Medjugorje kerk

Medjugorje België en Nederland

Medjugorje Maria

nov

21



Heilige Malachias' pausenprofetieën. Profetie 51-60

  
 
Download PDF

Heilige Malachias' pausenprofetieën. Profetie 51-60

Profetie 51: Columna/Corona Veli Aurei [Zuil/Kroon met de gouden Sluier]

Martinus V [1417 - 1431]

Echte naam: Oddone Colonna [Genazanno, 1368 - Rome, 20 februari 1431]

Martinus V was paus van 11 november 1417 tot aan zijn dood in 1431. Hij werd pas tot paus verkozen na de dood van zijn voorganger paus Gregorius XII, die was afgetreden op 4 juli 1415 tijdens het concilie van Konstanz [1414-1418]. Hij werd de eerste erkende paus na het Westers Schisma.

Martinus was de zoon van Agapito Colonna en Caterina Conti. De Colonna familie was een invloedrijke adellijke familie in de stad Rome, die in het verleden al zevenentwintig kardinalen had voortgebracht, maar nog geen paus.

Na zijn studie aan de universiteit van Perugia vervulde hij diverse kerkelijke functies onder de pausen Urbanus VI, Bonifatius IX en Innocentius VII. Op 12 juni 1402 werd hij verheven tot kardinaal-diaken van de San Giorgio in Velabro.

Als deelnemer aan het conclaaf van 1406 had ook hij zijn stem uitgebracht voor paus Gregorius XII, maar besloot zich daarna aan te sluiten bij de kardinalen, die een einde wilden maken aan het Westers Schisma en daarbij de zittende paus en de tegenpaus wilden afzetten.

Tijdens beide conclaven te Pisa in 1409 [tegenpaus Alexander V] en 1410 [tegenpaus Johannes XXIII] was Martinus aanwezig. Tijdens het Concilie van Konstanz [1414-1418], dat een einde maakte aan het Schisma, vond een van de opmerkelijkste conclaven in de kerkgeschiedenis plaats.

Naast de kardinalen waren ook prelaten aanwezig namens de regeringen van de verschillende landen in Europa die toezagen op het verloop van het conclaaf. Na drie dagen werd Martinus op 11 november 1417 gekozen. Hij nam de naam Martinus aan, ter ere aan de heilige Maarten van Tours, patroonheilige van de stad en wiens naamdag valt op 11 november. Omdat Martinus slechts subdiaken was, volgden eerst zijn wijdingen tot priester en bisschop, waarna hij op 21 november gekroond werd tot paus in Konstanz.

Ondanks de afzetting van de beide tegenpausen Benedictus XIII en Johannes XXIII ondervond Martinus toch nog enige tegenwerking van die kant. Uiteindelijk kwam hier een einde aan, doordat de aanhang van Benedictus XIII aanzienlijk geslonken was [hijzelf leed een teruggetrokken leven in Spanje], en Johannes XXIII zich onderwierp aan de macht van Martinus V, die hem als dank tot Deken van het College van Kardinalen aanstelde en hem verhief tot kardinaal-bisschop van Frascati.

Na de dood van Benedictus XIII stond er opnieuw een tegenpaus op, Clemens VIII, die zich in 1429 echter ook zou onderwerpen aan Martinus. Een andere opvolger, Benedictus XIV, was slechts door één [pseudo]kardinaal gekozen en werd door Martinus geëxcommuniceerd.

Na de sluiting van het Concilie van Konstanz op 22 april 1418 verbleef Martinus nog enige tijd in Konstanz, waar hij met diverse landen concordaten afsloot. Verzoeken van de Duitse en Franse vorsten om de pauselijke zetel respectievelijk te Duitsland of Avignon te vestigen, werden door de paus niet gehonoreerd en op 15 mei 1418 reisde hij weer af naar Rome.

Rome verkeerde echter in een deplorabele staat; vele verwoestingen, hongersnood en ziektes hadden het inwonertal sterk teruggebracht. Hierop besloot Martinus niet direct terug te keren, maar eerst steun te vergaren voor de heropbouw van Rome. Zijn eerste toenaderingspoging was met de koningin van Napels, Johanna II van Napels, aan wie hij de belofte deed haar te laten kronen en te erkennen als zij de Napolitaanse troepen uit Rome zou terugtrekken. De Romeinse gebieden werden in leen gegeven aan de twee broers van de paus, Giordano en Lorenzo.

Ook Florence schoot de paus te hulp. Met hulp van hun condottiere Bracco di Montone, die als tegenprestatie vicaris van de kerk werd, werden de pauselijke gebieden heroverd, waaronder de stad Bologna.

Eenmaal in Rome beval Martinus de heropbouw van de stad en liet de vervallen kerken, paleizen, bruggen en andere publieke werken opknappen met behulp van Toscaanse architecten en kunstenaars, waaronder Pisanello, Masaccio en Lorenzo Ghiberti. Ook werd aandacht geschonken aan de rest van de pauselijke gebieden, die hij stevig onder zijn bestuur bracht in samenwerking met zijn familieleden, die daarvoor belangrijke wereldlijke en kerkelijke beloningen ontvingen.

Volgend op het Westers Schisma was de periode van het conciliarosme aangebroken, een periode waarin de kardinalen eisten, dat de paus iedere 5 jaar een algemeen concilie zou bijeenroepen. Het eerste concilie werd bijeengeroepen in april 1423 te Pavia, maar werd verplaatst naar Siena vanwege een uitbraak van de pest. Door de geringe belangstelling werd het concilie al op 26 februari 1424 ontbonden, waarbij Martinus verzekerde, dat het volgende concilie in 1431 te Bazel zou plaatsvinden, waaraan hij overigens zelf niet meer zou deelnemen door zijn overlijden.

Hoewel het accent van zijn pontificaat lag op wereldlijke zaken, heeft Martinus V ook geprobeerd enige misstanden binnen de kerk op te lossen, overigens met weinig succes. Een van zijn beoogde hervormingen was de uitsluiting van de wereldlijke macht op de benoemingen binnen de kerk, voornamelijk die van Frankrijk.

In 1418 werd Martinus V benaderd door een Joodse delegatie om op te treden tegen de door de tegenpaus Benedictus XIII uitgevaardigde maatregelen tegen de Joden. De paus zegde toe zich uit te laten over de misstanden, waarbij hij de pogroms en aanklachten wegen rituele moorden verbood. Het effect was echter zeer beperkt.

Een andere kwestie was zijn poging op te treden tegen diverse hervormingsbewegingen. Zo riep hij op tot een kruistocht tegen de Hussieten in Bohemen en liet hij in 1428 alsnog de stoffelijke resten van John Wyclif verbranden en het as in de rivier de Swift verstrooien.

Een poging om de Grieks-orthodoxe Kerk weer onder de hoede van Rome te brengen zou worden voortgezet onder zijn opvolger, Eugenius IV.

Tijdens zijn pontificaat creëerde Martinus V 17 nieuwe kardinalen. Enkele benoemingen vonden plaats zonder dat de naam aanvankelijk werd gepubliceerd. Deze benoemingen werden aanvankelijk aanzien als de eerste in pectore benoemingen; Martinus’ benoemingen waren echter ook bekend bij de kandidaten zelf. Pas onder paus Paulus III zouden de eerste echte "in pectore" benoemingen plaatsvinden.

De meest opmerkelijke kardinaalsbenoemingen waren:
  • Baldassare Cossa: voormalig tegenpaus Johannes XXIII
  • Louis Aleman: hij zou tijdens het Concilie van Bazel stelling nemen tegen de toen zittende paus Eugenius IV. Hij was ook de kardinaal die de tegenpaus Felix V zou kronen. Na geëxcommuniceerd te zijn door Eugenius IV werd hij door paus Nicolaas V weer gerehabiliteerd. Door paus Clemens VII werd hij in 1527 zalig verklaard
  • Niccolò Albergati: zalig verklaard door paus Benedictus XIV op 6 oktober 1741.
Op 9 december 1425 stichtte Martinus met de pauselijke bul Sapientiae Immarcessibilis de "Studium Generale Lovaniense," de voorloper van de Katholieke Universiteit Leuven. Hiermee werd het de oudste universiteit in de Nederlanden. In de bul vermeldde Martinus V: "De studiën dragen bij tot de uitbreiding van het Rijk Gods en tot de verspreiding van het geloof die zij geven aan de strijdende Kerk en de leiders die de Kerk en de Staat besturen voor het grootste heil van de zielen. Zij verstevigen rust en vrede en ze verhogen de voorspoed bij al de klassen van de maatschappij."

Een conflict met Martinus ontstond aangaande de opvolging van de bisschop van Utrecht. Na de dood van bisschop Frederik van Blankenheim wees het Utrechtse kapittel Rudolf van Diepholt aan als zijn opvolger, een keuze die door de paus niet werd geaccepteerd. Hierop werd Rhabanus van Helmstatt op 7 juni 1424 benoemd, die zich echter al snel terugtrok uit angst voor vijandigheden, waarop Zweder van Culemborg op 6 februari 1425 door de paus werd aangesteld als de nieuwe bisschop. In 1426 werd van Culemborg echter de stad uitgejaagd, waarop Martinus reageerde met het in de ban doen van Rudolf van Diepholt. Pas onder Martinus’ opvolger, paus Eugenius IV, zou een einde aan het conflict komen en werd Rudolf van Diepholt erkend als bisschop van Utrecht.

Martinus V stierf aan een beroerte op 20 februari 1431 en werd begraven in de Sint-Jan van Lateranen. Zijn grafmonument werd vervaardigd door een leerling van Donatello, Simone Ghini. Op zijn graf staat de tekst "temporum suorum felicitas," het geluk van zijn tijd.


Op het wapen van Martinus V ziet u een gouden kroon boven een zuil

Malachias' Zuil of Kroon met de Gouden Sluier: Martinus was kardinaal-diaken van de San Giorgio in Velabro. Velabro zou zijn afgeleid van "vela aureum," wat gouden sluier betekent. Op zijn wapen stond een gouden kroon boven de zuil, symbool van de Colonna familie.

Profetie 52: Lupa Coelestina [De celestijnse wolvin]

Eugenius IV [1431 - 1447]

Echte naam: Gabriele Condulmer [Venetië, 1383 - Rome, 23 februari 1447]

Eugenius IV was Paus van 3 maart 1431 tot aan zijn dood, op 23 februari 1447. Hij was de neef van Gregorius XII. Gabriele was een zoon van Angelo Condulmer en Beriola Correr, een welgestelde familie oorspronkelijk afkomstig uit Pavia, maar nu woonachtig in Venetië. Na een studie aan de universiteit van Padua kwam Gabriele al vroeg in bezit van een aanzienlijk vermogen [ongeveer 20.000 dukaten], die hij aan de armen schonk, waarna hij kort daarna besloot toe te treden tot het Augustijner klooster van San-Giorgio op het Venetiaanse eiland San Giorgio in Alga.

Op 24-jarige leeftijd werd Gabriele door zijn oom paus Gregorius XII benoemd tot bisschop van Siena. Deze benoeming stuitte echter op grote weerstand bij de bevolking van Siena, die niets moesten hebben van leiders van buitenaf. Hierop besloot Gabriele zijn functie niet op te nemen, waarna hij door zijn oom aangesteld werd als pauselijke schatbewaarder. In 1408 werd hij verheven tot kardinaal-priester waarbij hij aanvankelijk de titelkerk van San Clemente werd toegewezen. Dit werd later omgezet naar de Basiliek van Santa Maria in Trastevere.

Tijdens het pontificaat van paus Martinus V trad Gabriele op als legaat in Icenum en als bemiddelaar om een einde te maken aan de onrust die ontstaan was onder de inwoners van Bologna. Zijn gedecideerde optredens zouden een voorbode worden voor zijn latere benoeming tot de opvolger van paus Martinus V.

Het conclaaf vond plaats in de sacristie van de basiliek Santa Maria sopra Minerva, omdat op dat moment het Vaticaan te onveilig werd geacht. Tijdens de voorbespreking van het conclaaf werd bepaald, dat de nieuwe paus de helft van de pauselijke inkomsten met de kardinalen zou delen en dat de paus met het College van Kardinalen alle grote vragen op religieus en wereldlijk gebied zou bespreken.

Al in de eerste stemronde op 3 maart 1431 werd Gabriele Condulmer unaniem gekozen en nam hij de naam Eugenius IV aan. De kroning volgde op 11 maart 1431 en werd uitgevoerd door Lucido de’ Conti in de Oude Sint-Pietersbasiliek.

Enkele maanden na zijn aanstelling vond Jeanne d’Arc de dood op de brandstapel. Zijn pontificaat wordt vooral gekenmerkt door het Concilie van Bazel. Eugenius werd hierdoor gedwongen de stad Rome te ontvluchten. Vermomd als monnik en uitgejouwd en met stenen bekogeld, wist hij via de haven van Ostia te vluchten naar Florence, waar hij zijn intrek nam in het Dominicaner klooster van Santa Maria Novella. Aan kardinaal Vitelleschi werd de opdracht gegeven de rust te herstellen in Rome, dat door de Colonna familie was uitgeroepen tot een stadsrepubliek. Door de vernietiging van hun vesting in Palestrina [Italië] gaven de Colonna’s zich uiteindelijk over. Ook de Prefetti di Vico, van oudsher vijanden van de pauselijke staat en behorend tot de Romeinse adel, werden tijdens deze campagnes definitief verslagen.

Een opstand in Bologna [1438] tegen de paus, onder leiding van de Bentivoglio familie, werd eveneens neergeslagen en Annibale I, de aanvoerder van de familie, gevangen genomen. Met steun van Eugenius IV zou hij op 24 juni 1445 vermoord worden.

Ook het opstandige Foligno, onder leiding van Corrado Trinci, werd door kardinaal Vitelleschi in 1439 ontzet. De inwoners van de stad openden de poorten voor de pauselijke legers en Corrado werd in 1441 onthoofd.

Een van de besluiten die gerelateerd was aan het Concilie van Bazel was het besluit van de Franse koning Karel VI om nagenoeg de gehele Franse kerk onder het gezag van de Franse monarch te plaatsen. Hoewel Eugenius IV zich hard maakte om de Franse koning op andere gedachten te brengen slaagde hij daarin niet.

De Duitse keurvorsten, die aanvankelijk een neutraal standpunt betreffende het Concilie van Bazel innamen, gingen in 1439 in grote lijnen akkoord met de bepalingen van het overleg; benoemingen op voordracht van de vorst bleef mogelijk, pauselijke inkomsten binnen de Duitse gebieden werden geannuleerd. Op het gebied van de suprematie van het concilie ten opzichte van de paus bleven de vorsten neutraal. Door bemiddeling van Enea Silvio Piccolomini [de latere paus Pius II slaagde Eugenius er vlak voor zijn dood in de Duitse vorsten weer onder de hoede van Rome te brengen.

Door de groeiende dreiging van het Ottomaanse Rijk zocht de Oosters-orthodoxe Kerk aansluiting bij de westerse kerk om zo hulp te krijgen in hun strijd tegen de Ottomanen. Hierop werd keizer Johannes VIII Palaiologos en de patriarch van Constantinopel uitgenodigd door de paus om in Ferrara bijeen te komen. Door de dood van Sigismund en de oplopende spanningen met Bazel voorzagen zij echter geen structurele hulp van een verscheurde Westerse wereld en wilden aanvankelijk toch afreizen naar Bazel. Door donaties van de paus werden de heersers uit Constantinopel toch overtuigd. In 1439 [het concilie was inmiddels verplaatst naar Florence vanwege een heersende pestepidemie] vond de aanzet tot hereniging van de westerse en oosterse kerk plaats, hoewel die slechts een kort leven beschoren was, daar vele oosterse kerken deze toenaderingspoging niet accepteerden.

Door de groeiende dreiging van het Ottomaanse Rijk zocht de Oosters-orthodoxe Kerk aansluiting bij de westerse kerk om zo hulp te krijgen in hun strijd tegen de Ottomanen. Hierop werden keizer Johannes VIII Palaiologos en de patriarch van Constantinopel door de paus uitgenodigd om in Ferrara bijeen te komen. Door de dood van Sigismund en de oplopende spanningen met Bazel voorzagen zij echter geen structurele hulp van een verscheurde Westerse wereld en wilden zij aanvankelijk toch afreizen naar Bazel. Door donaties van de paus werden de heersers uit Constantinopel toch overtuigd. In 1439 [het concilie was inmiddels verplaatst naar Florence vanwege een heersende pestepidemie] vond de aanzet tot hereniging van de westerse en oosterse kerk plaats, hoewel die slechts een kort leven beschoren was, daar vele oosterse kerken deze toenaderingspoging niet accepteerden.

In 1443 kon Eugenius na een ballingschap in Florence weer terugkeren naar Rome, waar hij zich bezig hield met de heropbouw van de stad Rome en de gevraagde steun aan de Grieken verleende in hun strijd tegen de Ottomanen; de steun liep op niets uit daar de legers in 1444 bij Varna verslagen werden.

Eugenius IV overleed op 23 februari 1447. Aanvankelijk werd hij in de oude Sint-Pietersbasiliek begraven, naast zijn naamgenoot paus Eugenius III. Later werd zijn graftombe verplaatst naar de San Salvatore in Lauro kerk.


De wolvin in het wapen van de stad Siena

Malachias doelt in zijn spreuk op het feit dat Eugenius IV tot de orde der Celestijner Heremieten behoorde en ook Bisschop van Siena was, een stad dat een wolvin in haar wapen draagt.

Profetie 53: Amator Crucis [Minnaar van het Kruis]

Felix V [1439 - 1449] [tegenpaus]

Echte naam: Amadeus VII van Savoie [Chambéry, 4 september 1383 - Thonon-les-Bains, 7 januari 1451]

Amadeus was als zoon van Amadeus VII van geboorte graaf van Savoye. In 1416 werd hij door keizer Sigismund tot hertog verheven. Hij trouwde met Maria van Bourgondië [1380-1422] en kreeg negen kinderen met haar. Felix V was de laatste tegenpaus in de geschiedenis van de Rooms-Katholieke Kerk.

Hij breidde zijn gebieden uit en was betrokken bij pogingen om de Honderdjarige Oorlog te beëindigen. Zo kocht hij in 1401 het graafschap Genève van Odo van Thoire en Villars voor 45.000 goudrnaken. Na de dood van zijn vrouw gaf hij zijn positie op en begon een leven van beschouwing, in het gezelschap van vijf ridders, met wie hij de Orde van Sint Mauritius had gesticht. Hij werd door kardinaal d’Allemand tot paus gekroond.

De toenmalige paus Eugenius IV had een conflict met het concilie van Bazel. In 1439 liet de paus het concilie voor wat het was en riep een nieuw concilie bijeen in Ferrara. De achterblijvers in Bazel werden door de paus geëxcommuniceerd. In reactie hierop werd Eugenius door het overblijfsel van het concilie eerst geschorst en vervolgens tot ketter verklaard. In november 1439 werd vervolgens Amadeus tot ware paus gekozen. Amadeus nam de naam Felix aan.


Het departement Savoie draagt een kruis in haar wapen

Felix V resideerde in Genève, Lausanne en Bazel. Zijn pauselijke waardigheid werd slechts erkend in Aragon, Hongarije, Beieren en Zwitserland. Een adviseur van Felix, Aeneas Piccolomini, de latere paus Pius II begon besprekingen met Eugenius. In 1449 gaf Felix zijn pretenties op. Eugenius beloonde dat met een benoeming tot bisschop van Sabina en een benoeming tot kardinaal. In 1451 overleed Felix/Amadeus. Malachias voorspelling is correct, want als voormalig Hertog van Savoie droeg hij het Kruis van Savoie in zijn wapen.

Profetie 54: De Modicitate Lunae [Van de geringere Maan]

Nicolaas V [1447 - 1455]

Echte naam: Tommaso Parentucelli [Sarzana, 15 november 1397 - Rome, 24 maart 1455]

Nicolaas V was paus van 18 maart 1447 tot zijn dood. Hij was twintig jaar in algemene dienst bij de Bisschop van Bologna, die hij vergezelde op vele reizen. Later werd hij de beschermeling van Eugenius IV, die hem ook met andere diplomatieke zendingen belastte. Hij voerde zijn ambten zo goed uit dat hij in 1446 de kardinaalshoed kreeg.

Nicolaas V was een van de weinige pausen uit de Renaissance die zich niet overgaf aan nepotisme en acelibataire uitspattingen. Ondanks zijn pontificaat bleef hij tamelijk onberispelijk.

Hoewel zijn levenswijze sober was, wilde hij van Rome de meest prestigieuze stad van de Renaissance maken. "Opdat het prachtige uitzicht van de stad het geloof der nederigen zal versterken", zou hij verklaard hebben. Nicolaas V trok allerlei wetenschappers, schrijvers en kunstenaars naar Rome. Bovendien vormden zijn boeken de kern van de Vaticaanse Bibliotheek. Daarnaast gaf hij opdracht tot het vertalen van veel Griekse literatuur naar het Latijn en liet hij plannen ontwerpen voor het Vaticaanse Paleis en de Sint-Pietersbasiliek.

Kort na zijn inauguratie drong de wereldse machtspolitiek zich al aan hem op. Hij spande zich in om de agressiviteit van Alfons van Aragón, de nieuwe koning van Napels [die de kerkelijke Staten bedreigde], in te tomen. In 1448 sloot Nicolaas V met de Duitse koning Frederik III en enkele Duitse vorsten het Concordaat van Wenen, dat tot 1803 van kracht zou blijven.

In het jaar 1450 gaf de paus aan de Duitse theoloog Nicolaus Cusanus de opdracht de Duitse Kerk te hervormen. "Zuiver en vernieuw, maar verniel niets en treed niets met de voeten," was zijn richtlijn. Op 16 maart 1452 zegende de paus het huwelijk in van Frederik III met Eleonora van Portugal en kroonde hij Frederik tot keizer. Het was de laatste maal dat een keizer in Rome werd gekroond.

In het jaar 1452 vaardigde Paus Nicolaas V een bul uit, getiteld Dum Diversas ['Doctrine van Ontdekking'], waarmee de prins van Portugal Hendrik de Zeevaarder het recht kreeg om Saracenen, heidenen en andere ongelovigen tot slaaf te maken, hun nakomelingen inbegrepen. Deze bul legitimeerde de koloniale slavenhandel. Rond die tijd begonnen de expedities naar India, die werden gefinancierd met slavenhandel. Deze goedkeuring van de slavernij werd in zijn Bul Romanus Pontifex in 1455 opnieuw bevestigd en uitgebreid.

Op Driekoningen [6 januari] 1453 ontsnapte Nicolaas V ternauwernood aan een aanslag. De samenzweerders werden nog dezelfde dag ingerekend, onmiddellijk veroordeeld en op 9 januari onthoofd. Dit was een zware schok voor Nicolaas V, die een grondige afkeer had van geweld; hij vond dat zijn vele werken ten behoeve van de stad Rome slecht waren begrepen. Een tweede schok kreeg hij op 29 mei 1453 bij de inname van Constantinopel door de Turken, hetgeen het einde van het Byzantijnse Keizerrijk betekende, de laatste erfgenaam van de Romeinse grootheid.

Nicolaas V werd erg neerslachtig. Jicht en andere ziekten plaagden hem al vijf jaar; op 24 maart 1455 overleed hij.

De profetie van Malachias zinspeelt op zijn geboorte in het Bisdom Luni en zijn lagere afkomst, als zoon van eenvoudige ouders.

Profetie 55: Bos Pascens [Een grazende os]

Calixtus III [1455 - 1458]

Echte naam: Alonso de Borja [Xàvita, Valencia, 31 december 1378 - Rome, 6 augustus 1458]

Calixtus III was paus van 8 april 1455 tot aan zijn dood. Toen hij zijn studies had beëindigd, koos hij de zijde van Benedictus XIII, die hem kanunnik maakte. Later onderwierp hij zich aan Martinus V, die hem in 1420 tot bisschop van Valencia benoemde. Eugenius IX benoemde hem in 1444 tot kardinaal. Hij was een oom van Rodrigo Borgia, een van de twee neven die hij tot kardinaal verhief. Rodrigo zou het later tot paus brengen met de naam Alexander VI. De Spaanse Borgia-familie zou nadien nog een geduchte rol spelen in Italië.

Na de val van Constantinopel in 1453 riep hij de christelijke vorsten van Europa op tot een nieuwe kruistocht, deze keer niet naar het Heilige Land, maar om de Turken terug te drijven. Blijkbaar was niemand daartoe bereid en in staat. Toen de Turken in 1456 Belgrado belegerden, liet hij op 29 juni de klokken luiden om daarmee op te roepen tot gebed voor Belgrado. De Turken werden drie weken later inderdaad afgeslagen. Omdat de oproep zich buiten de stad Rome traag verspreidde, bereikte het nieuws van Belgrado's ontzetting velen eerder dan de oproep tot gebed, dat toen maar werd opgevat als een oproep tot dankgebed. Het klokkenluiden is nog steeds een herdenkingsritueel voor Belgrado's ontzetting.

Hij beval ook een postume herziening van het proces tegen Jeanne d'Arc, die in 1431 op de brandstapel was terechtgesteld. Hij was vermoedelijk een van de rijkste pausen uit de geschiedenis. Zij werd op 7 juli 1456 onschuldig verklaard.


Het wapen van Calixtus III met de os van de Borgia's

Het wapen van de Paus bevat de os van de Borgia’s. Aldus wordt Malachias’ profetie verklaard.

Profetie 56: De Capra et Albergo [Van de geit en de herberg]

Pius II [1458 - 1464]

Echte naam: Enea Silvio Piccolomini [Corsignano, nu Pienza bij Siena, 18 oktober 1405 - Ancona, 14 augustus 1464]

Pius II was paus van 19 augustus 1458 tot aan zijn dood op 14 augustus 1464. Enea Silvio Piccolomini werd geboren op 18 oktober 1405 in een klein dorpje genaamd Corsignano. Enea groeide op in een arm gezin, waardoor hij zijn hele jeugd op het land mee moest werken. Hij kreeg alleen elementair basisonderwijs van zijn dorpspriester Pietro. Enea vertoonde echter zo’n intelligentie en scherpzinnigheid dat hij door zijn verre familieleden Bartolomea en Niccolò Lolli werd opgenomen in hun huishouden.


Buste van Pius II

Enea ging pas studeren aan de universiteit van Siena op twintigjarige leeftijd. Zijn achterstand haalde hij in door zich dag en nacht aan zijn studie te wijden. Door soms dagen niet te eten, spaarde hij geld en tijd uit die hij aan zijn studie wijdde. Na zijn propedeutische studie van de retorica en poëzie ging Enea in navolging van de klassieke modellen zelf poëzie schrijven. Zijn grote voorbeelden waren Vergilius, Propertius en Horatius. De Cinthia is een elegisch dichtwerk uit Enea’s studietijd. Angela Acherisi, een getrouwde vrouw, inspireerde Enea tot het schijven van de Cinthia. Met de naam Cinthia toonde Enea zijn toewijding aan de klassieke modellen: Cynthia was de naam van de geliefde van Propertius. Na zijn studie van de retorica en poëzie ging Enea rechten studeren met het oog op een politieke carrière.

De omschrijving van Malachias wordt verklaard als een zinspeling op het feit, dat Pius II, voor hij Paus werd, secretaris was geweest van de kardinalen Capranica en Albergato.

Profetie 57: De Cerve et Leone [Van een hert en een leeuw]

Paulus II [1464-1471]

Echte naam: Pietro Barbo [Venetië, 23 februari 1417 - Rome, 26 juli 1471]

Paus Paulus II was Paus van 30 augustus 1464 tot aan zijn dood. Pietro Barbo, een neef van Eugenius IV ging in het klooster toen zijn oom Paus werd. Hij was kardinaal-nepoot van de paus Eugenius IV en de oom van later benoemde kardinalen Marco Barbo, Giovanni Battista Zeno and Giovanni Michiel.

Barbo was de zoon van Niccolo Barbo, een rijk Venetiaans koopman, en Polixena Condulmer, een zuster van paus Eugenius IV. Hoewel hij opgeleid was voor een carrière in de overzeese handel, besloot hij na de troonsbestijging van zijn oom een positie binnen de Rooms-katholieke Kerk te bekleden. Aan het pauselijke hof volgde hij onder toezicht van Eugenius een kerkelijke studie en werd in 1436 al benoemd tot aartsdiaken van Bologna. Na benoemingen tot bisschop van Vervia en Vicenza volgde op 1 juli 1440 zijn benoeming tot kardinaal-diaken met als dekenaat Santa Maria Nuova.

Tijdens het pontificaat van Eugenius IV wist Barbo zich een belangrijke positie aan het hof te verwerven. Zo werd hij benoemd tot lid van de commissie belast met de heiligverklaring van Bernardinus van Siena en was hij Camerlengo over het College van Kardinalen van 13 augustus 1445 tot aan 7 oktober 1446.

Na de dood van Eugenius werd Barbo door paus Nicolaas V benoemd tot kardinaal-priester [16 juni 1451] waarbij hem de titelkerk San Marco in Rome werd toegewezen. Deze kerk, samen met het daarnaast gelegen Palazzo Venezia, liet hij door Bernardo Rossellino grondig verbouwen. Ook tijdens zijn pausschap zou Barbo aanvankelijk hier wonen, totdat hij door intern oproer de veiligheid van het Vaticaan verkoos.

Bij het aantreden van paus Calixtus III toonde Barbo zijn vaardigheden inzake diplomatie en organisatie. In 1455 wist hij een wapenstilstand tussen de rivaliserende Romeinse families Orsini en Colonna te realiseren en wierp hij zich op als onderhandelaar bij een conflict tussen de paus en de koning van Napels, Alfons I. Als organisator nam hij de oprichting van de pauselijke vloot [bedoeld voor een kruistocht] op zich.

Na de benoeming van paus Pius II vergezelde hij hem naar Mantua op 22 januari 1459, waar de paus een vergadering had bijeengeroepen met als onderwerp de Ottomaanse suprematie. Barbo was aanwezig bij het overlijden van de paus in augustus 1464 in Ancona , en na diens dood haastte hij zich naar Rome om deel te nemen aan het conclaaf.


Kroning van Paus Paulus II

Evenals bij vorige conclaven braken er door de sedisvacatie rellen uit in Rome. Hierdoor ontstond er binnen het kardinalencollege twijfel over de eventuele locatie, waar de verkiezing zou moeten plaatsvinden. Nadat Antonio Piccolomini [in het bezit van de Engelenburcht en familielid van een van de deelnemende kandidaten] de veiligheid van de kardinalen toegezegd had, werd besloten het conclaaf in het Vaticaan te houden.

Van de 29 kardinalen die gerechtigd waren deel te nemen aan de stemming, reisden er 19 af naar Rome. De samenstelling van het kiescollege was gebaseerd op 4 nationaliteiten: 10 Italianen, 4 Fransen, 4 Spanjaarden en 1 Griek. Van de kandidaten werden Johannes Bessarion en Guillaume d’Estoutville als meest papabile genoemd, mede door hun staat van dienst, maar ook circuleerde de naam van Rodrigo de Borja y Borja, de latere paus Alexander VI [1492].

Bij de eerste stemming op 30 augustus behaalde Barbo 11 van de 19 stemmen, 3 te weinig voor een keuze. Door het recht van ‘accessus’, het recht van een kardinaal om na een stemronde alsnog zijn stem te wijzigen ten voordele van een andere kandidaat, verkreeg Barbo tijdens de eerste ronde alsnog de 3 extra benodigde stemmen, waardoor zijn verkiezing vaststond. Bij zijn ambtsaanvaarding nam hij de naam Paulus II aan. Op 16 september 1464 vond de kroning plaats en werd deze uitgevoerd door Rodrigo de Borja y Borja.

Zijn binnenlandse politiek wordt vooral gekenmerkt door de vervolging van de Fraticelli en het huis Anguillara. De Fraticelli waren al eeuwen een doorn in het oog van de Rooms-katholieke Kerk, doordat zij in de lijn van de Franciscanen het armoedeideaal nastreefden en het optreden van de Kerkelijke macht als schandalig ervoeren, en de individuele leiders ongeschikt achtten voor hun functie. Al in de dertiende eeuw was deze groepering door paus Bonifatius VIII betiteld als ketters, en werden aanhangers van de Fraticelli menigmaal vervolgd.

In 1466 vond opnieuw een grootschalige vervolging plaats, waarbij verschillende leden [waaronder hun leider Stefano de’ Conti] gevangengezet werden in de Engelenburcht. Daarmee hoopte Paulus II een definitief einde te maken aan de 'immorele' praktijken van deze groepering, echter zonder succes.

Het huis Anguillera was een andere vijand binnen de pauselijke staat die Paulus II wenste te elimineren. Deze adellijke familie uit Latium had zich tegen het bestuur van de paus gericht en daarbij de macht gegrepen in diverse steden in de provincie Viterbo, ook een kerkelijk gebied. Tijdens de regering van Francesco degli Anguillara werd op inititatief van Paulus II een einde gemaakt aan de macht van het huis. Francesco werd geëxcommuniceerd en gevangengezet in de Engelenburcht, en alle bezittingen van de familie werden geconfisqueerd.

In het buitenland voelde Paus Paulus II zich, na de val van Negroponte op 12 juli 1470, gesterkt om de strijd aan te gaan met het Ottomaanse Rijk, die een bedreiging vormde voor heel Europa. Eerdere pogingen om de keizer van het Heilige Roomse Rijk, Frederik III, te overtuigen waren mislukt en ondanks zijn eigen afkomst, voelde Paulus II er niets voor om de Venetianen in de strijd te betrekken uit vrees voor hun toenemende macht. Door toezeggingen aan leiders in Hongarije en Albanië hoopte de paus op een actieve strijd, maar resultaten bleven uit. Onderlinge verschillen en gebrek aan samenwerking waren hiervan de oorzaak, maar ook het conflict met de koning van Bohemen, George van Podiebrad, lag hieraan ten grondslag.

De Boheemse koning gold als een van de eerste Europese vorsten die zich openlijk van het katholicisme had afgewend en aanhanger was geworden van de leer van Johannes Hus. Op 23 december 1466 werd de koning door Paulus II geëxcommuniceerd en gaf hij openlijke steun aan de rebellen die zich tegen de koning verzetten. Paulus onthief de rebellen van hun eed waarmee zij trouw aan hun vorst hadden gezworen en gaf hen toestemming een afzettingsprocedure te beginnen. De koning van Hongarije, Matthias Corvinus, werd opgeroepen ten oorlog te trekken tegen Bohemen, en nadat Corvinus erin geslaagd was gebieden te veroveren werd hij door paus Paulus II in maart 1469 tot koning van Bohemen gekroond. Pas bij de dood van George van Podiebrad kwam er een einde aan het conflict.

Een poging om de Franse koning af te laten zien van de Pragmatieke Sanctie van Bourges [1438], waarbij het gezag van de paus over de Franse bisschoppen beperkt bleef, mocht niet baten, zelfs niet toen Paulus II besloot de koning de titel van "zeer christelijke koning" te verlenen.

Op 26 juli 1471 stierf Paulus II, volgens bronnen, aan een hartaanval na het eten van [teveel] meloenen. Hij werd begraven in de patriarchale Basiliek van het Vaticaan, waarvoor een grafmonument werd gemaakt door Mino da Fiesole en Giovanni Dalmata. Na zijn dood werden zijn persoonlijke bezittingen, die een waarde vertegenwoordigden van ruim 600.000 dukaten [geld, juwelen en goud], ingezameld om de kruistocht tegen de Ottomanen te financieren.

Eerder genoemde overleveringen [van Platina en Infessura] gaven een zeer negatief beeld over paus Paulus II, waarbij gewezen werd op zijn immoreel gedrag [antihumanisme en illegale benoemingen], en zijn grote mate van ijdelheid en wereldlijkheid. Toch heeft paus Paulus II tijdens zijn pontificaat ook veel ondernomen ter verbetering van de uitstralingen van de stad Rome [verbetering van het stratenplan, waaronder de Via del Corso] en gold hij als een "beginnend" mecenas van de diverse kunsten, die ten tijde van de pausen onder de Hoog-Renaissance tot grote bloei zouden komen.

In 1786 werd ter gedachtenis van Paulus II in Padua een standbeeld onthuld, dat op initiatief van de toen regerende paus Pius VI werd vervaardigd.

Malachias profetie doelt op zijn bisdom Cervia [Hert] en zijn titelkerk San Marco [leeuw], als kardinaal.

Profetie 58: Piscator Minorina [Visser-Minderbroeder]

Sixtus IV [1471-1484]

Echte naam: Francesco della Rovere [Celle, Savona, 21 juli 1414 - Rome, 12 augustus 1484]

Sixtus IX was paus van 9 augustus 1471 tot aan zijn dood op 12 augustus 1484. Omdat zijn ouders te arm waren, werd hij als kind in een klooster van Franciscanen geplaatst. Hoewel een man van bescheiden afkomst, was hij begiftigd met schitterende talenten. Hij was de eerste vertegenwoordiger van het sterk verwereldlijkte renaissancepausdom.

Hij werd generaal van de Franciscanerorde [1464], professor aan zes Italiaanse universiteiten. Hij was een begaafd redenaar en schrijver. Paulus II benoemde hem in 1467 tot kardinaal.

De uiterlijke glans, die hij op het gebied van kunst [Sixtijnse Kapel] en wetenschap aan de Kerk bezorgde, steekt schril af tegen de wantoestanden die aan de curia heersten. Sixtus maakte zich schuldig aan nepotisme en onderging een noodlottige invloed van zijn gunstelingen. Bij zijn 34 kardinaalsbenoemingen overheersten politieke beweegredenen. Minder gunstige elementen, zoals de latere paus Alexander VI, kwamen naar voren.

De vroegste, door Sixtus benoemde kardinalen, waren zijn twee neven Giuliano della Rovere [paus Julius II] en Pietro Riario, die driemaal bisschop, tweemaal aartsbisschop, patriarch van Constantinopel en kardinaal werd. Een ander familielid, Girolamo Riario sleepte Sixtus in verschillende zinloze oorlogen mee [onder andere met Napels, Ferrara, Venetië en de Colonna's].

Ernstiger werd nog het door de Riario's uitgelokte conflict met Florence. In de samenzwering der Pazzi tegen de machtige Lorenzo de Medici, waarbij diens broer Giuliano werd gedood, compromitteerde Girolamo Riario Sixtus IV.

Nadat de aanslag op Lorenzo mislukt was begon er een verbitterde gewapende strijd. Slechts het innemen van Otranto [1480] door de Turken bracht de partijen na twee jaar tot bezinning. Van een kruistocht tegen de Turken kwam echter niets meer terecht.


Paus Sixtus IV

Door nepotisme en wanordelijk beleid uitgeput, werd de pauselijke schatkist aangevuld door nieuwe middelen, die sterk verzet uitlokten; verhoogde premies voor het verkrijgen van prebenden, het koopbaar maken van ambten [simonie] en het uitschrijven van nieuwe aflaten.

Deze ongunstige aspecten van Sixtus' pontificaat mogen echter niet doen vergeten, dat Sixtus, door zich in cultureel en politiek opzicht door de beweging van de Renaissance te laten meeslepen, de Kerk toch ook behoedde voor een isolement, dat haar bij de toenemende verwereldlijking van het geestelijke en openbare leven om haar heen noodlottig had kunnen worden.

Zoals hij handelde, handhaafde hij in ieder geval het contact tussen Kerk en wereld. Dat hij daarbij de 'zaken des geloofs' niet uit het oog verloor, bewijst zijn ijveren voor de Mariaverering, met name voor de cultus van Maria's Onbevlekte Ontvangenis, zijn verdediging van de pauselijke onfeilbaarheid en zijn vergaande begunstiging van de franciscanerorde, al deed dit laatste punt, zijn voorliefde voor het instituut waartoe hij zelf behoord had, hem zozeer de maat uit het oog verliezen, dat hem dit terecht tot een verwijt kon worden gemaakt.

Franciscus werd geboren als zoon van een visser en was Franciscaan. Vandaar de benaming Minderbroeder-Visser van Malachias. Merk op dat er in Malachias’ tijd nog geen sprake was van deze orde.

Profetie 59: Praecursor Siciliae [Voorbode uit Sicilië]

Innocentius VIII [1484-1492]

Echte naam: Giovanni Battista Cibo [Genua, 1432 - Rome, 25 juli 1492]

Innocentius VIII was Paus van 29 augustus 1984 tot 25 juli 1492. Na een wild studentenleven werd Giovanni Battista bisschop van Savona [1467] en in 1473 kardinaal. In een turbulent Rome, waar Rodrigo Borgia [de latere Alexander VI] en Giuliano della Rovere [de latere Julius II] elkanders kandidatuur bestrijden, weet hij zich tot opvolger van Paus Sixtus IV te laten kiezen.


Paus Innocentius VIII

Tijdens zijn pontificaat heerste er in Rome een grote onveiligheid, vooral omwat hij zwak optrad tegen misdadigers. In 1484 vaardigde hij zijn vaak misbruikte bul tegen hekserij uit. Omdat hij altijd geld tekort kwam, vond hij de bedenkelijke uitweg om steeds weer nieuwe ambten te scheppen en ze aan de hoogste bieder te verkopen. Tijdens zijn regering werden massa’s pauselijke bullen verkocht, maar vele houdt men tegenwoordig voor vervalsingen, bijvoorbeeld deze waarin de Noren te toelating krijgen om de mis te lezen zonder wijn. Ook moest hij nu eens zijn mijter, dan weer zijn tiara in pand geven bij de Romeinse bankiers.

Veel van dat geld gaat naar kunstenaars. Zo laat hij het Belvédère van het Vaticaan bouwen. Ook zijn deelname aan de Napolitaanse Baronnenoorlog [1485-1486] kostte geld.

In het buitenland erkent hij Hendrik VII [de eerste Tudor] als koning van Engeland. Sultan Najezid II dwingt hij tot onderhandelingen door het gijzelen van diens opgekochte broer Djem [1489].

Innocentius VIII verbond zijn naam aan één van de opvallende fenomenen van die tijd: de heksenjacht. In 1484 had hij met zijn bul "Summis desiderantes affectibus" hiertoe het licht op groen gezet. De bul omschreef tot in de details hoe de schuldigen moesten gevonden worden, hoe de processen moesten worden gevoerd en welke straffen moesten worden voltrokken. Twee Dominicanen, Heinrich Institor [Kraemer] en Jakob Sprenger zagen in deze bul een vrijbrief voor hun "Malleus maleficarum," de "Heksenhamer" die in 1486 verscheen. Op grond van dit werk meenden velen dat er actief naar heksen gespeurd moest worden.

Innocentius VIII maakte van de Zetel van Petrus een toonbeeld van onwaardigheid. Zo hield hij er een maîtresse op na, met wie hij kinderen kreeg. zijn zoon huwde met een dochter van Lorenzo il Magnifico, die in 1489 haar broertje Lorenzo tot kardinaal liet benoemen: de latere Leo X. Innocentius ligt begraven in de Sint Pietersbasiliek.

De uitleg van Malachias verwijst naar zijn voornaam "Giovanni Battista" of "Johannes De Doper," de voorbode van Christus en hij verbleef veel aan het hof van Alfonso, Koning van Sicilië.

7. Malachias: De 111 profetieën over de Pausen

Profetie 60: Bos Albanus in Portu [Albaanse stier in de haven]

Alexander VI [1492-1503]

Echte naam: Rodrigo Borgia [Xàtiva, Spanje, 1 januari 1431 - Rome, 18 augustus 1503]

Alexander VI was Paus van 11 augustus 1492 tot 18 augustus 1503. Rodrigo Borgia was de neef van Paus Calixtus III [alias Alfonso Borgia, die de Spaanse naam Borja heeft veranderd in een Italiaanse vorm], en werd op 1 januari 1431 in Xativa [Spanje] geboren. Op zijn 25ste had zijn oom, de paus, hem aangesteld als kardinaal-diaken en vicekanselier van de Rooms-Katholieke Kerk en later benoemd tot bisschop van Valencia. In 1456 werd hij tot kardinaal-bisschop van Albano en van Portus benoemd.

Op 6 augustus 1492 begon het conclaaf, dat in de Sixtijnse kapel gehouden werd, dat Rodrigo Borgia koos als nieuwe paus na de dood van paus Innocentius VIII. Borgia beloofde kardinaal Ascanio Maria Sforza als vicekanselier aan te stellen en schonk hem zijn paleis met alles erop en eraan, kardinaal Giovanni Battista Orsini gaf hij de steden Monticelli [Teramo] en Soriano, Colonna de stad, aan kardinaal Giovanni Michiel het bisdom Portus, aan Scelfatano de stad Nepi. Van de 23 kiezers waren er maar vijf die de steekpenningen weigerden te aanvaarden.

Borgia werd vervolgens in de nacht van 10 op 11 augustus met overmacht tot paus gekozen. Op zijn bevel liet de ceremoniepriester onder het volk het bericht verspreiden met de boodschap: "De nieuwe paus is kardinaal Alexander VI, Rodrigo Borgia de Valence. We zijn gered."

Eén van zijn eerste daden als paus was de verdeling van het door Christoffel Columbus ontdekte Amerika. Portugal en Spanje maakten beide aanspraak op de 'nieuwe wereld'. Paus Alexander heeft met de bul Inter Caetera de gebieden verdeeld.

Alexander VI had een maîtresse: Vannozza dei Cattanei [1442-1518]. Toen Borgia paus Alexander VI werd, erkende Vanozza dat ze de moeder was van zijn vier nog in leven zijnde kinderen Juan, Cesare Borgia, Joffre en Lucrezia Borgia.

Alexanders zoon Cesare, geboren in 1475 en gestorven in 1507, werd op zijn zesde, apostolisch protonotarius en later bisschop van Pamplona. Toen zijn vader paus werd, benoemde deze hem in 1493 [op zijn achttiende] tot kardinaal. Het was een gebruik dat de tweede zoon de Kerk zou dienen. Ook al overleed de eerste zoon, Pedro Luis, vroegtijdig, werd Cesare aanvankelijk toch kardinaal. Echter, Cesare had vooral wereldlijke en militaire ambities: hij wilde de pauselijke legers aanvoeren. Na de moord op Juan werd Cesare inderdaad de aanvoerder van de pauselijke legers. Hiertoe legde hij, als jongste kardinaal ooit, zijn ambt weer neer.

De lievelingszoon van de paus, Juan, hertog van Gandie, kreeg de hertogdommen Benevento, Terracina en Pontecorvo. Om de banden tussen Italië en Spanje aan te trekken werd Juan uitgehuwelijkt aan Maria Enriquez de Luna, een nicht van Ferdinand II van Aragón en Isabella I van Castilië. Joffre [12] trouwde met Sancha van Aragón [16], de dochter van koning Alfons II van Napels.

Dochter Lucrezia werd eerst aan Giovanni Sforza uitgehuwelijkt. Op die manier dankte de paus kardinaal Ascanio Sforza, voor zijn positieve stem tijdens het conclaaf. De paus zelf heeft het huwelijk van zijn dochter op het Vaticaan ingezegend. Later werd het huwelijk echter ongeldig verklaard omdat Sforza impotent zou zijn: scheiden was ondenkbaar in die tijd. Dit voorwendsel was noodzakelijk om de paus gezichtsverlies te besparen en toch het politiek gezien interessanter huwelijk mogelijk te maken van Lucrezia met Alfons van Aragón, prins van Salerno en hertog van Biseglia, zoon van koning Alfons II van Napels.


De stier in het wapen van Paus Alexander VI

Het geluk van Lucrezia Borgia werd na twee jaar wreed verstoord doordat haar broer Cesare, haar man om het leven bracht. Op 30 december 1501 liet men haar huwen met Alfonso I d'Este. Ook toen werden opnieuw gedurende een volle week Bacchanalen georganiseerd.

Giuliano della Rovere, de latere Paus Julius II, spoorde Karel VIII van Frankrijk aan zijn rechten over het koninkrijk Napels op te eisen. Hiertoe werden onderhandelingen gestart in Rome. Karel VIII wilde de kruistochten leiden naar Palestina en wist uit te onderhandelen dat Della Rovere kardinaal werd en domicilie mocht houden in Frankrijk. De Italiaanse expeditie, gesteund door de hertog van Milaan, Ludovico il Moro, begon met een overwinning voor de Fransen en koning Alfons II werd verdreven.

Op 31 december 1494 werd Rome door de Fransen bezet. Vanuit de Engelenburcht onderhandelde Alexander VI over een compromis. Op 15 januari 1495 trok Karel, opnieuw verzoend met de paus, op veroveringstocht naar Napels. Zijn overwinning gaf aanleiding tot de oprichting van de Heilige Liga - keizer, paus [Rome], Venetië en Milaan - die hem op 6 juli versloeg in Fornovo.

De paus beleefde een persoonlijk drama: Juan werd in de nacht van 14 op 15 juni 1497 vermoord door zijn broer Joffre [omdat Juan het had aangelegd met de vrouw van Joffre]. Zijn lijk werd uit de Tiber opgevist door vissers. Alexander beschouwde dit als een straf uit de hemel en beloofde zijn leven te beteren en de kerk te hervormen. Enige weken later troostte Julia Farnese hem door hem een zoon te schenken die hij ook Juan noemde - en die hem zijn goede voornemens deed vergeten. Girolamo Savonarola, die zich tot taak had gesteld hem aan zijn beloften te herinneren, werd het zwijgen opgelegd op 23 mei 1498 door hem op het piazza Santa Croce op een brandstapel te gooien.

De paus kwam onder steeds grotere invloed van zijn zoon Cesare. Die had het purper op 17 augustus 1498 geweigerd in de hoop te kunnen huwen met Carlotta van Aragón, dochter van de koning van Napels. Voor dit huwelijk had hij echter de steun van Frankrijk nodig. De paus richtte zich tot de nieuwe koning, Lodewijk XII van Frankrijk, die Cesare tot hertog van Valentinois benoemde. Desondanks weigerde Carlotta van Aragón met hem te trouwen en moest Cesare zich tevredenstellen met Charlotte d'Albret, zuster van de koning van Navarra, met wie hij op 12 mei 1499 in het huwelijk trad.

Alexander VI had nog een zoon, de 'Romeinse infant' genoemd, van wie werd beweerd dat hij de vrucht was van een incestueuze verhouding tussen Lucrezia en de paus. Hij echter was niet de zoon van de paus, maar die van Cesare en zijn zus Lucrezia. Hij kreeg, toen hij 3 jaar was, een ander hertogdom.

De dood van Alexander VI op 18 augustus 1503 werd veroorzaakt door vergiftiging. Alexander VI had door zijn geldverkwistende en oorlogszuchtige praktijken veel vijanden gemaakt. De arts Maruzza dacht dat het in feite ging om een gewone malaria-aanval met complicaties wegens voedselvergiftiging. Het lijk van de paus was door het gif snel in vergevorderde staat van ontbinding, dienaars moesten gedwongen worden het lijk te wassen. Er waren tien kruiers nodig om het lichaam met hun vuisten in de kist te duwen. Vervolgens moest het deksel dichtgenageld worden omdat deze anders niet sloot. In de straten danste men van vreugde.

De profetie van Malachias slaat op de wapens van Albano en Porto, waar hij kardinaal-bisschop was, en waarop een stier staat. Ook in het pauselijke wapen van Alexander VI wordt de stier aangetroffen.

Chris De Bodt