|
Download PDF
Het Sacrament van het Huwelijk
Inleiding door Mgr. Leonard [uit pastoralia nr. 5, mei 2011]
In de volgende artikelenreeks wil ik het, in voorbereiding op het tweede pastorale jaar gewijd aan de sacramenten, hebben over het sacrament van het huwelijk. Omdat dit sacrament zo nauw verbonden is met het menselijk lichaam, evenzeer als met het hart en de geest, wil ik allereerst in herinnering brengen hoe sterk het christelijk geloof een positieve theologie van de menselijke lichamelijkheid biedt.
Ons heerlijk lichaam: grootsheid en tragiek van het lichaam
Een belichaamde geest
Sommige mensen zijn bijzonder gevoelig voor de schoonheid van het menselijk lichaam. Anderen voor zijn kwetsbaarheid. Nochtans komen we het gemakkelijkst onder de indruk van zijn grootsheid. Wat een wonderbaarlijke complexiteit! Wat een functionaliteit! Het menselijk lichaam is het voortdurende wonder van een belichaamde geest. Ik woon in mijn ogen, in mijn stem, in mijn handen. Zonder me ertoe te beperken, ben ik als het ware mijn lichaam zelf. We zeggen dan ook niet: ‘Mijn lichaam heeft het warm’, maar: ‘Ik heb het warm’. Door mijn lichaam dringt het meest geestelijke in mij door in het hart van de materie, en werkt het van binnenuit in op de wereld. Het lichaam is als een geestelijk paard van Troje in de fysische wereld...
Als werkinstrument in de wereld is ons lichaam vooral communicatiegericht. Een knikje of een fronsje, een aanmoedigende glimlach of een knipoog van verstandhouding, een stevige handdruk of een liefdevolle streling: het lichaam spreekt. Uiteraard en op de eerste plaats met de stem in het gesproken woord, maar eveneens onuitgesproken vanuit zichzelf. Er bestaat immers zoiets als lichaamstaal.
De taal van de seksualiteit
Binnen deze lichaamstaal speelt de seksualiteit ongetwijfeld een relatieve, maar soms ook een doorslaggevende rol. Door hun structuur en werking houden de mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen een belofte tot communicatie en een waarborg tot vruchtbaarheid in. Ze laten toe een mogelijke omhelzing van lichaam en hart aan te voelen. Ze dragen de kiem in zich van het leven dat daaruit kan voortkomen. Deze twee aspecten zijn trouwens nauw met elkaar verbonden: de seksualiteit als ruimte van fysieke en geestelijke communicatie en de seksualiteit als genitaal vermogen tot voortplanting. De menselijke geslachtsorganen zijn er zo op ingesteld dat ze oproepen tot de vleselijke eenwording van man en vrouw ‘van aangezicht tot aangezicht’, wat uitzonderlijk is in de dierenwereld. Uit zichzelf lenen ze zich tot het persoonlijke intersubjectieve taalgebruik. Maar tegelijkertijd is de menselijke seksualiteit objectief gericht op de voortplanting. Het gehele productieproces van de spermatozoïden, de gehele vrouwelijke cyclus met zijn arsenaal aan hormonen en het complexe mechanisme van de ovulatie, en tenslotte de gehele fysiologie van de geslachtsdaad, dat alles geeft uitdrukking aan de volhardende vindingrijkheid van de natuur om de biologische bevruchting toe te laten en het doorgeven van het leven te verzekeren. Dit objectief taalgebruik van de organen en hun ontmoeting is een onmiskenbaar onderdeel van de menselijke seksualiteit. In staat zijn te verwekken én tegelijkertijd tederheid en vreugde kunnen delen: daaruit spreekt de grootsheid en de waardigheid van het lichaam als zetel van communicatie.
Zwaarwichtigheid en ondoorzichtigheid van het lichaam
Maar het kan niet geloochend worden dat het lichaam ook zijn lasten en tragiek kent. In zijn gerichtheid op communicatie en uitwisseling is het lichaam ook een factor van afzondering en ondoorzichtigheid. Iedereen is door zijn lichaam in zekere zin in zichzelf opgesloten. Ik ben ik. En jij bent jij. Op onoverbrugbare ‘lichaamsafstand’ van elkaar. Wat gaat er schuil achter dat aangezicht? Welke leugen ligt misschien verdoken onder dat woord of gebaar? Zelfs in de seksuele eenwording kunnen partners totaal vreemden blijven voor elkaar.
Ons lichaam maakt het ons mogelijk te handelen en de wereld te veranderen. Maar het stelt ons ook bloot aan pijn en ziekte, en leidt ons onverbiddelijk naar de beproeving van de dood. Er komt gewis een dag dat onze krachten zullen afnemen en ons lichaam het laat afweten. Het lichaam staat voor levendige activiteit, maar evenzeer voor lijdzame passiviteit. De anarchie van het seksuele instinct
Mensen raken bovendien in verwarring door het falen van het lichaam: ongeneeslijke ziekten, ernstige lichamelijke of geestelijke handicaps enzovoort. Armzalig lichaam... Zelfs in het liefhebbende, vreugdevolle en levengevende vermogen dat de seksualiteit is, schuilen sombere aspecten die de dood oproepen. In de seksuele drift uit zich een kracht die - gelukkig maar - voorbijgaat aan de helderheid van het geweten. Dit laat de seksuele liefde toe om levensbelangrijke liefkozing te zijn, een extase van hart en lichaam.
Maar in het instinct schuilen ook een blind geweld en een ongeordende drift, die iets woest en dierlijks oproepen en die ook een mogelijke doodsbedreiging verhullen. Tussen de aftakeling en de heerlijkheid: ons huidig lichaam
Een christen kan niet onverschillig blijven tegenover deze dubbelzinnigheid van het lichaam. Hij weet dat het lichaam, zoals hij het nu ervaart, niet aan zijn uiteindelijke waarheid toe is. We zijn slechts een schim van wat we zullen zijn bij de opstanding. Bovendien behoren wij in alles wat we zijn, met inbegrip van ons lichaam, tot een gebroken wereld, tot een schepping ‘onderworpen aan een zinloos bestaan’, zoals Paulus het uitdrukt (Rom. 8, 20). We zijn vervreemd van de integriteit van de prille schepping, en kennen de pracht van de nieuwe wereld nog niet. Het lichaam en het seksuele onderscheid tussen man en vrouw maken deel uit van het initiële scheppingsplan van God, en zullen nooit kunnen worden weggecijferd. Wij zijn wezens van vlees en bloed, mannen en vrouwen voor de eeuwigheid. Maar in onze huidige lichamelijke toestand en in onze beleving van de seksualiteit merken we aspecten die betrekking hebben op de gevallen wereld waarin we ons bevinden. Zij zullen verdwijnen op de dag van de verrijzenis en wellicht behoorden zij niet tot het menselijke bestaan vóór de zonde. Zegt Jezus, wanneer Hij het heeft over de nieuwe wereld van de verrijzenis, niet zelf: ‘Die waardig zijn gekeurd deel te krijgen aan de andere wereld en aan de verrijzenis uit de doden, huwen niet en worden niet ten huwelijk gegeven. Zij kunnen immers niet meer sterven, omdat zij gelijk engelen zijn’ (Lc. 20, 35-36a). Dit betekent niet dat we in het eeuwig leven geen lichaam meer zullen hebben en niet langer man of vrouw zullen zijn, maar wel dat we, niet meer bedreigd door de dood, deze laatste niet hoeven te bezweren door de seksuele voortplanting. Kortom, een volgeling van Jezus is bijzonder gevoelig voor het feit dat in deze wereld het lichaam en de seksualiteit, hoewel fundamenteel goed, getekend zijn door een zekere dubbelzinnigheid. Grootsheid en tragiek van het lichaam.
En toch, het is precies dit lichaam dat God, volgens het christelijk geloof, voorbestemt voor de heerlijkheid. Hij geeft het nu reeds een weergaloze waardigheid, tot in zijn seksuele dimensie toe. Zozeer zelfs dat we over het christendom kunnen spreken als een ‘godsdienst van het lichaam.’
Het christendom: een godsdienst van het lichaam
De christelijke verheerlijking van het lichaam
De Kerk wordt er wel eens van beschuldigd het lichaam te geringschatten en de seksualiteit te misprijzen. Natuurlijk zijn misvattingen altijd mogelijk en het kan dat pessimistische geesten van de huidige dubbelzinnigheid van het lichaam en de seksualiteit enkel de negatieve signalen onthouden. Maar in de gehele mensengeschiedenis vertolkt Jezus’ Kerk in essentie de meest positieve boodschap over de menselijke lichamelijkheid.
God heeft een lichaam en een vrouw is de moeder van het vleesgeworden Woord
Als christenen belijden we dat God zelf voor eeuwig is belichaamd in Jezus. Want Hij is de vleesgeworden Zoon van God in onze geschiedenis. Jezus’ lichaam is dus werkelijk Gods lichaam. Dat is het geladen waagstuk in de godsdienst van de incarnatie die het christelijk geloof is: een menselijk lichaam, het lichaam van Jezus, is in vlees en bloed het lichaam van de goddelijke Persoon!
Zoals elk menselijk lichaam is Jezus’ lichaam geboren uit een vrouw, Maria van Nazareth, verloofde van Jozef. Zeker, Maria is maagd, vermits Jezus, als waarlijk mens, geboren moet worden uit een vrouw, maar, als waarlijk God, geen andere vader kan hebben dan God zelf, die Hij trouwens op unieke wijze ‘zijn Vader’ noemt. Maar het blijft even waar dat de Kerk Maria vereert als echte moeder van Jezus, en dus, vermits Jezus waarlijk God is, als moeder Gods. Er is met andere woorden een vrouw uit ons mensengeslacht die het fysieke lichaam van God in haar werkelijk maagdelijke moederschoot heeft gedragen en aldus het geïncarneerde Woord, de vleesgeworden Zoon van God heeft gebaard.
Jezus’ genezende, vernederde en verheerlijkte lichaam
Omdat Jezus’ lichaam het menselijk lichaam van God is, is het een bron van genezing en heil voor de gehele mensheid. De opdringende menigte die Hem trachtte aan te raken, omdat er een kracht van Hem uitging die hen allen genas (cf. Lc. 8,46), had het niet verkeerd.
Is het niet door zijn lichaam van vlees en bloed - bespuwd, gegeseld, gekruisigd en doorboord - dat Jezus, zoals Petrus het schrijft, onze zonden op het kruishout heeft gedragen en dat wij door zijn striemen zijn genezen, opdat we, verlost van de zonden, zouden gaan leven voor de gerechtigheid (cf. 1P. 2, 24)? En is het ook niet dat lichaam van Jezus, geboren uit de Maagd Maria en geslachtofferd op het kruis, dat de Vaderde derde dag heeft opgewekt, om de uiteindelijke bestemming van de mens, namelijk de verheerlijking te openbaren? Ook dat is een waagstuk van de christelijke incarnatiegodsdienst: in zijn gekruisigde lichaam heeft Jezus, de mensgeworden Zoon van God, het gewicht van onze zonden en onze dood gedragen. In zijn verheerlijkte lichaam heeft Hij gezegevierd en het onvergankelijke leven van de nieuwe wereld geopenbaard!
Werkelijk aanwezig lichaam in de eucharistie
Laten we vooral niet geloven dat, sinds de verrijzenis en de Hemelvaart, Jezus’ lichaam, totaal vervreemd aan onze huidige toestand, ergens rondzweeft in het hemelrijk. Neen! Terwijl het geheel toebehoort aan de nieuwe wereld van de opstanding, blijft Jezus’ lichaam voor ons toegankelijk in de eucharistie die de Kerk ons biedt. Wanneer we de geconsacreerde hostie nuttigen, nemen we Gods lichaam tot ons en hebben we deel aan het lichaam van Hem die onze zonden gedragen heeft op het kruis. Wanneer we drinken van de geconsacreerde wijn, ontvangen wij Jezus’ bloed dat uit zijn handen, zijn voeten en zijn doorboorde zijde is gevloeid. Wanneer wij de eucharistie krijgen, ontvangen wij het verheerlijkte lichaam van onze verrezen Heer. En bij de verering van het Heilig Sacrament aanbidden we het allerheiligste lichaam van de Eerstgeborene onder de doden, van Hem die ons op een dag zal verwelkomen in de nieuwe hemel en de nieuwe aarde die op Pasen door hem zijn aangebroken.
De heerlijkheid van ons lichaam
Maar er is nog meer. Sinds ons doopsel zijn wij ingelijfd in Jezus’ leven en voorbestemd voor dezelfde transformatie. Nu reeds is ons lichaam van vlees en bloed een tempel die bewoond wordt door de drie goddelijke Personen. Dat is de prachtige waardigheid van ons lichaam, zelfs in zijn bescheidenheid en huidige dubbelzinnigheid! Ons lichaam dat de Geest van de Vader en Jezus tot zijn huis maakt; ons lichaam dat gevoed wordt door het verrezen Lichaam van de Heer; ons lichaam geschapen tot heerlijkheid... Want de opstanding is ons toegezegd, Jezus’ verrijzenis achterna. God heeft ons lichaam niet gemaakt om te vergaan in een graf of om weer te keren tot stof en as. Neen, Hij maakte je lichaam tot het jouwe, tot je unieke lichaam, voor het leven zonder einde. Wie anders buiten de Kerk houdt er een zo gewaagd taalgebruik op na over de oneindige waardigheid en de eeuwige bestemming van het menselijke lichaam?
+ André-Jozef Léonard,
aartsbisschop van Mechelen-Brussel
Mgr. Leonard [Uit pastoralia 6, juni 2011]
In het eerste deel van onze overwegingen rond het sacrament van het huwelijk [zie: Pastoralia, mei 2011] ontdekten we wat een enorme waardigheid Jezus toekende aan ons aardse lichaam. Is dat echter eveneens het geval wat de seksuele dimensie van onze persoon en de menselijke liefde betreft? [1]
Man en vrouw schiep Hij hen
De hele Bijbel spreekt ons over de zegen die rust op de menselijke liefde en bijgevolg ook op de seksualiteit. Staat er in het boek Genesis niet reeds te lezen: ‘God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen’ [Gen. 1, 27]. Het seksuele onderscheid tussen man en vrouw wordt dus in verband gebracht met de schepping zelf van de mens naar het beeld van God! Dit geeft aan dat man en vrouw, doorheen hun menselijke liefde en haar vruchtbare gerichtheid op een kind, een gemeenschap beleven die wonderbaarlijk op deze van God als drie-eenheid gelijkt.
Een liefdeslied in de Bijbel
Een Oudtestamentisch boek is volledig gewijd aan het bezingen van de hartstochtelijke liefde die man en vrouw verenigt. Dat liefdeslied waarin ruim aandacht wordt besteed aan een welbegrepen erotiek, maakt dus deel uit van de Bijbelse openbaring, het Woord Gods aan de mensheid. Het gaat om het Hooglied, waarvan volgende verzen het bekendste zijn:
Ik ben van mijn lief
naar mij gaat zijn verlangen uit.
Kom, mijn lief laten wij naar buiten gaan,
laten we overnachten in de dorpen.
Dan trekken we ‘s ochtends vroeg
de wijngaarden in
om te zien of de wijnstok al uitbot,
of de knoppen zijn opengebroken
en de granaatbomen al bloeien.
Dan zal ik je met liefkozingen overstelpen!
[Hoogl. 7, 11-13]
Is dat niet de poëtische duiding van wat het boek Genesis al verwoordde: ‘Zo komt het dat een man zijn vader en zijn moeder verlaat en zich zo aan zijn vrouw hecht, dat zij volkomen één worden?’ [Gen. 2,24]
Het liefdeshuwelijk van Jezus
Jezus zelf heeft de echtelijke liefde gezegend. Niet enkel door zijn aanwezigheid op de bruiloft te Kana [cf. Joh. 2, 1-12] en zijn uitdrukkelijke afwijzing van echtscheiding en hertrouw [cf. Mc. 10, 1-12], maar door zelf het grootste liefdeshuwelijk van de hele mensengeschiedenis aan te gaan.
Voor een goed begrip: Jezus is ongehuwd gebleven. En Maria-Magdalena was niet zijn geliefde! Het tegendeel zou trouwens ondenkbaar zijn. Hoe zou de mensgeworden Zoon van God, neergedaald voor het heil van allen, zich exclusief hebben kunnen binden aan één welbepaalde persoon? Het is juist de liefde waarin Jezus zich wegschenkt aan de gehele mensheid, die door het Nieuwe Testament als een waar huwelijksverbond wordt beschouwd.
Ik neem u als mijn bruid, voor altijd
Het Oude Testament had de liefde van de Heer voor zijn volk al verwoord in termen van een echtelijke verbintenis tussen man en vrouw: ‘Ik neem u als mijn bruid, voor altijd, als mijn bruid, in recht en gerechtigheid, in goedheid en mededogen, als mijn bruid, in trouw: dan zult u de Heer leren kennen’ [Hos. 2, 21-22]. In lijn met deze traditie begreep ook Sint-Paulus op dezelfde wijze de liefde van Christus voor zijn Kerk. Zo schrijft hij: ‘Mannen, heb uw vrouw lief, zoals ook Christus de Kerk heeft liefgehad en zich voor haar heeft overgeleverd om haar heilig en rein te maken, door het waterbad en het woord, om haar tot zich te voeren in haar luister, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, maar heilig en onbesmet’ [Ef 5, 25-27].
De Kerk, bruid van Christus
In dit perspectief zijn de woorden van Paulus bijzonder veelzeggend. Christus hield en houdt van de Kerk zoals een persoon een ander kan liefhebben, zoals een man kan houden van een vrouw. Hij heeft zichzelf voor haar overgeleverd aan het kruis. Doorheen de geschiedenis heeft Hij haar gezuiverd en geheiligd door het doopwater. Telkens over een nieuw kind van God de rituele woorden: ‘Ik doop u in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest’ worden uitgesproken, onttrekt Jezus opnieuw een mensenkind aan de macht van het kwade. Hij neemt het op in zijn teerbeminde bruid, van wie Hij wenst dat ze heilig en onbevlekt is, met name de Kerk.
Het grote mysterie van de liefde en de seksualiteit
Christenen worden uitgenodigd om de ultieme draagwijdte van de liefde tussen man en vrouw te plaatsen binnen deze liefde van Christus voor zijn bruid, en uiteindelijk ook de diepe betekenis van de seksualiteit te kaderen in dit huwelijksverbond tussen Jezus en ons die zijn Kerk uitmaken. Verwijzend naar de mysterievolle grootsheid van de menselijke liefde, benadrukt Paulus dan ook wat verder in zijn brief ‘Dit geheim is groot. Ikzelf betrek het op Christus en de Kerk’ (Ef 5,32).
Het is niet toevallig dat Jezus, Zoon van God - een man dus - in deze wereld is gekomen en dat de Kerk in wezen vrouwelijk is (de geliefde, de bruid, de moeder) en in haar geheel wordt verpersoonlijkt door een vrouw, Maria! Niet voor niets schiep God hen ‘in het begin’ als man en vrouw. Dat alles betekent dat de menselijke liefde ingeschreven is in het hart van de Schepper zelf en dat de echtelijke vereniging van man en vrouw onlosmakelijk verbonden is met de grootste liefdesdaad uit de geschiedenis: de liefde van Jezus die op het kruis zijn bloed vergiet tot heil van de mensheid.
Nu rest ons nog de belangrijkste kenmerken te benadrukken van dit liefdesverbond russen Hem die de theologen wel eens ‘de Nieuwe Adam’ noemen - te weten Jezus en haar die ze aanduiden als ‘de Nieuwe Eva’ - namelijk de Kerk, verpersoonlijkt door Maria.
Hoe heeft Jezus zijn bruid lief?
Het liefdesverbond tussen Jezus en ons, zijn Kerk, heeft vier bijzondere kenmerken. Ze geven een aanzet om het wezenlijke van het christelijke seksualiteitsbegrip [dat uiteraard ook vatbaar is voor een filosofische reflectie] op het spoor te komen. Ze zullen ons ook toelaten verder in te gaan op enkele aspecten van het christelijke huwelijk.
Een authentieke zelfgave
De liefde van Jezus toont zich allereerst in een waar verbond, dat echter meteen ook een zichzelf wegschenken aan een ander in zich draagt. Jezus’ liefde is niet narcistisch, niet op zichzelf gericht. Naar het beeld van de eeuwige God - liefdeseenheid tussen de drie goddelijke personen ... cijfert Jezus’ liefde zichzelf in overgave weg. ‘Christus heeft de Kerk liefgehad en heeft zich voor haar overgeleverd’ [Ef. 5, 25]. En Paulus voegt eraan toe: ‘Mijn sterfelijk leven is een leven in het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en zichzelf heeft overgeleverd voor mij’ [Gal. 2, 20].
Een liefde van hart en lichaam, die uitmondt in het bruiloftsmaal van de Eucharistie
Dit verbond is tegelijk spiritueel en lichamelijk. Het eerste spreekt voor zich: Jezus bemint ons met heel zijn verstand, heel zijn wil en heel zijn hart ... dus op authentiek spirituele wijze. Maar [en dat is minstens even belangrijk] Hij bemint ons ook op een manier die we met enige omzichtigheid ‘lichamelijk’ kunnen noemen. Want inderdaad, om ons helemaal te redden, om het Lichaam van zijn Kerk te vrijwaren, stemde Hij ermee in zijn lichaam van vlees en bloed voor haar te offeren.
Is dat niet de ware lichamelijke liefde? Maar er is meer. Het christelijke geloof durft het aan een diepe gelijkenis te zien tussen Jezus’ liefde voor de Kerk [liefde die ons wordt aangeboden in de Eucharistie] en de lichamelijke liefde tussen man en vrouw. In de seksuele ontmoeting komt, na de dialoog en het liefdesspel, het moment dat de man zijn zaad, vanuit zijn meest intiemste ik, toevertrouwt aan de schoot van de vrouw. Het is het moment van stilzwijgende eenwording, van gedeeld welbehagen, gewoonlijk gevolgd door enkele ogenblikken van rust, van louter samenzijn in gemeenschappelijke dankbaarheid voor de voldoening en de vreugde, die werd gegeven en ontvangen.
Mits de nodige omzettingen en zonder verschillende taalregisters te verwarren, kan hetzelfde gezegd worden over het eucharistische bruidsmaal tussen de Christus-Bruidegom en zijn Kerk-Bruid. Na een moment van luisterbereidheid - de dienst van het Woord - en na een moment van wederzijdse aanwezigheid - de eucharistische dienst - , komt het moment van de communie. In een grootse beweging van liefde schenkt de Heer daarbij vanuit zijn diepste menselijkheid het levenszaad, zijn eucharistisch Lichaam: ‘Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt.’ Dat levenszaad vertrouwt Hij toe aan ons vlees, legt Hij in de schoot van zijn Kerk. Het is het moment van stilzwijgende eenwording (communio), van wederzijds welbehagen waarbij de Kerk - dat wil zeggen: elk van ons - zoals de bruid uit het Hooglied zachtjes kan fluisteren: ‘Ik ben van mijn lief en mijn lief is van mij’ (Hoogl. 6, 3). Daarna volgt een moment van dankzegging en gemeenschappelijke rust. Jezus vindt rust in ons en wij vinden rust in Jezus. Hierbij zijn we hem dankbaar om zijn aanwezigheid en trachten wij zijn liefde voor ons te beantwoorden met onze liefde voor hem.
Met eeuwige liefde ontferm Ik mij over u
Het huwelijksverbond tussen Christus en zijn Kerk is ook een onverbrekelijk verbond. Onverbrekelijk omdat, ongeacht onze ontrouw of zelfs ons verraad, de Heer ons eeuwig trouw blijft. Eenmaal gesloten kan het verbond - tenminste vanuit zijn kant ... niet verbroken worden. ‘Al wijken de bergen en wankelen de heuvels, mijn gunst wijkt niet van u, en mijn vredesverbond wankelt nooit,’ zegt de Heer (Jes. 54, 10). Dat is ook wat Jezus ons wou duidelijk maken doorheen zijn hele lijdensverhaal, zijn gegeseld lichaam, zijn vergoten bloed en zijn doorboorde hart: ‘Met eeuwige liefde ontferm Ik mij over u’ (Jes. 54, 8); ‘tot het uiterste gaat mijn liefde’ (cf. Joh. 13, 1).
Een mateloze en vruchtbare liefde
Het onverbrekelijke en trouwe verbond van Christus en de Kerk is ten slotte vruchtbaar: het is een bron van leven. Vanuit deze liefde zijn wij als christenen geboren voor het nieuwe leven in het rijk Gods. We noemen de Kerk ook dikwijls ‘onze moeder de heilige Kerk’, waarin wordt uitgedrukt dat de ontelbare gedoopten allen kinderen zijn van deze liefde. Ze zijn de mateloze vrucht van het huwelijk tussen Jezus en zijn Kerk, ingezegend op het Kruis en voltrokken in de Eucharistie. Dat alles opent enkele perspectieven...
+ André-Jozef Léonard,
aartsbisschop van Mechelen-Brussel
Mgr. Leonard [Uit pastoralia 8, oktober 2011]
Het probleem van de gescheiden hertrouwden
Gescheiden hertrouwden helpen
Ook al zorgt een mislukt huwelijk vaak voor veel verdriet, de problematiek van hertrouwde gescheiden mensen is zo mogelijk nog pijnlijker. Wat ook de subjectieve redenen zijn (soms zo begrijpelijk) die hen ertoe gebracht hebben om burgerlijk een nieuwe verbintenis aan te gaan, het blijft zo dat hun situatie objectief gezien de onverbreekbaarheid tegenspreekt van het door Christus gewilde verbond. In het spoor van de evangelische barmhartigheid nodigt de Kerk niettemin uit om hertrouwde gescheiden mensen te helpen en hen te omringen met veel liefde, zodat ze zich niet door de Kerk verlaten zouden weten. In zijn apostolische exhortatie over het christelijk gezin, was Johannes Paulus II hierover zeer duidelijk: ‘De Kerk moet voor hen bidden, hen bemoedigen, zich een barmhartige moeder tonen en hen zo steunen in het geloof en de hoop’. (§ 84, 3).
Zij kunnen en moeten deelnemen aan het kerkelijk leven
Net als alle andere gedoopten mogen en moeten gescheiden hertrouwden deelnemen aan het kerkelijke leven in al zijn aspecten. Zij zijn dus geenszins geëxcommuniceerd. Ze moeten echter vermijden taken op zich te nemen die hen in een delicate of moeilijke positie zouden brengen, zoals bijvoorbeeld: het godsdienstonderricht of een directiefunctie binnen het katholiek onderwijs.
Het meest gevoelige probleem is uiteraard de deelname aan het sacrament van de eucharistie. De Kerk vraagt inderdaad dat gescheiden hertrouwden de Mis bijwonen, maar dat ze zich onthouden van het ontvangen van het Lichaam van de Heer. De reden hiervan is welbekend: de situatie van gescheiden hertrouwden betekent een feitelijke breuk met het nieuwe en eeuwige verbond vervat in het huwelijkssacrament. Hoe kunnen zij immers, zonder in tegenspraak te komen met zichzelf, dit nieuwe en eeuwige verbond belijden bij het ontvangen van het eucharistische Lichaam van de Heer?
Naar een objectief standpunt
Misschien is dit op het eerste gezicht schokkend. Het is niet makkelijk om in de hedendaagse mentaliteit een ‘objectief’ standpunt in te nemen. De Kerk kent haar kinderen. Zij is er zich terdege van bewust dat de subjectieve overwegingen van gescheiden hertrouwden zeer waardevol kunnen zijn, zelfs edelmoediger dan deze van sommige andere koppels. Maar wat zou er gebeuren indien de Kerk, op grond van deze lovenswaardige subjectieve intenties, zou voorbijgaan aan de objectieve tegenspraak tussen hertrouwen na een echtscheiding en de eucharistie? Dat zou Christus’ boodschap over de onverbreekbaarheid van het huwelijk onbegrijpelijk en inhoudsloos maken, en ook christenen ontmoedigen die zich inzetten om, ondanks groot leed en zelfs pijnlijk overspel, trouw te blijven aan hun huwelijksverbond.
En de andere situaties waarin het communiceren een schande is?
Men zou kunnen opwerpen dat er best nog andere gevallen zijn waar christenen het verbond met de Heer met de voeten treden en beter niet zouden communiceren. Dat is zeker waar. Velen nemen er met reden aanstoot aan wanneer ze gedoopten, bekend om hun bedenkelijke morele, sociale, economische of politieke levenswandel, te communie zien gaan. Het betreft bijvoorbeeld personen die openlijk ongehuwd samenleven of oneerlijke zakenmensen, enzovoort. De Kerk moet het geweten van deze mensen uitzuiveren en hen wijzen op de noodzaak van de bekering en de biecht alvorens het Lichaam van Christus te ontvangen. Christus schenkt Zichzelf immers weg aan zondaars, maar niet zonder een voorafgaande innerlijke ommekeer. Laten we ook niet vergeten dat de communie geen religieuze privéaangelegenheid is die enkel het eigen geweten aanbelangt, maar een openbare daad, onderhevig aan welbepaalde voorschriften van de kerkelijke leer.
Een ‘gedrag’ of een ‘situatie’
Er dient evenwel een onderscheid te worden gemaakt tussen de gescheiden hertrouwden en de gevallen die we opsomden. Er is namelijk een verschil tussen een objectieve blijvende toestand en een gedrag. De Kerk kan niet beginnen met ieders gedrag te beoordelen en een uitspraak te doen in de zin van ‘Jij mag communiceren en jij niet’. Ze doet er goed aan om zich hier te verlaten op ieders persoonlijke geweten, en dat vervolgens trachten uit te klaren. Wie weet of iemand in tussentijd zijn zogenaamd ‘slecht’ gedrag niet heeft bijgestuurd en van levenswandel is veranderd? In het geval van gescheiden hertrouwden gaat het niet om een ‘gedrag’ dat men van de ene dag op de andere kan veranderen; het gaat om een feitelijke situatie die veelal blijvend is. Bovendien gaat het om een situatie die als geen ander in strijd is met het mysterie van het verbond. Als de Kerk aan de gescheiden hertrouwden vraagt om niet te communiceren, spreekt zij zich niet uit over hun innerlijke gesteldheid (die zeer goed kan zijn), maar beroept ze zich op de onuitwisbare tegenspraak tussen hun verbroken verbintenis en het eucharistisch sacrament van het huwelijksverbond. Het is kortom onmogelijk openlijk het eucharistisch verbond te belijden, terwijl men het daadwerkelijk ontkent door de ontrouw aan het huwelijksverbond zoals Jezus het wil.
Geen discriminerende sanctie
Merk op dat deze onthouding van de communie niet moet begrepen worden als een sanctie van de Kerk. Door zich burgerlijk of in een samenlevingsverband te binden (wat in tegenspraak is met de onverbreekbaarheid van het huwelijk), stellen echtgescheiden christenen zelf zich onverzoenbaar op tegenover de communie met het Lichaam van Christus. Door het sacramentele huwelijk hebben ze zich ertoe verbonden elkaar trouw te blijven in goede en kwade dagen en hebben ze de onverbreekbaarheid van het christelijke huwelijk in al zijn consequenties aanvaard. Wie ondanks alles burgerlijk hertrouwt (of gaat samenleven) na een echtscheiding, of als vrijgezel een gescheiden persoon huwt, maakt dus zelf de keuze om blijvend verstoken te zijn van de communie met het eucharistische verbond.
Een andere manier om te communiceren
Wil dit dan zeggen dat aan hertrouwde gescheiden mensen de genade van de Heer ontzegd wordt? Op geen enkele wijze. De eucharistische communie is de gebruikelijke manier om hier op aarde deel te hebben aan Jezus’ liefde voor ons. Maar God is niet de gevangene van de sacramenten van Zijn liefde. Er zijn ook andere manieren om te delen in de liefde van de gekruisigde Heer en te participeren aan de vrucht van zijn leven. Hertrouwde gescheiden mensen worden uitgenodigd tot deze deelname, door juist niet aan de communie deel te nemen. Tot deze christenen, vaak diep getroffen door het mislukken van hun eerste huwelijk, zegt Jezus: ‘Jij, mijn broeder, jij, mijn zuster, zal door de onthouding van de communie deelhebben aan mijn kruis en mijn verrijzenis. Aanvaard deze pijn uit liefde voor Mij en uit respect voor mijn liefdesverbond, en Ik, uw Heer en uw God, zal wel de middelen vinden om u te troosten en u op een andere manier vreugde te schenken. Vertrouw op Mij en mijn Kerk.’
Ikzelf ben meermaals getuige geweest van de vruchten van heiligheid van gescheiden hertrouwde mensen die tijdens de Mis, op het moment van de communie, naar voor treden om gezegend te worden en die weliswaar de Hostie niet ontvangen, maar wel innig spiritueel deelhebben aan de Heer.
De genadebronnen
Hetzelfde geldt voor het sacrament van de verzoening. Dat kan niet toegediend worden aan hertrouwde gescheiden mensen, tenzij ze berouw voelen omwille van hun verbondsbreuk en bereid zijn om een leven te leiden dat niet in tegenspraak is met de onverbreekbaarheid van het huwelijk. Vermits in veel gevallen de hertrouwde gescheiden mensen, omwille van de kinderen, niet kunnen scheiden, betekent dit dat ze besluiten voortaan te leven als broer en zus en zich onthouden van de handelingen eigen aan het echtelijk verbond. Het is duidelijk dat enkel zeer gemotiveerde christenen met een doorleefde spiritualiteit deze veeleisende weg aankunnen. De anderen (de overgrote meerderheid) blijven evenwel niet verstoken van Gods genade. Want hier opnieuw: God is niet de gevangene van de sacramenten. De biecht is uiteraard de normale weg tot verzoening, maar voor hen die dit sacrament niet kunnen vragen omwille van hun foute huwelijksstaat, voorziet de Heer in andere bronnen van vergiffenis, voor zover hun hart ruim openstaat voor zijn genade. Wanneer ik deze broeders en zusters tijdens biechtvieringen mag onthalen, plaats ik me, samen met hen, voor de Heer en bid ik met deze woorden:
‘Heer, u weet dat mijn broeder (mijn zuster) op dit ogenblik de absolutie die de volle hereniging met de Kerk herstelt, niet kan ontvangen. Maar uw hart is groter dan alles en laat zich aan niets binden. Ik bid u: voltooi in mijn broeder (mijn zuster) zoals in mezelf het werk van onze bekering. Schenk mijn broeder (mijn zuster) de volle genade van de vergiffenis die hem (haar) vandaag toekomt. Laat hem (haar) proeven van de weldaad van uw barmhartige liefde, en leid hem (haar), zoals ook mezelf, naar de volle bekering. Amen.’
Ook hier leert de ervaring me dat dit soort onthaal, in volle eerbied voor het sacrament van vergeving en zonder er afbreuk aan te doen, de boetelingen grote vrede brengt en hen helpt zich in geweten en naar waarheid te verzoenen met hun situatie.
Veel zachtaardigheid en geduld
Ik heb dit alles noodgedwongen wat snel uitgewerkt. In mijn boek L’Église vous aime. Un chemin d’espérance pour les séparés, divorcés, remariés (Parijs, Éditions de l’Emmanuel, 2010) heb ik deze thema’s uitgebreider behandeld. Het spreekt voor zich dat in een verhelderend gesprek over deze onderwerpen met betrokken mensen een grenzeloos respect en veel zachtaardigheid aan de dag moet worden gelegd en de nodige tijd moet worden uitgetrokken, zodat het woord van de Heer niet wordt geloochend: ‘Kom allen naar Mij toe die afgemat en belast zijn, en Ik zal u rust geven. Neem mijn juk op en kom bij Mij in de leer, omdat Ik zachtmoedig ben en eenvoudig van hart, en u zult rust vinden voor uw ziel’ (Mt. 11, 28- 29).
Met deze overwegingen besluiten we de problematiek rond de onverbreekbaarheid van het huwelijksverbond. Resten ons enkel nog de vraagstukken betreffende de vruchtbaarheid binnen het huwelijk.
+ André-Jozef LEONARD,
aartsbisschop van Mechelen-Brussel
Mgr. Leonard [Uit pastoralia 9, november 2011]
De vruchtbaarheid van het Verbond
In deze bijdrage zal ik enkel het delicate probleem van de band tussen de echtelijke liefde en de gave van het leven aanraken, en daarbij ook het verantwoord ouderschap belichten. De meer concrete vragen bewaar ik voor het laatste artikel gewijd aan het huwelijkssacrament.
De liefde, bron van het leven
Het verbond tussen Christus en de Kerk is een bron van leven. Het is immers in hun wederzijdse vereniging dat de Heer en zijn Bruid ons allen in het nieuwe leven van het Rijk roepen. Daarom spreken we van de Kerk als ‘onze Moeder’. Een christelijke echtelijke liefde zal dus maar authentiek zijn als ze ook in de seksuele vereniging van de echtgenoten de huwelijksvruchtbaarheid weerspiegelt tussen Jezus en zijn Kerk, die op het kruis werd bezegeld.
De onderlinge verbondenheid tussen liefde en vruchtbaarheid
Deze diepe band tussen huwelijksvereniging en vruchtbaarheid blijkt niet alleen vanuit een christelijk perspectief dat nadenkt over de ultieme betekenis van de menselijke seksualiteit. Ook een zuiver filosofische of psychologische benadering brengt deze aan het licht. Het is immers veelbetekenend dat de liefde van man en vrouw haar bekroning vindt in een daad [de geslachtsgemeenschap] die door haar eigen logica openstaat voor het verwekken van een nieuw leven en die zelfs structureel hierop gericht is. Moeten we dit niet zien als een heel concreet teken, in ons lichaam zelf geschreven, van een essentiële band tussen de liefde en de openheid naar nieuw leven? Jazeker, zowel vanuit het standpunt van de rede als met de ogen van het geloof is er een onlosmakelijke band tussen seksuele liefde en openheid voor het leven.
Een verantwoorde voortplanting
Het morele vraagstuk van de anticonceptie stelt zich omdat de structurele band tussen liefde en vruchtbaarheid is toevertrouwd aan de vrijheid van de mens. In de dierenwereld volgt voortplanting bij wijze van spreken automatisch uit de blinde drift van het instinct. Bij de mens daarentegen hangt de openheid van de liefde voor het doorgeven van het leven af van de verantwoordelijkheid van de echtgenoten, al is ze ingeschreven in de diepe logica van de seksualiteit. Zo komen we tot de notie van verantwoord ouderschap: het is door tegelijk rekening houden met het ware welzijn van het koppel, het verhoopte geluk van kinderen, de economische en sociale situatie van het gezin en ook met morele eisen van het openstaan voor de gave van God, dat ouders het leven moeten doorgeven en het aantal kinderen bepalen dat ze zullen ontvangen.
De verkeerde idealen van de consumptiemaatschappij
Van de standpunten van de Kerk op dit vlak heeft men vaak een karikatuur gemaakt. Alsof ze echtgenoten zou aanraden om het grootst mogelijk aantal kinderen te krijgen dat biologisch haalbaar is voor het koppel! Niets is minder waar. De Kerk nodigt uiteraard uit tot een edelmoedige vruchtbaarheid, maar wel gecontroleerd — dit wil zeggen: met aandacht voor de verschillende aanwezige factoren. Maar het is waar de Kerk, door te hameren op de essentiële openheid van de liefde voor de vruchtbaarheid, de idealen van de consumptiemaatschappij in vraag stelt (zeker vandaag de dag). Die maatschappij beweert met klem dat jonge koppels voor hun eigen geluk en dat van de kinderen die zullen komen, eerst de tijd moeten nemen om met twee gelukkig te zijn, om hun financieel inkomen en hun huiselijk comfort te verzekeren, waarna dan eventueel een kind kan komen. Ons laag geboortecijfer, ver onder wat nodig is voor een loutere vervanging van de vorige generatie, wijst op dergelijke mentaliteit. De gevolgen zijn ernstig: een toenemende vergrijzing met alle gevreesde sociaaleconomische problemen van dien, wat onmiskenbaar kan leiden tot de ondergang van onze maatschappij.
De middelen voor geboorteregeling
Bij de morele vraag naar een juiste geboorteregeling hangt veel af van de aard van de gebruikte middelen. Zoals steeds in de moraal, volstaan goede bedoelingen niet; men moet immers ook kijken naar de handelwijze waarmee die bedoelingen in de praktijk worden gebracht. Daarom verwerpt het christelijke denken om vanzelfsprekende redenen radicaal abortus als een middel van geboorteregeling. Het is eveneens radicaal tegen vrijwillige sterilisatie, of die nu tijdelijk is dan wel definitief. Sterilisatie drukt inderdaad de weloverwogen wil uit om op lange termijn de seksuele liefde los te maken van elke openheid, ja zelfs gewoon de mogelijkheid tot vruchtbaarheid.
Natuurlijke en kunstmatige methodes
Het debat is moeilijker wanneer het gaat over andere de meest voorkomende methodes voor geboorteregeling. Het struikelblok in de discussie is het onderscheid dat de Kerk maakt tussen kunstmatige of contraceptieve methodes enerzijds en natuurlijke methodes anderzijds. De Kerk keurt de eerste af, terwijl ze het gebruik van de tweede billijkt.
Laten we eerst enkele taalkundige kwesties verduidelijken. Onder ‘kunstmatige’ of ‘contraceptieve’ methodes worden alle methodes verstaan die actief tussenkomen in het verloop van de geslachtsdaad [hetzij ervoor, tijdens of erna] met als bedoeling deze onvruchtbaar te maken. Het gaat hierbij om fysieke, technische, chemische of hormonale middelen. Onder ‘natuurlijke’ methodes verstaan we methodes die de onvruchtbare en vruchtbare periodes in de vrouwelijke cyclus trachten te kennen om zo de seksuele betrekkingen te beperken tot de onvruchtbare periodes. Het gaat hier vandaag vooral om observatiemethodes op basis van gecombineerde indicatoren, die zeer betrouwbaar zijn wanneer ze goed onderwezen en toegepast worden. Deze observatiemethodes zijn doeltreffend om een ongewenste geboorte te voorkomen, maar ook zeer aangewezen voor het tegenovergestelde doel, namelijk om de kansen op een gewenst kind te vergroten.
Doel en middelen
De kunstmatige methodes onderscheiden zich van de natuurlijke door de aard van de gebruikte middelen (in het eerste geval een directe ingreep, in het tweede een waarneming), terwijl het beoogde doel in beide gevallen hetzelfde is: namelijk het in de tijd spreiden van geboortes of zelfs het niet krijgen van een kind. Dit herinnert er ons nogmaals aan dat de hele discussie over geboorteregeling essentieel afhangt van de objectieve morele waarde van de gebruikte middelen. Bovendien, als een doel ‘zelfs een goed doel, zoals verantwoord ouderschap’ niet voldoende is om het gebruik van om het even welk middel te rechtvaardigen, volstaat het omgekeerd evenmin om objectief correcte middelen te gebruiken om automatisch op moreel vlak ‘in orde’ te zijn! Een koppel dat vanuit een egoïstische bedoeling hoegenaamd geen kinderen wenst en voortdurend teruggrijpt naar natuurlijke methodes om de vruchtbaarheid te controleren, zou ernstig in tegenspraak zijn met het ideaal van de menselijke en christelijke liefde.
Dit gezegd zijnde stelt zich de vraag waarom de katholieke Kerk zich zo vastberaden verzet tegen kunstmatige methodes of contraceptiva als geboorteregeling. Hier moeten we een duidelijk onderscheid maken tussen wat er echt op het spel staat en de bijkomstigheden.
Bijkomende bezwaren
Men kan bijvoorbeeld - overigens veer terecht - bezorgd zijn over de erg zware morele gevolgen van een veralgemeend gebruik van contraceptiva, zowel op sociaal als op individueel vlak. Het is namelijk duidelijk dat het systematisch en uiteindelijk gebanaliseerd gebruik van contraceptiva de zedelijke ontaarding aanmoedigt. Het versterkt de mannelijke onverantwoordelijkheid (‘Ze moet maar de pil nemen!’) én de vrouwelijke (‘Met de pil loop ik geen enkel risico!’). Het ondermijnt bovendien de positieve ingesteldheid tegenover het kind (het wordt in de eerste plaats als een bedreiging beschouwd) en het maakt mensen welwillend tegenover abortus (als oplossing wanneer contraceptie tekortschiet), en ga zo maar door. Bovendien is het op politiek vlak voor rijke landen jammer genoeg gemakkelijker en meer winstgevend om arme landen sterilisatieprogramma’s en contraceptiva op te leggen, dan op een positieve wijze mee te werken aan hun economische ontwikkeling. Daarenboven is het bij al deze programma’s zo dat de staat de plaats van de ouders inneemt en hen haar opvatting over kind en gezin voorschrijft.
Al deze bezwaren tegen contraceptie zijn belangrijk, en toch raken ze niet aan de essentie. Men kan immers opwerpen dat het om ‘onrechtmatig’ gebruik van contraceptie gaat. De hoger genoemde bezwaren geven dus geen afdoende argumenten tegen het gematigd gebruik in een concrete situatie. Ook het groeiend wantrouwen tegenover de pil om ecologische redenen raakt niet aan de kern van de zaak. We kunnen ons er wel over verheugen dat door deze verschuiving de profetische waarschuwing van Paulus VI uit 1968 tegen contraceptie voortaan beter aanvaard wordt in sommige milieus, die met reden bezorgd zijn omdat contraceptie (vooral de hormonale) permanent de diepste fysiologische en psychologische mechanismen van de mens aantast. Maar dit zijn ‘hygiënische’ beschouwingen die, hoe belangrijk ook, toch niet de kern behandelen van het morele probleem dat door contraceptie gesteld wordt.
De kern van de zaak is niet biologisch
Wat is dan de voornaamste reden waarom de katholieke Kerk kunstmatige contraceptie afkeurt, terwijl ze natuurlijke methodes voor geboorteregeling wel aanvaardt? Ook al wekt de woordkeuze de verkeerde schijn, het gaat er niet simpelweg om dat de eerste ‘kunstmatig’ en de tweede ‘natuurlijk’ zijn, in de zin van ‘met respect voor de biologische orde’. Iets ‘kunstmatigs’ is op zich immers niet verwerpelijk! Heel onze cultuur en knowhow berusten op ‘kunstmatigheden’, op ingrepen van de mens in het ‘natuurlijke’ verloop van de dingen. Overigens zijn ook de zogenaamde ‘natuurlijke’ methodes op hun beurt ‘kunstmatig’, omdat men teruggrijpt naar thermometers, naar nauwkeurig onderzoek, enzovoort. Wat de biologische natuur betreft: zij is als dusdanig geen absoluut respect verschuldigd. Integendeel, men zou zelfs kunnen zeggen dat heel de beschaving gebouwd is op het overstijgen van de primitieve eisen van de biologische orde. Eten bijvoorbeeld is voor de mens veel meer dan het opnemen van proteïnen of calorieën…
Het gaat om een geestelijk probleem
Vanuit het oogpunt van het geloof net als in het licht van een welbegrepen filosofie is de inzet van contraceptie van geestelijke orde. Bij een probleem met evident biologische aspecten (engelen hebben, zoals men weet, geen contraceptieve bekommernissen), gaat het uiteindelijk om de houding van de persoon ten opzichte van de huwelijkspartner, ten opzichte van het mysterie van het leven en de gave van God. Hier zullen we het uitgebreider over hebben in de volgende bijdrage.
De vruchtbaarheid van het verbond [deel 2]
In het oogpunt van het geloof, zoals in het licht van een welbegrepen filosofie, is de kwestie van het verantwoord ouderschap van geestelijke orde. Bij een problematiek met evident biologische aspecten, gaat het uiteindelijk om de houding van de persoon ten opzichte van de huwelijkspartner, ten opzichte van het mysterie van het leven en de gave van God. Ik behandelde dit vraagstuk reeds in mijn artikel van het novembernummer en verwijs er graag naar terug. In dit artikel zal ik trachten aan te tonen waarom de katholieke Kerk zich zo vastberaden verzet tegen contraceptie, terwijl ze de natuurlijke methodes aanmoedigt. Hierbij legt de Kerk niemand iets op. Hoe zou ze dat ook kunnen? Evenmin veroordeelt ze iemand, vermits enkel God in het hart van mensen kan kijken en de particuliere levensomstandigheden van elk echtpaar kent. De Kerk biedt ieders geweten enkel een ideaal aan.
Zijn wij de meesters van het goddelijke plan?
Bij kunstmatige contraceptie plaatsen man en vrouw zich eigenlijk boven de structurele en heel diepe band tussen liefde en vruchtbaarheid. Ze stellen zich op als meesters van deze band, die ze naar eigen believen willen beheersen door vrijwillig de twee betekenissen van seksualiteit los te koppelen. En terwijl ze zich aldus als scheidsrechters gedragen inzake de ultieme betekenis van de seksualiteit, houden de echtgenoten op elkaar te aanvaarden en zich wederzijds te geven naar de volle waarheid van hun tegelijk lichamelijk en geestelijk mens-zijn. De vrouw ontvangt de man, terwijl ze daarbij zijn daad van voortplanting weigert; de man ontvangt de vrouw, terwijl hij de dynamiek van de vrouwelijke seksualiteit ontkent. Gezamenlijk ontvangen man en vrouw elkaar met uitsluiting van elke openheid op, of zelfs maar de mogelijkheid van, de komst van een kind.
Of zijn we er de verantwoordelijke beheerders van?
De geestelijke houding die men aanneemt bij het gebruik van de natuurlijke methodes is daarentegen helemaal anders. Ook hier proberen de echtgenoten uiteraard een geboorte te vermijden, maar de morele draagwijdte van de methode die ze aanwenden, is van een totaal andere orde. Ze kiezen er eenvoudigweg voor om zich alleen maar te verenigen op het moment dat de structurele band tussen liefde en vruchtbaarheid onafhankelijk van hun wil opgeheven en zonder uitwerking is. Door dit te doen stellen ze zich niet op als meesters van deze band, maar gedragen ze zich veeleer als bedachtzame dienaren, als verantwoordelijke beheerders van deze band tussen de wederzijdse overgave en de openheid naar het leven toe, die in het diepste wezen van de partners staat geschreven.
Door het gebruik van natuurlijke methodes ontvangen man en vrouw elkaar wederzijds en geven ze zichzelf aan elkaar met respect voor hun hele wezen, dat tegelijk geestelijk en lichamelijk is. De vrouw verwelkomt de man met zijn concrete seksualiteit, de man aanvaardt de vrouw met haar karakteristieke ritme. Gezamenlijk ontvangen man en vrouw elkaar, terwijl ze wel vermijden om een nieuw leven te verwekken, maar zonder deze weigering in te schrijven in de structuur zelf van de echtelijke daad die ze stellen.
Het "neen" tgenover het leven niet in het hart van de seksualiteit plaatsen
Zij proberen inderdaad door middel van natuurlijke methodes een onvruchtbare seksuele betrekking te hebben, maar zonder de vruchtbaarheid uit het geheel van hun echtelijk leven te bannen en vooral precies dit is doorslaggevend zonder dat deze tijdelijke (en soms blijvende) uitsluiting van het kind de natuur zelf van de seksuele daad, als gezamenlijke uitdrukking van de gave van de partners en van de openheid voor het leven, verstoort. Anders gezegd: wat moreel negatief is, is het vrijwillig plaatsen van het ‘neen’ tegenover het leven binnen de structuur zelf van de mannelijke of vrouwelijke seksualiteit, en niet het hebben van fysieke betrekkingen die, om aannemelijke redenen, feitelijk onvruchtbaar zijn. Anders zou men moeten besluiten dat bejaarde of onvruchtbare koppels geen authentieke seksuele betrekkingen mogen hebben!
Uitgaande van deze overwegingen die de kern van de problematiek raken, is het mogelijk om andere morele elementen te bekijken, die van belang zijn bij de keuze tussen de kunstmatige contraceptie en de natuurlijke methodes.
Verantwoordelijkheid niet gelijkstellen met overheersing!
Door een technische mentaliteit zijn we gewoon om verantwoordelijkheid en overheersing met elkaar gelijk te stellen. Alsof het vrij zijn in het gebruik van de dingen zou bestaan in de heerschappij ervan. We beginnen stilaan in te zien tot welke problemen een dergelijke opvatting van vrijheid leidt. Ook als het om de fysieke natuur gaat, begrijpen we eindelijk dat verantwoordelijkheid ook respect betekent. Als we doorgaan met het mismeesteren van ons milieu, zal dat ons uiteindelijk doden. Dit geldt a fortiori wanneer het gaat over de geestelijke natuur van de mens en de seksualiteit! Bij contraceptie drukt het verantwoord ouderschap zich eenzijdig uit door beheersing. Bij natuurlijke methodes drukt ze zich ook, en zelfs in de eerste plaats, uit door luisterbereidheid en beschikbaarheid.
Waarin bestaat de echte vrijheid?
Om het hoogst menselijke en morele probleem van de geboorteregeling op te lossen, wentelt contraceptie de verantwoordelijkheid van de vrijheid af op een voorwerp of een chemisch product. Natuurlijke methodes vragen een waar engagement van de vrijheid, omdat die een zekere zelfbeheersing vergen, die juist veel verrijkender is dan het innemen van een pil. Anders gezegd: door de natuurlijke methodes beheren de echtgenoten op een echt persoonlijke en menselijke wijze hun totale seksualiteit, in haar dubbel opzicht van liefde en vruchtbaarheid. Bij contraceptie daarentegen stellen ze zich tevreden met het controleren van de biologische gevolgen van hun seksuele daden.
Een oprecht engagement van de twee echtgenoten
Vanuit het oogpunt van de harmonie en de eenheid binnen het koppel werkt contraceptie veelal in één richting. Het is de vrouw die gedurende jaren onder hormonale voogdij geplaatst wordt. Zij moet de gekende en ongekende bijwerkingen dragen, terwijl de man vrij is van elke bekommernis. Het volstaat dat hij erover waakt dat zijn partner zich houdt aan haar contraceptieve methode. Aanvankelijk opgevat om de vrouw te bevrijden, leidt de pil tot een nieuwe en meer subtiele afhankelijkheid. De natuurlijke methodes vergen daarentegen overleg van beide echtgenoten. De beide partners moeten hun eigen lichaam en dat van de ander leren kennen in wederzijdse ontvankelijkheid en respect. Beiden dragen samen de permanente zorg om hun liefde het meest adequaat uit te drukken en om hun vruchtbaarheid te beheren. De getuigenissen van koppels die natuurlijke geboorteregelingmethodes toepassen, zijn sprekend en vaak zelfs aangrijpend: het gebruik van deze methodes heeft hun liefde verruimd en hun seksuele leven verdiept.
Waarom ziet men nog steeds op tegen natuurlijke methodes?
Hoewel de kennis en het gebruik van natuurlijke methodes er in het Westen op vooruitgaan, ziet men er in heel wat medische en zelfs kerkelijke milieus tegen op. Men kan dit tot op zekere hoogte begrijpen. Eerst en vooral is het voor sommigen lastig om toe te geven dat de Kerk op dit punt echt profetisch was, terwijl men haar er net van beschuldigde ouderwets te zijn. Vervolgens is het op korte termijn altijd gemakkelijker om met een voorschrift naar een apotheker te gaan, liever dan zich vertrouwd te maken met een methode die een beroep doet op het verstand en de wil. Tenslotte mogen we niet vergeten dat bij chemische contraceptie grote financiële belangen in het geding zijn, terwijl natuurlijke methodes op een levenswijsheid berusten die, ver van elke medisch-farmaceutische bevoogding, van koppel op koppel, van vrouw op vrouw, van moeder op dochter doorgegeven wordt, waarbij men leert verantwoordelijk te zijn voor zichzelf en verantwoordelijkheid op te nemen voor de ander.
Enkele gangbare bezwaren
Men kan opwerpen dat de natuurlijke methodes niet voldoende zeker en te ingewikkeld zijn. Daarbij miskent men de hoge betrouwbaarheid van de recente methodes, als ze correct aangeleerd en gebruikt worden, én de talrijke mislukkingen van de contraceptieve technieken, met inbegrip van de hormonale. Men vergeet daarbij ook dat natuurlijke methodes met succes ingang vinden, zelfs bij weinig ontwikkelde bevolkingsgroepen en mensen met een lage levensstandaard.
Men oppert ook wel eens dat natuurlijke methodes ondoelmatig zijn voor koppels die absoluut niet klaar zijn voor enige vorm van zelfbeheersing. Het klopt dat heel wat jongeren, al dan niet door hun schuld, helemaal niets afweten van de kuisheid, dit wil zeggen het menselijke en op een verantwoorde manier beheren van het seksuele verlangen. Ze zijn een onmiddellijke en anarchistische seksualiteit gewoon, of men heeft hen hieraan gewoon gemaakt. In deze menselijkerwijze betreurenswaardige situaties, die zeer vaak voorkomen, zou de oplossing van contraceptie, in heel wat gevallen, subjectief gezien ‘een minder kwaad’ kunnen lijken, in vergelijking met echtelijke ontrouw, het uit elkaar vallen van het koppel, te veel kinderen of abortus. Maar contraceptie blijft, zelfs dan, een objectief ‘kwaad’ waarvan men zich door een gepaste opvoeding kan bevrijden.
Noodsituaties
Resten nog de noodsituaties. Ik denk hier in het bijzonder aan vrouwen die her slachtoffer zijn van een onverantwoordelijke echtgenoot (alcoholist, losbandig) die hen niet respecteert en die er, omwille van het genot, niet voor terugdeinst hen een zwangerschap te bezorgen die duidelijk niet gewenst is. In deze gevallen is het wel duidelijk dat de vrouw zich, als ik de uitdrukking mag gebruiken, in een staat van wettige zelfverdediging bevindt, en dat contraceptie haar rechtmatige vrijheid kan en moet garanderen. Eigenlijk gaat het in dit geval niet langer over contraceptie, want deze laat zich niet louter definiëren als het innemen van een pil, maar ook als het vrijwillig loskoppelen van de band tussen seksuele liefde en openheid voor het leven. Hier echter gaat om een bescherming tegen de band tussen geweld en vruchtbaarheid, wat iets heel wat anders is, en dus niet langer over anticonceptie in strikte zin.
De Heer vraagt ons door zijn Kerk om liefde en vruchtbaarheid niet radicaal los te koppelen, maar wanneer er geen liefde is en de vrouw bij wijze van spreken verkracht wordt (al is het door haar man), is ze er vanzelfsprekend niet toe gehouden om haar vruchtbaarheid te vrijwaren. Het is de band tussen vruchtbaarheid en liefde die moet gerespecteerd worden, niet die tussen vruchtbaarheid en alcohol of de blinde brutaliteit van het instinct! Voor een meer gedetailleerde behandeling van al deze problematieken verwijs ik graag naar mijn boek ‘Ton corps pour aimer’.
+ André-Jozef LEONARD,
Aartsbisschop van Mechelen-Brussel
Langs deze weg wil ik Mgr. Léonard bedanken voor zijn uitgebreide behandeling van het sacrament van het huwelijk. Zo hebben we een beter inzicht gekregen in de diepte van dit sacrament. We hebben ook beter kunnen begrijpen waarom de Kerk tegen chemische middelen is om aan gezinsplanning te doen. Tegelijkertijd is er in bijzondere omstandigheden het eigen geweten dat een plaats moet krijgen en dit toont ons ook het barmhartige gezicht van de Kerk.
Met deze uitleg zullen we nu ook beter in de woorden van de cathechismus kunnen intreden. We laten ons meenemen in een sacrament dat God gewild en gesticht heeft van in het begin: het eerste sacrament, een heilig sacrament dat onaantastbaar is, want het is door God zelf ingesteld.
Het sacrament van het huwelijk
'Het huwelijksverbond, waardoor man en vrouw met elkaar een algehele levensgemeenschap vormen die uit haar natuurlijke aard gericht is op het welzijn van de echtgenoten en op het voortbrengen en opvoeden van kinderen, is door Christus onze Heer tussen gedoopten verheven tot de waardigheid van sacrament'.
1. Het huwelijk in Gods heilsplan
De heilige Schrift begint met de schepping van man en vrouw naar Gods beeld en gelijkenis, en eindigt met het visioen van de 'bruiloft van het Lam' [Apok: 19: 7-9]. Van het begin tot het einde spreekt de Schrift over het huwelijk en zijn 'mysterie', over zijn instelling en de zin die God eraan gegeven heeft, over zijn oorsprong en doel, over de verschillende verwezenlijkingen ervan in de loop van de heilsgeschiedenis, over de problemen die voortkomen uit de zonde en over de vernieuwing van het huwelijk 'in de Heer' [1 Kor. 7.39], in het Nieuwe Verbond van Christus en de kerk.
Het huwelijk in de scheppingsorde
'De intieme levens- en liefdesgemeenschap die in het gehuwde paar gestalte krijgt, is door de Schepper ingesteld en verrijkt met haar eigen wetten. [...] God zelf is de stichter van het huwelijk'. De roeping tot het huwelijk is gegrift in de natuur zelf van man en vrouw, zoals zij voortgekomen zijn uit de hand van de Schepper. Het huwelijk is geen louter menselijke instelling, ondanks de veelvuldige variaties die het in de loop der eeuwen gekend heeft in de verschillende culturen, sociale structuren en geesteshoudingen. Men mag bij deze verscheidenheid de gemeenschappelijke en blijvende kenmerken niet uit het oog verliezen. Hoewel niet overal de waardigheid van deze instelling met dezelfde helderheid aan het licht treedt, bestaat er toch in alle culturen een zeker gevoel voor de verhevenheid van de huwelijksband. 'Want het welzijn van de persoon en van de menselijke en christelijke gemeenschap hangt nauw samen met een gezond huwelijks- en gezinsleven'.
God die de mens uit liefde in het bestaan heeft geroepen, heeft hem ook geroepen tot de liefde, een fundamentele roeping die iedere mens is aangeboren. De mens is immers geschapen naar Gods beeld en gelijkenis en God is zelf liefde. Omdat God de mens als man en vrouw geschapen heeft, wordt hun wederzijdse liefde een afbeelding van de absolute en onvergankelijke liefde van God voor ieder mens. De mens is goed, heel goed, in de ogen van de Schepper. En deze liefde waar Gods zegen op rust, is bestemd om vruchtbaar te zijn en zich te verwezenlijken in de gemeenschappelijke opdracht om de schepping in stand te houden: 'God zegende hen en God sprak tot hen: 'Wees vruchtbaar en wordt talrijk. Bevolk de aarde en onderwerpt haar'' [Gen. 1: 28].
De heilige Schrift bevestigt dat man en vrouw voor elkaar geschapen zijn: 'Het is niet goed dat de mens alleen blijft'. De vrouw, 'vlees van zijn vlees', dit wil zeggen zijn partner, zijn gelijke die hem heel nabij is, wordt door God aan de man gegeven als een 'hulp', zodat zij 'God van wie onze hulp zal komen', tegenwoordig stelt. 'Zo komt het dat een man zijn vader en moeder verlaat en zich zo aan zijn vrouw hecht, dat zij één vlees worden' [Gen. 2: 18-25]. Dat hiermee een onvergankelijke eenheid van beider leven bedoeld wordt, brengt de Heer ons in herinnering door te zeggen dat dit 'in het begin' het plan van de Schepper was: 'Zij zijn dus niet langer twee, één vlees als zij geworden zijn' [Mt. 19: 6].
Het huwelijk onder heerschappij van de zonde
Ieder mens ervaart het kwade, om zich heen en in zichzelf. Deze ervaring kenmerkt ook de verhouding tussen man en vrouw. Te allen tijde werd hun band bedreigd door tweedracht, heerszucht, ontrouw, jaloersheid en botsingen die kunnen leiden tot haat en breuk. Deze wanorde kan, afhankelijk van de culturen, tijden of individuen, meer of minder scherp tot uitdrukking komen en wordt al dan niet overwonnen; toch blijkt het om een algemeen gegeven te gaan.
Vanuit het geloof beschouwd, komt deze wanorde -die wij met droefheid vaststellen- niet voort uit de aard zelf van man en vrouw, noch uit de aard van hun verhouding, maar uit de zonde. De eerste zonde was een breuk met God, het eerste gevolg ervan was de breuk in de oorspronkelijke gemeenschap van man en vrouw. Hun verhouding raakt verwrongen door wederzijdse verwijten; de wederzijdse aantrekking, die een gave van de Schepper is, verandert in een verhouding van heerschappij en begeerte; de mooie roeping van man en vrouw om vruchtbaar te zijn, zich te vermenigvuldigen en de aarde te onderwerpen, wordt belast met de pijn van het baren en de moeite van de kostwinning.
De scheppingsorde blijft echter bestaan, al is zij ernstig verstoord. Om van de wonden van de zonde te genezen, hebben man en vrouw de hulp nodig van de genade, die God hun in zijn oneindige barmhartigheid nooit geweigerd heeft. Zonder deze hulp kunnen man en vrouw er niet toe komen, de levenseenheid te verwezenlijken waartoe God hen 'in het begin' geschapen heeft.
Het huwelijk onder de pedagogie van de wet
God heeft in zijn barmhartigheid de zondige mens niet aan zijn lot overgelaten. De straffen die op de zonde volgen, 'de lasten van de zwangerschap' [Gen. 3,16], de arbeid 'in het zweet des aanschijns' [Gen. 3,19], zijn ook een geneesmiddel dat de gevolgen van de zonde beperkt. Het huwelijk is na de zonde een hulp geworden om te verhinderen dat men zich in zichzelf keert, om het egoïsme en de genotzucht te overwinnen en zich open te stellen voor de ander, voor onderlinge steun, voor zelfgave.
Het zedelijk besef omtrent de eenheid en onontbindbaarheid van het huwelijk heeft onder de pedagogie van de oude Wet een ontwikkeling gekend. De polygamie van de aartsvaders en koningen wordt nog niet uitdrukkelijk verworpen. Toch streeft de Wet van Mozes ernaar de vrouw tegen de willekeurige heerszucht van de man te beschermen, al draagt ook deze Wet, naar het woord van de Heer, de sporen van 'de hardheid van het hart' van de mens. Daarom laat Mozes ook toe dat men zijn vrouw wegzendt.
De profeten zien de exclusieve en trouwe huwelijksliefde als een beeld van het verbond van God met Israël en hebben hiermee het geweten van het uitverkoren volk voorbereid op een verdiept inzicht van de eenheid en onontbindbaarheid van het huwelijk. De boeken Ruth en Tobit bevatten ontroerende getuigenissen over de verheven zin van het huwelijk, over trouw en genegenheid van echtgenoten. De Overlevering heeft het Hooglied steeds beschouwd als een onvergelijkelijke uitdrukking van menselijke liefde, een zuivere weerspiegeling van de liefde van God, een liefde die 'sterk is als de dood', die 'geen stortvloed van water kan blussen' [Hoogl. 8,6-7].
Het huwelijk in de Heer
Het huwelijksverbond tussen God en zijn volk Israël was een voorbereiding op het Nieuwe en eeuwige Verbond. Hierin heeft de Zoon van God, door mens te worden en zijn leven te geven, zich in zekere zin verenigd met heel de mensheid die door Hem verlost is en zodoende bereidt Hij de 'bruiloft van het Lam' voor [Apok. 19,7.9].
In het begin van zijn openbaar leven verrichtte Jezus, op verzoek van zijn Moeder, zijn eerste teken tijdens een bruiloftsfeest. De kerk kent een groot belang toe aan de aanwezigheid van Jezus op de bruiloft van Kana. Zij beschouwt dit als een bevestiging van de goedheid van het huwelijk; hiermee wordt aangekondigd dat het huwelijk voortaan een werkzaam teken zal zijn van de aanwezigheid van Christus.
In zijn prediking onderrichtte Jezus ondubbelzinnig de oorspronkelijke betekenis van de vereniging van man en vrouw, zoals de Schepper het in het begin gewild had: de toestemming van Mozes om een vrouw weg te zenden, was een toegeven aan de hardheid van het hart; de huwelijksband tussen man en vrouw is onontbindbaar: God zelf heeft die gesloten: 'Wat God heeft verbonden, mag een mens niet scheiden' [Mt. 19,6].
Deze ondubbelzinnige nadruk op de onontbindbaarheid van de huwelijksband heeft menigeen onthutst en kan overkomen als een eis die niet te verwezenlijken is. Toch heeft Jezus de gehuwden niet beladen met een ondraaglijke last, die zwaarder zou zijn dan de Wet van Mozes. Wanneer Hij de oorspronkelijke scheppingsorde die door de zonde verstoord was, komt herstellen, geeft Hij ook zelf de kracht en de genade om het huwelijk in deze nieuwe dimensie van het rijk Gods te beleven. Door Christus te volgen, zichzelf te verloochenen, hun kruis op te nemen, zullen de gehuwden de oorspronkelijke betekenis van het huwelijk kunnen 'begrijpen' en er met de hulp van Christus naar kunnen leven. Deze genade van het christelijk huwelijk is een vrucht van het kruis van Christus, bron van elk christelijk leven.
De maagdelijkheid omwille van het Rijk der Hemelen
Christus is het centrum van elk christelijk leven. De band met Hem heeft voorrang boven alle andere relaties van familiale of sociale aard. Vanaf het ontstaan van de kerk zijn er mannen en vrouwen geweest die afstand hebben gedaan van het grote goed dat het huwelijk is, om het Lam te volgen waar het ook gaat, om enkel zorg te hebben voor de zaak van de Heer, hoe zij de Heer kunnen behagen, om de naderende Bruidegom tegemoet te trekken. Christus zelf heeft sommigen uitgenodigd Hem in deze levenswijze, waarvan Hij het voorbeeld is, na te volgen:
Er zijn onhuwbaren die zo uit de moederschoot zijn voortgekomen en er zijn onhuwbaren die door de mensen zo gemaakt zijn, maar ook zijn er onhuwbaren die zichzelf onhuwbaar hebben gemaakt omwille van het rijk der hemelen. Wie bij machte is dit te begrijpen, hij begrijpe het (Mt. 19,12).
De maagdelijkheid omwille van het rijk der hemelen is een ontplooiing van de doopgenade, een machtig teken dat de voorrang van de band met Christus en de vurige verwachting van zijn wederkomst uitdrukt, een teken ook dat eraan herinnert dat het huwelijk iets is van dit tijdperk dat voorbijgaat.
Zowel het sacrament van het huwelijk als de maagdelijkheid omwille van het rijk Gods komen allebei van de Heer zelf. Hij zelf geeft aan deze levensstaten hun zin en schenkt de onontbeerlijke genade om ze volgens zijn wil te beleven. De waardering voor de maagdelijkheid omwille van het rijk der hemelen en de christelijke betekenis van het huwelijk zijn niet te scheiden en begunstigen elkaar wederzijds:
Wie het huwelijk geringschat, haalt ook de eer van de maagdelijkheid naar beneden; wie daarentegen het huwelijk prijst, verhoogt de bewondering en de schittering die aan de maagdelijkheid toekomen. (...) Datgene wat slechts goed schijnt in vergelijking met een kwaad, is per slot van rekening geen groot goed; maar wat beter is dan datgene wat allen als goed erkennen, is zeker goed in overtreffende mate.
2. De viering van het huwelijk
Het huwelijk onder heerschappij van de zonde
In de Latijnse ritus heeft de viering van het huwelijk tussen twee katholieke gelovigen gewoonlijk plaats tijdens de heilige Mis, wegens de band van alle sacramenten met het paasmysterie van Christus. In de eucharistie komt de gedachtenis van het Nieuwe Verbond tot stand, waarin Christus zich voor altijd heeft verenigd met de kerk, zijn geliefde bruid, voor wie Hij zich heeft overgeleverd. Het is dus passend dat echtgenoten hun instemming om zich door de offerande van hun leven aan elkaar te geven, bezegelen, zowel door hun offerande te verenigen met die van Christus voor zijn kerk [de offerande die in het eucharistisch offer tegenwoordig gesteld wordt], als door de eucharistie te ontvangen. Want door te communiceren aan hetzelfde lichaam en bloed van Christus vormen zij nog slechts 'één lichaam' in Christus.
'Aangezien de liturgische viering van het huwelijk een sacramentele daad van heiliging is, moet zij [...] uit zichzelf geldig, waardig en vruchtbaar zijn'. Het is dus passend dat toekomstige echtgenoten zich door het ontvangen van het boetesacrament op de viering van hun huwelijk voorbereiden.
In de Latijnse kerk overheerst de opvatting dat de echtgenoten als bedienaars van de genade van Christus elkaar het sacrament van het huwelijk toedienen door voor de kerk hun jawoord uit te spreken. In de oosterse liturgie is de priester of bisschop de bedienaar van het sacrament [dat 'bekroning' genoemd wordt]. Nadat hij het wederzijdse jawoord van de echtgenoten ontvangen heeft, kroont hij achtereenvolgens dan ook de bruidegom en de bruid, als teken van het huwelijksverbond.
In de verschillende liturgische tradities zijn zegenings- en epiklesegebeden rijkelijk voorhanden. Zij smeken Gods genade en zegen af over het nieuwe echtpaar, in het bijzonder over de bruid. In de epiklese van dit sacrament ontvangen de echtgenoten de heilige Geest als liefdesgemeenschap tussen Christus en de kerk. Jij is het zegel van hun verbond, de altijdstromende bron van hun liefde, de kracht waardoor hun trouw wordt vernieuwd.
3. De huwelijksinstemming
De hoofdpersonen van het huwelijksverbond zijn een gedoopte man en een gedoopte vrouw, vrij om het huwelijk te sluiten, die in vrijheid hun instemming geven. 'Vrij zijn' betekent
-
niet onder dwang handelen;
-
niet belet zijn door een wet van de natuur of van de kerk.
De kerk beschouwt de instemming (consensus) die de echtgenoten uitwisselen als het onontbeerlijk element 'waardoor het huwelijk tot stand komt'. Zonder instemming is er geen huwelijk.
De instemming bestaat uit een 'menselijke daad waardoor de echtgenoten zich wederzijds geven en ontvangen': 'Ik aanvaard je als mijn vrouw. Ik aanvaard je als mijn man'. Deze instemming die beide echtgenoten met elkaar verbindt, komt tot voltooiing doordat beiden 'één vlees worden'.
De instemming moet een daad van de wil van elk van beide partijen zijn, vrij van dwang of ernstige vrees van buitenaf. Door geen enkele menselijke macht kan deze instemming vervangen worden. Als deze vrijheid ontbreekt, is het huwelijk ongeldig.
Om deze reden (of om andere redenen die het huwelijk nietig maken kan de kerk, nadat de situatie door een bevoegde kerkelijke rechtbank onderzocht is, 'het huwelijk nietig verklaren', dit wil zeggen: vaststellen dat het huwelijk nooit heeft bestaan. In deze gevallen zijn beide partijen vrij om te huwen, al moeten ze zich houden aan natuurlijke verplichtingen die voortvloeien uit een eventuele voorafgaande verbintenis.
De priester (of de diaken) die bij de huwelijkssluiting assisteert, aanvaardt de instemming van de echtgenoten in naam van de kerk en spreekt er de zegen van de kerk over uit. De aanwezigheid van de kerkelijke bedienaar (en ook van de getuigen) drukt op zichtbare wijze uit dat het huwelijk een kerkelijke dimensie heeft.
De gemengde huwelijken en het verschil in eredienst
In vele landen komen gemengde huwelijken [tussen een katholiek en een gedoopte niet-katholiek] vrij vaak voor. Zij vragen bijzondere aandacht van de echtgenoten en zielzorgers; de huwelijken waar sprake is van een verschil in eredienst [tussen een katholiek en een niet-gedoopte] verlangen een nog grotere omzichtigheid.
Het verschil in confessie tussen de echtgenoten is geen onoverkomelijke hindernis voor het huwelijk, mits beiden met elkaar weten te delen wat elk in zijn eigen gemeenschap heeft ontvangen, en zij van elkaar leren hoe zij hun trouw aan Christus beleven. Men moet echter de moeilijkheden bij gemengde huwelijken niet onderschatten. Die komen voort uit het feit dat de verdeeldheid onder de christenen nog niet overwonnen is. De echtgenoten lopen het gevaar de weerslag van het drama van de verdeeldheid onder de christenen in hun eigen gezin te ondervinden. Het verschil in eredienst kan de moeilijkheden nog vergroten. Verschil van mening over het geloof, verschil in opvattingen over het huwelijk zelf, maar ook het verschil in godsdienstige mentaliteit, kunnen in het huwelijk een bron van spanningen zijn, voornamelijk bij de opvoeding van kinderen. Men kan dan verleid worden tot godsdienstige onverschilligheid.
Voor een geoorloofd gemengd huwelijk is, volgens het recht dat in de Latijnse kerk van kracht is, de uitdrukkelijke toestemming van het kerkelijk gezag nodig. In geval van verschil in eredienst is voor de geldigheid van het huwelijk een uitdrukkelijke dispensatie in het beletsel vereist. Deze toestemming of dispensatie veronderstelt dat beide partijen de doeleinden en wezenlijke eigenschappen van het huwelijk, evenals de verplichtingen die de katholieke partij op zich neemt inzake het doopsel en de opvoeding van kinderen binnen de katholieke kerk, kennen en niet uitsluiten.
Dank zij de oecumenische dialoog hebben in vele streken de betreffende christelijke gemeenschappen een gemeenschappelijke pastorale benadering voor gemengde huwelijken opgezet. Ze heeft tot taak voor deze echtparen een hulp te zijn om hun bijzondere situatie in het licht van het geloof te beleven. Ze moet hen ook helpen de spanningen te overwinnen die kunnen ontstaan vanwege de verplichtingen die de echtgenoten tegenover elkaar en tegenover hun kerkelijke gemeenschappen hebben. Ze moet de ontplooiing van wat de echtgenoten in het geloof gemeenschappelijk hebben en het respect voor wat hen van elkaar scheidt, aanmoedigen.
Bij huwelijken met verschil in eredienst heeft de katholieke partij een bijzondere taak: want 'met de vrouw is de niet-gelovige man geheiligd en met de man de niet-gelovige vrouw' [1Kor. 7,14. Het is een grote vreugde voor de christelijke partij en voor de kerk, wanneer deze 'heiliging' leidt tot een vrijwillige bekering van de andere partij tot het christelijk geloof. Oprechte huwelijksliefde, de nederige en geduldige beleving van de familiale deugden en het volhardend gebed kunnen de niet-gelovige partner erop voorbereiden de genade van de bekering te ontvangen.
4. De vruchten van het Sacrament van het Huwelijk
'Uit een geldig huwelijk ontstaat tussen de echtgenoten een band, die van nature blijvend en exclusief is; bovendien worden in een christelijk huwelijk de echtgenoten door een bijzonder sacrament voor de plichten en de waardigheid van hun staat gesterkt en als het ware gewijd'.
De huwelijksband
Het jawoord waardoor beide echtgenoten zich wederzijds geven en ontvangen, wordt door God zelf bezegeld. Uit hun verbond 'ontstaat een instelling die naar Gods ordening blijvend is, ook ten overstaan van de maatschappij'. Het verbond van de echtgenoten voegt zich in het verbond van God met de mensen: 'De echte huwelijksliefde wordt opgenomen in de goddelijke liefde'.
De huwelijksband wordt dus door God zelf tot stand gebracht, zodat het huwelijk dat tussen gedoopten aangegaan en voltrokken is, nooit ontbonden kan worden. Deze band is het resultaat van een vrije menselijke daad van de echtgenoten en van de voltrekking van het huwelijk. Hij is een realiteit die voortaan onherroepelijk is en die de oorsprong is van een verbond waarvoor de trouw van God borg staat. De kerk is niet bij machte zich tegen deze beschikking van de goddelijke wijsheid uit te spreken.
De genade van het sacrament van het huwelijk
'In hun levensstaat en orde hebben [de christelijke echtgenoten] binnen het Volk van God hun eigen gave'. De genade die eigen is aan het sacrament van het huwelijk is bestemd om de liefde van de echtgenoten te vervolmaken en hun onverbrekelijke eenheid te versterken. Door deze genade 'helpen zij elkaar tot heiliging in het echtelijk leven en in het aanvaarden en opvoeden van hun kinderen'.
Christus is de bron van deze genade. 'Zoals God eertijds zijn volk tegemoet is gegaan in een verbond van liefde en trouw, zo komt nu de Verlosser van de mensen en de Bruidegom van de kerk de christelijke echtgenoten tegemoet in het sacrament van het huwelijk'. Hij blijft hun nabij, geeft hun de kracht Hem te volgen door hun kruis op te nemen, weer op te staan wanneer zij struikelen, elkaar te vergeven, elkaars lasten te dragen, 'elkaar onderdanig te zijn uit ontzag voor Christus' (Ef. 5,21) en elkaar te beminnen met een bovennatuurlijke, fijngevoelige en vruchtbare liefde. In de vreugde van hun liefde en gezinsleven geeft Hij hun reeds hier op aarde een voorsmaak van het bruiloftsmaal van het Lam:
Waar zal ik de kracht vinden om het geluk van het huwelijk te beschrijven dat door de kerk gesloten wordt, dat door het [eucharistisch] offer bevestigd en door de zegen bezegeld wordt, dat de engelen aankondigen en de Vader bekrachtigt? (...) Welk een mooi paar vormen die twee gelovigen, die één hoop, één wens, eenzelfde levenswijze hebben, die dezelfde Heer dienen. Zij zijn beiden kinderen van dezelfde vader, zij zijn beiden dienaars van dezelfde Heer; noch naar de geest noch naar het vlees is er ook maar de minste verdeeldheid, zij zijn in de volle zin van het woord twee in één vlees. Maar waar één vlees is, daar is ook één geest.
5. Het goed en de eisen van de huwelijksliefde
'Het totale karakter van de echtelijke liefde omvat alle componenten van de persoon: appel van het lichaam en van het instinct, kracht van het gevoel en van de affectiviteit, aspiratie van de geest en van de wil. Deze liefde streeft naar een diep persoonlijke eenheid die, boven de vereniging in één vlees uit, één van hart en ziel maakt; zij vereist de onontbindbaarheid en de trouw aan de wederzijdse definitieve overgave en stelt zich open voor de vruchtbaarheid. Kortom, het gaat om de normale kenmerken van iedere natuurlijke huwelijksliefde, maar met een nieuwe zin; kenmerken die de christelijke huwelijksliefde niet alleen zuivert en bevestigt, maar zodanig verheft dat ze uitdrukking worden van echt christelijke waarden'.
De eenheid en de ontbindbaarheid van het huwelijk
Krachtens haar aard zelf eist de liefde van de echtgenoten eenheid en onontbindbaarheid van hun personengemeenschap, die alle terreinen van hun leven omvat: 'Zij zijn dus niet langer twee, één vlees als zij geworden zijn' [Mt. 19,6]. 'Zij zijn geroepen om voortdurend te groeien in eenheid door de trouw waarmee zij zich dagelijks houden aan hun huwelijksbelofte zich totaal aan elkaar te geven'. Deze menselijke gemeenschap wordt bevestigd, gelouterd en voltooid door de gemeenschap in Jezus Christus, die geschonken wordt door het sacrament van het huwelijk. Ze wordt verdiept door een gemeenschappelijk geloofsleven en een gezamenlijk ontvangen van de eucharistie.
'De gelijke persoonswaarde van vrouw en man, die haar uitdrukking behoort te vinden in een wederzijdse onvoorwaardelijke liefde, is een duidelijk teken van de door God gewilde eenheid van het huwelijk'. Polygamie is tegengesteld aan deze gelijkwaardigheid en aan de huwelijksliefde die uniek en exclusief is.
De trouw in de huwelijksliefde
Krachtens haar aard zelf eist de huwelijksliefde van de echtgenoten een onschendbare trouw. Dit volgt uit het feit dat de echtgenoten zich wederzijds aan elkaar geven. Liefde wil definitief zijn. Ze kan niet 'tot nader order' zijn. 'Juist als wederzijdse overgave van twee personen verplichten deze intieme vereniging, alsook het welzijn van de kinderen, de echtgenoten tot algehele trouw; zij eisen hun onverbrekelijke eenheid'.
Het diepste motief vindt men in de trouw van God aan zijn verbond, van Christus aan zijn kerk. Het sacrament van het huwelijk maakt de echtgenoten bekwaam deze trouw tegenwoordig te stellen en ervan te getuigen. Door het sacrament ontvangt de onontbindbaarheid van het huwelijk een nieuwe en diepere zin.
Het kan moeilijk of zelfs onmogelijk lijken zich voor het leven aan een mens te binden. Daarom is het ook zo belangrijk de blijde boodschap te verkondigen dat God ons bemint met een definitieve en onherroepelijke liefde, dat de echtgenoten aan deze liefde deelhebben, dat zij erdoor gedragen en gesteund worden, en dat zij door hun trouw getuigen mogen zijn van Gods trouwe liefde. Echtgenoten die met de genade van God vaak in moeilijke omstandigheden dit getuigenis afleggen, verdienen de dankbaarheid en de steun van de kerkelijke gemeenschap.
Openstaan voor de vruchtbaarheid
Er bestaan echter situaties waarin het echtelijk samenleven om uiteenlopende redenen praktisch onmogelijk wordt. In zulke gevallen staat de kerk een fysieke scheiding van de echtgenoten en beëindiging van het echtelijk samenleven toe. Voor God blijven ze echter elkaars man en vrouw; het staat hun niet vrij om een nieuwe verbintenis aan te gaan. Indien mogelijk is in deze moeilijke situatie verzoening de beste oplossing. De christelijke gemeenschap wordt ertoe geroepen deze personen te helpen hun situatie op christelijke wijze te beleven, in trouw aan hun huwelijksband, die onontbindbaar blijft.
In vele landen komt het tegenwoordig vaak voor dat katholieken hun toevlucht nemen tot burgerlijke echtscheiding en een nieuwe burgerlijke verbintenis aangaan. Uit trouw aan het woord van Jezus Christus ('Wie zijn vrouw wegzendt en een andere huwt, maakt zich tegenover haar schuldig aan echtbreuk. En wanneer zij haar man wegzendt en een andere huwt, begaat zij echtbreuk': Mc. 10,11-12 houdt de kerk eraan vast dat zij een nieuwe verbintenis niet als geldig kan erkennen, indien de eerste verbintenis het ook was. Indien de gescheiden echtgenoten burgerlijk hertrouwd zijn, bevinden zij zich in een situatie die objectief ingaat tegen de Wet van God. Daarom kunnen zij, zolang deze situatie duurt, de eucharistische communie niet ontvangen. Om dezelfde reden kunnen zij bepaalde kerkelijke functies niet waarnemen. De verzoening door het boetesacrament kan enkel verleend worden aan hen, die- er spijt over hebben het teken van het verbond en de trouw aan Christus geschonden te hebben en zich voornemen in volledige onthouding te leven.
De priesters en heel de gemeenschap moeten jegens christenen die in een dergelijke situatie leven, en die vaak het geloof behouden hebben en hun kinderen christelijk willen opvoeden, blijk geven van zorg en aandacht, opdat zij niet gaan denken dat zij buiten de kerk staan. Als gedoopten kunnen en moeten zij immers deelnemen aan het kerkelijk leven:
Men zal hen uitnodigen naar het woord van God te luisteren, het misoffer bij te wonen, te volharden in het gebed, hun bijdrage te leveren aan caritatieve werken en aan initiatieven van de gemeenschap voor een rechtvaardige samenleving, de kinderen op te voeden in het geloof, zich toe te leggen op de geest en de werken van boetvaardigheid, om dag in dag uit de genade van de Heer af te smeken.
'Krachtens hun aard zelf zijn de instelling van het huwelijk en de huwelijksliefde geordend op voortplanting en opvoeding, en zij vinden daarin als het ware hun bekroning':
De kinderen zijn het mooiste geschenk van het huwelijk en zij dragen in hoge mate bij tot het welzijn van de ouders zelf. God, die gezegd heeft: 'Het is niet goed voor de mens dat hij alleen blijft' (Gen. 2,18) en die 'in het begin de mens als man en vrouw geschapen heeft' (Mt. 19,4), wilde de mens op een bijzondere wijze laten deelnemen aan zijn eigen scheppingswerk en heeft daarom man en vrouw gezegend met de woorden: 'Weest vruchtbaar en vermenigvuldigt u' (Gen. 1,28). Daarom is de echte cultuur van de huwelijksliefde evenals het hele patroon van het gezinsleven dat daaruit groeit, zonder af te doen aan de overige doeleinden van het huwelijk, erop gericht dat echtgenoten van harte bereid zijn mee te werken met de liefde van de Schepper en Verlosser, die door hen voortdurend zijn gezin uitbreidt en verrijkt.
De vruchtbaarheid van de huwelijksliefde strekt zich ook uit tot de vruchten van het zedelijk, geestelijk en bovennatuurlijk leven, dat de ouders door de opvoeding aan hun kinderen overdragen. De ouders zijn de eerste en voornaamste opvoeders van hun kinderen. In deze zin is de dienstbaarheid aan het leven de meest wezenlijke taak van het huwelijk en het gezin.
De echtgenoten aan wie God niet gegeven heeft kinderen te hebben, kunnen menselijk en christelijk gesproken toch een zinvol huwelijksleven leiden. Hun huwelijk kan een vruchtbaarheid uitstralen, die zich uit in de liefdadigheid, gastvrijheid en opoffering.
6. De Huiskerk
Christus wilde geboren worden en opgroeien in het heilig huisgezin van Jozef en Maria. De kerk is niets anders dan 'het huisgezin van God'. Vanaf het begin bestond de kern van de kerk vaak uit hen die 'met heel hun huis' het geloof aangenomen hadden. Wanneer zij zich bekeerden, verlangden zij ook dat 'heel hun huis' gered zou worden. Tot het geloof gekomen, waren deze gezinnen eilandjes van een christelijk leven in een wereld van ongeloof.
Heden ten dage zijn gelovige gezinnen, als haarden van levend en stralend geloof in een wereld die vaak vreemd of zelfs vijandig staat tegenover het geloof, van het allerhoogste belang. Daarom noemt het tweede Vaticaans concilie het gezin volgens een oude uitdrukking ecclesia domestica. In het gezin zijn 'de ouders door woord en voorbeeld voor hun kinderen de eerste geloofsverkondigers en zij dienen de eigen roeping van elk onder hen, heel bijzonder wanneer het om een gewijde roeping gaat, met zorg te bevorderen'.
Dit is de bevoorrechte plaats waar het in de doop verleende priesterschap van de huisvader, de moeder, de kinderen en van alle leden van het gezin, uitgeoefend kan worden 'in het ontvangen van de sacramenten, in het gebed en de dankzegging, in het getuigenis van een heilig leven, in de onthechting en de daadwerkelijke liefde'. De huiselijke haard is bijgevolg de eerste school voor het christelijk leven en 'een school voor een rijkere menselijkheid'. Hier leert men de volharding en de vreugde in het werk, de broederliefde, de edelmoedige, zelfs herhaalde vergeving en vooral de goddelijke eredienst door het gebed en de opoffering van zijn leven.
We moeten nog melding maken van sommige personen die wegens feitelijke, vaak ongewilde, levensomstandigheden Jezus bijzonder na aan het hart liggen en daarom de genegenheid en de toegewijde aandacht van de kerk en vooral van de zielzorgers verdienen: het grote aantal ongehuwden. Velen onder hen hebben geen menselijk huisgezin, vaak vanwege armoede. Sommigen beleven hun situatie in de geest van de zaligsprekingen en dienen God en hun naaste op voorbeeldige wijze. Voor hen allen moeten de deuren van de gezinnen, de 'huiskerken', geopend worden, evenals de deuren van het grote gezin dat de kerk is. 'Niemand is zonder gezin in deze wereld: de kerk is tehuis en gezin voor allen, vooral voor hen die 'vermoeid en belast' (Mt. 11,28) zijn'.
In het kort
De heilige Paulus zegt: 'Mannen, hebt uw vrouw lief, zoals Christus de kerk heeft liefgehad. (..) Dit geheim heeft een diepe zin. Ik voor mij betrek het op Christus en de kerk' (Ef. 5,25.32).
Het huwelijksverbond, waardoor man en vrouw met elkaar een innige gemeenschap van leven en liefde vormen, werd door de Schepper gesticht en van eigen wetten voorzien. Het is van nature gericht op het welzijn van de echtgenoten en op het voortbrengen en opvoeden van kinderen. Het is door Christus onze Heer tussen gedoopten tot de waardigheid van sacrament verheven.
Het sacrament van het huwelijk duidt de vereniging van Christus met de kerk aan. Het geeft aan de echtgenoten de genade elkaar te beminnen met de liefde waarmee Christus zijn kerk bemint; de genade van het sacrament vervolmaakt aldus de menselijke liefde van de echtgenoten, versterkt hun onverbrekelijke eenheid en heiligt ben op de weg naar het eeuwig leven.
Het huwelijk is gegrondvest op het instemming van beide partijen, dit wil zeggen op de wil zich wederzijds en definitief aan elkaar te schenken met de bedoeling een trouw en vruchtbaar liefdesverbond te leven.
Aangezien het huwelijk de echtgenoten in een openbare levensstaat binnen de kerk stelt, is het passend dat het ook openbaar gevierd wordt, in het kader van een liturgische plechtigheid, ten overstaan van een priester (of de bevoegde getuige van de kerk, de getuigen en de vergadering van de gelovigen.
De eenheid, de onontbindbaarheid en de openheid voor de vruchtbaarheid zijn wezenlijke elementen van het huwelijk. Polygamie is onverenigbaar met de eenheid van het huwelijk; echtscheiding verbreekt wat God verenigd heeft; weigering van de vruchtbaarheid houdt het huwelijksleven af van zijn 'mooiste gave'; het kind.
Het hertrouwen van gescheiden mensen, terwijl de wettige echtgenoot nog leeft, gaat in tegen het plan en de Wet van God, die Christus ons geleerd heeft. Deze mensen staan niet buiten de kerk, maar kunnen niet naderen tot de eucharistische communie. Zij zullen een christelijk leven leiden, met name door hun kinderen in het geloof op te voeden.
Het christelijk gezin is de plaats waar de kinderen het eerste geloofsonderricht ontvangen. Daarom ook wordt het huisgezin terecht 'huiskerk 'genoemd, een gemeenschap van genade en gebed, een school voor de menselijke deugden en de christelijke liefde.
Anne Van Der Sloten
|
|