|
|
|
|
Download PDF
Hoofdstuk 20. Dood van een Heilige Jean-Marie Vianney had de leeftijd van drieënzeventig jaar bereikt en zonder zijn "skelet," zijn "kadaver" te sparen, dat veertig jaar eerder om één uur ’s morgens opstond, na drie of vier uur te hebben gerust op een armzalige strozak, begon hij vervolgens aan de biecht. Ondanks zijn leeftijd, legde de oude grijsaard zich nog steeds de discipline op. Hij vastte en, tijdens zijn aanbiddingen viel hij op zijn knieën in extase, de handen gekruist.
Tegen elf uur voor de middag, vervolgde hij met zijn "onderrichtingen," maar men kon hem amper nog verstaan: de toehoorders voelden niet langer de hartstocht van de man die in onmiddellijk contact stond met God, zonder de etymologie van het woord "godsdienst." Soms lag hij lange momenten te slapen in zijn biechtstoel: de biechtelingen merkten dit in het algemeen op, stopten en wachtten met geduld tot de heilige zich tot hen zou richten. Toen Catherine Lassagne, broeder Athanase, broeder Jerôme en vicaris Toccanier hen vroegen om de pastoor een beetje te laten rusten, zei hij:
"Bah! Men zal in het volgende leven genoeg kunnen rusten!"
In 1859 was de hitte tijdens de zomer verzengend over geheel Frankrijk en Europa. Het was een oorlogsjaar. Napoleon III had aan keizer Frans Jozef van Oostenrijk de oorlog verklaard. De Franse en de Oostenrijkse legers stonden tegenover elkaar op de vlakten van Lombardije. Magenta en Solférino waren twee grote, maar zeer moorddadige, Franse overwinningen, wat de Zwitser Henri Dunand, die van alles getuige was, ertoe inspireerde om het Rode Kruis op te richten. Het Frankrijk van het Tweede Keizerrijk vocht voor de eenheid van Italië. Politieke tegenstanders als Thiers verklaarden dat het een dwaasheid was van Napoleon III, de dromer. Eenmaal verenigd, wachtte het nieuwe koninkrijk niet om een triple-alliantie te vormen met Oostenrijk-Hongarije en Duitsland. Deze alliantie was gericht tegen Frankrijk en stond onder de leiding van Bismarck om zo een weerwraak van Frankrijk tegen te houden, na hun nederlaag in de Frans-Duitse oorlog van 1870-71. Ondanks alle tegenslagen konden de Fransen opnieuw de gebieden Nice en La Savoie terugwinnen, die ze tijdens het eerste keizerlijke bewind hadden verloren.
In het dorpje Ars was de warmte drukkend en loodzwaar. Men had vastgesteld dat gedurende veertig jaar, hetzij vanaf de komst van de heilige in de parochie, de streek gespaard was gebleven van hagelbuien en andere slechte weersomstandigheden. Ging er zich deze keer een onweer voordoen? Op een morgen viel Jean-Marie van zijn trap toen hij zich naar zijn biechtstoel wou begeven: hij was ten einde krachten. De broeders die hem hielpen, hielden hem een poosje stil en legden hem dan op zijn strozak. Zij maakten het hem wat gerieflijker door er een matras op te leggen, die ontleend was van de burggraaf, zonder dat de heilige protesteerde. Een slecht voorteken!
"Dit is mijn arme einde," zuchtte hij, "ah, wat doet het goed om te sterven als men geleefd heeft op het kruis."
Doordat het weer verstikkend was, werden er door de vrome buren stoutmoedig lakens en lange doeken vastgemaakt aan het dak van de pastorij en lieten ze deze hangen tot op de grond. Deze werden om het uur besproeid om zo de warmte wat draaglijker te maken voor de arme, stervende pastoor.
De biechtelingen liepen verloren zonder herder en liepen zuchtend het hele dorp rond, van hier naar daar. Sommigen vielen in de tuin van de pastorij op de knieën en baden luidop de Rozenkrans. De meer stoutmoedigen drongen zich de trappen op naar de kamer, waar de heilige te rusten lag: het was alsof hij weggezonken was in een soort beschouwende extase. Maar vicaris Toccanier en de broeders Athanase en Hérôme waren waakzaam en drongen de menigte terug: het was al zo warm in zijn kamer. De biechtelingen binnenlaten zou het haast onmogelijk maken om nog te kunnen ademen. De smeekbeden bleven echter duren en daarop werden enkele bevoorrechten toegelaten: ze knielden en huilden luidruchtig en de heilige keerde zich naar hen toe maakte bevend de gebaren van de zegening in hun richting.
Nu ontdekte de entourage van de heilige dat hij op 2 december 1841 een eigenhandig geschreven testament had opgesteld, waarbij hij zijn lichaam overdroeg aan zijn geboortedorp Dardilly. Zou Ars, dat zijn wereldberoemdheid te danken had aan de heilige pastoor, volledig gestroopt worden van al zijn aandenken? Ging met een klokkentorenoorlog tussen twee dorpen beginnen zoals tijdens de middeleeuwen, voor de stoffelijke resten van de heilige? Neen. Nog voor hem de laatste sacramenten werden toegediend, ontbood de burggraaf-burgemeester met spoed meester Hippolyte Raffin, notaris te Trévoux, die zich aanbood op 3 augustus om 13 uur ’s middags.
"Waar wenst u te worden begraven?" vroeg de notaris.
"Te Ars!" mompelde de zieltogende pastoor.
Toen stelde de notaris een "notarieel testament" op [zo noemt men een testament met getuigen] waarin de heilige pastoor verklaarde:
"Ik wens dat mijn stoffelijke resten voor eeuwig op de begraafplaats van de parochie Ars rusten. Dat is mijn laatste wilsbeschikking die ik persoonlijk wens te laten voltrekken, waarbij ik alle vorige beschikkingen herroep!"
De getuigen waren graaf de Garets, Pierre Oriol [rentenier], Francois Pertinand [koetsier], Hippolyte Pagès [rentenier], die samen met de notaris tekenden, maar de erflater [die had verklaard dat hij het testament niet mede kon ondertekenen, omwille van zijn zwakheid door ziekte], ondertekende niet.
Daarop kreeg de pastoor van Ars de laatste sacramenten toegediend door M. Louis Beau, pastoor van Jassans, Ain.
Op 4 augustus 1859, rond zeven uur ’s avonds, spoedde de nieuwe bisschop van Belley, Mgr. De Langalorie, zich naar het sterfbed van de zieke, die hem herkende. Hij verliet deze wereld om tien uur ’s avonds.
Jean-Marie Vianney, sterfbed Tijdens de avond brak er een hevig onweer los boven Ars, zoals men sedert veertig jaren niet meer had gekend, terwijl de bedevaarders, op de hoogte gebracht per telegraaf en door de kranten, van alle kanten te voet of per auto kwamen toegestroomd.
De stroom bedevaarders is nooit opgehouden langs het graf van de heilige, gebalsemd en rustend in schrijn, in de kapel van de Heilige Philomena, de kleine heilige in wiens schaduw de pastoor van Ars gepoogd had om zijn eigen glorie te verbergen.
Jean Marie Vianney, schrijn met het ongeschonden lichaam
Jean-Marie Vianney, apart schrijn met zijn hart
Hart van de Heilige Jean-Marie Vianney
Vertaling: Chris De Bodt
|
|
|
|
|