Medjugorje kerk

Medjugorje België en Nederland

Medjugorje Maria

nov

21



Biografie J.M. Vianney. Hoofdstuk 15. De bekoringen

  
 
Download PDF

Hoofdstuk 15. De bekoringen

De pastoor van Ars werd dikwijls op een beestachtige en brutale wijze gedwarsboomd door de aanval van "Le Greppin" onder de vorm van het kwade. Deze keer zou de duivel gebruik maken van zijn favoriete wapen, de "bekoring" zo begon de heilige priester meer en meer een kluizenaarsleven te leiden, waarbij hij in zekere zin zijn roeping als priester "ontvluchtte".

"Wat had ik graag een gewone herder gebleven, zoals tijdens mijn kinderjaren," zuchtte de heilige. Uiteraard was hij priester geworden, maar de duivel vocht en zijn verlangen naar de aantrekkelijkheid van het rustig bestaan van een herdersleven, zonder glans en enige bovennatuurlijk nut, was groot.

De arme Jean-Marie had alle redenen om te zuchten. Dankzij zijn afkomst van eenvoudige boeren, was hij begiftigd met een ijzeren gezondheid. Maar hij onderwierp zijn "skelet" aan bovenmenselijke beproevingen: zo stond hij twintig uur per dag rechtop, het in bedwang houden van de jongeren, de eeuwige vernederingen hadden zijn lichaam verteerd tot de staat van een geraamte. Daarenboven waren er de dagelijkse missen en plichten, het onderricht van de catechismus, en de bedevaarders die uit alle hoeken van het land kwamen toegelopen. Hij had zo veel opdrachten dat er hem maar één uitweg meer overbleef; deze van het huidige ogenblik. Uiteindelijk, en na het vlug doorslikken van een karige maaltijd, moest hij zich opsluiten in zijn biechtstoelen, deze van de vrouwen en deze van de mannen, waar hij twaalf tot 14 uur per dag doorbracht.

En zo werden de nachten zoals vroeger, toen hij op zijn sobere matras tot rust kon komen. Zijn vriend, de "Grappin" zou zich hierover danig het hoofd breken en de arme priester gebruikte zijn gebruikelijke humor:

"De oude tovenaar heeft vandaag zijn handel nog eens goed laten draaien."

De "oude tovenaar" was uiteraard een zinspeling op hemzelf en de eigenschap die sommige, jaloerse confraters, hem zogenaamd "uit christelijke naastenliefde" hadden toebedeeld, hiermee verwijzend naar de zonde van de "hoogmoed."

Dit bestaan was te afmattend voor een fatsoenlijk man zoals hij. Hij verlangde naar een ongestoorde nachtrust van acht uur, zonder "Grappin" en men hoorde de heilige man snakken naar de mildheid van een verblijf bij de Trappisten en bij de kartuizers, waar hij alle vrije tijd zou hebben om "zijn arme leven te betreuren."

Tot tweemaal toe, poogde de ongelukkige te ontsnappen aan zijn lot door de vlucht te kiezen. In 1840 ging hij ’s nachts voor een eerste maal op de vlucht met niet meer dan zijn gebedenboek in de handen. Toen hij aankwam aan het "Croix des Combes," aan de rand van het dorp, hield hij even halt om te bidden en te mediteren. De Heer moet de arme man hebben verlicht hebben, want aanstonds maakte hij rechtsomkeer en vertrouwde hij ’s anderendaags zijn korte ontsnappingspoging toe aan Catherine Lassagne.


Croix des Combes, waar Jean-Marie rechtsomkeer maakte

De tweede vlucht gebeurde drie jaar later en was veel ernstiger.

Mgr. Devie werd er zich van bewust dat de heilige man uitgeput raakte van het vele werk wat hulp kon gebruiken. Hij zond hem twee vicarissen, eerst M. Raymond en spoedig daarop M. Toccanier. Maar hoe konden deze zeer toegewijde priesters "een gezant van God, ingewijd in de geheimen van Hierboven," zoals de burggravin des Garets hem noemde, vervangen? Zijn beschikten niet over zijn "gaven" die de mensen spontaan naar Ars deed komen. De hartstocht, de heiligheid van Jean-Marie Vianney was gewoonweg niet te vervangen, maar teveel is teveel en de menselijke krachten hebben hun grenzen. Uiteindelijk werd Jean-Marie, "het voorbeeld van verhevenheid," zoals M. Trochu hem noemde, ernstig ziek. Vijf dokters begaven zich in allerijl naar zijn ziektebed.

"De strijd is ongelijk," jammerde de zieke met de humor die hem eigen was. "U bent met vijf tegen één, als er nog iemand bijkomt ga ik dood!"

Er zouden er nog twee bijkomen, door de dringende tussenkomst van Mgr. Devie en nadat het alarm was geslagen onder de vrome mensen. Men zal spoedig moeten priesters toevoegen, want de pastoor wordt zieker en zieker en men zal hem spoedig moeten berechten.

"Ik geef hem nog veertig minuten," stelde een van de zeven artsen vast, nadat de hartslag was gemeten.

Jean-Marie had deze uitlating goed gehoord en begonnen vurig te bidden tot de Heilige Maagd en de Heilige Philomena.

"Ik ben nog maar 57 jaar en ik voel dat ik nog veel te doen heb hier op aarde," prevelde hij tussen zijn gebeden door.

"Merkwaardig dat hij nog leeft!" stamelde de geneesheer nog dezelfde avond die hem eerder binnen het uur zag sterven.

"Ja, en het gaat zelfs veel beter met hem," riep Catherine Lassagne verheugd uit.

"Dat is een mirakel!"

"Dat is goed mogelijk: zoveel mensen bidden voor hem!"

Buiten zat het volk luidop en geknield de Rozenkrans aan het bidden. Voor het altaar, opgedragen aan de Heilige Philomena, waren de weeskinderen gezamenlijk aan het bidden. En de heilige priester bad zelf ook voor zijn genezing.

%
Altaar van de Heilige Philomena
Kerk te Ars-sur-Fromans

En hij genas, maar hij moest van de dokters een periode rust nemen. De pastoor wou deze doorbrengen bij zijn oudste broer, François, die de boerderij van Dardilly had geërfd, die zijn "kleine broer" gastvrij ontving. Maar massa bedevaarders liepen verloren de kerk in en uit. Zoveel zielen dwaalden niet verdrietig rond in Ars, waar de heilige man niet langer de biecht kon afnemen en onderricht geven. Al vlug begaven ze zich naar Dardilly en kwamen al gauw de huismeester lastig vallen: op de binnenkoer, in de hal, in het werkplaats, ja zelfs tot in de slaapkamer stootte hij op onbekenden.

"Maar, ik voel mij hier niet thuis bij mij!" gromde hij.

Jean-Marie kon niet langer in zijn toevluchtsoord verblijven. Mgr. Devie werd op de hoogte gebracht en angstig, omdat een terugkeer naar Ars zeker een verkorting van zijn verblijf hier op aarde zou inhouden, bood hij hem het kapelaanschap aan bij Beaumont, maar met de vraag om hier "nog wat over na te willen denken."

"Ik heb alles al overdacht," schreef Jean-Marie, "Ik ga naar Beaumont."

Met priester Raymond bereidde hij zijn vlucht voor naar zijn nieuwe bestemming. In het grootste geheim vertrokken de twee priesters tijdens de nacht, op weg naar Beaumont, de heilige te paard en de vicaris te voet. Deze laatste leidde het paard bij de teugel. Bij het ochtendgloren bereikten de reizigers Albigny. Zij zouden er rusten bij de pastoor van het dorp, M. Martin, een persoonlijke vriend van Jean-Marie Vianney, maar een huivering ging door Vianneys lichaam. Het was nog volop feest van de patroonheilige in het dorp en buiten werd er nog overal gedanst. De pastoor van Ars kon uiteraard geen halt houden in een plaats dat zo schaamteloos onderworpen was aan de verleidingen van de "Listige" en drong er op aan om de weg te vervolgen.

Zijn verblijf was gelegen midden in de Dombes en omgeven door vijvers. Jean-Marie stuurde het paard terug naar zijn broer, die het hem had geleend en zij besloten om de volgden twintig kilometer verder te voet af te leggen. De twee mannen, de ene nog volop in herstel, bereikten uitgeput het dorp Marlieux, waar zij wat tot rust konden komen in de pastorij.

Hoe, weet niemand, maar de troep trouwe volgelingen, was er op een mysterieuze wijze achtergekomen waar de vluchtelingen zich bevonden. Allen gingen daarheen en bestormden ze de kerk van Marlieux. De arme herstellende man voelde zich verplicht om de preekstoel te beklimmen om zijn preek te houden. Het onderwerp was: "de kortheid van het aardse bestaan en het geluk om zich in de Hemel te mogen begeven ..."


Marlieux, Eglise

Beaumont stond bekend als een miraculeus oord en de verering voor Maria was er levendig.

"Daar zal ik te weten komen wat de Heilige Maria met mij van plan is," zei de heilige priester. Na de mis bekende hij:

"Ik weet nog niets, ik ga opnieuw beginnen bidden."

Hij begon aldus te bidden, diende zijn vicaris bij de Mis en vertrouwde hem in de sacristie uiteindelijk toe:

"God wil mij hier niet, laat ons terugkeren naar Ars!"

Deze beslissing werd gevolgd door een staande ovatie van vreugde van de volgelingen. Zij boden hem zelf aan wagen aan voor zijn terugkeer. De nog zwakke priester nam plaats in de wagen, maar stapte al even vlug uit.

"Die wagen vermoeit mij veel te veel ... ik verkies nog liever om te voet te gaan."

De terugkeer in Ars, te midden van het klokkengeluid, was triomfaal: de pastoor van Ars, steunend op een knobbelige wandelstok, was terug "thuis." De verleiding was groot geweest, maar met de hulp van de Heilige Maagd, werd ze overwonnen.

In het midden van de algemene hartelijkheid, herhaalde priester, met de tranen in de ogen:

"Mijn kinderen, mijn kinderen, ik zal u niet meer in de steek laten ... mijn kinderen ..."

Het was in september van 1843.

Hij zou zijn woord niet kunnen houden. De Heer zou er hem toe dwingen.

Vertaling: Chris De Bodt