|
Download PDF
Manuel Souza Pereira [2]
Geen familie of bloedverwanten meer
De Vaders waren diep bewogen. Ze omhelsden me en deden mij opstaan en zeiden; "Zoon, wat zal uw oom, de generaal hierover zeggen, als hij te weten komt dat u naar zo’n ver land wenst af te reizen en afstand neemt van het priesterschap om te worden opgeleid als lekenbroeder? Gelet op uw edele naam zal hij zeker niet blij zijn met uw beslissing en ons hiervoor verantwoordelijk stellen."
"Absoluut niet, mijn Vaders," antwoordde ik, "ik heb niet langer iets of iemand in deze wereld. Toen ik deze gezegende muren binnentrad, heb ik definitief afstand gedaan van al mijn familie en bloedverwanten. Ik beschouw mijzelf als alleen in deze wereld, met geen andere familie dan de Serafijnse, die mij zal bijstaan in mijn heilige streefdoelen en beslissingen, mij gelukkig zal maken en voor mij in de nodige middelen voorzien om godsdienstige volmaaktheid te bereiken in welk gebied ter wereld ook. En zo vraag ik u om mij zonder verder uitstel naar het Franciscaner klooster van Quito te sturen."
De Vaders namen dit in beraad. In vertrouwen wachtte ik onderdanig op hun belofte.
Tijdens deze dagen kwam er een Vader uit Spanje om een aantal zaken te regelen in het klooster. Hij merkte op dat zijn Oversten hem nog deze maand naar West India, naar het Franciscaner klooster van Quito, wensten te sturen zodat hij daar gedurende een tijdje zijn gezondheid zou kunnen terugwinnen, omdat het klimaat ginds heel gunstig was voor zijn herstel. Hij was klaar om te gaan, maar hij miste een gezel.
De Broeders vertelden hem mijn verhaal en voegden eraan toe dat hij onmiddellijk kon ontschepen als hij mij als gezel zou meenemen. De broeder keek mij ernstig aan en zei hierop: "Broeders, u hebt mij een uitstekende reisgezel gegeven. Ik zal hem meenemen en voorstellen aan ons Klooster in Quito, waar hij een broeder zal worden."
De plannen werden gemaakt en we zouden spoedig vertrekken. Ik was dolgelukkig dat mijn verlangens zich voltrokken. Tijdens deze dagen kwam mijn oom mij bezoeken. Ik ontving hem met een nog grotere liefde dan ik gewoonlijk deed. Toen hij mij zo opgetogen zag vroeg hij: "Manuel, welk nieuw geluk is er u nu overkomen?"
"Nonkel," antwoordde ik, "mijn hart verheugt zich als ik zie hoe de wens van mijn leven zich voltrekt. Ik ben door mijn oversten gevraagd om naar het Franciscaanse klooster van Quito te gaan zodat ik mijn ordekleed ginds kan ontvangen en een godsdienstige opleiding kan volgen als lekenbroeder, want ik weet dat God mij hiertoe heeft geroepen. Alles loopt voortreffelijk voor mij, want een broeder die uit Spanje kwam, gaat spoedig naar Quito, de Spaanse kolonie, en ik mag hem vergezellen."
En zo nonkel, is de tijd gekomen om u mijn laatste vaarwel te zeggen en u te omhelzen, wat ik ook vraag om dit door te geven aan mijn tante, mijn nichten, neven en mijn hele familie, want ik zal de tijd niet hebben om dit allemaal zelf te doen."
Mijn oom werd bleek als een lijk. Hij sprak, met een door het snikken gebroken stem: "Manuel, mijn zoon, u vertelde mij dat u een priester wou worden. De Broeders verzekerden mij dat zij u naar Spanje zouden sturen om er te studeren en gedurende heel die tijd heb ik niet opgehouden hen te vragen wanneer u zou vertrekken zo dat ik u daarheen kon vergezellen, er u aanbevelen en er u goed gevestigd kon achterlaten, waartoe mijn adellijk bloed en mijn sociale status zeker zouden hebben bijgedragen. Maar het lijkt alsof u beneveld bent van vreugde zodat u niet weet wat u zegt. Nooit zal ik mijn toestemming geven om u als lekenbroeder te laten onderwijzen. Ik zal u meenemen naar huis en daar voor u een schitterende toekomst uitbouwen, ook al hebt u het leger opgezegd, waar u zelf van geloofde dat u er niet toe geroepen was, maar u kunt duidelijk voor een andere loopbaan kiezen die u niet zal weghouden van het pad van een heilig christelijk leven.
Quito, Kerk der Franciscanen
Ik zal met de broeders praten en nog vandaag kunt u terugkeren naar mijn huis, waar we wenen om uw afwezigheid en nog steeds de hoop koesteren om u in ons midden terug te hebben."
Op dat moment kwamen de broeders aan om mij te vertellen dat de bel voor het koor spoedig zou rinkelen en het bezoekuur over was. Mijn oom, vertelde zeer verward aan de priesters zijn plannen voor mij. Zij antwoordden dat ze begrepen waarom hij was teleurgesteld en dat, indien nodig, ik onmiddellijk met hem kon terugkeren, daar het godsdienstige leven er een uit vrije wil moet zijn.
Ik antwoordde vrijuit: "Nonkel, ik ben een weeskind en alleen op deze wereld. Ik ben een arme bedelaar van Christus in dit heilige toevluchtsoord en vraag dat de goddelijke Barmhartigheid dagelijks in het onderhoud van mijn lichaam voorziet, dat sterfelijk is, maar ik vraag eveneens de deugdzaamheid en de vroomheid van mijn ziel, die eeuwig is. Noch u, met uw huis, familie en adeldom kunnen mij van dit beroven, want ik wens te sterven en te worden begraven in deze Orde. Adeldom, rijkdom, menselijke en wereldlijke verlangens betekenen voor mij de dood, zoals mijn ouders, die rusten in de duisternis van hun graf. Ik zoek naar God en verafschuw alle wereldse zaken en wil vrij zijn van alle ouderlijke banden, in overweging nemende dat het grootste vijand voor een religieuze zijn familie is. Om deze redenen ga ik ver van hier heen, zodat niemand van mijn familie zou binnendringen in mijn eenzaamheid en hindernissen plaatsen op de weg naar het volmaakte leven waartoe ik door God ben geroepen.
Ik zal het onvergelijkbare geluk hebben om mijn religieuze beroep als lekenbroeder in een ver land te mogen uitoefenen en zo hoeft u geen reden te hebben om verward te zijn. Laat mij dit pad volgen, ik smeek het u. Vraag mij niets langer iets, want ik heb niet langer familie of vrienden, enkel mijn Serafijnse Familie, die mij gelukkig zal maken in tijd en eeuwigheid.
Vaarwel, het uur van het koor is reeds aangekomen! Vaarwel voor altijd! Moge God met u zijn!"
Ik gaf mijn oom, die weende als een kind, een laatste omhelzing en vertrok. Daar enkele Broeders bleven om op hem te passen, sloot ik aan bij mijn gezellen om naar het koor te gaan. Toen alles over was kwamen verschillende Broeders mij vertellen hoe mijn oom, vreselijk onder de indruk van alles, was weggegaan. Zij gaven mij de raad: "Denk goed na, mijn zoon, over wat u gaat doen opdat u later van uw beslissing geen spijt zou hebben. Er is nog steeds tijd om van mening te veranderen."
Ik antwoordde: "Broeders, Ik heb lang en hard nagedacht over de feiten en mijn beslissing blijft onveranderd. Ik heb noch de grillen van een jongen, noch de wispelturigheid van een vrouw. Ik ben een volwassen man en een soldaat. Ik ga dit alles verlaten en ga heen waar God mij geroepen heeft. Er is geen alternatief. Ik maak deel uit van de Serafijnse familie. Ik zal nooit van gedachte veranderen.
Zij die in deze wereld leven, zelfs de goede mensen, krijgen te kampen met de leegheid en een verlangen naar eerbetoon. Enkel het nederige leven kan mij voldoening schenken, het verborgen leven dat mijn Heer Jezus Christus gedurende dertig jaar heeft geleefd. Mijn Serafijnse Vader Sint Franciscus stichtte zijn Orde overeenkomstig het Heilig Evangelie. Het is in deze Orde dat ik wens te leven, teruggetrokken uit de wereld, verborgen voor allen, zonder vertoon. Zend mij, dierbare Broeders, zo spoedig mogelijk naar de plaats waar God verlangt waar ik ben."
Ze omhelsden mij en gaven mij hun zegen, en verzekerden mij op God dat ik altijd gelukkig zou zijn in de Serafijnse Orde, want mijn Vader, de Heilige Franciscus, erkende mij als een ware zoon. Toen troffen zij alle regelingen voor mijn vertrek.
Het vertrek
Wat een mooie morgen, die tiende januari 1777. Ik ben nu 26 jaar en een maand oud.
Na de Heilige Communie te hebben ontvangen en het nuttigen van het ontbijt in het Klooster, omhelsde ik ieder van mijn broeders en novicen. Met tranen in de ogen, zeiden ze allen vaarwel. De Vader Abt en de novicen meester begeleidden mij naar de deur.
We waren nog maar net op weg naar de uitgang of de bel ging en de broeder portier kwam naar Vader Abt om te zeggen: "De generaal, oom van onze dierbare broeder Manuel, is hier en vraagt om hem te mogen spreken."
"Geduld!" zei ik tegen mijzelf en ik ging buiten naar hem toe. Hij nam mij in zijn armen en wenend zei hij: "Manuel, mijn geliefde zoon, bent u zo hard van hart dat u uw reeds bejaarde ouders kunt verlaten op de drempel van hun dood? Kunt u geen vijf jaar meer wachten?"
Ik antwoordde met de grootste omzichtigheid: "Mijn geliefde oom en vader. Ik heb voor u een immense liefde en ben u enorm dankbaar. Om deze reden ben ik vastbesloten om mijzelf volledig te wijden aan een heilige leven zodat ik voor u de genaden en barmhartigheid kan winnen in tijd en eeuwigheid.
Nog deze morgen vertrek ik uit dit klooster om het Franciscaanse orderkleed te dragen en te worden opgeleid als lekenbroeder in ons Klooster te Quito. Dat is wat God van mij verlangt. Dan is Zijn meest Heilige Wil.
Onze Lieve Vrouw van het Welslagen, Quito
Zegen mij voor altijd en bid voor uw zoon. Wat mij betreft, kan ik jullie nooit vergeten en jullie zullen steeds voorop staan in mijn gebeden. Maar aarzelen in mijn vastberaden besluit en mijn reis uitstellen kan ik niet langer doen!
Herinnert u zich het verhaal uit het Evangelie waarin Onze Heer Jezus Christus een jonge man vroeg om hem te volgen. De jongeling antwoordde dat hij dit na een tijdje zou doen, omwille van zijn verplichtingen tegenover zijn familie. En wat gebeurde er? Hij werd nooit een apostel, en er wordt aangenomen dat hij zijn ziel heeft verloren om de goddelijke roep niet te hebben beantwoord. Ik wil deze jeugd niet navolgen. God roept mij. En zo zeg ik tot u allen: Vaarwel!"
Toen zei Vader Abt tegen mijn oom: "Manuel is onverzettelijk in zijn besluit. Het is God zelf die hem roept. Laat hem aldus naar Quito vertrekken zodat hij daar gelukkig zou zijn."Hierop wendde hij zich opnieuw tot mij en voegde hieraan toe: "Ik zegen u, mijn zoon, mijn Manuel. Ga en volg Jezus en het Serafijnse leger. Vergeet ons niet, want wij zullen u nooit vergeten."
Ik knielde neer en vroeg zijn zegen, en daarop de zegen van ieder van de broeders. Toen stond ik op en verliet het Klooster met Vader Balthazar, mijn gezel. Onze eerstvolgende bestemming was Spanje.
Ik vertrok met grote vreugde. De natuur zelf scheen mij toe te lachen. De vogels zongen op een bijzondere wijze en mijn geest steeg tot hemelse hoogten. Mijn rustige ziel, die zag dat haar meest vurige verlangens werden verwezenlijkt, jubelde.
Vader Bathazar merkte mijn opgetogenheid op en zei: "Broeder, ik zie in u de voorbestemming van de Orde. Nooit heb ik zo’n geluk waargenomen in jonge mensen die de wereld verlaten, vooral in uw geval, met de vele beproevingen die u hebt doorstaan. Vertel mij, hebt u geen spijt om te hebben afgezien van uw adel, rijkdom en eerbetoon om voor eeuwig verborgen te blijven in een verafgelegen hoek van de wereld in een nederige staat als lekenbroeder?"
"Absoluut niet!" antwoordde ik vastberaden. "Al deze onbeduidende dingen zijn van geen enkel belang voor mij. Ze zijn zoals een grasvuur waarover de wind zich snel verspreid, of beter nog, misleidende glans en schitteringen, een afbeelding van de leegheid, die, eens men er heeft van geproefd, later aanvoelen als de vreselijke bitterheid van een schuldig geweten. Hoe heilig is de religieuze staat, en hoe volmaakt is het nederige ambt van een lekenbroeder!"
Toen wij in Spanje aankwamen, ontvingen de broeders mij met een warme liefde, alsof ik reeds lang deel uitmaakte van het Klooster. Ik bleef daar één week en voelde er mij niet zo gelukkig als thuis, te midden van de nauwgezette bezorgdheid van mijn beminde familie.
Eindelijk Quito
Midden januari 1977, verliet ik eindelijk Spanje naar West India in het gezelschap van Vader Balthazar, die mij als een gids leidde door de verschillende landen die wij voorbijgingen. We gingen steeds naar de Kloosters van onze Orde, waar we nooit als vreemdelingen werden behandeld, want onze Serafijnse Orde is als een bezorgde moeder die onderdak verleent aan haar gelovige zonen over de hele wereld.
Te Quito werden we in het Klooster ontvangen met een onbeschrijfelijke gelukzaligheid. Ze waren reeds op de hoogte van onze komst. Ze feliciteerden mij allen voor mijn vastberaden besluit om aan het aardse leger te verzaken en mij te hebben laten inschrijven in de Serafijnse Familie.
"Het leger van Franciscus van Assisi," vertelden ze mij, "strijdt hevig tegen de duivel en is heel geliefd bij God. Hier leeft en sterft men met een grote vrede in het hart. Bovendien zijn er in de Kloosters heilige religieuzen die de anderen met hun levensstijl tot voorbeeld dienen en in dit land heeft de Serafijnse familie steeds heilige lekenbroeders voortgebracht."
Wenend als een kind vertelde ik hen mijn wens om een van deze lekenbroeders te worden.
"Maar ware het niet beter, broeder," zei iemand, "om de studie van priester te volgen zodat u nog meer zielen kunt winnen voor God in het onderricht en de biecht?"
Quito, Ecuador
Guagua Pinchincha
"Oh neen, Vader!" antwoordde ik vlug. "In de nederige staat van lekenbroeder, zal ik de missionarissen helpen met mijn gebeden en opofferingen. Mijn vastberaden besluit om deze wereld te verlaten was om opgeleid te worden tot lekenbroeder."
Dagen van geestelijke verrukking gingen vol geluk en gezwindheid voorbij en zo deed ik mijn novicen studie waarbij ik het ware geluk proefde waar zij in de wereld beangstigend naar zoeken en slechts zelden vinden, want dit geluk kan het beste gevonden worden waar God op een bijzondere wijze leeft in de stilte en de soberheid van het kloosterleven, de voorkamers van de Hemel.
Toen mijn novicen studie was beëindigd, had ik de onvergelijkbare goede geluk om mijn religieuze beloften in de nederige staat van lekenbroeder te mogen uitspreken. Ik beschouwde mijzelf gelukkiger als de Koning van Spanje.
Op de ochtend van 5 februari 1778, op de leeftijd van 27 jaar en twee maanden, was de Franciscaanse gemeenschap hiervan getuige. Zo groot was het geluk van mijn ziel dat ik mijzelf in het gezelschap waande van de heiligen. Geen aardse verlangens bewolkten de kristalheldere hemel van mijn kloosterleven. Alles leek mij voor de wind te gaan. In één zin: ik voelde mij gelukkig!
Met deze onuitdrukkelijke vreugde, leefde ik in het Franciscaanse Klooster te Quito.
In het Klooster van de Onbevlekte Ontvangenis
Een van de Broeders leidde de religieuzen in het Klooster van de Zusters van de Onbevlekte Ontvangenis. Waar hij ook ging, mocht ik hem vergezellen, wat mij zeer tot genoegen strekte.
Terwijl de Vader de biecht afnam, ging ik naar het raster van het lagerkoor. Met een heilige afgunst en diepe godsdienstige eerbied kon ik staren naar deze heilige en bevoorrechte plaats waar God en de Heilige Maria met hun Engelachtig schepsel, Moeder Mariana de Jesus Torres, hadden gesproken. Het leek dat ik haar in al haar verschillende facetten, haar diepe nederigheid, haar terughoudende houding, haar ernstige toewijding of in één zin: haar vroomheid die zij met haar wezen uitstraalde, kon waarnemen.
Ik zou tot mijzelf zeggen: "Oh, kon ik enkel maar hier geweest zijn tijdens het aardse leven van mijn heilige zuster, Moeder Mariana de Jesus Torres!"
Soms is mijn hart zo diep bewogen dat ik hoop dat zij uit haar graf zou opstaan om mijn vragen te kunnen beantwoorden:
"Moeder Mariana de Jesus Torres, mijn Spaanse Niña, eindelijk ben ik in uw huis. Werp de lijkwaden af die u bedekken. Sta op en kom tot mij aan dit rooster. Zegen mij en spreek tot mij de woorden van het goddelijke vuur dat mijn koude hart zal doen branden. Hoor de woorden van uw broeder, die u op zijn bewonderenswaardige wijze vanuit een ver land naar hier te Quito hebt gebracht, waar ik bijzonder gelukkig ben.
Wat zou ik allemaal niet gedaan hebben om hier te zijn aangekomen terwijl u hier nog leefde tijdens uw aardse leven. Hoe verlang ik naar de klanken van uw stem, zoals die van een lieve en reine duif, die de harten van Onze Geliefde Jezus Christus en de Heilige Moeder bekoort, om vanuit de hemel neer te dalen om vertrouwd met mij te spreken over de grote geheimen, in het bijzonder over deze die tijdens de komende eeuwen nog moeten geschieden.
Standbeeld Gevleugelde Maria, Quito
Gelukkige muren die u bewaakten, een rode roos en een witte lelie, in de serafijnse tuin van de Onbevlekte Ontvangenis van de Koningin der Maagden. Ik smeek u, vergeet mij nu, dat u de nieuwe lofzang met volle glorie in de Hemel zingt, niet, nadat u zo dikwijls hebt gezongen en de Heer geprezen in het aardse koor.
Mijn heilige zuster u weet alles wat zich in mijn vorige leven heeft afgespeeld. Het was u die mij behoedde om in de afgrond te storten. Duizendmaal gezegend en vereerd is de oneindige genade van God in mij!
Zelfs al ben ik tevreden in deze nederige staat van lekenbroeder, blijven mijn broeders aandringen dat ik mijn studies zou aanvatten om als priester te worden gewijd. Mijn wangen blozen om u dit te moeten zeggen, omdat ik mijzelf hiervoor niet waardig acht. En mijn hart trilt bij de gedachte om voor het altaar te staan zonder te zijn geroepen voor het priesterschap. Ik zou kunnen afwijken van de ware weg die mij naar de Hemel leidt en mijzelf in de afgrond van de hel zou werpen. Want ik voel dat ik mijzelf veilig kan redden in de Serafijnse Orde, door te bidden en te leven in de staat van lekenbroeder.
Temeer, hoe kan ik naar het altaar gaan en de Heer met de verheven woorden van de Consecratie aanroepen, en Zijn Meest Heilige Lichaam aanraken met deze handen die gediend om wapens te dragen in het leger, als soldaat?
Spreek tot mij vanuit het graf, heilige zuster. Vertel mij wat de Heer van mij verlangt, want ik ben onzuiver, een laaghartig stukje roet, een onwetende lekenbroeder. Kon ik de Meest Heilige Wil van God kennen, ik zou deze volgen en geen enkele moeite doen om hieraan te verzaken als ik zie hoe Hij zichzelf heeft opgeofferd voor mijn belang, door zich met drie nagels te hebben laten ophangen aan het Kruis, met Zijn gezegende lichaam vol van wonden waaruit het goddelijke bloed in stromen vloeide en dit enkel uit liefde voor mij.
In mijn bezinning over Hem, voel ik mij verteerd met het verlangen van het martelaarschap zodat ik ook mijn bloed kan storten als bewijs van mijn liefde, precies zoals zoveel lekenbroeders van dit Klooster van Quito hun bloed hebben gestort. Indien het mij alleen zou worden toegestaan om de missionarissen te vergezellen op hun opdracht om de Indianen aan de kusten en andere plaatsen in dit land te onderrichten."
Wenend als een kind, zou ik mijn hart bevrijden van het ijzeren rooster van het lagerkoor van dat fortuinlijke Klooster en terugkeren tot mijn Klooster met een gerust hart, wel beschikt om God lief te hebben en vastbesloten om Zijn Heilige Wil te volgen in alles wat Hij van mij verlangt.
Priesterschap
Op een nacht was ik in de vrede, die staat als getuige van een goed geweten, volop aan het wenen en opnieuw zag ik mijn "kleine Spaanse zuster" in haar blauwe en witte orderkleed. Verrukkelijk en glimlachend, zei ze tot mij:
"Broeder Manuel, ik feliciteer u om het woord van God te hebben aanhoord en de wereld met de moed van een soldaat te hebben verlaten. U zult worden gezegend in tijd en in eeuwigheid.
Weet dat de vrome gevoelens die u voelt voor het ijzeren rooster van het lagerkoor mij niet onbewogen zijn gebleven. Ik kijk liefhebbend op u neer als een broer, en ik eerbiedig u als een helper van mijn Heer Jezus Christus, die u gekozen heeft om tot het altaar te gaan en Hem af te roepen in uw handen door hem met een dankbare genade en liefde te behandelen.
Mijn Serafijnse Vader Sint Franciscus heeft u gekozen als zijn opvolger in het bestuur van het Provinciale Huis. Daar zult u de gelegenheid hebben om vele goede dingen te doen. Gehoorzaam uw oversten en laat u, zonder angst om van het rechte pad af te wijken, tot priester wijden, want u bent hiertoe niet alleen geroepen, maar ook gekozen.
Vergeet niet om mijn klooster te begeleiden en te helpen, nadat u priester zult zijn geworden, want mijn klooster zal steeds de steun van haar broeders en de minderbroeders nodig hebben, die het zullen steunen met hun raadgevingen tot de langverwachte dag er uiteindelijk zal komen wanneer het Klooster terug onder hun hoede zal vallen."
Ik werd wakker uit mijn raadselachtige droom, met mijn hart vol van liefde voor God. Ik besloot om te gaan studeren voor priester, zelfs al trilde ik bij de gedachte om het Meest Verheven Lichaam van onze Heer Jezus Christus te moeten vasthouden.
Mijn biechtvader had erop aangedrongen dat ik mijn studies zou aanvatten en zo was hij zeer voldaan toen ik hem van mijn droom vertelde en van het heilige besluit dat ik bij mijn ontwaken had gemaakt.
Hij luisterde met een levendige interesse en vertelde me dan vastberaden: "Broeder, stel dit niet langer uit en luister naar de goddelijke oproep van de Eeuwige Priester om op te staan voor het altaar. Wees niet bevreesd, want u bent onderwezen als een lekenbroeder en nu zal God Zijn wil, door Zijn bevelen van uw oversten, aan u openbaren, wat bevestigd werd bij de verschijning van onze Spaanse religieuze zuster. Het zou een schaamteloze zonde zijn indien u zou doof zou blijven voor deze oproep."
"Ja, Vader," antwoordde ik. Ik ging samen met hem weg naar de Provinciaalse Vader en de verschillende leden van de regerende raad. Ze waren unaniem in hun besluit:
"Broeder Manuel, denk niet langer aan uw tranen. Wenst u nog langer tijd te verspillen met God door zijn Goddelijke Wil te blijven ontkennen? Morgen begint u met uw studies voor het priesterschap. Geen verdere verontschuldigingen meer, want deze zullen u geen deugdzaamheden meer bijbrengen, maar enkel koppige hardnekkigheid. En hoe onbetamelijk zou dit zijn voor een Minderbroeder!"
Ik knielde en kuste de voeten van mijn oversten. Toen ze mij teken gaven om op te staan, antwoordde ik: "Broders, laat de Meest Heilige Wil van God geschieden. Ik zal u gehoorzamen en ik ben zeker dat ik op uw gebeden kan rekenen."
Mijn studies begonnen en ik maakte met een verbazend gemak vooruitgang. Ik had ze aanbevolen aan mijn heilige zuster, Mother Mariana de Jesus Torres, door haar te vragen dat als het Gods Wil was om tot priester te worden gewijd en de feiten uit haar leven waar waren, ze mijn studies moest vergemakkelijken. En dat deed ze ook.
Nadat ik mijn studies had voltooid namen mijn meerderen al de nodige stappen voor mijn priesterwijding. Aangezien ik een Portugees was dienden Zijne Majesteit Don Carlos III, zowel als de Franciscaanse Superior Generaal van Nieuw Spanje mij in te lijven in de provincie van Sint Paul van Quito. Dit werd goedgekeurd en verordend in het jaar 1786 en in 1787 werd ik eindelijk ingewijd als priester.
Vader Pereira wordt de biechtvader van de Zusters Conceptionisten
Tijdens een officieel bezoek aan Zijn Klooster, verzocht zijne excellentie, de Bisschop, dat twee Franciscanen hem zouden vergezellen. Ik was één van de gelukkige uitgekozenen.
Mijn verlangen om de muren binnen te gaan en de nacht die aan het bezoek voorafgingen duurden erg lang. Tegen de morgen gingen mijn gezel en ik naar de Kloosterkerk om de Bisschop op te wachten. Onder zijn gezag gingen wij het klooster binnen.
In het lagerkoor bonsde mijn hart van geluk. Ze waren de tegenzangen voor de overledenen aan het zingen, maar ik dacht bij mijzelf: "Zij zouden het Te Deum moeten zingen!"
Moeder Mariana's onvergankelijke lichaam
Toen de tegenzangen waren beëindigd streefden mijn meest geliefde dochters van de Gemeenschap van de Onbevlekte Ontvangenis, die hadden deelgenomen aan de plechtigheid allen ernaar om hun broers, de minderbroeders op te wachten en te verwelkomen. Andere zuster kozen ervoor om de Bisschop te begeleidden tijdens zijn verblijf. Ik vroeg naar de graftombe van de Stichtende Moeders. Toen zij mij de plaats toonden waar Moeder Mariana de Jesus Torres lag, knielde ik onbewust bij de gezegende plaats.
Ik vroeg de zusters: "Kan ik deze geliefde resten bekijken? Ik zou graag haar handen kussen."
"Vader, dat is onmogelijk", antwoordden ze, "de Bisschop zou dit achterhalen en dan ... "
Terwijl de overigen door het lagerkoor gingen, bleef ik alleen achter bij het graf van mijn weldoende zuster. Ik voelde de uitwerking van haar rechtschapenheid en een omgeving van vroomheid en liefde voor God welke uitging van dit geliefde graf. Zelfs nadat de anderen het koor hadden verlaten, bleef ik daar onbewogen tot mijn gezel me kwam roepen om weg te gaan. Mijn ziel en hart bleven echter daar bij het graf!
Toen zij ons de gevangenis toonden, stroomden de tranen uit mijn ogen. Ik scheen mijn heilige zuster gevangen en opgesloten te zien ginds. Bij het zien van mijn emoties, vroeg de Bisschop: "Waarom deze tranen, Broeder?"
"O, Zijne Excellentie," antwoordde ik, "hoe vele heilige herinneringen zijn er hier in deze eerbiedwaardige plaats, geheiligd door het lijden van de rechtschapen zielen. Hier werd onze Heer Jezus Christus nagevolgd, en alhoewel de onschuld zelf, leed hij als een misdadiger." Terwijl het bezoek doorging, voelde in mezelf bedolven door heilige gevoelens, want overal zag ik de engelachtige zuster.
Het was tijdens dit bezoek dat de zusters me voor het eerst leerden kennen. Toen ze zagen dat ik zo toegewijd was aan hun Klooster, riepen de zusters mij voor de biecht. Ik ging met een grote tevredenheid. Ik zou alles stopzetten om hen op te wachten, zelfs al zou het tot ’s nachts duren om mijn werk af te maken.
Mijn ziel was verrukt om deze onschuldige maagden, heel genegen bij God, te ontmoeten. En ik, met het vertrouwen van een broeder, ondervroeg hen allen over wat ze wisten over Moeder Mariana.
De zusters vertelden me diverse feiten die niet waren opgenomen in de biografie van Vader Alácano, die ik voor het eerst las in Portugal.
Een der zusters tot wie ik mij richtte was zo vriendelijk om mij een dagboek voor te stellen waarin Moeder Mariana de Jesus Torres haar wekelijkse beschouwingen neerschreef. Ik droeg van dan af dit kleine notitieboek steeds bij mij en zou het voor niets ter wereld verhandelen, daar het geschreven was door een heilige maagd. Voor mij was het een dierbare reliek.
In alle omstandigheden van mijn leven, had ik de gewoonte om mijzelf aan te bevelen bij de heilige zuster, wiens bescherming en gunsten ik steeds op een buitengewone wijze bekwam.
Gebed
O Engel van onschuld en oprechtheid, vanuit het gelukzalige thuisland waar u verblijft, Vergeet uw broeder niet die nog steeds deze verleidelijke oceaan van het leven bevaart. Vanuit de Hemel ziet u mijn moeilijkheden, noden en angsten in de uitvoering van mijn priesterlijk ambt. Ik ben gewijd omdat God het zo wou en omdat u zich deze aangelegenheid aantrok. Kijk nu neer over uw broer opdat hij God zou verheugen en vereren in alles. Dit zijn mijn enige wensen in deze ellendige vallei van lijden en tranen.
Als ik aan het einde van mijn leven kom, sta mij dan nog meer bij, meer dan ooit, zodat ik een heilige dood kan sterven en voor eeuwig bij u kan zijn in de Hemel onder de blauwe mantel van onze Onbevlekte Moeder, in eeuwig geluk en overweging en liefde tot God zonder enige angst om Hem te verliezen.
Opmerking: Het is algemeen geweten dat Moeder Mariana Vader Manuel Souza Pereire tastbaar begeleidde, aan hem verscheen om hem te beschermen tegen de gevaren van zijn missiewerk. Zij was de begeleidende ster van deze soldaat, deze heilige religieuze Franciscaan die stierf in de geur van vroomheid.
Vertaling: Chris De Bodt
|
|