Medjugorje kerk

Medjugorje België en Nederland

Medjugorje Maria

nov

21



Get us out of here!! Hoofdstuk 2. De Ontmoeting

  
 
Download PDF

Nicky Eltz en Maria Simma: Get us out of here!!

Hoofdstuk 2. De ontmoeting

Maria Simma is een hele zeldzaam uniek begaafde vrouw. Zij heeft nooit getwijfeld aan haar vastberadenheid, noch aan haar inzicht, ondanks levenslange misvattingen. Haar eenzaam spoor heeft geleid tot een oogst dat enkel kan worden begrepen door de sluier die ons scheidt van de eeuwigheid. Terwijl voor de meesten van ons de regels tellen die door de Heer Jezus zijn vastgelegd: vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan [Mattheus 7:7] en we bij onze scholing op dat gebied omzichtig moeten luisteren naar de gaven die wij ontwikkelen, heeft Maria nooit om deze gave gevraagd. En voor ons zijn ze als een geschenk.

Voor de meeste mensen van vandaag is het gebed, als er al een is, er een van een aantal vluchtige woorden, om dan ons haastig leven verder te leiden. Maar door vrijwillig stil te zitten en te luisteren, onze gedachten te noteren, de dingen anders te bekijken kijken, de verbeelding te laten spreken, treden we de volledig andere wereld binnen van de liefdevolle God met zijn plannen. Terwijl we dit in vertrouwen ontdekken, zien we dat er een onmetelijke wereld is van eeuwigheid overal rondom ons.

Ik kom westwaarts uit de Arlberg tunnel en bevind mij al gauw op een andere snelweg richting Feldkirch in de meest westelijk gelegen provincie van Oostenrijk, Voralberg. Indien mijn bestemming verder had gelegen, zou ik terechtgekomen zijn in Zwitserland of Lichtenstein, maar nu zocht ik naar de uitrit voor de Grosseswalser Vallei. Een beetje voorbij Bludenz sla ik af en rijd ik noordwaarts langs kleine landelijke wegen.

Spoedig bevind ik mij op een steile en smalle weg die slingert langs de noordzijde van een prachtige Alpenvallei. Ik rij langs sparrenbomen, en merk stevige ijzeren hekken op die dienen om mogelijke lawines tegen te houden. Bij elke grote bocht of helling, bevindt er zich een overdekt, houten hutje met "splitt", een mengeling van zand en zout. Het doet me denken aan de strenge winters die de boeren op deze hoogte hebben te verduren. Nu is het lente en de sneeuw is weggesmolten, maar men ziet nog steeds de sporen van de recente erosie dat het stromend water van de bergen de laatste weken heeft veroorzaakt.

Elk dorp waar ik langs ga heeft een kerk in het centrum, dikwijls met een lange, rechte spits. Aan beide zijden van de vallei ziet men koeien met grote bellen. Zij lopen langs de hellingen en grazen het jonge, groene gras weg. Ik ga hoger en hogerop, dieper in de bergen. Mensen uit de stad vertellen soms grapjes over de dorpsbewoners: ze kunnen niet tot beneden gaan naar de vlakke vallei, omdat hun ene been aanzienlijk langer is dan hun andere. Langs de kant van de baan zien de laatste, weinige witte of paarse krokussen er vermoeid uit, nadat ze hun weg hebben gebaand door de dode takken. In de verte ziet men rustige, mosgroene weiden omringd door kalkstenen en granieten pieken, waar men nog steeds resten van sneeuw ziet liggen tussen de schaduwrijke bergkloven. Nog steeds ga ik hogerop en geniet ik van de mooi ontworpen wegen van de Oostenrijkse ingenieurs.

De kinderen dragen rundleren rugzakken en met hun appelrode wangen lijken ze wel allen op elkaar, wanneer ze in kleine groepen van school naar huis wandelen. Wat verderop ligt een ander dorpje. Op het bord staat: Sonntag. Hier neem ik links een halsbrekende bocht naar de kerk toe. De laatste weg is zo steil dat ik in eerste versnelling moet. Er is geen enkel waarschuwingsbord te verkennen. Een ander voertuig kruisen zou een gewaagde onderneming zijn. De weg slingert rond de muur van het kerkhof en recht voor mij, tegen de helling aan, bevindt er zich een klein, gezellig chalethuisje.

Ik stap uit mijn wagen en hoor het gekakel van kippen op de achtergrond. Dit is het huis van Maria Simma. Ik bel aan en spoedig hoor ik een zanderige, maar warme en vriendelijke stem zeggen: "Ja, kommen Sie nur rauf." Ik ga de steile trap op tot een soort portaal en bevindt me nu op gelijke ooghoogte met de kerktoren.

Maria is klein maar krachtig. Zij draagt een strakke, kleurrijke hoofddoek en achter haar brilglazen kan ik bemerken dat haar blauwe, kristallen ogen in die drieëntachtig jaar al heel wat hebben gezien. Aan de voordeur hangt een er houten bord met een gedicht in het Duits ingekerft: "Wer bei mir Kritik und Korrektur betreiben will betrete meine Wohnung nicht, den jeder hat in seinem Leben, auf sich seber acht zu geben." Vanop het kleine, zonnige balkon, leidt zij mij door een smalle, kleine gang naar de achterkamer. Wij nemen plaats op nogal wankele stoelen. Zij zet zich neer met een lichte zucht.

Overal waar ik rondkijk zie ik beelden of portretten van de Heilige Maagd Maria, de Heilige Michaël en Sint Jozef en in elke plaats bevindt er zich minstens een kruisbeeld. We praten wat over het mooie weer en de vele sierrijke potten op het balkon, gevuld met bloemen of kruiden. Er heerst een behaaglijke keukengeur. Ik maak alles klaar voor de opname en ik maak haar duidelijk dat ik ons gesprek zal opnemen op band. Tussen ons staat er een kleine microfoon op tafel. Ik vraag haar of alles goed gaat.

Zij buigt voorover en neemt twee open dozen van onder de tafel en plaatst deze voor haar. Ze bevatten veders.

Maria: Dit zijn eendenvederen en wanneer ik er genoeg heb verkoop ik deze aan een kussenfabrikant hier beneden in de vallei. De boeren hier rond brengen mij hun pluimvee. Ik slacht ze en maak ze schoon. Ik mag de ingewanden en de veders houden. Ik kook de ingewanden en eet ze op en de veders verkoop ik. Dit werk kan ik doen als ik lange tijd tegen de mensen moet spreken, en ik weet dat dit gesprek een tijdje kan duren.

Nicky: Ja, ik heb vele vragen. Laat ons zo lang mogelijk doorgaan. Is dat goed voor u?
Maria: Uiteraard.

Nicky: Eerst wens ik u te bedanken voor uw tijd. Ik weet zeker dat reeds vele mensen u vragen zijn komen stellen tijdens al die jaren.
Maria: Ja, dat is zo, maar ik doe dit graag omdat ik weet dat vele mensen, door wat ik ze vertel, dichter tot God komen. Begin er dus maar mee. Ik zal mijn best doen om binnen het mogelijke een antwoord te geven.

Nicky: Kunt u ons iets vertellen uit uw kinderjaren en uw jeugd?
Maria: Drie keer wou ik in het klooster treden. Reeds als kind zei ik tegen mijn moeder dat ik nooit zou trouwen. Hierop antwoordde ze: "Wacht maar tot u twintig bent, ik zal het u dan nogmaals vragen." Ik zei: "Neen, moeder, dat gaat u niet meemaken, want dit zit diep in mij. Ofwel ga ik naar een klooster ofwel ga ik elders in de wereld werken waar ik anderen kan helpen."

Het was mijn moeder die steeds zich veel bekommerde om de arme zielen en zelfs als een schoolmeisje deed ik reeds veel voor hen. Later besliste ik eenvoudig om alles voor hen te doen. Toen ik dus de school verliet, dacht ik: "Goed zo, nu ga ik naar het klooster. Misschien is het dat wat God van mij verlangt."

En zo trad ik op mijn zeventiende het klooster binnen van het Hart van Jezus in Hall, Tirol. Reeds na de eerste zes maanden zeiden ze: "Wij zeggen het u liever rechtuit: u bent lichamelijk te zwak voor de orde." Op mij zesde kreeg ik een borstvlies- en een longontsteking en daardoor was ik lichamelijk achterop. Toen ik na een jaar terugging, zei Moeder Overste opnieuw tot mij: "Ik ben er zeker van dat u een religieuze roeping hebt, maar wacht nog een drietal jaar tot u sterk genoeg bent en treedt dan toe tot een gemakkelijkere Orde, misschien een gesloten gemeenschap." Van toen af zei ik altijd: "een besloten Orde of anders niets. Neen, ik ga niet wachten. Ik wens onmiddellijk te gaan."

Het tweede Klooster was in Thalbach, nabij Bregenz, bij de Dominicanessen. Na amper een week zeiden ze: "U bent lichamelijk veel te zwak voor ons. U moet opnieuw gaan." Daarop hoorde ik van de Missiezusters. "De Missie, daar wou ik heen. Daarom waren de twee vorige niet goed." En zo schreef in mij in bij de Franciscaner zusters in Gossau, Zwitserland. "Ja, u kunt komen." Maar ik vertelde hen ook dat ik reeds door twee andere Orden was afgezegd. En zo koos ik steeds voor het zwaarste werk en de andere novicen vroegen: "Waarom doet u dat helemaal alleen? Wij zouden daarvoor niet kiezen." En ik zei: "Kijk maar, de Heer zal mij helpen, ik zal alles doen wat ze me geven." Op een zekere dag werd er mij gezegd: "Vandaag kunt u hier blijven en lichter werk doen." Hierop dacht ik: "ofwel moet ik opnieuw weg ofwel hebben ze gezien dat ik het werk aankon." Maar toen de overste van de novicen naar beneden kwam, keek zij mij met zo’n medelijden aan dat ik het antwoord onmiddellijk wist. Ze kwam tot mij: "Ik moet u iets vertellen." Ik zei: "Ja, ik weet het, ik moet opnieuw gaan?" Hierop gaf zij als antwoord: "Wie heeft u dit reeds verteld?" Alweer ik: "Niemand, ik zag het aan u." "Ja, u bent te zwak voor ons." En zo nam ik zelf de beslissing dat ik daar niet kon blijven en dat ik niet meer naar het klooster zou gaan. Dat het niet de wil van God was dat ik zou toetreden in een klooster. En ik moet er bij vertellen dat mijn ziel van dan af heel wat leed. Ik werd ongeduldig en zei tot God: "God, het zal Uw fout zijn als ik Uw wil niet kan doen." Maar wat ik niet wist is dat we geen mirakels aan Hem moeten vragen. Ik was nog jong. Ik dacht dikwijls dat God mij wou laten zien wat Hij van mij verlangde, maar ik kon het niet zien. Ik bleef hopen dat de dag zou komen dat ik een ergens een weggestoken handschrift van God zou vinden.

Nicky: Maria, u zei reeds dat uw moeder heel bezorgd was voor de arme zielen. Wie zijn de arme zielen en wat bedoelt u als u zegt dat ze heel bezorgd was voor hen?
Maria: De arme zielen zijn de zielen van de overledenen die de Hemel nog niet hebben bereikt, de zielen die nog steeds in het vagevuur zijn. In andere delen van de wereld noemt men ze "heilige" of "gekozen zielen" en deze termen zijn Bijbels gezien juister dan "arme zielen." Maar "arm" is ook juist, omdat ze voor honderd procent afhankelijk zijn van ons en de armen zijn werkelijk afhankelijk van de anderen.

In elk geval, mijn moeder bad heel wat voor hen, deed heel wat liefdevolle dingen voor hen en ze lagen haar altijd nauw aan het hart. Zij vertelde altijd aan ons, haar kinderen, dat als we ooit hulp zouden nodig hebben bij iets, we dit aan de arme zielen moesten opdragen, omdat ze ons meest dankbare helpers zijn. Mijn moeder hield ook erg veel van Jean Marie Vianney, de pastoor van Ars-sur-Formans. Vandaag ben ik er bijna zeker van dat mijn moeder met deze zielen ook een soort ervaring moet hebben gehad, maar dit altijd voor ons geheim heeft gehouden.

En zo, toen alles begon in 1940, wist ik al gauw dat het dit was dat God met mij voor had. De eerste ziel kwam tot mij toen ik vijfentwintig jaar oud was. Tot dan liet de Heer mij wachten.

Nicky: U zei dat er een overleden ziel tot u kwam. Bedoelt u dat deze ziel u in uw kamer kwam bezoeken?
Maria: Ja, en dat doen ze tot op de dag van vandaag. Van 1940, toen alles begon, tot in 1953, kwamen er slechts een twee- tot drietal zielen langs per jaar en de meeste van hen kwamen tijdens de maand november. Ik werkte toen thuis of met kinderen en ook was ik meid op een boerderij in Duitsland en daarna hier op een boerderij in de buurt. Maar in het Mariajaar 1954 kreeg ik elke nacht bezoek van een ziel. En ook wanneer het op mijn gezondheid aankomt, moet ik toegeven en God dankbaar zijn dat mijn gezondheid er door dit werk op vooruitging. Soms, wanneer het druk is, trek ik mij wat terug, maar over het algemeen was ik steeds gezond. En hoe dikwijls ben ik dankbaar geweest dat Hij me niet doen intreden heeft in een klooster! God geeft ons steeds Zijn wil te kennen.

Reeds vele jaren lang geeft ik nu lezingen. Een Duitse vrouw organiseert deze lezingen en rijdt mij er ook heen. Zij belt mij en zegt: is het mogelijk voor u op deze of andere dag om naar dit of dat dorp te gaan. Reeds van bij de eerste keer had ik een dubbele afspraak gemaakt en kon ik niet op de afspraak zijn omdat er iemand naar hier kwam. De meeste van de lezingen worden heel goed ontvangen, maar de moderne priesters hebben het niet zo voor mij. Het zijn meestal de oudere priesters die elk woord geloven dat ik zeg.

Nicky: Waarom denkt u dat dit u overkwam?
Maria: Dat kan ik niet exact verklaren. Zoals ik reeds heb gezegd, was het steeds mijn wil om mijn leven aan God te schenken en daarom werd het gebed heel belangrijk voor mij, en zo bad ik veel en deed ik ook veel andere dingen voor de arme zielen in het Vagevuur. Toen deed ik ook een belofte aan Onze Lieve Vrouw om een lijdende ziel te zijn, vooral voor de arme zielen. Misschien heeft het daar mee te maken. Ja, dat zal er wel iets mee te maken hebben.

Nicky: En wat soort en hoeveel scholing hebt u gehad?
Maria: Enkel de lagere school. In die jaren moest men nog niet langer naar school gaan en thuis waren we arm.

Nicky: Op welke leeftijd zag u dus de binnenkant van de school voor het laatst?
Maria: Elf, neen twaalf jaar. Ja, ik was twaalf jaar toen ik voor altijd de school verliet.

Nicky: En hoeveel kinderen waren er in uw familie?
Maria: Ik was de tweede van acht kinderen en we konden ons zeker niets meer veroorloven dan de lagere school. Ik herinner mij dat het ontbijt en het middageten meestal bestond uit enkel soep en brood.

Nicky: Ik vraag u om uw scholing omdat ik denk dat het belangrijk is voor mij om mij een idee te kunnen vormen waar uw antwoorden van komen. Of ze van de zielen komen die u bezoeken, of met andere woorden bovennatuurlijk zijn, of ze eerder uw eigen mening zijn die u door uw vorming, ervaring en de invloed van diegenen rondom u hebt opgedaan. Wil u mij duidelijk vertellen waar uw antwoorden vandaan komen?
Maria: Ja, ik begrijp het. Mijn hele leven draait rond deze ervaringen, maar ik begrijp uw zorg. Als ik zeg, de arme zielen hebben gezegd ... dan is het zo. Als ik dit niet laat voorafgaan, mag u aannemen dat het mijn mening is. Maar alstublieft, u helpt mij ook hiermee als u niet volledig zeker bent. Soms kan ik vergeten dit er te laten aan voorafgaan, omdat ik deze dagen zo’n drietal ontmoetingen heb van zielen per week en dit zijn, zoals men zou zeggen, mijn meeste ontmoetingen met andere zielen. Tijdens de week zie ik amper een levende ziel, behalve wat buren hier en in de kerk en de pastoor. Ik leef hier alleen en de meeste van mijn gasten die met namen, vragen of toestanden komen hebben gebeden of andere hulp nodig, en gewoonlijk komen ze van ver.

Nicky: Ik mag dus aannemen dat, afgaande op uw eerdere geringe scholing en uw nederig, eenvoudig en stil afgesloten leven hier, wat u mij vertelt voor het grootste gedeelte gebaseerd is op wat de bezoekende zielen u hebben gezegd?
Maria: Ja.

Bron: Nicky Eltz

Vertaling
: Chris De Bodt