|
Taizé: Frère Roger Schutz: Biografie. Hoofdstuk 6.2: Tussen Genève, Parijs en Rome
|
|
|
|
Download PDF
Hoofdstuk 6.2: Tussen Genève, Parijs en Rome Een tweede colloquium
De prior van Taizé gaf echter de bijzondere weg die hij wou inslaan niet op. Op 1 februari 1961 gaf de dominee zijn ambt als voorzitter van de FPF, dat hij eenendertig jaar bekleedde, door aan dominee Charles Westphal. Tijdens zijn eerste perslunch nam de nieuwe voorzitter van de FPF afstand van de standpunten van zijn voorganger ten voordele van Taizé (‘het kon maar uit eigen initiatief zijn’) en waarschuwde voor een ‘doctrineverschuiving’ van het Franse protestantisme naar het katholiek geloof. Hij herinnerde eraan dat de Gemeenschap van Taizé niet afhing van de FPF, maar hij verklaarde ook dat een afdeling ‘Gemeenschappen’ binnen de FPF ter studie lag en Taizé daar uiteraard haar plaats kreeg.
De bruggen met het Franse protestantisme waren dus niet opgeblazen, hoewel Taizé niets van haar standpunten en methode prijsgaf. De Gemeenschap bereidde zelfs een tweede ontmoeting tussen bisschoppen en dominees voor, maar Roger Schutz en Max Thurian vergaten nu niet maanden op voorhand alle betrokken partijen in te lichten en hielden rekening met de eerder begane vergissingen.
Dominee Westphal was niet tegen een herhaling van het initiatief, maar uitte wel enkele bezwaren: "ik moet jullie geen raad geven aangaande het nakende colloquium. Ik zie geen verschil tussen een of twee ontmoetingen. Mijn enige wens is dat de vergissingen van verleden jaar vermeden worden door een sensatiebericht in de pers. Nochtans is er iets dat me dwars zit met jullie colloquia. Aan katholieke zijde zijn er bisschoppen die bevoegde en verantwoordelijke personaliteiten zijn. Aan protestantse kant zijn er persoonlijk uitgenodigde gasten zonder mandaat en zodoende onverantwoordelijk."
Het Heilig Officie ook geraadpleegd deelde zijn aanbevelingen mee (die opgevolgd werden): dat de doctrinevraagstukken niet ter sprake zouden komen en dat de bijeenkomst zich alleen tot een breed thema over het pastoraat zou beperken. Dominee Schutz schreef naar de bisschop van Fribourg: "Dit jaar zal het colloquium een meer intiem karakter vertonen dan verleden jaar. Meer tijd zal besteed worden aan broederlijke gesprekken om een dieper wederzijds contact toe te laten, meer kleine groepen dan voltallige vergaderingen."
Op dezelfde eerbiedige toon lichtte de prior van Taizé de algemene secretaris van het COE in over het aanstaande colloquium: "Wat graag heb ik uw raad gevolgd om het colloquium in twee groepen op te splitsen" en "een groot stilzwijgen te bewaren" en we "doen alles wat mogelijk is om te pers op afstand te houden en we zullen daarin slagen. Daarbij zal ik eender welk persbericht weigeren. [...] met blijheid onderwerp ik me aan uw raad, want ik ben overtuigd dat elke gehoorzaamheid in de Kerk eenheid baart."
Deze tweede ontmoeting verliep inderdaad over twee sessies: van 30 augustus tot 1 september en van 6 tot 8 september. Het centrale thema was: ‘Pastoraatleven en spiritualiteit van de zending’. Niets over de discussies, aantal en identiteit van de deelnemers kwam in de pers. Elf bisschoppen en tachtig dominees namen aan een van beide sessies deel. Onder hen Mgr. Marty, toenmalig bisschop van Reims, die voor het eerst naar Taizé kwam, zoals de meeste uitgenodigde bisschoppen. Later hield hij nogal nauwe banden met Broeder Roger aan en gaf toelating in 1969 om katholieke Broeders in de Gemeenschap op te nemen.
In zijn verslag over het tweede colloquium aan kardinaal Gerlier stak de prior van Taizé zijn voldoening niet onder stoelen of banken: "Ik denk te mogen zeggen dat ons colloquium een dankzegging aan God is geweest en dat de doelstelling vervuld werd. Het heeft onder de deelnemers een katholiek bewustzijn teweeg gebracht, en hen geholpen om in de huidige situatie te ontdekken dat we niet meer verspreid en als concurrenten verder moeten. Door persoonlijke contacten werd het wederzijds mogelijk de ongekende ministeries te ontdekken door levensgetuigenissen. [...] De mis was zeker een belangrijk gebeuren. Op dit vlak kwam er een negatieve reactie: sommige deelnemers vonden het spijtig dat de bisschoppen, natuurlijk passief, het Heilig Avondmaal niet mochten bijwonen."
Maar dit soort bijeenkomsten werd niet herhaald. Misschien had ze haar grenzen bereikt. Daar bij, en heel onverwachts, zouden Broeder Roger en Max Thurian weldra aan een veel belangrijker en langdurige bijeenkomst deelnemen: het tweede Vaticaans concilie. De tijd van plaatselijke ontmoetingen was voorbij.
Naar Konstantinopel
De ‘wil tot eenheid’ en de ‘vredelievende houding’ die Broeder Roger in ‘het hart van de roeping van Taizé wou terugvinden’ vond een praktische invulling in een concreet en betekenisvol initiatief, nog een! In december 1961 stierf Moeder Geneviève, stichteres van de Gemeenschap van Grandchamp. Vele Broeders van Taizé woonden de uitvaart bij op 11 december in de collegiale kerk van Neufchâtel, de historische hoofdplaats van het Zwitserse protestantisme.
Voor de dienst vroeg de prior van Taizé aan dominee Cand die voor zou gaan om te bidden voor de katholieke en orthodoxe overheden, met het gedacht dat dit overeenstemde met de oecumenische geest van de stichteres van Grandchamp. Dominee Cand aanvaardde en haalde de orthodoxe patriarchen, paus Johannes XXIII, de bisschoppen van Fribourg en Autun aan. ‘Broeder Roger straalde van geluk’ schreef een aanwezige katholieke priester die het feit ‘ongehoord’ noemde.
De dood van de stichteres van Grandchamp viel samen met het verschijnen van de "Office de Taizé." De tot dan in Taizé gebruikte "Office de l’Eglise universelle" was ontstaan uit de samenwerking van de groep ‘Kerk en liturgie’ met de Gemeenschap van Grandchamp, zoals eerder vermeld. Sinds jaren wilden Broeder Roger en Max Thurian er een nieuwe versie van opstellen om ‘zich aan te sluiten bij de Bijbelse en liturgische traditie van de Kerk’ en tegelijk om de zorg voor een aangepast gebed te hebben.
"Office de Taizé," in 1961 uitgegeven werd warm onthaald door bekende namen van de katholieke pers. Pater Gelineau, een oude vriend van Taizé, oordeelde dat het ging om een ‘soort brevier’ waarin de ‘vier basiselementen van de christelijke cultus [lezing uit het Evangelie, psalmodie, gezamenlijk en boetegebed] vervat waren’. Ook pater Congar beschouwde het Office de Taizé als ‘een soort brevier’: "Tal van teksten zijn geleend uit de liturgische traditie die we goed kennen door ze dagelijks te gebruiken," maar in het Frans vertaald.
Enkele weken na het verschijnen van dit nieuwe Office ontmoetten Broeder Roger en Max Thurian voor de eerste keer de patriarch van Konstantinopel, Mgr. Athenagoras. Zonder het evenbeeld te zijn van de paus voor de katholieken had de oecumenische patriarch van Konstantinopel een herkende voorrang op de andere patriarchen. Sinds 1948 in functie, had Athenagoras de verklaringen, bezoeken en initiatieven vermenigvuldigd om de verzoening van de orthodoxe Kerken met de aan hem niet onderworpen Kerken te bevorderen, en was welwillend gestemd tegenover de katholieke Kerk. In de loop van zijn verklaringen zette hij een visie over de eenheid van de christenen op die meestal strookte met deze van de prior van Taizé. De patriarch Athenagoras maakte een onderscheid tussen ‘eenheid’ in gebed en naastenliefde die onmiddellijk mogelijk was en de ‘dogmatische eenheid’ die alleen maar veraf kan zijn. "De discussies," zei hij, "over dogma’s moeten we aan bekwame theologen en specialisten overlaten, anders zullen dergelijke discussies de eenheid vertragen in plaats van bevorderen."
Toen Broeder Roger in februari 1962 met Max Thurian naar Istanboel ging ontdekte hij een orthodoxe leider die, zoals hij, vol vuur de eenheid van de christenen betrachtte en in wie hij later ‘een profeet zoals Johannes XXIII’ herkende.
In deze overheersende moslimstad kromp de christelijke gemeenschap jaar na jaar en leefde deze in de nagedachtenis van de vervolgingen die niet hadden opgehouden sinds het Ottomaans keizerrijk. Broeder Roger herinnerde zich: "De patriarch wenste dat we samen met de wagen een bedevaart rond Istanboel maakten. Telkens de wagen op een plaats kwam waar een christen de marteldood was gestorven deed hij vertragen of stoppen. We maakten een kruisteken en reden verder." De prior had meerdere gesprekken met Athenagoras: "Zes dagen lang verbleven we bij hem, deelden zijn maaltijd met hem, spraken vrijuit, namen deel aan de gebeurtenissen die hij beleefde, zetten de gesprekken verder." Op een dag toen ik in het bijzijn van de bisschoppen die zijn gevolg uitmaakten aan de patriarch uitlegde dat Johannes XXIII niet altijd kan doen wat hij wou antwoordde hij: "Hij doet niet al wat hij wil? Dan bemin ik hem nog meer."
Tijdens deze eerste ontmoeting mat Athenagoras werd het ontstaan van een orthodox Centrum in Taizé overwogen. De patriarch van Konstantinopel had de wens uitgedrukt om een ‘orthodox Taizé’ te stichten, een klooster met monniken afkomstig uit de verschillende orthodoxe Kerken op het eiland Patmos waar de apostel Sint Jan het Boek Openbaring schreef. Daarop antwoordde Broeder Roger dat "Taizé bereid was een kleine gemeenschap van orthodoxe monniken te herbergen." Het idee werd in de volgende maanden per brief behandeld vooraleer er een beslissing werd genomen.
Terug uit Istanboel vertrokken Broeder Roger en Max Thurian meteen naar Oost Europa. Op voorstel van patriarch Athenagoras bezochten ze de metropoliet van Sofia in Bulgarije. Na lang getwist werd zijn titel als patriarch eindelijk vorig jaar herkend door de oecumenische patriarchaat van Konstantinopel. Daarna gingen Broeder Roger en Max Thurian naar Joegoslavië waar de metropoliet van Belgrado en patriarch van Servië hen ontving.
Deze eerste verblijven in het Oosten [incognito, in burgerpak], waren kort en lieten waarschijnlijk de twee bezoekers niet toe in contact te komen met de gelovigen van deze communistische staten die vervolgd en streng bewaakt werden. Maar de zorg om de Oosterse christenen hield al lang de Gemeenschap bezig. In 1960 had een Poolse katholieke, Aniela Urbanowicz, voor het eerst Taizé bezocht. ‘Als eerste Poolse die er kwam ontdekte ze verrast dat Broeder Roger bijzonder op de hoogte was van de moeilijke toestand waarin de Poolse Kerk vertoefde en dat de Gemeenschap iedere dag bad voor de primaat van Polen kardinaal Stefan Wyszynski’. Eens terug thuis verscheen er meteen van haar een bijdrage over Taizé waar ze daarna meermalen terugkwam en de Gemeenschap bekend maakte in Polen en omliggende Oostbloklanden die ze veel bezocht. Telkens Broeder Roger naar Polen ging vanaf eind de jaren 1960 ontmoetten ze elkaar in Warschau.
Na het verblijf van Roger en Max in Sofia en Belgrado begonnen de onopvallende reizen naar het Oosten van andere Broeders uit Taizé. Broeder Christophe (Walter von Wachter), een Duitser die de gemeenschap twee jaar voordien vervoegde, had in zijn prille jeugd kennis gemaakt met de sovjetkampen en dacht dat de Gemeenschap van Taizé een rol kon spelen bij de christenen van de oosterse landen. Hij stelde voor dat de Broeders ‘twee per twee’ achter het ijzeren gordijn zouden gaan ‘om jongeren en minder jongeren te ontmoeten, om te luisteren en te begrijpen’. Dit door de Raad van de gemeenschap aanvaardde voorstel zou uitmonden in een eerste reis van Broeder Christophe naar de DDR. Vele andere volgden.
De kerk van de Verzoening
De volkstoeloop in Taizé werd almaar groter. Het aantal ontmoetingen liep op. De katholieken werden steeds talrijker, zelfs indien de studie- en reflectiebijeenkomsten toen in aparte groepen verliepen: protestanten enerzijds, katholieken anderzijds. Op aanvraag van Broeder Roger kwam dom Michel Doiteau, een benedictijner monnik van Ligugé tijdens de zomer van 1962 naar Taizé om de katholieken te onthalen en de mis op te dragen. Op het einde van de zomer bleef dom Doiteau ter plaatse zoals door de prior van Taizé gevraagd en door zijn abt toegestaan. "Mijn droom, zei hij, was katholieke monnik te zijn in Taizé en Broeder Roger vond dat een prachtig idee, maar het scheen hem voorbarig en hij dacht dat Rome me geen toestemming zou geven." Na negen maanden in Taizé stuurde de abt van Ligugé hem uiteindelijk naar Saint-Lambert-des-Bois om deel te nemen aan de stichting van een benedictijner klooster dat openstond voor de wetenschapswereld. Het was eerst zeven jaar later dat katholieke broeders toegelaten werden tot de Gemeenschap van Taizé. Dom Michel Doiteau was de eerste katholieke priester die regelmatig de mis deed in de nieuwe kerk van de Gemeenschap.
Door het stijgende aantal Broeders en de veelvuldige aanwezigheid van grote groepen werd de oude Romaanse kerk te klein. Er werd beslist een nieuwe kerk te bouwen waarin uitgebreide bijeenkomsten konden vieren. Broeder Roger Zou gewenst hebben dat ze ‘heel dicht’ bij de Gemeenschap stond. Meerdere Broeders gaven de voorkeur dat ze verderaf kwam. Deze laatste keuze werd aanvaard. Veel later, zoals gezegd, stelde Broeder Roger vast dat ze op de plaats stond waar in 1947 een inwonende van hert dorp het visioen had van een rechtopstaand kruis.
Een Duitse vereniging, Aktion Sühnezeichen (Actie teken van Verzoening) bekostigde de bouw en leverde het werkvolk. Deze vereniging, in 1958 gesticht door een dominee van de Duitse evangelische Kerk, Lothar Kreyssig, met de gedachte van boete en verzoening, hield geldomhalingen en deed beroep op jonge Duitse vrijwilligers om ‘iets goed te ondernemen’ in landen die door Duitsland te lijden kregen. Zo werden, onder andere, een vakantiecentrum in Nederland, een tehuis voor gehandicapten in Noorwegen en een synagoge in Villeurbanne gebouwd. Het project van de Gemeenschap van Taizé, bestemd om christenen te verzoenen stond centraal in de doelstelling van de vereniging. Het was dan ook vanzelfsprekend dat ze de naam ‘Verzoening’ meekreeg.
Broeder Denis van Taizé was de architect en een bouwonderneming uit de streek nam de werf aan, die op 17 april 1961 startte. Een maand later, op Pinksteren, werd de eerste steen gelegd. Dan losten groepen van een dertigtal jonge Duitse vrijwilligers elkaar om de zes maand af, om het gebouw op te trekken. De werf vorderde vlug vanwege het veelvuldig gebruik van beton. Het dak van voorgegoten driehoekige elementen werd gemakkelijk in elkaar gezet. Zo leek de kerk als een enorm betonblok wel een scheepsromp, het portaal bestond uit een driehoekige uitsteek die opende op een brede esplanade. De beuk, bij aanvang 43 meter lang [later meerdere malen uitgebreid] en 24 meter breed, boog omlaag naar het hoogkoor waar in het midden een mooie blok steen als altaar diende. Dit hoogkoor lag hoger dan de beuk en eindigde boven in een vijfhoek. Aan de rechterkant van de kerk schetsten zeven glasramen van Broeder Eric zeven liturgische feesten: Maria Boodschap, Driekoningen, Palmzondag, Pasen, Onze Heer Hemelvaart, de Verheerlijking. De chronologische volgorde in Christus leven was in acht genomen, behalve de Verheerlijking die voor Palmzondag moest staan, maar op het einde stond om aan te tonen dat heel de Kerkgeschiedenis een gedaanteverandering moet zijn, een verheerlijking van het goddelijke, tegelijk met een verandering.
Onder de kerk was een crypte aangelegd voor de katholieke cultus zo beschreven: ‘Na enkele trappen af kom je in een duistere ruimte. Van een zware centrale pijler vertrekken betonnen balken die het plafond ondersteunen. Overal ruwe materialen behalve de muren die wit gekalkt zijn. In feite is er geen hoogkoor, want het altaar staat op een licht verhoogd platform. Het altaar bestaat uit een zware stenen blok met een wit laken bedekt. Links een lange ijzeren staaf, in het cement gegoten, dat eindigt met een kruis met moderne lijnen. Aan de muur een schilderij van de maagd Maria met daaronder een mooie zandstenen vaas met veldbloemen. In een nis hangt aan de wand het tabernakel met twee deurtjes versierd met brandschilderwerk. Rechts van het altaar staat een koorlessenaar met twee kaarsen op losse staven die ingeklapt worden voor de verkondiging van het Evangelie. Voor het altaar staan hoge driepotige kandelaars.
De gelovigen nemen deel aan de liturgie op houten banken gezeten, zoals in alle katholieke kerken. Links en rechts verlichten hoge klassieke glasramen amper de crypte.’
In de katholieke crypte konden maar een twintig à dertig mensen binnen, maar de kerk had 450 zitplaatsen en 500 staanplaatsen. De broeders zaten in het midden van de beuk in een ruimte omringd met een stenen muurtje.
Op 5 en 6 augustus 1962 werd de kerk ingehuldigd in het bijzijn van religieuze personaliteiten uit verschillende Kerken: vertegenwoordigers van de hervormde Kerk uit zeven landen. Twee anglicaanse bisschoppen en sinds lang vrienden van Taizé: Mgr. Tomkins en Mgr. Neill. Twee vertegenwoordigers van het patriarchaat in Konstantinopel: Mgr. Meliton en Mgr. Timiadis en een vertegenwoordiger van het patriarchaat in Moskou. Drie katholieke bisschoppen (waaronder Mgr. Lebrun). Ook waren de Zusters van de Gemeenschap in Grandchamp, vier abten uit de benedictijner- en cisterciënzerkloosters en pater Damien, provinciaal van de Franciscanen in Lyon, aanwezig. Nooit zag Taizé zoveel kerkelijke prominenten van verschillende christelijke strekkingen bij elkaar. Een groot contrast met de bescheiden viering van de eerste geloften in 1949!
De inhuldiging van de kerk viel op het feest van de Verheerlijking. Dit was geen toeval. Broeder Roger legde uit in een mededeling: "We moeten er inderdaad aan herinneren dat Christus zijn gedaanteverandering in ons en onze naaste volbrengt. Hij overwint de grootste weerstand tegen verzoening. Langzaam verdringt Zijn licht onze ondoordringbare schaduw." De verzoeningsgeest die van Taizé uitstraalt en waarvan de nieuwe kerk symbool staat, werd onderlijnd door een groot bord bij de ingang waarop in drie talen (Frans, Engels, Duits) op drie kolommen stond:
Jij die hier binnengaat, verzoen je: De vader met zijn zoon, De man met zijn vrouw, De gelovige met degene die niet kan geloven, De christen met zijn afgescheurde broeder.
Meerdere vieringen volgden elkaar op: op zondag 5 augustus ging een dankviering in orthodoxe ritus de eucharistische dienst van de Gemeenschap vooraf en, op maandag 6 augustus droeg Mgr. Lebrun de eerste mis op in de crypte, voorbehouden aan de katholieke cultus.
De schijnbare eenstemmigheid van die dagen viel niet bij iedereen in de smaak. Daar waar de katholieke en de niet confessionele pers de lof van een oecumenische Kerk die het nakende concilie scheen aan te kondigen weergaven, had dominee Finet in zijn naar gewoonte directe stijl in het blad Réforme vragen bij de betekenis van het gebeuren ‘dat vele valstrikken en dubbelzinnigheden inhield’: De Gemeenschap van Taizé vertegenwoordigt niet de hedendaagse hervormde Kerk in Frankrijk, ook niet het Europese of wereldprotestantisme, ondanks de vele nationaliteiten onder haar leden. Het kan niet genoeg gezegd aan de katholieken die daarover illusies koesteren.
"De Gemeenschap van Taizé is juridisch verbonden aan geen enkele kerkelijke vereniging en ook niet aan de oecumenische Raad. Ze is in dat opzicht totaal vrij. Een geestdriftige vrijheid, denk ik, maar vol gevaren."
De afwezigheid Visser’t Hooft was opmerkelijk. Hij had de uitnodiging van de prior van Taizé afgewezen. Deze vond het spijtig: "Waarlijk, ik had enerzijds gehoopt dat de inhuldiging van onze kerk de gelegenheid zou zijn waardoor uw solidariteit met Taizé tot uiting zou komen. Anderzijds was dit de mogelijkheid om samen het zo gegeerd gesprek van man tot man te voeren."
In feite was Broeder Roger nooit tevreden over dit gebouw. Hij vond het te opvallend, te hoog zelfs zonder toren. Acht jaar later had hij er zich niet meer verzoend: "Toen ik de betonnen kerk zag rijzen werd het voor mij een zware periode. Na al die jaren aanvaard ik het nog altijd niet. Ik zag ze liever ingegraven en onzichtbaar voor het mensenoog." Uiteindelijk was Broeder Roger ontgoocheld: "Beton straalt stijfheid en kracht uit." Precies het tegengestelde beeld dat Taizé wou uitstralen. Daarom bracht hij steeds betekenisvolle veranderingen aan op het gebouw. Ten eerste werd het stenen muurtje binnen afgebroken om de Broeders en de gelovigen naderbij te brengen en de communicatie te vergemakkelijken. Dan gingen de strooien stoelen weg om meer volk plaats te geven door ze op grondmoquette te laten zitten. Later werd het portaal afgebroken en een grote tent aangebouwd die, nog later, zou vervangen worden door een grote overdekte ruimte. Het stenen altaar werd ook afgebroken en weggegeven aan de parochiekerk van Rumilly in de Haute-Savoie. Het werd oor een eenvoudiger, houten altaar vervangen. Het grote orgel kende pijnlijke beproevingen waarin gemeenschappelijke en persoonlijke belevenissen verstrengeld waren.
Brief aan cenobieten
Er kan gedacht worden dat de glans en de meeval van deze eenstemmige viering in Taizé Broeder Roger een gevoel van zelfvoldoening gaf. Een nadere kijk op de chronologische volgorde laat toe zijn ware gevoelens in te schatten. Op de dag zelf van de inhuldiging schreef hij een ‘Brief aan cenobieten’. Geen enkele krant maakte er gewag van, zelfs de confessionele pers niet, behalve dan de volledige tekst in "La Documentation catholique," wat voor een blijvende weergalm zorgde. De toon van die ‘brief’ steekt fel af tegen de glans van de viering van die dag en ook tegen het enthousiasme en het optimisme dat het nakende concilie meer en meer opwekte. De prior van Taizé ontwaarde al van het begin van een crisis in de Kerk die zou uitbreiden en verergeren in het volgende decennium. Een scherpzinnige waarneming. Zelfs als vandaag de geschiedenis van die crisis in de katholieke Kerk in die decennia nog uitgebreid beschreven moet worden, is geweten dat ze eerst de reguliere clerus (de religieuzen) trof voordat de seculiere clerus begin de jaren 1960 de volle laag kreeg. Ook kwam ze op verschillende wijzen voor naargelang de congregaties of de landen. De meest zichtbare kant bestond in minder toetredingen in kloosters en abdijen, een groter aantal uittredingen en een steeds grotere opspraak tegen sommige aspecten van constituties en regels die in de congregaties en kloosters gangbaar waren.
In zijn ‘brief’ groet Broeder Roger uitvoerig de religieuzen die, zoals de Broeders van Taizé, werden geroepen ‘om de verbintenis van de cenobietroeping te beleven’ en ‘in de voetstappen van Christus zelf te lopen’. Maar hij is ook verontwaardigd: ‘En zie, nu zijn er onder u enkele die niet meer solidair met de hunnen willen zijn op de moeilijke weg van hun roeping. De ene geven er de voorkeur aan om hun eerste verbintenis in vraag te stellen op gevaar af de persoonlijke eenheid te breken. Maar dit gebeurt niet straffeloos. Andere dreigen. Maar een groep, zo klein ook, wordt niet onder bedreiging hervormd. Het is steeds van binnenuit en met oneindig geduld dat deze heropleeft. Alleen zo is de confrontatie opbouwend. Elke breuk die nu de druk schijnt weg te nemen is in feite een verarming. [...] Als de wereld binnenstroomt in ons intiemste innerlijke, door de grote strekkingen van de hedendaagse geschiedenis doorkruist, als de kloosterroeping steeds meer blootgesteld wordt omdat ze onderhevig is aan krachtige spanningen en dagelijkse bekoringen, blijft Christus oproep des te dringender.’ Daar Broeder Roger nooit een betwister is geweest, was zijn revolutie van een andere afmeting.
La Copex
De inhuldiging van de kerk van de Verzoening viel samen met de oprichting van de Copex een maand later. In feite zijn de twee gebeurtenissen nauw met elkaar verbonden. De nieuwe grote kerk kon een nieuw teken van macht en rijkdom blijken voor Broeder Roger, die bezorgd was om het ‘uiterlijk teken’ van welvaart welke de boerderij en de kudde geselecteerde koeien brachten.
Na lang nadenken met boeren uit het dorp en de omgeving had de Gemeenschap beslist haar landbouwinrichting met hen te delen. Op 1 september, enkele weken na de kerkinhuldiging, werd de Copex opgericht (Coopérative d’exploitation, de transformation et d’utilisation du matériel agricole). In naam van de Gemeenschap ging Broeder Alain, gelast met de boerderij van Taizé, samen met vijf jonge katholieke landbouwkoppels van Taizé en omgeving om er een coöperatieve vereniging voor productie te beginnen die gerief en veestapel, gezamenlijke uitbating en gelijke verdeling van de winst nastreefde. Dit ‘teken van armoede’ maakte in zekere zin het pronkstuk van de nieuwe grote kerk van Taizé goed.
Vertaling: Broeder Joseph
|
|
|
|
|
|
|