Medjugorje kerk

Medjugorje België en Nederland

Medjugorje Maria

nov

21



Al uw antwoorden over Jezus. Zoektocht 7. Zijn de Evangeliën waar?

  
 
Download PDF

Zoektocht 7. Zijn de Evangeliën waar?

Zijn de evangeliën uit het Nieuwe Testament een werkelijk ooggetuigenverslag van Jezus Christus, of kon het verhaal met de jaren veranderd zijn? Moeten we de verslagen over Jezus van het Nieuwe Testament enkel met ons geloof aanvaarden, of is er een bewijs voor hun betrouwbaarheid?

Peter Jennings, die het late ABC-nieuws presenteert, was in Israël voor een televisie special rond Jezus Christus. Zijn programma, "De zoektocht naar Jezus", onderzocht of de Jezus uit het Nieuwe Testament historisch correct was.

Jennings vertoonde meningen over de evangelieverslagen van DePaul, Professor John Dominic Crosson, drie van de Crossancollega’s uit het Jezus seminarie en twee andere Bijbelgeleerden [Het Jezus Seminarie is een groep van geleerden die de woorden en daden van Christus overwegen en hierop rode, roze, grijze of zwarte kraaltjes gebruiken om hun stem uit te brengen die aanduidt hoe waarheidsgetrouw ze geloven dat de verklaringen uit het Evangelie zijn.

Sommige resultaten waren verbazend. Dr. Crossan twijfelt niet enkel over meer dan 80% van Jezus’ woorden, maar ook Jezus’ beweringen over Zijn goddelijkheid, Zijn mirakels,.en Zijn verrijzenis. Jennings was duidelijk geboeid door het beeld van Jezus zoals dit werd geschetst door Crossan.

Een zoektocht naar de waarheid van de geschiedenis van de Bijbel is altijd nieuws, de reden waarom Tim en Newsweek elke keer een hoofdverhaal spinnen rond Maria, Jezus, Mozes of Abraham. Of, wie weet, zal het misschien een verhaal zijn over een zekere vermiste dertiende apostel.

Dit is amusement en zo zal het onderzoek nooit eindigen en zullen de antwoorden nooit vruchten voortbrengen, want dat zou hun eigen doodsteek zijn voor toekomstige programma’s. In plaats daarvan, worden deze met verschillende radicale meningen bij elkaar gebracht, zoals een aflevering van "Survivor", waarbij er zoveel mogelijk wendingen aan het verhaal wordt gegeven, eerder dan klaarheid te willen brengen.

Maar Jennings verslag behandelde een vraagstuk waarvan er geacht werd dat het ernstig zou doen nadenken. Crossan suggereerde dat de originele geschriften over Jezus opgesmukt werden door mondelinge overdracht en niet werden neergeschreven vóór de dood van de apostelen. En zo zouden ze hoogste onbetrouwbaar zijn en er niet in slagen om ons een duidelijk beeld te geven van de ware Jezus. Wij zijn wij om te weten of dit werkelijk zo is?

Verloren bij de vertaling?

Wat toont "dit bewijs" aan? Laat ons beginnen met twee eenvoudige vragen: Wanneer zijn de originele documenten over het Nieuwe Testament geschreven? En wie schreef deze?

De belangrijkheid van deze vragen zijn kennelijk. Als de verslagen van Jezus geschreven zouden zijn nadat de ooggetuigen dood waren, dan kan niemand hun preciesheid nagaan. Maar, integendeel, als de verslagen uit het Nieuwe Testament geschreven geweest zijn toen de apostelen nog leefden, dan kan hun echtheid worden bevestigd. Alle apostelen zouden kunnen antwoorden op vragen over hun verslagen over Jezus.

De schrijvers van het Nieuwe Testament beweren de ooggetuigenverslagen weer te geven over Jezus. De apostel Petrus schrijft op deze wijze in een brief: "Toen wij u de glorierijke komst van onze Heer Jezus Christus verkondigden, baseerden wij ons niet op vernuftige verzinsels ... integendeel, wij hebben met eigen ogen zijn grootheid gezien." [2 Petrus 1:16]

Een groot gedeelte van het Nieuwe Testament maken de 13 brieven uit van de apostel Paulus aan de jonge kerken en individuele personen. Paulus zijn brieven dateren van de jaren 45 tot de jaren 65 [12 tot 13 jaar na Christus] en vormen zo de vroegste getuigenissen van Jezus’ leven en onderricht. Will Durant schreef over de historische belangrijkheid van de Paulus’ brieven. "Het Christelijke bewijs van Christus begint bij de brieven die geschreven zijn door de Heilige apostel Paulus. ... Niemand heef ooit het bestaan van Paulus in vraag gesteld, noch zijn herhaalde ontmoetingen met Petrus, Jacobus en Johannes, en Paulus geeft een beetje jaloers toe dat deze mensen Christus werkelijk hadden gekend.

Maar is het waar?

In boeken, tijdschriften en TV documentaire stelt het Jezus Seminarie dat de evangeliën geschreven zijn uiterlijk tegen 130 tot 150 na Christus door onbekenden. Indien deze late data juist zijn, dan is er een gat van ongeveer 100 jaren vanaf Christus’ dood [geleerden beweren dat Christus is gestorven tussen het jaar 30 en 33]. En daar alle ooggetuigen toen reeds gestorven waren, kunnen de Evangeliën ook zijn geschreven door onbekende, bedrieglijke schrijvers.

Welk bewijs hebben we dat de Evangelieverslagen over Jezus werkelijk zijn geschreven? De geleerden zijn het er over het algemeen over eens dat de evangeliën van de apostelen geschreven zijn tijdens de eerste eeuw. Zij sommen verscheidene punten hiervoor op waarop we later zullen terugkomen. Noteer nu echter dat er drie basisvormen van bewijs bestaan om een betrouwbare aangelegenheid te maken voor deze besluiten:
  • vroege documenten van afvalligen zoals Marcion en de school van Valentinus sommen thema’s, passages, en boeken op van het Nieuwe Testament.
  • Er bestaan ontelbare geschriften uit vroegchristelijke bronnen, zoals Clementius van Rome, Ignatius en Polucarpus.
  • Ontdekte kopijen van de evangeliën hebben na onderzoek uitgewezen dat ze dateren van minstens 117 na Christus.
De Bijbelse archeoloog William Albrigt besloot op basis van zijn onderzoek dat alle boeken uit het Nieuwe Testament geschreven zijn toen de meeste van de apostelen nog in leven waren. Hij schreef: "We kunnen reeds nadrukkelijk beweren dat er niet langer een stevige basis is om enig boek na 80 na Christus te dateren, twee volle generaties voor de data van 130 en 150 na Christus, die worden vooropgesteld door de huidige critici van het Nieuwe Testament." Elders legt Albright de data, voor de vermoedelijke volledige geschriften uit het Nieuwe Testament, ergens tussen 50 tot 75 na Christus.

De bekende sceptische geleerde John A. T. Robinson dateert het Nieuwe Testament nog vroeger dan zelfs de meest conservatieve geleerden. In Redating The New Testament, beweert hij dat het Nieuwe Testament geschreven is tussen 40 en 65 na Christus. Dit is reeds 7 jaar na Christus’ leven op aarde. Als dat waar is, dan zou enig historisch bedrog onmiddellijk door ooggetuigen en vijanden van het Christendom, erkend zijn.

Laat ons dus het spoor van sleutels nader bekijken dat ons van de originele documenten naar de kopijen leidt.

Wie heeft nog meer bewijs nodig?

De originele geschriften van de apostelen worden gerespecteerd. Kerken hebben ze bestudeerd, voorzichtig bewaard en ze opgeslagen zoals een begraven schat.

Maar, helaas, inbeslagneming door de Romeinen, 2000 jaar tijd en de tweede wet van de thermodynamica hebben hun tol geëist. Wat blijft er dus vandaag over van de originele geschriften? Niets! De originele manuscripten zijn allemaal verdwenen, alhoewel Bijbelgeleerden en archeologen er elke dag op hopen dat er een of ander document naar boven komt.

Toch deelt het Nieuwe Testament niet alleen dit lot, geen andere vergelijkbare documenten uit de oudheid zijn ook overgebleven. Maar historici zijn niet verward door dit gebrek aan originele manuscripten, wanneer ze geloofwaardige kopijen hebben om te onderzoeken. Maar zijn er oude kopijen van het Nieuwe Testament beschikbaar, en indien zo, zijn zo geloofwaardig tegenover de orignelen?

Toen het aantal kerken zich vermenigvuldigde, werden er honderden kopijen gemaakt, in de grootste voorzichtigheid, en onder toezicht van de kerkleiders. Elke letter werd overdreven precies neergepend in inkt op papyrus of perkament. En zo kunnen vandaag de geleerden de overlevende kopijen (en de kopijen van de kopijen van de kopijen, u snapt het...) gebruiken om de authenticiteit vast te stellen en tot een heel dichte benaderende waarde te komen wan de originele documenten.

In werkelijkheid hebben geleerden die oude geschriften bestuderen, documenten zoals De Odyssey, vergeleken met andere oude documenten om hun betrouwbaarheid te achterhalen. Meer recentelijk heeft Charles Saunders, een militaire historicus een drieledige test bedacht die niet enkel de geloofwaardigheid van de kopijen onderzoekt, maar ook deze van de schrijvers. Zijn test bestaat hieruit:
  • de bibliografische test
  • de interne bewijstest
  • de uiterlijke bewijstest
Bibliografische test

Deze test vergelijkt een document met de overige uit dezelfde tijdsperiode en vraagt:
  • Hoeveel kopijen van het oorspronkelijke document bestaan er?
  • Hoe groot is de tijdsinterval tussen de oorspronkelijke geschriften en de vroegste kopijen?
  • Hoe goed doorstaat een document de vergelijking met de overige vroege geschiedenis?

Veronderstel dat we enkel twee of drie kopijen hadden van het originele Nieuwe Testament. Dan zouden de monsters zo klein in aantal zijn dat we mogelijk de geloofwaardigheid niet zouden kunnen achterhalen. Aan de andere kant, als we honderden of zelfs duizenden kopijen hebben, kunnen we gemakkelijk de fouten van de slecht overgeschreven documenten er uithalen.

Hoe goed doorstaat het Nieuwe Testament de vergelijking met andere oude geschriften met inachtneming van zowel het aantal kopijen als de tijdsinterval tussen de originelen. Vandaag bestaan er meer dan 5.000 manuscripten van het Nieuwe Testament in de oorspronkelijke Griekse taal. Wanneer we ook de andere talen hierbij tellen komen we aan zo’n 24.000 documenten, allen gedateerd tussen de tweede en de vierde eeuw.

Vergelijk dit met de tweede beste bewaarde aantal kopijen van oude historische manuscripten, Homerus’ Ilias, met zijn 643 kopijen en denk er aan dat de meeste overige historische documenten veel minder bestaande kopijen hebben dat deze [meestal nog geen 10]. Hierop bemerkte de Nieuw Testament geleerde Bruce Metzger: "In tegenstelling met andere oude manuscripten, beschikt het kritische onderzoek van de teksten over een weelde aan materiaal."

Tijdsinterval

Niet alleen is het aantal manuscripten van betekenis, maar eveneens de tijdsinterval tussen de originele geschriften en de datum van de kopij. Over een tijdspanne van 1.000 jaar van "overschrijven", hoeft men u niet te vertellen welke resultaten hieruit kunnen voortkomen, maar over een tijdspanne van 100 jaar maakt dit een groot verschil uit.

De Duitse criticus Ferdinand Christian Baur [1792-1860] stelde dat het Evangelie van Johannes niet geschreven kon zijn voor het 160 jaar na Christus. Daarom kon het Johannes evangelie niet geschreven zijn door Johannes zelf. Indien dit zo zou zijn, zou dit niet enkel Johannes geschriften, maar eveneens de geloofwaardigheid van het hele Nieuwe Testament ondermijnen. Maar toen werd er op een verborgen plaats in Egypte, een aantal papyrusfragmenten gevonden van het Nieuwe Testament, waaronder een gedeelte van het Evangelie van Johannes [meer bepaald Johannes 18:31-33], die werden gedateerd rond 25 jaar nadat Johannes het origineel had geschreven.

Metzger legt uit: "Juist zoals Robinson Crusoe, die een voetspoor zag in het strand, besloot dat er een andere menselijke persoon, met twee voeten, samen met hem op het eiland aanwezig was, zo bewijst P52 [het label van het fragment van Johannes] het gebruik van het vierde Evangelie tijdens de eerste helft van de tweede eeuw in een provinciaal stadje rond de Nijl, ver verwijderd van de plaats waar het oorspronkelijke document werd opgetekend [Efeze in Klein-Azië]." Vondst na vondst hebben archeologen kopijen en grote gedeelten van het Nieuwe Testament blootgelegd, allen gedateerd als geschreven binnen de 150 jaar na de oorspronkelijke geschriften.

De meeste andere documenten hebben tijdsintervallen gaande van 400 tot 1.400 jaar. Zo zijn de gedichten van Aristoteles geschreven rond 343 voor Christus, maar de vroegste kopij dateert van het jaar 1.100, en er bestaan slechts vijf kopijen van. En niemand gaat verder op onderzoek naar de geschiedenis van Plato waarvan eerst werd beweerd dat hij een brandweerman was in plaats van een filosoof.

In werkelijkheid is er bijna een volledige kopij van de Bijbel, genoemd "Codex Vaticanus", die werd geschreven tussen de 250 en 300 jaar na de oorspronkelijke geschriften van de apostelen. De oudst gekende volledige kopij van het Nieuwe Testament in het oude unciaalschrift is de "Codex Sinaiticus", die zich nu in het British Museum bevindt.

Net zoals de Codex Vaticanus dateert deze uit de vierde eeuw. Vaticanus en Sinaiticus die teruggaan tot vroeg in de christelijke geschiedenis, verschillen, zoals andere Bijbelse manuscripten, miniem van elkaar en geven ons een heel goed beeld van wat de eerste documenten moeten hebben bevat.

Zelfs de kritische geleerde John A.T. Robinson heeft toegegeven: "De weelde aan manuscripten, en boven alles de kleine interval tussen de geschriften en de eerste nog overgebleven kopijen, maken het veruit de best getuigenis van alle oude geschriften ter wereld." De rechtsgeleerde, John Warwick Montgomery, bevestigde: "Sceptisch zijn over de boeken van het Nieuwe Testament is toelaten om alle oude geschriften in vraag te stellen, want er zijn geen documenten over de vroege periode met zo’n goede bibliografische getuigenis als het Nieuwe Testament."

Het punt van dit alles is: als de kopijen van het Nieuwe Testament zo vroeg na de actuele gebeurtenissen zijn opgetekend en rondverdeeld, is hun omschrijving van Jezus meer dan waarschijnlijk nauwkeurig. Maar extern bewijs is niet de enige manier om de vraag van betrouwbaarheid te beantwoorden, geleerden gebruikten ook intern bewijs om de vraag te beantwoorden.

De ontdekking van de Codex Sinaiticus

In 1844 was de Duitse geleerde Constantine Tischendorf op zoek naar manuscripten over het Nieuwe Testament. Per ongeluk stootte hij, in de bibliotheek van het klooster van de Heilige Catharina op de Sinai berg, op een korf die gevuld was met oude papieren. De Duitse geleerde was zowel opgetogen als aangeslagen. Hij had nog nooit zo’n oude Griekse manuscripten gezien. Tischendorf ondervroeg de bibliothecaris er over en was ontzet dat ze zouden worden weggedaan om als brandstof te dienen voor de open haard. Twee grote korven van zulke papieren waren reeds verbrand.

Het enthousiasme van Tischendorf bracht de monniken op hun hoede en hij mocht de manuscripten niet meer zien. Ze lieten wel toe dat Tischendorf de 43 bladzijden mocht meenemen die hij had ontdekt.

Vijftien jaar later keerde Tischendorf terug naar het Sinai klooster, deze keer met de hulp van de Russische Tsaar Alexander II. Toen hij aankwam nam een monnik Tischendorf mee naar zijn kamer en haalde een in doeken gewikkeld manuschript van de planken. Het lag tussen tassen en borden. Tischendorg erkende onmiddellijk de kostbare resterende gedeelten van de manuscripten die hij eerder had gezien.

Het klooster ging er mee akkoord om het manuscript aan de Tsaar voor te stellen als beschermer van de Griekse Kerk. In 1933 verkocht de Sovjetunie het manuscript aan het British Museum voor 100.000 pond

De Codex Sinaiticus is een van de oudste volledige manuscripten van het Nieuwe Testament dat er is. Sommigen denken dat het één van de 50 Bijbels is waartoe keizer Constantijn aan Eusebius de opdracht had gegeven om ze te schrijven in het begin van de vierde eeuw. De Codex Sinaiticus is van enorme hulp geweest voor de geleerden om de betrouwbaarheid van het Nieuwe Testament na te gaan.

De interne bewijstest

Zoals goede speurders gaan de geschiedkundigen de betrouwbaarheid na door te zoeken naar interne sleutels. Deze sleutels onthullen de beweegredenen van de auteurs en hun gewilligheid om details en overige aspecten bekend te maken die kunnen worden nagegaan.. De voornaamste interne sleutelaanwijzingen dat de geleerden gebruiken om de betrouwbaarheid na te gaan, zijn de volgende:

  • De samenhang met de ooggetuigenrapporten
  • Details van de namen, plaatsen en gebeurtenissen
  • Brieven aan personen en kleine groepen
  • Dingen die de auteur van zijn stuk brengen
  • De aanwezigheid van niet ter zake doende of tegengesteld materiaal
  • Het gebrek aan betekenisvol materiaal.

Laat ons als voorbeeld de film "Friday Night Lights" nemen, waarvan er wordt beweerd dat deze is gebaseerd op historische feiten, maar zoals zo vele filmen die maar magertjes gebaseerd zijn op feiten, blijft ook hier voortdurend de vraag: Zijn de dingen werkelijk op die manier gebeurd? Hoe kan men dus de geschiedkundige betrouwbaarheid vaststellen?

Een sleutel kan de aanwezigheid zijn van onbetekenend materiaal. In het midden van de film krijgt de coach, voor geen klaarblijkelijke reden, een telefoonoproep om hem te informeren dat zijn moeder aan een hersentumor lijdt. Deze gebeurtenis heeft niets van doen met de ontknoping en wordt verder ook nergens meer vermeld. De enige uitleg die kan worden gegeven voor de aanwezigheid van zo’n onbetekenend materiaal kan zijn dat het inderdaad is gebeurd en dat de regisseur de wens had om de dingen historisch juist weer te geven.

Een ander voorbeeld uit dezelfde film. Bij het volgen van het drama willen we dat de Permian Panthers het nationaal kampioenschap winnen. Maar dit is niet zo. Dit voelt tegengesteld aan en we weten onmiddellijk dat het in de film is opgenomen omdat in werkelijkheid Permian het spel verloren heeft. De aanwezigheid van tegengesteld materiaal is ook een sleutel voor de historische juistheid.

En uiteindelijk leidt het gebruik van gekende steden en bekende oriëntatiepunten zoals de Houston Astrodome ons ook naar de waarheid omdat ze gemakkelijk zijn te staven of te vervalsen.

Dit zijn maar enkele voorbeelden van hoe intern bewijs ons naar de geschiedkundige betrouwbaarheid van een document kan leiden of ons ertoe van wegdrijven.

De samenhang

Diverse aspecten van het Nieuwe Testament, gebaseerd op de eigen inhoud en kenmerken, helpen ons om de betrouwbaarheid ervan vast te stellen

Bedrieglijke documenten hebben de neiging om ooggetuigenverslagen weg te laten of zijn onsamenhangend. Duidelijke tegenstelling tussen de Evangeliën zouden bewijzen dat ze fouten bevatten. Maar tegelijkertijd, als elk evangelie precies hetzelfde zegt, zou het ook de verdachtmaking op een samenzwering verhogen. Het zou zijn als mensen die onder één hoedje spelen en proberen overeen te komen over elk detail van hun schema. Te veel samenhang is even twijfelachtig als te weinig.

Ooggetuigen van een misdaad of een ongeval geven over het algemeen de grote lijnen weer, maar vanuit een verschillend standpunt. Evenzo moeten de vier Evangeliën de gebeurtenissen uit Jezus’ leven vanuit een verschillend perspectief bekijken. Ongeacht deze verschillende standpunten zijn de Bijbelgeleerden verbaasd over de samenhang van hun beschrijvingen en het duidelijke beeld van Jezus en zijn leer, met de aanvullende rapporten.

Details

Geschiedkundigen houden van details in een document omdat dit het gemakkelijker maakt om de betrouwbaarheid ervan vast te stellen. Zo zijn de brieven van Paulus vol van details. Dit is ook het geval met de Evangeliën. Zo zijn bijvoorbeeld Lucas’ Evangelie en zijn handelingen geschreven aan een edelman met de naam Theophilus, die ongetwijfeld een gekend persoon was in die tijd.

Indien de geschriften louter uitvindingen van de apostelen waren geweest, dan zouden valse namen, plaatsen en gebeurtenissen vlug opgespoord zijn geweest door hun vijanden, de Joodse en Romeinse leiders. Dit zou het Watergate schandaal van de eerste eeuw geworden zijn. Maar vele van de details uit het Nieuwe Testament zijn als waar aangetoond door onafhankelijke onderzoekers. De klassieke geschiedkundige Colin Hemer identificeert bijvoorbeeld 84 feiten in de laatste 16 hoofdstukken die door archeologich onderzoek zijn bevestigd.

In de voorgaande eeuwen vochten sceptische Bijbelgeleerden zowel Lucas auteurschap als zijn datering aan, bewerend dat het geschreven was in de tweede eeuw door een ongekende schrijver. De archeoloog Sir William Ramsey was ervan overtuigd dat ze gelijk hadden en hij startte een onderzoek. Na een diepgaand wetenschappelijk onderzoek, wijzigde de archeoloog zijn beslissing. Ramsey gaf toe dat "Lucas een historicus van de eerste rij was en ... dat deze auteur tussen de grootste geschiedkundigen zou moeten worden gerekend ... de geschiedenis van Lucas is onovertrefbaar met betrekking tot de betrouwbaarheid."

Dan zijn er de reizen van Paulus, waarbij de plaatsen, de mensen die hij bezocht, de boodschappen die hij afleverde en zijn vervolging worden opgesomd. Kunnen al deze details vervalst zijn? De Romeinse historicus A.N. Sherwin-White schreef: "de bevestigingen van de historiciteit zijn overweldigend ... Elke poging om de historiciteit te verwerpen zou absurd zijn. Romeinse historici hebben dit reeds lange tijd als waar aangenomen."

Van de Evangelieverslagen tot de brieven van Paulus, beschrijven de auteurs van het Nieuwe Testament openlijk de details, waarbij het opsommen van steden, namen van mensen die in die tijd leefden, heel gewoon is. Geschiedkundigen hebben minstens dertig van deze namen onderzocht.

Brieven aan kleine groepen

De meest vervalste documenten zijn algemeen en openlijk van aard, zoals dit artikel, waarvan er ongetwijfeld al vervalsingen op de zwarte markt rond circuleren. De historische expert Louis Gottschalck merkt op dat persoonlijke brieven aan kleine groepen een grote waarschijnlijkheid hebben van betrouwbaarheid. Onder welke categorie vallen de documenten van het Nieuwe Testament?

Sommigen waren duidelijk bedoeld om wijd verspreid te worden. Grote gedeelten van het Nieuwe Testament bestaan uit persoonlijke brieven tot kleine groepen of enkelingen. Deze documenten staan absoluut niet op de prioriteitslijst van vervalsingen.

Belemmerend materiaal

De meeste schrijvers houden er niet van om zichzelf in de verlegenheid te brengen. Geschiedkundigen hebben opgemerkt dat die documenten die ingewikkelde onthullingen doen over het algemeen te vertrouwen zijn. Wat hebben de auteurs van het Nieuwe Testament over zichzelf vermeld?

Verrassend stellen de schrijvers van het Nieuwe Testament zichzelf dikwijls voor als "onbenullig, laf en ongelovig." Overweeg bijvoorbeeld de drievoudige ontkenning van Jezus door Petrus of de onenigheden onder de leerling wie van hen de grootste was. Beide verhalen bevinden zich in de Evangeliën. Terwijl het respect voor de apostelen zeer belangrijk was in de vroege kerk, zou de invoeging van dit soort materiaal geen enkele zin hebben, tenzij de apostelen waarheidsgetrouw rapporteerden.

In The Story of Civilization schrijft Will Durant over de apostelen: "Deze mannen waren nauwelijks het soort mensen die men zou hebben gekozen om de wereld om te vormen. De Evangeliën geven realistisch de verscheidenheid van hun karakter weer en geven eerlijk hun fouten weer."

Tegenwerkend of ontoepasselijke materiaal

De Evangeliën vertellen ons dat de lege graftombe van Jezus door een vrouw werd ontdekt, ook al werden in het Israël van die tijd vrouwen beschouwd als virtueel waardeloos en niet eens toelaatbaar tot het gerecht. De Moeder van Jezus en Zijn familie hebben tijdens de laatste uren van Jezus' leven aan het kruis dikwijls gezegd dat Hij Zijn zinnen kwijt was. Sommige van Jezus’ laatste woorden zijn onder meer: "Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten." En zo is er een hele lijst van incidenten die tegenwerkend zijn. Dit maakt de bedoelingen van de auteurs, om het leven en de leer van Jezus Christus correct weer te geven, heel geloofwaardig.

Tekort aan betekenisvol materiaal

Het is ironisch [of misschien logisch] dat weinig van de belangrijkste uitvaardigingen van de kerk van de eerste eeuw, de Christelijke opdracht, de spirituele gaven, het doopsel, het leiderschap, direct uit de mond van Jezus kwamen. Indien zijn opvolgers eenvoudigweg het materiaal voortbrachten om de groeiende kerk aan te moedigen, dat is het niet onuitlegbaar waarom ze geen instructies hebben gekregen door Jezus Christus over deze aangelegenheden. In één geval zegt de apostel Paulus over een zeker onderwerp: "Hierover hebben wij geen leer gekregen van de Heer."

Externe bewijstest

Het derde en laatste meetpunt over de betrouwbaarheid van een document is de externe bewijstest, die vraagt: Bevestigen historische feiten en geschriften buiten het Nieuwe Testament de betrouwbaarheid ervan? Wat zegden niet-christelijke geschiedkundigen over Jezus Christus?

Minstens zeventien niet-christelijke geschriften geven meer dan vijftig details aan over het leven, de leer, de dood en de verrijzenis van Jezus, alsmede details over de vroege kerk. Dit is verbazend, gezien het gebrek aan andere historieken dat wij in ons bezit hebben uit de tijdsperiode. Jezus wordt door meer bronnen vermeld dan de veroveringen van Caesar tijdens dezelfde periode. Het is zelfs nog meer verbazingwekkend daar deze bevestigingen van de details uit het Nieuwe Testament dateren van 20 tot 150 jaar na Christus, eerlijk gezegd "vroeg" gelet op de standaarden van de oude historiografie.

De betrouwbaarheid van het Nieuwe Testament wordt verder verstevigd door meer dan 36.000 bijkomende Bijbelse Christelijke documenten: geschriften van kerkleiders uit de eerste drie eeuwen] die gedateerd worden op minstens tien jaren na de laatste geschriften van het Nieuwe Testament. Indien alle kopijen van het Nieuwe Testament zouden verloren gegaan zijn, kon men het hersamenstellen uit deze overige brieven en documenten, met uitzondering van een aantal verzen.

Profesoor emeritus Howard Clark Kee van de Boston Universiteit besluit: "Het resultaat van de onderzoek van de bronnen buiten het Nieuwe Testament die bijdragen tot onze kennis over Jezus bevestigt enkel maar zijn historisch bestaan., zijn ongewone krachten, de aanbidding van zijn volgelingen, de blijvende bestaan van de beweging na zijn dood ... en het doordringen van het Christendom tot ... in Rome zelf, later tijdens de eerste eeuw."

De externe bewijstest is dus gebouwd op het bewijs dat is voorzien door andere testen. Ondanks de bewering van een klein aantal radicale sceptici dat het portret van Jezus uit het Nieuwe Testament een virtueel kladwerk is, zijn er een aantal uit het Jezus Seminarie, de consensus van experten, ongeacht hun geloof, die bevestigen dat het Nieuwe Testament dat we vandaag lezen zowel de woorden als de gebeurtenissen uit Jezus’ leven geloofwaardig weergeven.

Professor Clark Pinnock van het McMaster Divinity College, zei het heel goed toen hij zei: "Er bestaat geen geschrift uit de oude wereld waarvan door zo’n reeks van geschreven en historische feiten getuigt wordt. Een eerlijk persoon kan geen bron van deze soort uit zijn gedachten zetten. De kijk van sceptici over de historische geloofwaardigheid van het Christendom is gebaseerd op een absurd principe."

EINDE

Vertaling
: Chris De Bodt

Bron: Y-Jesus: The facts presented by scholars