|
Download PDF
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 30: Genade en rechtvaardigheid En als er geen aanval was door atheïsten, dan was er een aanval door hekserij, die ook door heel Europa verspreidde. Hekserij was grotendeels gebaseerd op Druïdisme. Het was een samenvoeging van vele boosaardigheden die dateerden uit de tijd van de oudste heidenen. Maar nu kreeg het vorm. Zoals het atheïsme, dreef het nu spot met de Christenen. Nu was het vooral berucht in zuidwest Duitsland en de Baskische regio van Spanje, maar het was ook veel voorkomend in Frankrijk en Italië.
Misschien was dat de reden waarom Maria haar verschijningen opdreef, waarom ze een kapel liet oprichten op de plaats van een vorige verschijning in Heiligenbronn in het Zwarte Woud, en waarom ze in Spanje aan Ignatius van Loyola verscheen terwijl op hetzelfde moment zijn kasteel door mekaar geschud werd door een aardbeving.
Ignatius van Loyola Er waren ook aardbevingen in Portugal, en vervolgens in Shaanxi, China, waar de meest verwoestende beving in de geschiedenis 830.000 slachtoffers maakte.
In Llojeta, Bolivië bleef er na een gelijkaardige aardbeving enkel een gebouw staan dat als schuilplaats had gediend voor een mysterieuze vrouwelijke vreemdeling.
Dit waren aanwijzingen. Dit waren opnieuw de tekenen des tijds [Matteüs 16:3]. Ze konden voor een groot deel wetenschappelijk verklaard worden (aardbevingen waren tenslotte verschuivingen van tektonische platen), maar globaal gezien maakten ze deel uit van een patroon. Ze waren een reeks waarschuwingen. Hoe meer de mens van God wegdreef, hoe minder Zijn bescherming werd en hoe minder stevig het vasteland werd. Zonder God liep alles uit de hand. Alle energieën waren onderhevig aan God omdat Zijn macht de ultieme energie was. Dat is de reden waarom er in de Middeleeuwen zoveel verkeerd liep. Dat is waarom Maria zo nadrukkelijk aanwezig was tijdens de daaropvolgende Renaissance. Er was nog meer gevaar op komst. Een nieuwe periode, een nieuw tijdperk ving aan, en hoe men er mee omging, en of de kwaadaardigheden die na de Zwarte Dood nog aanwezig waren zouden verdreven worden of ter plaatse blijven en zelfs in aantal toenamen, zou op een dag bepalen hoe het tijdperk zou eindigen: rustig of met kastijding.
Nu zag het er niet goed uit. Er waren oorlogen. Er was duivelsheid. Er waren bloedbaden. De tekst "Dat deel van de mensheid dat kon ontsnappen aan de plagen, had geen berouw over de afgoden die ze gemaakt hadden" was een correcte opmerking in [Openbaring 9:20], dat op expliciete wijze voorspeld had dat een derde zou gedood worden zoals gebeurde tijdens de Zwarte Dood, en nu waarschuwde voor een groot kwaad dat op komst was.
Sprinkhanen. Schorpioenen. Er waren twee grote kastijdingen geweest: de Klassieke Kastijding tijdens de eerste paar eeuwen en dan de Middeleeuwse Kastijding door middel van de pest. De kastijdingen namen steeds toe in kracht en dat ging ook gebeuren met een derde grote kastijding in de toekomst. Zoals het zegt in [Openbaring 11:14]: "De tweede wee is voorbij, maar let op! De derde is op komst."
De derde kastijding was ergens in de toekomst, een aantal eeuwen verderop. Hoe meer kwaad er was, hoe meer de Heer uiteindelijk zou moeten zuiveren. Op dit moment was de duivel aanwezig overal waar er overspel was. Mannen zoals Hernan Cortés voelden dit en trokken naar Azteekse tempels met afbeeldingen van Maria. Dit waren geen perfecte mannen, maar ze hadden een missie, en toen in de Oude en Nieuwe Wereld afbeeldingen werden neergezet, gebeurden er bekeringen en vluchtte het kwaad weg. Het was een komische strijd en een kosmische wipplank. Maria was voortdurend bezig met het ingaan tegen het demonisch onevenwicht. Dat deed ze met mirakels die het geloof ondersteunden want het geloof redde de mensen van de onderdrukking van de duivel.
Hernan Cortèz Er waren mirakels van de Amerika’s tot Italië. In Brescia kwam er een fresco van de Geboorte tot leven voor het oog van vele getuigen waaronder Bisschop Paolo Zane, die het de herdenkingsdatum van 24 juni gaf. In Frascati kwam een afbeelding van Maria op de muur van een wijngaard niet alleen tot leven, maar sprak ze woorden tot Lutheraanse troepen die door de Duitse Keizer Karel V gestuurd waren om Rome te plunderen, omdat de paus met zijn vijanden samenspande.
Toen de achttienhonderd infanteristen Frascati naderden, zou naar verluid Maria’s mond opengegaan zijn en ze stuurde hen weg met de woorden, "Indietro, fanti! Questa Terra e mia!", of "Ga terug, soldaten! Dit land is van mij!"
De waarschuwingen golden voor alle Christenen. De berispingen waren voor alle gelovigen. Op 18 maart 1536 wandelde een man, Antonio Botta, nabij Savona, Italië, toen hij z’n naam hoorde roepen en op een steen in het midden van een stroom een mooie vrouw zag staan, omringd door een oogverblindende bol van licht.
"Wees niet bang, Antonio, ik ben het, Maria," zei de vrouw. "Ga naar je biechtvader en smeek hem aan alle mensen in de kerk te zeggen dat ze de volgende drie zaterdagen moeten vasten ter ere van de Moeder van God. Je moet biechten en het sacrament van mijn Zoon ontvangen en dan, op de vierde zaterdag, kom dan hier terug want ik heb je nog meer dingen te zeggen."
Antonio haastte zich terug en vertelde het aan de priester. Het nieuws verspreidde zich zo ver dat hij een verklaring moest afleggen bij de burgemeester en de vicaris-generaal. Zijn getuigenis werd volgens de wet vastgelegd en toen hij op 8 april terug naar de beek terugkeerde, verscheen de Koningin van de Hemel opnieuw in volle pracht, witter dan sneeuw en gekroond met juwelen, en haar ogen ten hemel gericht.
"Ga naar Savona, naar hen aan wie je mijn vorig bezoek hebt aangekondigd, en herhaal mijn instructies met nog grotere aandrang. Roep hen op om hun zonden en ontucht achter te laten", zei ze. "Verzoek aan iedereen en vooral de gelovigen en leden van de broederschappen om drie boeteprocessies te houden, want mijn Zoon is boos op de wereld omwille van z’n zonde en hun levens zullen kort zijn tenzij ze doen wat ik vraag."
Savona, Heiligdom [buitenzijde]
Savona, Heiligdom [binnenzijde] Toen Antonio om een teken vroeg zodat anderen het zouden geloven zei ze enkel: "Ga! Ga, en ik zal hen een innerlijk teken geven zodat ze, wanneer ze deze dingen horen, het zullen geloven zonder andere tekens."
Alsof ze de stroom zegende, hief Maria dan beide handen boven het water en zei ze driemaal: "Genade, en geen gerechtigheid, mijn Zoon!"
Dat was Maria als voorspreekster. Ze was ook de hemelse onderwijzeres. "Leef vreedzaam en zonder zorgen," zou ze tegen een zestiende-eeuws mystica Victoria Fornar-Strata zeggen. "Al wat ik vraag is dat je jezelf aan mij toevertrouwt en je vanaf nu boven alles toewijd aan de liefde van God."
Ze was de beschermster en duiveluitdrijfster. Toen de H. Alfonso in Spanje door een duivel werd aangevallen, verscheen de H. Maagd. "Alfonso, mijn zoon: waar ik ben," zei ze, "hebt gij niets te vrezen."
Dezelfde boodschap gaf ze toen ze op een door een storm geteisterd schip, op weg van Rhodos naar Messina, verscheen aan een vrouw met de naam Nicoletta, "Wees niet bang, Nicoletta, dit schip staat onder mijn bescherming, en niet één van deze mensen die al zo geleden hebben voor het geloof, zal sterven. Dat ze niet bang mogen zijn, want ik ben altijd bij hen."
De redding van twee vissers die op het Titicacameer in Zuid Amerika in een storm waren verzeild geraakt, werd ook toegewezen aan de oproeping van Maria. Stormen en donder bleven deel uitmaken van zowel bijbelse [Openbaring 11:19] en Mariale verschijnselen. Tijdens een veronderstelde verschijning in Matamargo, Spanje was er een vreemde donder geweest, en er was een donderslag net voor een verschijning in Santa Maria de Los Llanos.
De Maagd kwam met de geluiden van een storm maar was er eigenlijk om de grillen van de natuur te stoppen. Tijdens een vreselijke droogte die in de jaren 1500 delen van Frankrijk trof, kleedden veel mensen zich in wit zakkenlinnen en liepen blootsvoets naar de dorre hellingen van een heilige heuvel in Fourviere, waar ze weenden, "Heer God! Genade! Heilige Maria, Moeder van God, bidt voor ons. Water! Water!" en er kwam water. Er was regen.
Men kan de tussenkomst van Maria niet ontkennen, net zoals men niet voor de Mount Everest kan staan en zeggen dat er geen berg is. In Zapopan, Mexico, waar Maria goede vooruitgang boekte met de Indianen, kwamen er lichtgevende stralen uit één van haar beelden.
In een andere Mexicaanse plaats, Xiloxostla, een dorpje dat zwaar getroffen was door de pokken, deed er zich een heel ander verhaal voor.
Het jaar was 1541. Het gebied was Tlaxcala. En het ging over een andere man met de naam Juan Diego, of Juan Diego Bernardino om precies te zijn. Deze Juan had zieke familieleden in Xiloxostla en had van z’n werkgevers in een Franciscanenklooster toestemming gekregen om water te halen in de stroom Zahuapan, waarvan men beweerde dat het geneeskrachtige eigenschappen bezat.
Zahuapan rivier De situatie was hopeloos geworden. Er was een catastrofaal verlies onder de bevolking. In sommige gebieden waren er negen op de tien mensen aan de ziekte bezweken en dus, op een late namiddag, wandelde Juan een berg af op weg naar de stroom, vulde z’n kan, en ging terug over de westelijke helling van Cerro de San Lorenzo door een dicht bosje pijnbomen, toen er plotseling een mooie vrouw voor hem stond.
"Moge God je behoeden, mijn Zoon," zei ze. "Waar ga je heen?." Juan was een aantal seconden sprakeloos. Uiteindelijk zei hij: "Ik breng water uit de stroom naar m’n zieke familieleden, die stervende zijn!"
"Volg me dan," zei de vrouw, "Ik zal je water geven om de ziekte te genezen. Ik zal niet enkel je familie genezen, maar elk die er van drinkt. Mijn hart wil de zieken helpen, want ik kan zulks ongeluk niet aanzien."
Madonna van Ocatlan Hoewel Juan eerst bang was, werd hij gerust gesteld door de vriendelijkheid van de stem van de Dame en de manier waarop ze naar hem keek. Juan voelde een grote last van z’n schouders vallen. Hij wist niet waar ze het over had [voor zover hij wist was er daar geen bron] maar Juan volgde haar toch en na een tijdje wees de vrouw een bron met helder water aan.
"Neem zoveel je wil van dit water," zei de vrouw, "en weet dat zij die er zelfs maar door een druppel van aangeraakt worden, niet enkel zullen genezen van hun ziekte, maar in een perfecte gezondheid zullen verkeren." De vrouw vertelde Juan dat ze de Franciscaners moest zeggen dat ze bij de bron een beeld van haar zouden vinden. "Het zal niet enkel mijn volmaaktheid tonen, maar door het beeld zal ik gul zijn met gunsten," zei ze. "Wanneer ze het beeld vinden moeten ze het in de kapel van San Lorenzo plaatsen."
Juan gaf het water aan de zieken en was getuige van de indrukwekkende genezingen. Er waren veel genezingen, en kort daarna kwam er een einde aan de plaag.
De Fransciscanen wisten niet wat ze er moesten van denken. Ongetwijfeld had iets mysterieus de mensen van Xiloxostla geholpen. De priesters ondervroegen Juan drie keer, maar vonden geen inconsistenties in z’n verhaal. Ze besloten om hem te volgen als hij de volgende keer water ging halen. Toen ze dat deden werden ze gevolgd door een kleine groep uit het dorp.
Toen ze over de oostelijke helling van Cerro de San Lorenzo kwamen, zagen ze iets buitengewoons en onvoorstelbaars.
Het bos leek in brand te staan.
Of toch een deel ervan. Er was brand. Ze merkten vooral een grote pijnboom op, die rood was van vuur.
De broeders keken een tijdje toe en, wetende dat ze niets konden doen, gingen dan terug naar het klooster. De volgende morgen, na de Mis, gingen ze terug naar de plek met een andere nieuwsgierige groep en ze stonden perplex over de toestand van het bos. De vlammen hadden de bomen volledig moeten verteerd hebben, want het was het droogseizoen. Maar er was nauwelijks schade. Het vuur had zichzelf waarschijnlijk uitgedoofd. Enkel aan de lagere takken waren tekenen van brand te zien, behalve bij de grote pijnboom die helemaal zwart was.
Eén van de broeders had een bijl meegebracht en moest in opdracht van z’n overste de beschadigde boom omhakken. Een Mexicaans kroniekschrijver vertelt dat, toen hij dit deed: "een nieuw wonder geschiedde: in de stam van de gevallen boom zat een beeld van de Heilige Moeder van God, dat de Onbevlekte Ontvangenis voorstelde."
Op één of andere manier had een anderhalve meter groot beeld van Maria, met de handen in gebedspositie gevouwen, z’n weg in de boom gevonden. Het beeld toonde een jonge vrouw met licht gebogen wenkbrauwen. Haar mond was klein, haar neus recht en fijn zoals in Czestochowa, maar niet zoals in Byzantium. Het vertoonde ook gelijkenissen met Guadaloupe, maar het keek recht vooruit.
Zoals Maria verzocht had, namen de broeders het beeld mee naar de kapel waar het in de middelste nis geplaatst werd, in de plaats van een beeld van de H. Lorenzo.
Toen een sacristein het beeld wilde verplaatsen omdat hij daar liever het beeld van de H. Lorenzo zag, bleef het beeld op onverklaarbare wijze steeds naar de plaats in het midden terugkeren.
Bron: Michael Brown
Vertaling: Mario Lossie
|
|