Medjugorje kerk

Medjugorje België en Nederland

Medjugorje Maria

nov

21



Taizé. Frère Roger Schutz. Biografie. Hoofdstuk 3. Ontstaan van een Gemeenschap [1]

  
 
Download PDF

Taizé: Frère Roger Schutz: Biografie. Hoofdstuk 3. Ontstaan van een Gemeenschap [1]

In Europa brak in september 1939 een tijd aan van verwarring die ook de familie Schutz trof, door de Poolse invasie en de oorlogsverklaring van Frankrijk aan Duitsland. Twee maand later nam de dominee ontslag vanwege zijn leeftijd ... hij was tweeënzestig. Op 31 oktober verliet de familie Schutz Oron om een grote woning in Presinge te bezetten.

Dit dorpje nabij Genève van amper driehonderd zielen had alleen een katholieke kerk. Er was ook een mooi landgoed uit de XVIIIe eeuw, de ‘Abdij’ genoemd en waar Roger Schutz weldra zijn eerste vergaderingen en retraites hield.

De oudste zoon, Charly, moest dienst doen als grenswachter en kwam zo met vrouw en kinderen bij zijn ouders in Presinge inwonen. Renée, de tweede dochter en haar man Erich Rehlberg en hun kinderen vervoegden ook.

Roger nam actief deel aan de werking van dat groot huis vol inwoners waaronder acht kinderen. Doorlopend zaten ze met vijftien à twintig man aan tafel. Een van zijn neven, toen negen jaar oud, herinnert zich dat de stichter van Taizé graag de touwtjes in handen nam: "Hij was een geboren leider. Hij verdeelde de karweien. Hij gedroeg zich als een tiran met de jongste."

Een "gemeenschap te midden van de wereld"

De faculteit van Straatsburg viel stil zonder datum van heropenen. Dus trok Roger Schutz naar de vrije faculteit theologie in Lausanne voor zijn vierde jaar maar bleef in Presinge wonen. In oktober 1939, zoals beloofd, stelde hij zich kandidaat voor het voorzitterschap van het Verbond van Christelijke Studenten in Lausanne en werd hij verkozen. Hij bleef één jaar aan. De degelijk opgezette bond bestond uit groepen, samengesteld uit de verschillende hogescholen van de stad.

Roger Schutz stelde voor om de Catechismus van Heidelberg in dit academisch jaar te bestuderen. Opgesteld in 1562-1563 is dit boek de meest volledige en beroemdste uitdrukking van het hervormde geloof. Hij omvat 129 vragen en antwoorden opgebouwd rond de drie grote componenten van het christelijk leven: zonde, verlossing, dankbaarheid. Roger Schutz hield ook veel vergaderingen onder studenten en retraites voor de overtuigden. "Deze vergaderingen met Fransen en Franstalige Zwitsers, deze wandelingen door bos en veld, deze late avonden waren niet toevallig en lieten toe een gezamenlijke zorg te ontdekken die ons kwelde: de eenzaamheid en de afzondering die ons te wachten stonden na onze studies."

Zijn droom van een gemeenschap die hij deelde met andere jongeren kreeg stilaan vorm: "We moesten een einde maken aan een te individualistische traditie, om voluit de rijkdom van de samenwerking te benutten, zelfs met een gemeenschapsleven. [...] Trachten een gemeenschap op te richten die in de wereld staat en waarin elk lid gebonden is door zijn geloof in Christus en het aanvaarden van een regelgeving." Dat was de roep die voor sommigen onweerstaanbaar werd.

De gedachte ‘gemeenschap’ ging al rond bij meerdere denkers. Emmanuel Mounier [Roger Schutz ontmoette hem later in Taizé] was voorstander van ‘een personalistische en gemeenschappelijke revolutie’ (de titel van een werk verschenen in 1935). De Duitse socioloog Ferdinand Tonnies, in een boek dat later een klassieker werd, ontwaarde datzelfde jaar in de eigentijdse maatschappij een vitale nood aan gemeenschap. De economist François Perroux, voorstander van een markt beheerd door de ‘gemeenschap van werk’ en de ‘vakgenootschap’, gaf in 1941 zijn Schriften over gemeenschapsstudies.

Op het religieuze vlak hield het verschijnen van religieuze gemeenschappen op protestantse bodem in grote mate verband met de oorlog, maar in de jaren daarvoor kwam het experiment van Iona, gesticht door een Schotse dominee in 1938, als voorloper van deze van Roger Schutz in Taizé: een duurzame gemeenschap die externe gemeenschappelijke groepen ordent en bezielt. In het Duitse Finkelwalde had dominee Bonhoeffer tussen 1935 en 1937 een gelijkaardig experiment met studenten theologie en zijn in 1939 verschenen boek Over gemeenschapsleven werd steeds herdrukt en ondertussen ook vertaald.

De ‘gemeenschap’ waarvan de jonge Roger Schutz in die jaren 1939-1940 deel van uitmaakt en waarover hij begint te praten met de meest overtuigde studenten van zijn Verbond heeft nog geen vaste omlijsting, hooguit enkele duidelijke spirituele principes, een ontwerp van ‘franciscaans getinte’ regels. Roger Schutz gelooft in het slagen van een ‘gemeenschap te midden van de wereld’, een ‘intellectuele gemeenschap’, ook tegelijk spiritueel, waarvan de leden regelmatig bijeenkomen om samen te bidden, samen studeren en retraites beleven. De overtuiging van de jonge student is stevig: "Ik stond voor God, verplicht iets te ondernemen die mijn krachten oversteeg. Een zekere intuïtie die me overviel en aandrong om iets te doen dat mijn mogelijkheden overschreed en heel veel moed zou vergen." Ik zei: "Ik zal het doen, maar ik wist niet waarover het ging."

Dan deed hij een belangrijke ontmoeting. Roger Schutz had vernomen dat er in het gehucht Grandchamp nabij Neufchâtel enkele jaren voordien een klooster was gesticht en bestemd om mensen te ontvangen voor een retraite van enkele dagen. De drie vrouwen die er woonden waren nog niet gewijd, maar leidden wel een leven van regelmatig gebed en ze werden al ‘zusters’ genoemd. Een ervan, Marguerite de Beaumont, heeft verteld hoe ze op een lentedag in 1940 Roger Schutz zag aankomen: "Voor me stond een jongeman van twintig, jonger dan ik. Hij noemde Roger. Hij heeft de zending gekregen een gemeenschap van jonge mannen op te richten. Hij vernam zojuist dat we hier een gemeenschappelijk leven beginnen en hij vraagt of hij bij ons enkele dagen mag doorbrengen in gebed. Ik geef hem een cel en we houden er met veel zorg een diep stilzwijgen op na tijdens zijn verblijf."

Dit eerste verblijf in Grandchamp zou door vele andere opgevolgd worden. Een overvloedige briefwisseling kwam op gang. De gemeenschap van Grandchamp en die van Roger Schutz werden samen gevormd en breidden samen uit.

Miljoenen mensen bevonden zich in juni 1940 op de Franse wegen, vluchtend voor de optrekkende Duitse troepen. Deze uittocht herinnerde Roger Schutz aan 1914 waarover zijn grootmoeder zo vaak had verteld. Haar voorbeeld indachtig besliste hij de ontredderde mensen te helpen: "Ik wou vooral eerst mezelf testen: ben ik in staat me te mengen in de grootste beproeving van nu? Ik wou een huis vinden om degenen die wilden schuilen voor de oorlog te herbergen en waar eens een gemeenschap zou bestaan."

In augustus 1940 vertrok hij uit Presinge op zoek naar een groot huis in Frankrijk dat én een onthaalcentrum voor vluchtelingen én een tehuis voor zijn toekomstige gemeenschap kon zijn. Er moest genoeg land aan het eigendom liggen om te kunnen bebouwen en om de leden van de gemeenschap te bevoorraden.

Hij vertrok per fiets uit Presinge en begon zijn zoektocht in de vrije zone. Al de eerste dag vond hij nabij Frangy een mooie woning met een grote boerderij ernaast. Er was een kapel waarin de heilige Franciscus van Sales de mis had opgedragen. Maar hij vond het geheel te mooi en welgesteld. Ook te dicht bij Presinge, bij zijn ouders, ‘te dicht bij mijn kennissen om mijn eigen weg te vinden.’

Hij reed verder tot in Bourg-en-Bresse waar zijn oom Louis Marsauche tijdelijk was aangesteld als opgeroepen aalmoezenier. Zijn oom gaf hem enkele dagen onderdak en wees hem een grote woning aan in Saint-Martin-du-Mont nabij Bourg-en-Bresse, die te koop stond. Het huis stond tegen de heuvel, omringd met hoge bomen en bood een prachtig uitzicht op de omgeving. Toch verzaakte hij weer: de streek was te bloeiend en het landgoed te mooi. Heel zijn leven had hij de prikkel van beproeving en hinder verkozen boven gemakkelijke oplossingen.

Op 20 augustus belandde Roger in Cluny ten noordoosten van Mâcon. Toen hij de plaats ontdekte bleven er van de beroemde abdij slechts enkele sporen over en waren de mooie abdijgebouwen al lang geseculariseerd. Hij vernam bij de notaris dat een grote woning te koop stond op tien kilometer van hier, in het dorp Taizé. Hij ging er meteen naartoe.

Het dorp ligt op een heuvel boven de vallei van de Grosne, een rivier die van het Mâconnais gebergte naar de Saône loopt. Taizé was steeds een welvarend dorp van wijnboeren geweest. In de jaren 1880 had echter de phylloxera alle wijngaarden vernield en had de trek naar de stad het dorp tot drieënzeventig inwoners herleid.

Taizé was een ‘menselijke woestijn’ herkende Broeder Roger later. Geen telefoon, geen stromend water, geen winkel of herberg. De baan was niet verhard. Het enige sieraad van het dorp was een mooi romaans kerkje uit de XIIe eeuw dat vroeger afhing van de abdij van Cluny. Maar er was sinds de Revolutie geen pastoor meer. Taizé hing af van de parochie Ameugny, een dorp in de buurt, en van de aartspriester van Saint-Gengoux-le-National, hoofdplaats van het kanton.

Het huis dat te koop stond werd het ‘kasteel’ of ‘huis van Brie’ genoemd (naar de eigenaars die in Lyon woonden) en was het grootste in het dorp. Een mooi gebouw met twee verdiepingen en een hoge voorgevel; op het dak stond een torentje en waren er ronde raampjes. Van het domein dat vroeger uitgebreid was bleven er nog zeventien ha weiland, bossen en velden over. Ook enkele gebouwen: een paardenstal, een veestal, een hangar en een pers. Sinds enkele jaren te koop aangeboden, was er geen liefhebber ondanks de lage verkoopprijs.

Hij was de ingangspoort nog niet voorbij of een weduwe uit het dorp, Henriette Ponceblanc, sprak Roger aan. In het gesprek vertelde ze Roger dat er in het dorp nergens eetgelegenheid was en nodigde hem uit op de lunch bij haar dochter. Onder het maal sprak ze een zin uit die de stichter van Taizé voor altijd bijbleef et graag herhaalde: "Blijf hier, we zijn zo eenzaam en alleen." "Die woorden waren beslissend," benadrukte hij.

Terug in Presinge gaf hij vader rekenschap van zijn reis en vermeldde de opmerking van de weduwe. Zijn vader reageerde meteen: "God richt zich tot ons via de armen, zijn woordvoerders. Als deze oude boerin je zo aansprak is het in Taizé dat je moet zijn."

Maar welke middelen van bestaan had zijn zoon? Waarvan ging hij leven? De dominee vreesde dat hij op de giften van medemensen zou moeten rekenen en zo zijn onafhankelijkheid prijs te geven. Hij herhaalde hem dat nog op zijn sterfbed. Voor Roger werd vaders’ verwittiging een slagzin: "De Broeders nemen geen enkele gift ten eigen bate aan." Bedoeling van de toekomstige prior was door eigen werk in eigen behoeften voorzien. Door op het land te werken zou de gemeenschap de dagelijkse kost verdienen.

Eind augustus verzamelde hij in Lausanne een dertigtal vrienden en kondigde hen aan dat hij besloot een huis te kopen voor zijn toekomende gemeenschap. Een vergadering zou heel vlug doorgaan in Taizé.

Roger vertrok terug naar Frankrijk met zijn broer Charly die door vader gelast was na te gaan of dat huis wel deugde voor het opzet. Ze overstegen hun meningsverschil en brachten drie à vier dagen door in Taizé. Charly, die Roger ‘s ontwerp niet goed begreep gaf een gunstig advies en enkele tips.

Bij het ondertekenen van de verkoopakte trachtte de notaris de koper af te schrikken: "Je bent maar vijfentwintig en je gaat je hele leven wijden aan deze vestiging, in slechte staat, om ze te onderhouden." Roger Schutz trok naar de dichtst bijgelegen kerk, de mooie kerk van Notre-Dame en daar was het dat hij zei: "ik kies voorgoed voor Taizé."

Op 8 september, het feest van de geboorte van de heilige Maagd, beëindigde de eigenares in Lyon een noveen om de verkoop van haar huis af te smeken. Die samenloop scheen te behoren tot de ‘gouden legende’ die alle klooster onderhouden rond hunstichting. Nochtans is het een vaststaand feit.

Broeder Roger heeft dikwijls geschreven dat hij Taizé kon aanschaffen dankzij een ’kleine lening’ die hem werd toegestaan. Maar in een artikel in het blad Time van 1948 werd er eerst gewag gemaakt van een vrijgevige ‘godvruchtige Franse calviniste’ die hem ‘aanbood het domein te kopen’. Van zijn kant noteerde Max Thurian in een belangrijk artikel over de oorsprong van Taizé: "Toen we niet beschikten over de middelen om zo een huis te kopen, werd er voor ons in Bourgondië een kasteel gekocht." Er kwam nooit duidelijkheid erover.

Roger Schutz moest nog steeds zijn studies beëindigen. In oktober 1940 legde hij zijn laatste examens als vierdejaars af. De verkregen noteringen toonden aan dat hij ernstig bleef studeren: 9/10 voor geschiedenis dogmatiek, 6/10 voor theologie Nieuw Testament en 8/10 voor moderne theologie.

Zonder nog voorzitter te zijn van het Christelijk Verbond van Studenten in Lausanne bleef hij nauwe banden aanhouden met enkele leden. Nu hij een huis bezat voor zijn gemeenschap kon er een eerste vergadering doorgaan. Ondanks de beperkte vrijheid van verkeer ging een eerste ontmoeting door in Taizé op de vooravond van Kerstmis 1940 met als thema ‘verhouding tussen geloof en wetenschap’, waarna ieder zelf de studie ervan voortzette, alleen of in groepjes.

Het gemeenschappelijk gebed ging door in een kleine huiskapel door Roger ingericht en zo beschreven door een bezoeker: "Op de benedenverdieping een gewone kamer, ondertussen verdwenen, waar een groot kruis voor het raam in het tegenlicht de enige versiering uitmaakte." De eerste stap was gezet.

Nadat de studenten vertrokken waren begon Roger Schutz aan een eenzaam bestaan nu hij permanent in Taizé verbleef. Hij had een koe en twee geiten gekocht en een moestuin opgestart. "Ik zong urenlang tijdens het werk, zei hij, en vond dat daar de vreugde lag: veel zingen, driemaal per dag bidden. Vanaf de eerste dag leerde ik het handwerk aan en ondervond dat een koe meer melk gaf als ze driemaal in plaats van tweemaal per dag gemolken werd."

Marie Aubœuf

In de eerste dagen van zijn vestiging kwamen enkele bejaarde vrouwen van het dorp, ‘vol goedheid’, hem warm onthalen. Eén maakte een diepe indruk op hem, namelijk Marie Aubœuf die tien kinderen had opgevoed. Ze was voor mij een ‘moeder volgens het Evangelie’, vertrouwde hij toe. Ze bracht hem voedsel en sprak met hem. Ze vertelde hoe jaren geleden Maria aan haar verschenen was.

In die tijd leed ze aan een toenemende heupverlamming. Terwijl ze ’s nachts bad op haar kamer werd het opeens heel licht en ‘de Maagd Maria verscheen haar in visioen.' Toen ze opstond was ze genezen. Voor Roger Schutz was dit verhaal een mijlpaal dat het ‘ontstaan van Taizé’ bestempeld heeft.

De jonge alleenstaande bleef nauw gehecht aan Marie Aubœuf. Ze begreep van binnen uit de roeping die ik trachtte te beantwoorden, het gebed driemaal per dag. Maar niet iedereen was overtuigd. Velen begrepen de intentie van de jonge protestant niet, een Zwitser dan nog, die geen dominee was maar wel het nodige geld had gevonden om het grootste huis van het dorp te kopen. In 1942, door wantrouwen gedreven, verklikten sommigen hem bij de overheid.

Hij maakte enkele jaren een ander visioen mee. Broeder Roger vermeldt dit zo: "Rond 1947 vertelde me een huismoeder dat ze bij het bidden stappend het dorp uitliep en daar in een visioen een groot kruis zag staan. Ze hield eraan de juiste plek te vermelden. Ik was verlegen dit te horen en heb er nooit over gesproken." Toen de kerk van Verzoening opgericht was merkte hij op dat deze precies op de plaats van dat visioen stond.

Een geestelijke vader: Eerwaarde Couturier

De oecumenische beweging had zich uitgebreid tussen de twee oorlogen maar viel niet in de smaak bij de katholieke overheid, waaronder paus Pius XI in zijn encycliek Mortalium animos van 1928. Hij veroordeelde daarin elke deelname aan conferenties van de pan-christenen die alle christelijke Kerken wilden samenbrengen en denken dat de ‘eenheid van geloof’ nog komt. De enige Eenheid mogelijk, volgens de paus, is de terugkeer van de dissidenten naar de ene ware Kerk van Christus [de katholieke Kerk]. Het is hun ongeluk dat ze die verlieten.

In die context ontstond het ‘katholiek oecumenische’ met een tweeledige opvatting waarvan de vaandeldragers de eerwaarde Couturier en de dominicaan Yves Congar waren.

In 1881 geboren te Lyon en docent aan de Kartuizerinstelling, ontdekte hij slechts op latere leeftijd (hij was 52) de problematiek rond de eenheid van de christenen. Hij was in Frankrijk de gangmaker van de universele Bidweek voor de eenheid van de christenen die liep van 18 tot 25 januari. Indien een dogmatisch akkoord onmogelijk is op korte termijn, vond hij dat katholieken, orthodoxen, anglicanen en protestanten tegelijk konden bidden voor dezelfde intentie: ‘In liefde één zijn van hart’ kan en mag ‘de eenheid van geest in waarheid’ voorafgaan.

Het ‘spiritueel oecumenisme’ van Couturier werd beantwoord met een meer dogmatisch type katholiek oecumenisme. In 1937 publiceerde pater Congar zijn Verdeelde christenen. Grondslag van een katholiek ‘oecumenisme’ waarvan mocht beweerd dat het de eerste Rooms-katholieke poging was tot uitwerken van een theologie van het oecumenisme. Zijn invloed was groot, ondanks het feit dat het perspectief door pater Congar aangereikt lange tijd niet aanvaard werd door de katholieke Kerk. Van zijn kant deed Couturier er ‘alles aan om de Kerk te overtuigen, en vermenigvuldigde de dogmatische meningsgeschillen en het technisch onderzoek om erin te slagen’. Vanaf 1937 organiseerde hij met een de eerwaarde Remillieux, priester in Lyon, een jaarlijkse bijeenkomst van hervormde dominees en katholieke priesters. De katholieken stelden voor om die te laten doorgaan in de Cisterciënzerabdij van Notre-Dame-des-Dombes in de Ain ten noorden van Lyon; zo ontstond de benaming ‘Groep van Dombes’ voor deze oecumenische bijeenkomsten die nog steeds plaats vinden, maar op een andere locatie.

Taizé: bijna toeval

Tijdens zijn laatste jaar faculteit had Roger Schutz van Couturier gehoord via Armand Payot, dominee in Genève: "Hij beschreef me deze opvallende gevoelige en vredelievende priesterfiguur." Eens in Taizé gevestigd trok de jongeman op bezoek naar de bejaarde priester in Lyon. Meerdere malen heeft hij over die eerste ontmoeting met de baanbreker van het spirituele oecumenisme verteld. Ze verliep in de herfst van 1940 aan de Kartuizerschool op ‘een armzalige kamer, vol dagbladen, boekjes en strooibiljetten’ voor de Bidweek tot eenheid. Hij was onder de indruk van ‘het duizelingwekkend doorzicht, onverwacht bij een priester die nooit het protestantisme van nabij had gekend’: Hij begon het leven van onze parochies en onze pastoraal te omschrijven alsof hij er heel zijn leven had doorgebracht met de hoop en de moeilijkheden van de Hervorming.

De jonge protestant en de bejaarde priester hadden dezelfde kennissen. Zo was Couturier sinds 1938 in contact met Wilfred Monod en hij bewonderde diens ‘tiers-ordre’ van Wakers. Ook in 1940 had hij het bezoek gekregen van Marguerite de Beaumont, een van de stichters van de gemeenschap in Grandchamp.

Roger Schutz vertrouwde aan de priester uit Lyon toe dat hij hunkerde naar een gemeenschapsleven en hij nodigde hem uit in Taizé. De eerwaarde Couturier was voor hem een kostbare hulp. Hij bracht hem in contact met de katholieke en protestantse middens in Lyon die het meest ontvankelijk waren voor de oecumenische gedachte en verspreidde zijn communautair plan onder zijn talrijke correspondenten. Door zijn toedoen vernoemde in de lente van 1941 het religieus informatieweekblad SŒPI [Service Œcuménique de Presse et d’Information] van Genève de stichting van Roger Schutz zonder ze te noemen: "In Frankrijk wijden zich een aantal kloosters aan gebed en boete ten voordele van de eenheid, en in Cluny ging onlangs een centrum van start voor contemplatief leven, van monachale inspiratie en die jonge protestanten samenbrengt." Dit is de eerste melding over Taizé in de pers. De benaming ‘Cluny’ zal nog enkele jaren standhouden.

Verantwoordelijkheid opnemen voor een beter bewoonbare aarde

Als Broeder Roger het ontstaan van Taizé aanhaalde zei hij later: "In de roeping van de gemeenschap zitten twee aspiraties: op weg gaan in zijn innerlijk leven door gebed, en verantwoordelijk opnemen om de aarde beter bewoonbaar te maken. Het ene kan niet zonder het andere."

De bedrijvigheid breidde uit. Vanaf 1940 begon de opvang van ‘vluchtelingen, Joden en weerstanders’, nooit meer dan twee of drie tegelijk; vanaf 1944 de stichting van een weeshuis et bijstand aan Duitse krijgsgevangenen en later het werk in de fabriek voor enkele broeders; nog later acties ten bate van de derde wereld en het opzetten van kleine fraterniteiten in arme landen en misdeelde buurten.

De ontmoetingen van Roger Schutz met kanunnik Dutroncy, pastoor in het dorp Saint-Gengoux-le-National nabij Taizé laat doorschijnen dat ze samenwerkten. De kanunnik was inderdaad bekend in zijn dorp ‘als een vurige anti-Duitser’. Hij verborg vervolgde jongeren en deserteurs en vanaf 1942 ook weerstanders. Waarschijnlijk riep hij de hulp van Roger Schutz in. Later en zonder zijn naam te vermelden, zei Broeder Roger slechts: "hij hielp politieke vluchtelingen [...] ik was hem per fiets gaan bezoeken met Emmanuel Mounier op doortocht in Taizé. We waren beiden in de ban van die priester die attent alles opvolgde vanuit die afgelegen plek."

Over Emmanuel Mounier zegt de stichter van Taizé verder niets, elliptisch zoals gewoonlijk. Van andere bronnen is geweten dat Mounier twee weken bij zijn familie in Cluny doorbracht in september 1941. Het blad Esprit door hem gesticht werd verboden, in januari 1942 werd hij aangehouden en opgesloten in Lyon. Het is in die onzekere periode dat de ontmoeting tussen de personalistische filosoof en de jonge protestant plaats vond. De onderwerpen die beiden boeiden ontbraken niet.

Sommige aanvragen voor hulp bereikten hem via ‘vrienden uit Lyon’, in de eerste plaats van dominee Roland de Pury die nauwe banden had met de beginnende Gemeenschap. Geboren in Genève en woonachtig in Lyon was Roland de Pury aanhanger van het gedachtegoed van Karl Barth. Vanaf eind 1941 was hij een bezieler van de christelijke Vriendschap, een verbond ontstaan onder de bescherming van kardinaal Gerlier, aartsbisschop van Lyon, en dominee Boegner, voorzitter van het protestantse verbond van Frankrijk, om de Joden te helpen. Roger Schutz was in Taizé een schakel in dit netwerk.

Zonder duidelijke bewijzen mogen we ‘veronderstellen dat hij ook in verbinding stond met de CIMADE [Comité Inter-Mouvements Auprès des Evadés], een structuur opgestart in 1939 door Madeleine Barot op vraag van dominee Boegner om hulp te verlenen aan de ‘verstekelingen van Elzas-Lotharingen’. Na de wapenstilstand bood de CIMADE hulp aan de geïnterneerde Joden in de omliggende kampen, ook om te vluchten naar het buitenland.

Roger Schutz had aan zijn jongste ongehuwde zus Geneviève gevraagd om hem bij te staan. "We hadden weinig," herinnerde hij zich, "zonder stromend water gingen we naar de dorpsput voor drinkwater. We konden slechts voedingswaren krijgen met rantsoeneringkaarten en de vluchtelingen kregen die niet. De voeding was dus meer dan eenvoudig, vooral de soep die bestond uit gemalen en geroosterde maïs die we kochten bij de naburige molenaar. We hadden ook melk van de koe en onze geiten, groenten uit de tuin, soep van netels en slakken uit een oude kwekerij aan de voet van de heuvel."

Dominee Casalis, die tijdens de oorlog had deelgenomen aan de activiteiten van CIMADE, heeft verteld dat de hulp aan vluchtelingen voor velen, christenen of niet, een sterke spirituele ervaring is geweest: "Bij aanvang dachten we dat we mensen in nood bijstonden en we hebben ontdekt dat zij ons ter hulp kwamen. Hun aanwezigheid en hun onvermijdelijke verwachtingen overstegen ons en lieten comfort, lafheid, stilzwijgen en medeplichtigheid achterwege. Hun aanwezigheid en lijden deed ons herleven tot een open en geofferd bestaan, en we ontdekten de ware zin en het centrum van onszelf: de andere wiens ontmoeting ons redt van die dood erger dan alle andere: het hebzuchtig terugtrekken en de ongevoelige eenzaamheid."

Eerwaarde Couturier in Taizé

De eerwaarde Couturier had beloofd Roger Schutz te bezoeken en deze wachtte ongeduldig op zijn komst. Hij had haast om hem de mis te zien opdragen in de kerk van Taizé waar slechts twee à drie vieringen per jaar doorgingen. Een gelegenheid, dacht hij, om de dorpbevolking te benaderen. "Ik verheug me," schrijft hij hem, "die dag te beleven en de eensgezindheid meemaken onder de katholieke broeders in Taizé. Het is wel pijnlijk midden een ‘volk van gelovigen’ te leven en toch eenzaam te zijn."

Op 4 juli 1941 komt Couturier aan in Taizé, vergezeld van de pater marist en medewerker Maurice Villain die een ook grote vriend van de Gemeenschap werd. Pater Villain herinnerde zich "een jongeman van vijfentwintig met een kinderlijk gezicht en de ogen vol hemelse uitstraling."

Met toelating van Mgr Lebrun, bisschop van Autun, werd ’s anderendaags, een zaterdag, de langverwachte mis opgedragen. Als protestant woonde Roger Schutz ze bij achter in de kerk. Tot zijn grote ontgoocheling hadden slechts enkele vrouwen zijn uitnodiging beantwoord.

De discussies liepen twee dagen lang over oecumenisme en gemeenschapsleven. Couturier vermelde de anglicaanse religieuze gemeenschappen die hij en 1937 en 1938 bezocht had. Op zijn beurt stelde Roger Schutz veel vragen aan zijn gast en legde hem ‘een schets van dagelijks reglement’ voor, die de eerwaarde meenam naar Lyon om het rustig te bekijken in de komende dagen.

"Bij gelegenheid van een bezoek aan het domein konden we verrast enkele Joodse vluchtelingen de hand drukken," vertelde pater Villain, "die ontginningswerken uitvoerden en waaraan de dominee asiel verleende."

Na die ontmoeting moedigde Couturier de jongeman nog aan, beter zelfs, hij bemoedigde hem door te zeggen dat zijn werk Gods zegen wegdroeg: "Laat je nooit ontmoedigen, schreef hij hem, en blijf voorzichtig, want ik ben zeker dat de gezegende hand van God je beschermt opdat je grote dingen zou ondernemen ton Zijn glorie, zolang je een gewillig, nederig en gelaten antwoord geeft." Toen Roger Schutz drie jaar later zijn eerste boek uitgaf, stuurde hij Couturier een exemplaar dat hij signeerde: "Aan onze geliefde spirituele leider, de eerwaarde Couturier." Dit teken van respect was tegelijk een schuldbekentenis.

Vertaling: Broeder Joseph