volstaan om de Heer Jezus Christus te volgen. Met deze ingesteldheid zou alles heel goed verlopen.

Hij was een broeder die steeds streng was voor zichzelf, maar vriendelijk en mild met anderen. Hij leidde ons, zijn leerlingen, op dergelijke wijze dat wij nauwelijks de strengheid van het kloosterleven voelden. Hij liet ons nooit afdwalen en stond nooit toe dat we verdwaalden van de juiste naleving der regels, in alle bijzonderheden.

Drie maanden van volledige eerbiediging van het kloosterleven gingen voorbij en mijn roeping werd elke dag sterker en sterker.

Tijdens deze periode vroeg ik aan God om mij Zijn wil bekend te maken, want mijn oversten wensten mij naar Spanje te sturen voor het aanvangen van mijn studies voor het priesterschap.

Ik zocht ook mijn toevlucht tot mijn heilige zuster, de Spaanse conceptioniste, Moeder Mariana de Jesus Torres, over wie ik vaak droomde.

Tijdens één van deze dromen zei ze: "Manuel, mijn broer, God wenst niet dat u naar Spanje gaat, maar naar Quito, de Spaanse kolonie. Daar, in de stad waar ik leefde, zult u zo veel goeds doen en veel bijstand verlenen aan mijn Klooster. Vraag of ze u daarheen willen zenden, ik zal uw begeleidster zijn. Uw ziel zal veel meer voordeel halen uit de Nieuwe Wereld dan uit mijn moederland Spanje."

Ik vertelde dit aan de novicen meester, die beloofde voor mij te bidden. Terwijl bleef ik onze Heer en Zijn Onbevlekte Moeder, wiens meest toegewijde zoon ik ben, verder verzoeken zodat Gods heilige wil voor mijn godsdienstig leven zich duidelijk voor mij zou openbaren en ik aldus mijn pelgrimstocht op aarde zou kunnen vervullen om de Hemel, het enige verlangen van mijn ziel, en mijn dorst naar het eeuwige geluk, te kunnen verdienen.


Moeder Mariana

Tijdens mijn overpeinzingen dacht ik na over de verantwoordelijkheden van de Franciscaanse priesters en de verhevenheid van deze Orde. Ik dacht na hoe mijn Serafijnse Vader, de heilige Franciscus, weigerde om er naar op te stijgen, want, in zijn grote nederigheid, vond hij van zichzelf dat hij het priesterschap niet waardig was. Ik zei tot mijzelf: "Als een persoon zoals mijn Serafijnse Vader het priesterschap afwees, omwille van zijn nederigheid, wat doe ik dan? Ik die een soldaat en verachtelijke zondaar was, ongegrond geroepen door de goedheid van God tot het volmaakte leven door de tussenkomst van de gebeden van die heilige Spaanse heldin, de stichtster van het Klooster van de Onbevlekte Ontvangenis te Quito? Zeker zou het onbezonnen en arrogant zijn van mij om mij te voeden met het verlangen om God zelf naar beneden te roepen op het ogenblik van de Consecratie, door Hem in mijn handen te houden."

Het zou beter voor mij zijn om te worden opgeleid als een lekenbroeder die nederig, respectvol en tegelijkertijd dankbaar de heilige voorgangers aan het altaar zou dienen, en met een zelfs grotere behendigheid mijn taken uit te oefenen. In de kronieken van het klooster heb ik gelezen dat er een ontelbaar aantal heilige lekenbroeders waren in de Franciscaanse Orde. Waarom kon ik geen van hen zijn? Gezondheid, sterkte en een goede wil had ik in overvloed. Ik zou mijn oversten vragen om mij naar Quito, in de kolonie, te zenden zodat ik in deze fortuinlijke stad waar de resten van mijn heilige zuster, Moeder Mariana de Jesus Torres, lagen opgebaard, in de Franciscaanse kledij van lekenbroeder zou kunnen gekleed gaan.

Ik dacht na over deze dingen toen de novicen meester, vergezeld door de Vader abt, mij riepen. Zij leidden mij naar de tuin van het noviciaat, waar de Vader abt mij zei: "Broeder, u hebt de gezondheid en de bekwaamheid om te studeren voor priester. Opdat u uw studies rustig en onbekommerd zou kunnen aanvatten, zullen wij u zo spoedig mogelijk naar Spanje zenden. Wij hebben de toestemming om te getuigen voor uw roeping tot uw Orde, wat we zeker zullen doen. Hoogstwaarschijnlijk kan u binnen de twee weken vertrekken."

Ik knielde neer voor de Vader en sprak: "Vader, ik ben heel dankbaar voor de grote mildheid van u tegenover mij. Maar ik heb deze aangelegenheid de afgelopen maanden met God besproken en ik zie duidelijk dat ik niet zo stoutmoedig ben om voor het altaar te staan. Ook mijn Serafijnse Vader, Sint Franciscus, zoals hij was, koos niet voor het priesterschap, hoe waardig ben ik dan om dit wel te doen? Mijn vastberaden beslissing is aan u, mijn oversten, te vragen om de mildheid te hebben om mij in de Orde te ontvangen als een opgeleid lekenbroeder, zodat ik mijn broeders kan helpen als dienaar en onvoorwaardelijk de wapens van de boete kan uitoefenen op mijn weerspanning lichaam, net zoals ik vakkundig de wapens hanteerde tijdens mijn militaire loopbaan."

Daarenboven, de grote mildheid kennende die bestaat in de Serafijnse Familie, bid ik en smeek ik u, geknield aan uw voeten, dat u mij naar West India zou zenden, naar Quito, in de Spaanse kolonie, het land waar de heilige Spaanse heldin en stichtende Moeder van het Klooster van de Onbevlekte Ontvangenis, leefde. Nooit zal ik opstaan vooraleer ik dit heb bekomen.

In onze Franciscaner klooster ginds, zal ik onze heilige ordekleed dragen en worden opgeleid met het grootste geluk in het hart.

Mijn dierbare oversten weten heel goed dat ik mijn roeping te danken heb aan deze heilige heldin, Moeder Mariana de Jesus Torres, die mij heeft beloofd om mij te vergezellen op de reis en die mij heeft onthuld dat het Gods wil is dat ik aan mijn oversten zou vragen om mij naar Quito te zenden. Ik heb geen andere ambitie op deze aarde dan om een heilige en goede Franciscaanse lekenbroeder te zijn.

Vertaling: Chris De Bodt