Medjugorje kerk

Medjugorje België en Nederland

Medjugorje Maria

nov

21



Hoofdstuk 10.2: Over de dood van de Heilige Maagd te Efeze

  
 
Download PDF

Het leven van de Heilige Maagd Maria volgens Anna Catharina Emmerich.

Hoofdstuk 10.2: Over de dood van de Heilige Maagd te Efeze

Dood van de Heilige Maagd

In de namiddag van de veertiende Augustus 1821 sprak Anna Catharina Emmerich tot de schrijver Brentano: "Ik ga u thans over de dood van de Heilige Maagd verhalen, als ik maar niet gestoord wordt. Zeg aan mijn nichtje dat zij mij niet mag onderbreken. Zij moet in de voorkamer maar wachten."

Toen de schrijver aan haar verzoek had voldaan en was teruggekeerd, sprak hij: "Vertel nu!" Zij zag echter voor zich en prevelde: "Waar ben ik toch? Is het morgen of avond?" De schijver sprak: "Jij wou mij over de dood van de Heilige Maagd spreken." A.C. Emmerich antwoordde: "O ja, maar waarom spreekt gij zelf niet met de apostelen? Zij zijn immers hier! Ondervraag hen, want jij bent geleerder dan ik. Zie, zij gaan op de kruisweg en werken aan het graf van de Heilige Maagd." Zij zag reeds, toen zij dit zei, wat er na Maria's dood plaatsgreep. Na een pauze ging zij door, terwijl zij de getallen met de vingers voorstelde: "Zie, deze streep is I, hierop volgt een V, maakt dit niet tezamen vier uit? Nu zie ik weer een V en drie strepen, tezamen acht, niet waar? Het is met lettertekens niet juist aangegeven, maar ik zie ze als cijfers, omdat ik in letters geen grote getallen kan lezen. Het moet betekenen dat het jaar 48 na Jezus' geboorte, het sterftejaar van de Heilige Maagd is geweest. Verder zie ik een X en een III, gevolgd door twee volle manen, zoals die in de kalenders worden afgebeeld. Dit is een aanduiding dat Maria dertien jaar en twee maanden na de Hemelvaart van de Heer is overleden. Het is nu niet de maand van haar dood. Er zijn, geloof ik, reeds twee maanden verlopen sedert ik dit beeld gezien heb. Maria's dood was droevig en toch zo vol vreugde.

Ik zag reeds gisterenmiddag diepe droefheid en zorg in de woning van de Heilige Maagd. De dienstmaagd was ten prooi gevallen aan felle smart. Zij viel nu eens in een hoek van het huis, dan weer voor de deur op de knieën en bad en weende met uitgestrekte armen.

De Heilige Maagd lag stil en stervend in haar cel. Zij was geheel, zelfs tot over de armen, in een wit kleed gehuld, zoals ik haar ook de Jutta, bij het bezoek aan haar nicht ter ruste heb zien gaan.

De sluier, die haar hoofd bedekte, was in plooien boven het voorhoofd tezamen gekomen. Als zij met mannen sprak, trok zij deze omlaag over haar gelaat. Zelfs de handen waren slechts ontbloot wanneer zij alleen was. Ik zag haar de laatste tijd niets meer gebruiken dan een lepeltje van het sap dat de dienstmaagd uit gele bessen perste. Tegen de avond, toen de Heilige Maagd haar einde voelde naderen, wenste zij volgens het verlangen van Jezus de aanwezige apostelen, leerlingen en vrouwen te zegenen en afscheid van allen te nemen. De schermen rondom de slaapcel waren weggenomen. Maria zat rechtop en was doorschijnend wit. De Heilige Maagd bad en zegende ieder afzonderlijk door de handen kruiselings op hun voorhoofd te leggen. Zij sprak allen nog een toe en deed alles zoals Jezus haar te Bethanië bevolen had.

Toen Petrus tot haar ging, zag ik hem een rol in de hand houden. Aan Johannes deelde zij mede hoe er met haar lijk gehandeld moest worden en hoe hij haar kleren tussen de dienstmaagd en een andere behoeftige maagd uit de buurtschap, die haar dikwijls geholpen had, verdelen moest. De Heilige Maagd wees daarbij op de plaats tegenover haar slaapcel en ik zag dat de dienstmaagd er heen ging en de cel open- en dichtmaakte. Daar zag ik al de kledingsstukken van de Heilige Maagd, waarop ik later zal terugkomen.

Na de apostelen kwamen de leerlingen tot de slaapplaats van de Heilige Maagd en ontvingen eveneens de zegen.

De mannen begaven zich nu naar het voorste gedeelte van het huis en maakten alles klaar voor de godsdienstoefening. Ondertussen gingen de aanwezige vrouwen naar de slaapplaats van de Heilige Maagd en knielden neer om haar zegen te ontvangen. Ik zag dat een van haar zich over Maria heenboog en door haar omhelsd werd.

Ondertussen werd het altaar in gereedheid gebracht en de apostelen kleedden zich voor de godsdienstoefening in hun lange, witte gewaden en een brede gordel met letters. Vijf van hen bekleedden zich met de lange, priesterlijke gewaden: zij zouden de plechtigheden verrichten, zoals ik die voor het eerst door Petrus zag houden in de nieuwe kerk bij de vijver Bethesda. De priestermantel van Petrus, die zelf de Heilige Handeling zou doen, was van achter zeer laag, zonder echter op de grond te slepen. Onder in de zoom moet wel een stijve band aangebracht geweest zijn, want het kleed stond rond uit elkaar.

Men was nog bezig zich te kleden toen Jacobus de Meerdere met drie gezellen aankwam. Hij was met de diaken Timon uit Spanje over Rome hierheen gekomen en had in die stad Eremensarius en nog een leerling ontmoet. De aanwezigen, die klaar stonden om zich naar het altaar te begeven, heetten hem met plechtige ernst welkom en zeiden hem om naar de Heilige Maagd te gaan. Eerst werden de voeten van de pas aangekomenen gewasssen, waarna zij hun kleren op orde brachten en zich tot de Heilige Maagd begaven, van wie zij ook, evenals de anderen, de zegen kregen, eerst de apostel alleen en daarna zijn drie gezellen tesamen. Dan gingen ook zij de godsdienstplechtigheid bijwonen.

De plechtigheid was reeds een eind gevorderd toen Philippus met een gezel uit Egypte aankwam. Hij ging dadelijk naar de Moeder van de Heer, ontving haar zegen en weende zeer.

Petrus had ondertussen het Heilig Misoffer opgedragen: hij had namelijk geconsacreerd en het lichaam van de Heer genuttigd. Vervolgens reikte hij aan de aanwezige apostelen en leerlingen de Heilige Communie uit. De Heilige Maagd kon het altaar niet zien, doch had gedurende de gehele plechtigheid in haar slaapplaats rechtop gezeten. Toen Petrus gecommuniceerd had en aan de aanwezigen de Heilige Communie had uitgereikt, begaf hij zich met het Heilige Sacrament en de Heilige Olie naar het slaapvertrek van Maria.

Alle apostelen begeleidden hem in de heilige processie. Thadeus ging voorop met het wierookvat. Na hem volgde Petrus met het allerheiligste in het kruisvormige vaatwerk dat ik reeds vroeger heb beschreven. Na hem volgde Johannes. Hij droeg een schoteltje met daarop de kelk met de Heilig Bloed en enige busjes. De kelk was klein, wit en gegoten. De voet was zo kort dan men hem slechts met een paar vingers kon vasthouden. Er lag een deksel op en hij had voor het overige veel overeenkomst met deze van het Heilig Avondmaal. In de bidcel, naast de slaapplaats van de Heilige Maagd was er door de apostelen een altaartje opgericht. Door de dienstmaagd was een tafel aangedragen die met een rood en een wit kleed bedekt werd. Er brandden lichtjes op. Ik geloof dat het kaarsen en lampen waren. De Heilige Maagd lag op de rug, stil en bleek. Zij hield de blikken onafgewend omhoog, sprak met niemand en verkeerde in een toestand van voortdurende zielsverrukking. Een brandend verlangen om met haar Zoon verenigd te worden, bezielde haar en ook mijn hart verlangde vurig om met haar ten hemel te stijgen.

Petrus naderde de Heilige Maagd en diende haar het Heilige Oliesel toe. Dit gebeurde op ongeveer dezelfde wijze als ook nu nog gebeurd. Hij zalfde haar met de Heilige Olie uit een busje dat Johannes vasthield: het aangezicht, de voeten en één der zijden, waar een opening in het gewaad was aangebracht, zodat het lichaam niet in het minst ontbloot werd. Gedurende de hele heilige handeling werd door de apostelen in koor gebeden.

Daarna ontving zij uit de handen van Petrus de Heilige Communnie. Zonder hierbij ondersteund te worden, richtte zij zich nu op om de Heilige Communnie te ontvangen en viel toen weer achterover. De apostelen baden enige ogenblikken en dan dronk de Heilige Maagd, terwijl zij zich weer een weinig oprichtte, uit de kelk van Johannes. Ik zag dat bij het ontvangen van het Heilig Sacrament een schitterend licht in de Heilige Maagd overging, waarna zij als in vervoering achterover zonk en haar stem niet meer liet horen. De apostelen keerden in processie met de Heilige Vaten naar het voorste gedeelte van het huis terug, waar de godsdienstoefening werd beëindigd. Thans werd ook aan Philippus de heilige Communie uitgereikt. Er waren slechts enige vrouwen bij de Heilige Maagd achtergebleven.

Later zag ik de apostelen en leerlingen weer biddend rondom de slaapplaats van de Heilige Maagd. Maria's gelaat glimlachte en bloosde zoals in haar jeugd. Zij hield vol heilige vreugde de ogen naar de Hemel gericht.

Nu zag ik een wondervol treffend schouwspel. Het dak boven Maria's cel was verdwenen en de lamp scheen in de lucht te zweven: ik kon door de open hemel het Hemelse Jeruzalem aanschouwen. Twee wolken van licht daalden neer, waarin een menigte engelenkopjes zweefden. Tussen de wolken door viel een lichtstraal op Maria neer. Ik kon van Maria uit over een berg van licht tot in de hemel zien.

Maria strekte de armen met een oneindig verlangen naar de hemel uit en ik zag hoe haar lichaam, van alles ontdaan, omhoog zweefde, zodat men er onder door kon zien.

Dan zag ik haar ziel als een kleine, oneindige, zuivere lichtgestalte met vooruitgestreken armen uit het lichaam gaan en langs de berg van licht, die tot aan de hemel reikte, omhoog zweven.

De twee engelenkoren in de wolken verenigden zich onder haar ziel en scheidden ze van het lichaam, dat toen weer met de armen gekruist op de rustplaats terugzonk.

Ik zag haar ziel in die glans het hemelsche Jeruzalem binnengaan tot voor de troon van de allerheiligste Drieëenheid.

Ik zag hoe tal van zielen haar met vreugde en eerbied tegemoet kwamen: ik herkende vele aartsvaders, Joachim, Anna, Jozef, Elisabeth, Zacharias en Johannes De Dopers. Zij echter zweefde door alles heen tot voor de troon van God en van haar Zoon, van wie de wonden nog heerlijker straalden dan het licht waarin zijn gestalte gehuld was. Hij ontving haar met goddelijke liefde en reikte haar een scepter en toonde haar geheel de aarde aan haar voeten, alsof hij haar alle macht daarover gaf.

Zo zag ik haar ziel ingaan in de hemelse glorie en ik vergat alles wat op aarde bij haar sterfbed voorviel.

Enkele apostelen, zoals Petrus en Johannes, moeten dit ook gezien hebben, want zij hielden de blikken omhoog gericht. De anderen knielden neer, het hoofd diep gebogen. Alles was vol licht en heerlijkheid zoals bij Jezus' Hemelvaart.

Ik zag tot mijn grote blijdschap dat Maria's ziel, toen zij de Hemel binnenging, door een groot aantal verloste zielen uit het vagevuur gevolgd werd en ook vandaag, op de gedenkdag van haar tenhemelopneming, zag ik tal van arme zielen ten hemel opstijgen, waaronder er vele waren die ik kende. Ik ontving ook de vertroostende mededeling dat jaarlijks, op de sterfdag van de Heilige Maagd, de zielen van veel van haar vereerders, dezelfde genade deelachtig worden.

Toen ik terug de ogen naar de aarde richtte, zag ik het lichaam van de Heilige Maagd schitterend en met een blozend gelaat, gesloten ogen en over de borst gekruiste armen, op het sterfbed uitgestrekt. De apostelen, leerlingen en vrouwen zaten allen rondom haar geknield en baden. Terwijl ik dit alles zag, heerste er een zalige stemming in de gehele natuur, zoals ik ook op Kerstnacht gezien heb. Haar dood had plaats na het negende uur, op dezelde tijd als ook de Messias is gestorven.

Begrafenis van Maria

De vrouwen spreidden een laken over het lichaam van de Heilige Maagd en de apostelen en leerlingen begaven zich in het voorste gedeelte van het huis. Het vuur van de haardstede was uitgedoofd en alle huisraad weggeborgen. De vrouwen hulden zich in sluiers, zetten zich in het voorhuis op de grond en hieven beurtelings lijkzangen aan. De mannen hulden het hoofd in de doek die zij om de hals droegen en hielden een dodendienst. Steeds waren er twee geknield aan het hoofd- en het voeteinde en baden om beurten.

Mattheus en Matthias begaven zich naar de laatste statie van de kruisweg van de Heilige Maagd, waar de grot zich bevond, die het Heilig Graf moest voorstellen. Zij droegen gereedschappen bij zich om de grafkamer geheel in orde te brengen want daar moest het lichaam van de Heilige Maagd rusten. De grot was niet zo ruim als het graf van de Messias en was nauwelijks hoog genoeg om er overeind te staan. Bij de ingang was de bodem dieper en dan stond men voor de plaats waar de dode op een klein altaar rusten zou en waarover de rotswand zich welfde. De twee apostelen maakten alles in orde en vervaardigden ook een deur, die men voor de grafholte kon schuiven. Op de plaats waar de dode zou rusten, was er een uitholling, die ongeveer de vorm had van een omhuld lichaam. Voor de grot lag, evenals voor het graf van de Messias, een omheind tuintje. Niet ver vandaar verhief zich op een heuvel de statie van de Calvarieberg: men had er geen kruis opgericht, maar slechts in een steen een kruis uitgehouwen. Deze statie lag wel een half uur van de woning van de Heilige Maagd.

Viermaal heb ik de apostelen, die biddend bij het heilig lijk de wacht hielden, elkaar zien aflossen. Vandaag kwam een aantal vrouwen, waarbij een dochter van Veronica en de moeder van Johannes Marcus, om het lichaam klaar te maken voor de begrafenis. Zij brachten doeken en kruiden mee om het lichaam op Joodse wijze te balsemen. Allen hadden ook kleine potten met verse kruiden. Het huis werd gesloten. Zij ontstaken licht bij hun werk en de apostelen baden ondertussen in koor. De vrouwen namen het lichaam van de Heilige Maagd, zoals het daar lag, van het sterfbed en legden het in een lange kord, die met dikke, grof gevlochten dekens of matten zo hoog was opgevuld, dat het lichaam er bovenuit stak.

Twee vrouwen hielden een breed laken over het lijk gespannen, waarna het door twee anderen onder het laken ontkleed werd. Slechts het lange, wollen hemd werd niet verwijderd. Zij sneden het schone hoofdhaar van de Heilige Maagd af als aandenken. Ik zag dat de beide vrouwen het heilige lichaam afwasten. Hiervoor gebruikte zij sponsen. Het lange hemd dat het lichaam bedekte, was losgemaakt. Zij gingen hierbij met eerbiedige vrees te werk. Onder het uitgespreide laken werd het lichaam met de handen gereinigd, zonder dat het evenwel zichtbaar was, want het laken bedekte het voor haar ogen. Iedere plek die met de spons in aanraking was geweest, werd onmiddellijk weer bedekt. Het midden van het lichaam bleef bedekt, niet de minste ontbloting was te zien. Een vijfde vrouw wrong de sponsen in een kom uit en gaf ze dan weer aan: driemaal werd de kom in een goot bij het huis geledigd en met vers water gevuld. Het heilige lichaam werd nu in een nieuw kleed gehuld en eerbiedig met een ondergeschoven doek op een tafel getild, waarop de lijkdoenen en windsels reeds in behoorlijke orde waren klaargelegd. Zij wonden vervolgens het lijk van de voeten tot aan de borst stevig in doeken: hoofd, borst, handen en voeten bleven nog vrij van windsels.

De apostelen hadden ondertussen de plechtige lijkmis, door de Heilige Petrus opgedragen, bijgewoond en na hem de Heilige Communie ontvangen. Thans zag ik de Heilige Petrus en Johannes, nog in lange, bisschoppelijke mantels, zich naar het stoffelijk overschot van de Heilige Maagd begeven. Johannes droeg een bus met zalf. Petrus doopte de vinger van zijn rechterhand in de zalf en zalfde biddend het voorhoofd, het midden van de borst, de handen en de voeten van de Heilige Maagd. Dit was niet het Heilige Oliesel. Dat had Maria ontvangen, toen zij nog leefde. Petrus streek met de zalf over handen en voeten, maar op het voorhoofd en borst maakte hij het kruisteken. Ik geloof dat dit een eerbetoon was aan het heilige lichaam, zoals dat ook bij Jezus' begrafenis had plaatsgevonden. Toen de beide Apostelen zich verwijderd hadden, werden door de vrouwen de verdere gebruikelijke zorgen aan het lijk besteed. Zij legden mirretakjes onder de armen en bij het hart van de Heilige Maagd en vulden hiermee ook de open ruimten tussen de schouders, rondom de hals, de kin en de wangen. Ook de voeten werden geheel van mirretakjes omgeven. Vervolgens werden de armen over de borst gekruisd en werd het heilige lichaam stevig in een grote grafdoek gewikkeld. Op het voorhoofd lag een doorschijnende zweetdoek zodat het hoofd, bleek en glanzend, tussen de takjes zichtbaar was. Het heilige lichaam werd nu in een kist gelegd, dat er als rustbed naast stond. Het was een plank met een lage rand rond en daarover een licht, rond deksel, zodat het geheel leek op een langwerpige korf. Thans werd het lijk met een krans van witte, rode en hemelsblauwe bloemen, als teken van maagdelijkheid, getooid. Dan kwamen de apostelen, de leerlingen en alle aanwezigen binnen om het lieve, heilige gelaat nog eens te zien, voor het bedekt werd. Zij knielden onder een vloed van tranen stil rondom het lichaam van de Heilige Maagd neer, drukten nog eens haar handen, die op de borst in gebedshouding lagen, als afscheid en verwijderden zich hierop.

Thans namen ook de heilige vrouwen afscheid van de dierbare overledene. Zij bedekten het heilige gelaat van Maria en legden het deksel op de kist, die in het midden en aan de voor- en achterzijde met grijze banden omwikkeld werd. Hierop zette men de kist op een baar en werd deze door Petrus en Johannes op de schouders het huis uitgedragen. De apostelen schenen elkaar als dragers af te lossen, want ik zag later zes van hen als dragers: vooraan Jacobus de Mindere en Jacobus de Meerdere, in het midden Bartholomeüs en Andreas en aan de achterzijde Thadeus en Mattheus. De draagstokken schenen wel in een mat of lederen riem gestoken te zijn, want ik zag de kist als een wieg tussen hen in hangen. Enkele apostelen en leerlingen gingen vooruit. De overigen volgden met de vrouwen. Het begon reeds te schemeren en men droeg rondom de kist vier lichten op stokken.

Zo trok de stoet voort over de kruisweg van Maria tot bij de laatste statie en kwam over de heuvel, rechts van de ingang van het graf, aan. Hier werd de kist neergezet en vervolgens door vier apostelen het graf binnengedragen, waar ze op de bestemde plaats werd neergezet. Allen die tegenwoordig waren, traden nu een voor een binnen, strooiden groen en bloemen en knielden biddend neer onder een vloed van tranen.

Het was een lange stoet. Smart en liefde hechtten allen aan deze plaats vast. Het was reeds nacht toen het graf door de apostelen werd afgesloten. Voor de ingang van de grot werd vervolgens een sloot gegraven en dan plaatsten zij er een vlechtwerk voor van bloeiende en vruchtdragende struiken, die zij elders met wortel en al hadden uitgegraven. Zo was er geen spoor van de ingang te ontdekken, te meer daar zij het water van een naburige bron voor dit struikgewas heen leidden. Men kon niet anders meer in de grot komen dan door langs de zijkant achter het struikgewas heen te kruipen.

In groepjes keerden zij terug: enkelen toefden nog hier of daar op de kruisweg om te bidden, anderen hielden biddend de wacht bij het graf.

Bij hun terugkeer zagen ze in de verte een wonderbaarlijk licht boven het graf van de Heilige Maagd en werden er diep door getroffen, zonder dat zij evenwel wistten wat het beduidde. Ook ik zag het en herinner mij van het vele dat ik er over te weten kwam, nog slechts dit. Het was alsof er uit de hemel een lichtstraal viel op het graf en ik zag in dat licht een fijne gedaante gelijk aan de ziel van de Heilige Maagd, vergezeld van haar Zoon en Zaligmaker. Het verheerlijkte lichaam van Maria, verenigd met de lichtende ziel, stond uit het graf op en werd door Jezus de hemel binnengeleid. Dat alles staat als een vermoeden en toch zo duidelijk voor mijn geest.

Ik zag tijdens de nacht verschillende apostelen en heilige vrouwen in het tuintje voor het graf bidden en zingen. Een brede lichtstraal daalde uit de hemel neer. Ik zag daarin een drievoudige krans van engelen en hemelse geesten neerzweven en de gedaante van onze Heer en van Maria's lichtende ziel omgeven. De verschijning van Jezus Christus met zijn stralende wondtekenen zweefde voor Maria uit. Rondom Maria's ziel zag ik, in de binnenste krans, gedaanten van kleine kinderen, in de tweede krans leken het zesjarige kinderen en in de derde krans, volwassen jongeren. Slechts de gezichten kon ik duidelijk onderscheiden. Al het overige verdween in wazige lichtgestalten. Toen deze verschijning zich met steeds toenemende duidelijkheid tot de rots uitstrekte, kon ik vandaar een blik werpen op het hemelse Jeruzalem. Nu zag ik de ziel van de Heilige Maagd, die het beeld van de Zaligmaker volgde, de rots binnenzweven en dadelijk met het verheerlijkte lichaam verenigd, veel duidelijker en schitterender weer opstijgen en met de Zaligmaker en een schare van hemelse geesten binnentrekken in het hemelse Jeruzalem. Daarna verdween de glans en de stille sterrenhemel welfde zich over de landstreek.

Ik weet niet of de apostelen en de heilige vrouwen, die bij het graf baden, dat alles ook zo gezien hebben. Maar ik zag dat zij vol verbazing aanbiddend omhoog keken en zich verschrikt met het aangezicht ter aarde nederwierpen. Ook zag ik hoe enkelen, die biddend en zingend met de draagbaar over de kruisweg naar huis terugkeerden en bij enkele staties vertoefden, zich vol ontroering en eerbied naar het licht boven de grafspelonk wendden.

Ik heb de Heilige Maagd dus niet als een gewone sterveling uit het leven zien scheiden, of ten Hemel zien opgaan, maar eerst de ziel en vervolgens het lichaam van de aarde zien opnemen.

Komst van de Heilige Thomas

Na de terugkeer van de begrafenis gebruikten de apostelen en leerlingen enig voedsel en begaven zij zich ten ruste. Zij sliepen in schuren die in de nabijheid stonden van het huis. De dienstmaagd van Maria, die in de woning was achtergebleven om het een en ander te regelen, en de andere vrouwen die haar moesten helpen, sliepen in het vertrek achter de haardstede, waar de dienstmaagd tijdens de begrafenis alles had opgeruimd, zodat het er nu uitzag als een kleine kapel, waarin de apostelen voortaan konden bidden en de Heilige Mis opdragen.

Vanavond zag ik de apostelen nog in gebed en vol droefheid. De vrouwen waren reeds ter ruste gegaan. Ik zag nu de apostel Thomas met twee gezellen bij het hek van de binnenplaats aankomen en kloppen dat men hem zou binnenhalen. Er kwam een leerling met hem, Jonathan genaamd, een bloedverwant van de Heilgie Familie. Zijn andere gezel was een zeer eenvoudige mens uit het land waar de verst afwonende van de Heilige Driekoningen geleefd had en dat ik steeds met de naam Partherme aanduid. Thomas had hem vandaar meegebracht. Hij droeg zijn mantel en was kinderlijk gehoorzaam en gedienstig. Een leerling opende de deur en terwijl Thomas met Jonathan het vertrek binnengingen, waar de apostelen zich bevonden, beval hij de dienaar om voor de deur te blijven zitten. De goede, bruine man deed alles wat men hem gebood en ging dadelijk rustig zitten.

Wat waren zij bedroefd toen zij hoorden dat zij te laat gekomen waren. Thomas weende als een kind toen hem het overlijden van Maria werd gemeld. De leerlingen wasten hun voeten en brachten hen wat voedsel.

Ondertussen waren de vrouwen ontwaakt en opgestaan en toen zij zich verwijderd hadden, bracht men Thomas en Jonathan op de plaats waar de Heilige Maagd gestorven was. Zij wierpen er zich ter aarde en besproeiden de plek met hun tranen. Thomas bleef nog lang biddend knielen voor het altaar van Maria. Zijn droefheid wekte medelijden en ook ik moet nog wenen als ik er aan denk.

Toen de apostelen klaar waren met hun gebed, dat zij niet onderbroken hadden, gingen zij allen de nieuw aangekomenen verwelkomen. Zij namen Thomas en Jonathan onder de arm, richtten hen op uit hun knielende houding en voerden hen naar het voorhuis. Zij brachten broodjes met honing en zij dronken uit kruikjes en bekers. Dan baden zij nog gezamenlijk en omhelsen elkaar nogmaals.

Maar nu verlangden Thomas en Jonathan het graf van de Heilige Maagd te zien. De apostelen ontstaken lichten die op stokken waren bevestigd en trokken met hen over de kruisweg naar het graf van Maria.

Zij spraken niet veel en vertoefden enkele ogenblikken bij de verschillende staties en overdachten de lijdensweg van de Heer en de medelijdende liefde van Zijn Moeder, die deze gedenkstenen hier had opgericht en ze zo dikwijls met tranen had bevochtigd. Bij de grafheuvel knielden allen neer, maar Thomas en Jonathan spoedden zich naar de ingang van de grot, gevolgd door Johannes. Twee leerlingen bogen het struikgewas voor de ingang ter zijde en zij traden binnen en knielden vol eerbiedige vrees neer voor het graf van de Heilige Maagd.

Dan naderde Johannes de grafzerk die een beetje boven de uitholling van de begraafplaats uitstak, maakte de drie grijze banden los waarmee de zerk was omwikkeld en nam het deksel er af. Zij hielden het licht bij de zerk en zagen met ontzetting de grafdoeken en de windsels leeg voor zich liggen. Op de plaats van het aangezicht en de borst waren zij losgewikkeld. De windsels van de armen waren een weinig losgeraakt, maar hadden toch nog de vorm waarin zij gelegd waren, maar het verheerlijkte lichaam van Maria was niet meer op deze aarde. Met opgeheven armen staarden ze allen omhoog, alsof het heilige lichaam nu eerst verdwenen was. Toen riep Johannes naar buiten: "Kom en verwonder u. Zij is niet meer hier!"

Toen traden allen, twee aan twee, de nauwe grot binnen en zagen met verwondering de lege grafdoeken. Buiten knielden ze allen neder en keken met opgeheven armen naar de hemel. Zij weenden, baden en prezen de Heer en zijn lieve, verheerlijkte Moeder, die ook hun lieve, trouwe Moeder was.

Nu dachten zij wel aan de lichtwolk die ze dadelijk na de begrafenis, op hun terugkeer, in de verte hadden gezien: hoe die op de grafheuvel was neergedaald en daarna weer was opgestegen.

Johannes nam echter met grote eerbied de grafdoeken van de Heilige Maagd uit de zerk, vouwde ze netjes op en nam ze met zich mee. Dan plaatste hij het deksel weer over de zerk en bond deze weer dicht. Nu verlieten ze allen de grafspelonk, waarvan de ingang opnieuw met struikgewas werd afgesloten.

Biddend en psalmen zingend, gingen zij over de kruisweg naar de woning terug. Allen begaven zich naar het woonvertrek van de Heilige Maagd. Johannes plaatste hier vol eerbied de grafdoeken op het tafeltje voor het bidvertrek van Maria. Thomas en de anderen baden nog op de plek waar zij gestorven was.

Komst van de Heilige Thomas (vervolg)

Petrus trok zich terug alsof hij een geestelijke overweging deed. Misschien deed hij zijn voorbereiding, want ik zag daarna het altaar voor de bidplaats van Maria, waar het kruis stond, klaarmaken en Petrus hield daar een plechtige godsdienstoefening. De anderen stonden in rijen achter hem geschaard en ze baden en zongen in koor. De heilige vrouwen stonden meer terug bij de deur en achter de haardstede.

De eenvoudige dienstknecht van Thomas was hem van uit de plaats, waar hij het laatst geweest was, gevolgd. Hij zag er heel vreemd uit. Hij had kleine ogen, een plat voorhoofd en een platte neus en vooruitgestoken wangbeenderen. Zijn kleur was iets bruiner dan men hier ziet. Hij was gedoopt en deed alles zoals een onervaren, gehoorzaam kind. Hij deed alles wat men hem beval: hij bleef staan waar men hem plaatste, keek heen waar men hem zei en lachte tegen iedereen. Hij was blijven zitten waar Thomas het hem had gezegd en toen hij Thomas zag wenen, begon ook hij bitter te wenen. Deze mens is altijd bij Thomas gebleven. Hij kon zware lasten dragen en ik heb hem geweldige stenen zien aanslepen toen Thomas een kapel bouwde.

Ik zag na de dood van de Heilige Maagd de apostelen en leerlingen dikwijls samen in een kring staan en elkaar vertellen waar zij geweest waren en wat zij hadden meegemaakt. Ik heb alles gehoord en het zal mij wel weer invallen, wanneer God het wil.

20 augustus 1821 en 1821. Na menigvuldige godsdienstoefeningen hebben de aanwezige leerlingen afscheid genomen en zich naar hun werkkring begeven. De apostelen en Jonathan, die met Thomas kwam en de knecht van Thomas zijn nog in het huis aanwezig. Maar ook zij zullen allen afreizen van zodra zij klaar zijn met hun werk.

Zij zijn namelijk bezig met de kruisweg van de Heilige Maagd van onkruid en stenen te reinigen en met boompjes, struiken en bloemen te beplanten. Zij doen dit alles onder gebeden en gezangen. Het is haast niet te zeggen hoe indrukwekkend dit schouwspel is, dat tegelijk getuigt van een diep geloof en een heilige liefde. Als trouwe kinderen versieren zij de voetstappen van hun Moeder, die ook de Moeder van de goddelijke Meester is. Met deze voetstappen had zij het martelaarschap dat haar Zoon naar de dood voor ons voerde, in medelijdende liefde afgemeten.

De toegang tot het graf sloten zij geheel af. De struiken ervoor werden met aarde nog steviger in de grond gezet en de gracht werd nog verder uitgediept. Het tuintje voor het graf werd gereinigd en versierd. Zij groeven een weg aan de rugzijde van de grafheuvel naar de achterkant van het graf en maakten daar een opening in de rots, waardoor men een blik kon werpen op de grafzerk waarin het lichaam gerust had van de heiligste der moeders, die door de stervende Verlosser aan hen allen en in Johannes aan zijn Kerk tot Moeder gegeven was. O, zij waren trouwe zonen, gehoorzaam aan het vierde gebod en in hun liefde zullen ze lang leven op aarde.

Zij richtten ook een soort tentkapel boven de grafspelonk op. Zij maakten een tent van tapijten en bedekten die men een vlechtwerk van rijshout. Zij bouwden er ook een altaartje in. Zij maakten een voetstuk van steen en legden daarover een grote, gladde, stenen plaat. Achter dit altaartje hingen zij een tapijt, waarop het beeld van de Heilige Maagd heel eenvoudig was aangebracht en wel in dezelfde kleuren die Maria bij feestelijke aangelegenheden gewoonlijk droeg: bruin en blauw en rood gestreept.

Toen alles klaar was hielden zij er een godsdienstoefening waarbij allen geknield en met opgeheven handen baden.

Het woonvertrek van Maria was geheel tot kerk ingericht. De dienstmaagd van Maria en enkele vrouwen bleven in huis wonen. Twee leerlingen, waaronder een van de herders, afkomstig van de andere kant van de Jordaan, bleven er achter om de gelovigen, die daar woonden, geestelijke hulp bij te brengen.

Spoedig daarna vertrokken ook de apostelen. Na een ontroerend afscheid vertrokken Bartholomeüs, Simon, Judas, Thadeus, Philippus en Mattheus naar hun standplaatsen. De overigen, behalve Johannes, die nog wat bleef, trokken eerst samen naar Palestina en namen daar afscheid van elkaar. Daar waren vele leerlingen en ook meerdere vrouwen trokken van Efeze mee naar Jeruzalem. Maria Marcus deed er zeer veel in het belang van de Christelijke gemeenschap. Zij had een vereniging van wel twintig vrouwen opgericht die er enigszins op een wijze leefden zoals de kloosterlingen: vijf er van had zij altijd bij haar in huis. De leerlingen kwamen dikwijls bij haar samen. De kerk bij de vijver Bethesda hoorde toe aan deze Christelijke gemeenschap.

Op 22 augustus zei A.C. Emmerich: Johannes alleen is nog in het huis. Alle anderen zijn reeds vertrokken. Ik zag dat Johannes, volgens de wil van de Heilige Maagd, haar kleren verdeelde tussen haar dienstsmaagd en een andere maagd, die haar dikwijls had geholpen. Er waren ook kleren bij die waren vervaardigd uit de stof die de Driekoningen hadden meegebracht. Ik zag twee lange, witte kleren, verschillende sluiers, dekens en tapijten. Ik zag ook duidelijk het gestreepte opperkleed dat Maria te Cana en op de kruisweg gedragen had en waarvan er een kleine strook in mijn bezit is. Een en ander was voor de Kerk bestemd. Van het schone hemelslauwe bruidskleed, dat met goud was doorstikt en met rozen gesierd, werd een miskleed gemaakt voor de kerk van Bethesda te Jeruzalem. In Rome zijn daarvan nog relikwieën. Ik zie ze, maar ik weet niet of men ze daar kent. Maria heeft het slechts gedragen bij haar huwelijk, later niet meer.

EINDE