Medjugorje kerk

Medjugorje België en Nederland

Medjugorje Maria

nov

21



Het Sacrament van de Eucharistie [2]

  
 
Download PDF

Het Sacrament van de Eucharistie [2]

Catechismus [vervolg]

5. Het sacramentele offer: dankzegging, gedachtenis, tegenwoordigheid

Vanaf het allereerste begin vieren de christenen de eucharistie in een vorm die, in de loop der tijden en door de verscheidene liturgieën heen, niet wezenlijk veranderd is. Dit komt doordat wij ons gebonden weten door het gebod dat de Heer ons op de avond voor zijn lijden gegeven heeft: "Doet dit tot gedachtenis aan Mij." [1 Kor. 11,24-25]

Dit gebod van de Heer onderhouden wij door de gedachtenis van zijn offer te vieren. Hierdoor dragen wij aan de Vader op wat Hijzelf ons gegeven heeft met de gaven van zijn schepping, brood en wijn, die door de macht van de heilige Geest en door de woorden van Christus, lichaam en bloed van Christus geworden zijn: zodoende is Christus werkelijk en op mysterievolle wijze tegenwoordig gesteld.

Men moet dus de eucharistie beschouwen:
  • als dankzegging aan en lofprijzing van de Vader
  • als gedachtenis van het offer van Christus en van zijn lichaam, de kerk
  • als tegenwoordigheid van Christus door de macht van zijn woord en van zijn Geest

De dankzegging en lofprijzing van de Vader

De eucharistie, sacrament van ons heil dat Christus op het kruis heeft bewerkt, is ook een offer van lof als dank voor het werk van de schepping. In het eucharistisch offer wordt heel de schepping, die door God bemind wordt, aan de Vader opgedragen door de dood en de verrijzenis van Christus. Door Christus kan de kerk het offer van lofprijzing opdragen als dank voor al het goede, het schone en het rechtvaardige dat God in de schepping en in de mensheid tot stand heeft gebracht.

De eucharistie is een dankoffer aan de Vader, zij is een zegening waardoor de kerk haar erkentelijkheid uitdrukt jegens God voor al zijn weldaden, voor alles wat Hij bewerkt heeft door de schepping, de verlossing en de heiliging. Eucharistie betekent allereerst 'dankzegging.'

De eucharistie is ook het offer van lofprijzing, waardoor de kerk in naam van heel de schepping Gods heerlijkheid bezingt. Dit offer van lofprijzing is slechts mogelijk door Christus: Hij verenigt de gelovigen met zijn persoon, met zijn lofprijzing en zijn smeekgebed, zodat het offer van lofprijzing aan de Vader wordt opgedragen door Hem en met Hem om in Hem aangenomen te worden.

De gedachtenis van het offer van Christus en van Zijn Lichaam, de Kerk

De eucharistie is de gedachtenis van het Pasen van Christus, waarin het ene offer van Christus tegenwoordig gesteld wordt en op sacramentele wijze wordt opgedragen in de liturgie van de kerk die zijn lichaam is. In alle eucharistische gebeden vinden we na de instellingswoorden een gebed dat anamnese of gedachtenis genoemd wordt.

De heilige Schrift vat gedachtenis niet alleen op als de herinnering aan de gebeurtenissen uit het verleden, maar ook als de verkondiging van de wonderdaden die God voor de mensen verricht heeft. In de liturgische viering worden deze gebeurtenissen in zekere zin tegenwoordig gesteld en geactualiseerd. Aldus verstaat Israël zijn bevrijding uit Egypte: telkens wanneer het paasfeest gevierd wordt, worden de gelovigen weer aan de gebeurtenissen van de uittocht herinnerd, opdat zij ernaar gaan leven.

De gedachtenis krijgt in het Nieuwe Testament een nieuwe betekenis. Wanneer de kerk de eucharistie viert, gedenkt zij het Pasen van Christus dat tegenwoordig gesteld wordt: het offer dat Christus eens en voor altijd op het kruis gebracht heeft, blijft een altijd levende werkelijkheid: "Telkens wanneer wij het kruisoffer, waardoor ons paaslam Christus is geslacht, op het altaar vieren, wordt het werk van onze verlossing voltrokken."

Omdat zij de gedachtenis is van het paasmysterie van Christus, is de eucharistie ook een offer. Het offerkarakter van de eucharistie komt in de instellingswoorden zelf tot uiting: 'Dit is mijn lichaam dat voor u gegeven wordt' en 'Deze beker is het Nieuwe Verbond in mijn bloed, dat voor u wordt vergoten' [Lc. 22: 19-20]. In de eucharistie geeft Christus hetzelfde lichaam dat Hij voor ons op het kruis gegeven heeft, hetzelfde bloed dat 'voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden' [Mt. 26: 28].

De eucharistie is dus een offer, omdat zij het kruisoffer tegenwoordig stelt, omdat zij er de gedachtenis van is en er de vruchten van toepast: [Christus], onze God en Heer, heeft zich eens voor altijd aan God de Vader opgedragen door voor ons te sterven op het altaar van het kruis, om voor hen [de mensen] eeuwige verlossing te bewerken. Daar echter zijn dood niet het einde van zijn priesterschap mocht betekenen [Heb. 7: 24-27], wilde Hij tijdens het laatste avondmaal, 'in de nacht waarin Hij werd overgeleverd' [1 Kor. 11: 23], aan de kerk, zijn geliefde bruid, een zichtbaar [zoals de menselijke natuur het vereist] offer nalaten. Hierdoor wordt het bloedige offer, dat Hij eens en voor goed op het kruis moest brengen, tegenwoordig gesteld, blijft de gedachtenis ervan tot aan het einde van de tijden bewaard en wordt de heilzame werking ervan toegepast op de vergeving van de zonden, die wij dagelijks begaan.

Het offer van Christus vormt met het offer van de eucharistie één enkel offer: 'De offergave is een en dezelfde: door het priesterlijke dienstwerk offert nu dezelfde die eertijds aan het kruis zichzelf ten offer opdroeg, alleen de wijze van offeren is verschillend': 'In dit goddelijk offer dat tijdens de mis voltrokken wordt, is dezelfde Christus, die zichzelf eenmaal op het altaar van het kruis op bloedige wijze offerde, aanwezig en wordt Hij op onbloedige wijze geofferd.'

De eucharistie is ook het offer van de kerk. De kerk is het lichaam van Christus en heeft deel aan de offerande van haar hoofd. Met Hem wordt zijzelf geheel geofferd. Zij verenigt zich met zijn voorbede bij de Vader voor alle mensen. In de eucharistie wordt het offer van Christus ook het offer van de ledematen van zijn lichaam. Het leven van de gelovigen, hun lofprijzing, hun lijden, hun gebed, hun werk, worden verenigd met die van Christus en met zijn totale offerande. Zij krijgen op deze wijze een nieuwe waarde. Het offer van Christus, tegenwoordig gesteld op het altaar, geeft aan alle generaties van christenen de mogelijkheid zich met zijn offerande te verenigen.

In de catacomben wordt de kerk vaak voorgesteld als een biddende vrouw, de armen wijd uitgestrekt in de orantehouding. Zoals Christus die zijn armen op het kruis heeft uitgestrekt, offert zij zich door Hem, met Hem en in Hem en spreekt zij voor alle mensen ten beste.

Heel de kerk is verenigd met de offerande en de voorbede van Christus. De paus, belast met het ambt van Petrus in de kerk, is betrokken bij elke eucharistieviering, waarin hij genoemd wordt als teken en dienaar van de eenheid van de universele kerk. De plaatselijke bisschop is altijd verantwoordelijk voor de eucharistie, zelfs wanneer een priester erin voorgaat. Zijn naam wordt erin uitgesproken om aan te duiden dat hij het hoofd is van de particuliere kerk, te midden van de priesters en met de steun van de diakens. De gemeenschap spreekt ook ten beste voor alle bedienaars die voor en met haar het eucharistisch offer opdragen: enkel die eucharistie moet als wettig beschouwd worden, die gevierd wordt met als voorganger de bisschop of degene die hij met deze taak belast heeft.

Door de bediening van de priesters wordt het geestelijk offer van de gelovigen tot voltooiing gebracht in vereniging met het offer van Christus, de enige middelaar, dat door handen van de priesters, in naam van heel de kerk, in de eucharistie op onbloedige en sacramentele wijze wordt opgedragen, totdat de Heer zelf wederkomt.

Met de offerande van Christus verenigen zich niet enkel de leden die nog hier beneden zijn, maar ook zij die reeds in de heerlijkheid van de hemel verblijven: in gemeenschap met de allerheiligste Maagd Maria en tot gedachtenis aan haar en aan alle heiligen draagt de kerk het eucharistisch offer op. In de eucharistie staat de kerk met Maria als het ware aan de voet van het kruis, verenigd met de offerande en de voorbede van Christus.

Het eucharistisch offer wordt ook opgedragen voor alle overleden gelovigen "die in Christus gestorven en nog niet geheel gezuiverd zijn," opdat zij het licht en de vrede van Christus kunnen binnentreden:

Begraaft gij dit lichaam waar het u uitkomt, laat de zorg daarover u niet hinderen. Eén ding vraag ik u slechts: dat gij aan het altaar van de Heer mij gedachtig zijt, waar gij ook zijn zult.

Dan bidden wij [in de anafora] ook voor onze overleden heilige vaders en bisschoppen en voor allen zonder onderscheid die ons zijn voorgegaan in de dood, in het vertrouwen dat de zielen voor wie deze bede wordt opgedragen, terwijl daar het heilige en ontzagwekkende offer voor ons ligt, er in hoge mate baat bij mogen vinden. [...] Terwijl wij God bidden voor de overledenen, ook al waren zij zondaars, [...] bieden wij Christus aan, die voor onze zonden is geslacht. En zo verzoenen wij de goede God met hen en met onszelf.

Op schitterende wijze heeft de heilige Augustinus deze leer samengevat, die ons aanspoort tot een steeds vollediger deelname aan het offer van onze Verlosser, dat wij in de eucharistie vieren:

De gehele vrijgekochte stad, dat wil zeggen de verzamelde gemeenschap van de heiligen, wordt aan God als een alomvattend offer aangeboden door de hogepriester die ook zichzelf voor ons heeft geofferd in zijn lijden, waardoor wij het lichaam konden zijn van een zo verheven hoofd. [...] Dit is het offer van de christenen: 'Zij vormen allen tezamen in Christus één lichaam' [Rom. 12: 5]. Dat viert de kerk ook steeds weer in het aan de gelovigen welbekende sacrament van het altaar: daar wordt haar getoond dat zijzelf wordt geofferd in datgene wat zij offert.

De aanwezigheid van Christus door de kracht van Zijn woord en van de Heilige Geest

'Christus Jezus, die gestorven is, die is opgewekt en die, gezeten aan Gods rechterhand, onze zaak bepleit' [Rom. 8,34], is op verscheidene wijzen bij zijn kerk aanwezig: in zijn woord, in het gebed van zijn kerk, 'daar waar er twee of drie verenigd zijn in mijn naam' [Mt. 18,20], in de armen, de zieken, de gevangenen [Mt. 25,31-46], in de sacramenten waarvan Hij de bewerker is, in het misoffer en in de persoon van de bedienaar. Hij is echter 'heel bijzonder' aanwezig 'onder de eucharistische gedaanten'.

De wijze waarop Christus onder de eucharistische gedaanten aanwezig is, is uniek. Hierdoor wordt de eucharistie boven alle sacramenten uitgetild en wordt zij 'als het ware de voltooiing van het geestelijk leven en het doel waarop alle sacramenten gericht zijn'. In het allerheiligste sacrament van de eucharistie zijn 'het lichaam en bloed van onze Heer Jezus Christus samen met zijn ziel en zijn godheid, en bijgevolg de gehele Christus, waarachtig, werkelijk en wezenlijk tegenwoordig'. 'Deze tegenwoordigheid wordt 'werkelijk' genoemd, niet bij wijze van uitsluiting, alsof de andere vormen van tegenwoordigheid niet 'werkelijk' waren, maar bij wijze van uitnemendheid, omdat zij wezenlijk is, en omdat door haar de gehele Christus, God en mens, tegenwoordig gesteld wordt'.

Het is door de verandering van het brood en de wijn in het lichaam en bloed van Christus dat Christus tegenwoordig gesteld wordt in dit sacrament. De Kerkvaders hebben het geloof van de kerk in de doeltreffendheid van het woord van Christus en van de werkzaamheid van de heilige Geest om deze verandering te voltrekken met klem bevestigd. Zo verklaart de heilige Johannes Chrysostomus: "Niet de mens is het die de offergaven tot lichaam en bloed van Christus maakt, maar de Heer zelf, Hij die voor ons gekruisigd is. De priester, vertegenwoordiger van Christus, spreekt de woorden uit, maar hun genadevolle kracht komt van God. Dit is mijn lichaam, zegt Hij. Dit woord transformeert de offergaven."

En de heilige Ambrosius zegt over deze verandering: "Laten we er toch van overtuigd zijn dat dit niet is wat de natuur heeft gevormd, maar wat de zegening heeft geconsacreerd, en dat de kracht van de zegening sterker is dan de kracht van de natuur, want door de zegening is de natuur zelf veranderd [...]. Zou dan het woord van Christus dat uit het niets kon maken wat niet bestond, ook niet bij machte zijn dat wat bestaat, te veranderen in wat het niet was? Het is toch geen kleinere zaak geheel nieuwe dingen tot bestaan te brengen dan de natuur van bestaande dingen te veranderen!"

Het concilie van Trente geeft de volgende samenvatting van het katholieke geloof: 'Omdat onze verlosser Christus gezegd heeft dat hetgeen Hij onder de gedaante van brood opdroeg werkelijk zijn lichaam was, is dit ook altijd de overtuiging geweest van de kerk van God, en daarom verklaart dit heilig concilie het ook nu weer: door de consecratie van brood en wijn komt de verandering tot stand van de gehele substantie van het brood in de substantie van het lichaam van Christus onze Heer, en van de gehele substantie van de wijn in de substantie van zijn bloed. Deze verandering nu is door de katholieke kerk gepast en treffend wezensverandering (transsubstantiatie) genoemd'.

De eucharistische tegenwoordigheid van Christus begint op het ogenblik van de consecratie en duurt zolang de eucharistische gedaanten blijven bestaan. Christus is geheel aanwezig in elk van beide gedaanten en geheel in elk deel ervan, zodat door het breken van het brood Christus niet opgedeeld wordt.

De verering van de eucharistie. In de misliturgie drukken wij ons geloof in de werkelijke tegenwoordigheid van Christus onder de gedaanten van brood en wijn onder andere uit door te knielen of door een diepe buiging te maken als teken van aanbidding. 'De katholieke kerk kent deze eredienst van aanbidding toe aan het sacrament van de eucharistie, niet alleen gedurende de mis, maar ook buiten deze viering. Met de grootste zorg bewaart zij de geconsacreerde hosties, biedt zij ze de christengelovigen ter plechtige verering aan en draagt zij ze in processie rond'.

De heilige reserve [het tabernakel] was eerst bedoeld om op waardige wijze de eucharistie te bewaren opdat zij, buiten de mis, gebracht zou kunnen worden naar de zieken en afwezigen. Door de verdieping van het geloof in de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in zijn eucharistie heeft de kerk de zin ontdekt van de stilzwijgende aanbidding van de Heer, aanwezig onder de eucharistische gedaanten. Daarom moet het tabernakel een bijzonder waardige plaats krijgen in het kerkgebouw; het moet zodanig gemaakt zijn dat het de waarheid van de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in het heilig sacrament onderstreept en zichtbaar maakt.

Het is uitermate passend dat Christus op deze unieke wijze aanwezig wilde blijven voor zijn kerk. Omdat Christus in zichtbare gestalte de zijnen zou verlaten, wilde Hij ons zijn sacramentele tegenwoordigheid geven; daar Hij zichzelf zou opofferen aan het kruis om ons te redden, wilde Hij ons de gedachtenis toevertrouwen van zijn liefde, waarmee Hij ons heeft bemind 'tot het uiterste toe' [Joh. 13,1], tot het geven van zijn leven. In zijn eucharistische aanwezigheid blijft Hij inderdaad op mysterievolle wijze onder ons als Degene die ons bemind heeft en zich voor ons heeft overgeleverd, en Hij blijft het onder de tekenen welke deze liefde uitdrukken en meedelen:

De kerk en de wereld hebben de verering van de eucharistie hard nodig. Jezus wacht op ons in dit sacrament van de liefde. Laten wij niet zuinig zijn met onze tijd als het 2715 erom gaat bij Hem samen te komen in aanbidding, in een beschouwend gebed vol geloof en erop gericht de zware schulden en misdaden van de wereld goed te maken. Dat onze aanbidding toch nooit ophoude.

'Dat in dit sacrament het echte lichaam en het echte bloed van Christus tegenwoordig zijn, 'kan men niet te weten komen met de zintuigen', zegt de heilige Thomas, 'maar alleen door het geloof dat steunt op het gezag van God'. En daarom zegt de heilige Cyrillus in zijn commentaar op Lucas 22,19: 'Dit is mijn lichaam dat voor u gegeven wordt': 'Vraag u niet af of dit wel waar is, maar neem liever gelovig de woorden van de Verlosser aan; want omdat Hij de waar is, liegt Hij niet:

U bid ik aan in overgave, Godheid ongezien
die waarachtig onder deze tekenen schuilt;
u geeft zich mijn harte over heel en al,
immers u aanschouwend schiet het al te kort.
Zien, smaken en tasten falen hier bij u,
veilig brengt hier enkel 't horen tot geloof;
ik geloof in al wat Gods zoon heeft gezegd:
niets is meer waarachtig dan der waarheid woord.


6. Het Paasmaal

De mis is tegelijk en onafscheidelijk de gedachtenis van het offer, waarin het kruisoffer vereeuwigd wordt, en van het heilig gastmaal dat bestaat in de gemeenschap met het lichaam en bloed van de Heer. De viering van het eucharistisch offer is echter volledig gericht op de intieme vereniging van de gelovigen met Christus door de communie. Door te communiceren ontvangt men Christus zelf die zich voor ons geofferd heeft.

Het altaar waaromheen de kerk bij de viering van de eucharistie verzameld wordt, vertegenwoordigt de twee aspecten van een zelfde mysterie: het offeraltaar en de tafel van de Heer; te meer omdat het christelijk altaar het symbool is van Christus zelf te midden van de vergadering van de gelovigen, tegelijk aanwezig als slachtoffer dat opgedragen wordt voor onze verzoening, en als hemels voedsel dat ons gegeven wordt. "Wat is immers het altaar van Christus anders dan het beeld van het lichaam van Christus?' zegt de heilige Ambrosius en elders: "Het altaar stelt het lichaam [van Christus] voor, en het lichaam van Christus bevindt zich op het altaar". De liturgie drukt deze eenheid van het offer en de communie in tal van gebeden uit. Zo bidt de kerk van Rome in haar anafora:

Zend dan uw engel, machtige God,
om deze gaven en gebeden op te draègbehn
naar het altaar van uw heerlijkheid
wij bidden U,dat wij die gemeenschap vieren van deze tafel
en delen in het Lichaam van uw Zoon
en in zijn Bloed
van U gezegend zullen zijnvol van genade.

Neemt en eet hiervan, gij allen: De Communie

De Heer nodigt ons dringend uit om Hem in het sacrament van de eucharistie te ontvangen: 'Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u' [Joh. 6,53].

Willen wij op deze uitnodiging ingaan, dan moeten wij ons voorbereiden op dit groots en heilig moment. De heilige Paulus spoort ons aan tot een gewetensonderzoek: 'Wie op onwaardige wijze het brood eet of de beker van de Heer drinkt, bezondigt zich aan het lichaam en bloed des Heren. Wij moeten onszelf onderzoeken, voor we van het brood eten en uit de beker drinken. Wie eet en drinkt zonder het lichaam te onderkennen, eet en drinkt zijn eigen vonnis' [1Kor. 11,27-29. Hij die zich van een zware zonde bewust is, moet het sacrament van de verzoening ontvangen voordat hij te communie gaat.

Voor de verhevenheid van dit sacrament kan de gelovige slechts nederig en met een vurig geloof de woorden van de honderdman tot de zijne maken: 'Domine, non sum dignus, ut intres sub tectum meum, sed tantum dic verbum, et sanabitur anima mea' ['Heer, ik ben niet waardig, dat Gij tot mij komt, maar spréék en ik zal gezond worden']. En in de goddelijke liturgie van de heilige Johannes Chrysostomus bidden de gelovigen in dezelfde geest:

Laat mij vandaag, o Zoon van God, communiceren aan uw mystiek avondmaal. Ik zal immers het geheim niet aan uw vijanden vertellen, noch zal ik U de judaskus geven. Als de goede moordenaar roep ik U echter toe: Denk aan mij, Heer, wanneer Gij in uw Koninkrijk gekomen zijt.

Om zich op passende wijze voor te bereiden op het ontvangen van dit sacrament, dienen de gelovigen de voorgeschreven onthouding [nuchterheid] van hun kerk in acht te nemen. Hun lichaamshouding [bewegingen, kleding] drukt de eerbied, de plechtigheid en de vreugde uit die past bij het ogenblik waarop Christus onze gast wordt.

Het ligt in de bedoeling van de eucharistie dat de gelovigen, wanneer zij de vereiste gesteltenis hebben, telkens communiceren, wanneer zij aan de mis deelnemen: 'De meer volmaakte deelneming aan de mis die hierin bestaat, dat de gelovigen na de communie van de priester het lichaam des Heren uit hetzelfde offer ontvangen, wordt bijzonder aanbevolen'.

De kerk verplicht de gelovigen ertoe 'op zon- en feestdagen de goddelijke liturgie mee te vieren' en ten minste eenmaal per jaar, indien mogelijk in de paastijd, de eucharistie te ontvangen, na zich door het sacrament van de verzoening te hebben voorbereid. De kerk beveelt echter de gelovigen ook ten zeerste aan op alle zon- en feestdagen de heilige eucharistie te ontvangen, of nog vaker, zelfs iedere dag.

De sacramentele tegenwoordigheid van Christus onder elk van beide gedaanten maakt het mogelijk dat men door de communie onder de gedaante van het brood alleen heel de vrucht van de genade van de eucharistie ontvangt. Om pastorale redenen is deze manier van communiceren in de Latijnse ritus op rechtmatige wijze de meest gewone geworden. 'Omwille van haar tekenwaarde is de communie onder beide gedaanten een volmaaktere vorm van communiceren. Door deze vorm immers komt het teken van de eucharistische maaltijd vollediger tot uitdrukking.' Dit is de gebruikelijke wijze van communiceren in de oosterse ritussen.

De vruchten van de Communie

De communie doet onze vereniging met Christus groeien. De voornaamste vrucht van het ontvangen van de eucharistie in de communie is de intieme vereniging met Christus Jezus. De Heer zegt inderdaad: 'Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem' [Joh. 6,56]. Het leven in Christus heeft zijn grondslag in het eucharistisch gastmaal: 'Zoals Ik door de Vader die leeft, gezonden ben en leef door de Vader, zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij' [Joh. 6,57]:

Wanneer de gelovigen tijdens de feesten van de Heer het lichaam van de Zoon ontvangen, verkondigen zij aan elkaar het goede nieuws dat het onderpand van het leven werd gegeven, zoals toen de engel tot Maria Magdalena zei: 'Christus is verrezen!' Ook nu worden het leven en de verrijzenis gegeven aan wie Christus ontvangt.

Wat het materiële voedsel voor ons lichamelijk leven betekent, verwezenlijkt de communie op wonderbare wijze in ons geestelijk leven. Het deelgenootschap aan het vlees van de verrezen Christus, 'dat in de heilige Geest tot leven is gebracht en tot leven wekt', bewaart het genadeleven dat in het doopsel ontvangen werd, doet het groeien en vernieuwt het. Deze groei van het christelijk leven moet gevoed worden door de eucharistische communie, brood voor onze pelgrimstocht, tot op het ogenblik van onze dood, wanneer zij ons als viaticum [teerspijze of reisvoedsel] gegeven zal worden.

De communie verwijdert ons van de zonde. Het lichaam van Christus dat wij in de communie ontvangen, werd 'voor ons overgeleverd', en het bloed dat wij drinken, werd 'vergoten voor velen tot vergeving van de zonden'. Daarom kan de eucharistie ons niet met Christus verenigen zonder ons tegelijk ook te zuiveren van bedreven zonden en ons te behoeden voor toekomstige zonden:

'Telkens wanneer wij Hem ontvangen, verkondigen wij de dood van de Heer' [1 Kor. 11,26]. Wanneer wij de dood van de Heer verkondigen, verkondigen wij ook de vergeving van de zonden. Wanneer zijn bloed, telkens als het vergoten wordt, vergoten wordt voor de vergeving van de zonden, dan moet ik het altijd ontvangen, opdat mijn zonden altijd vergeven worden. Daar ik altijd zondig, moet ik altijd een redmiddel hebben.

De eucharistie stelt ons voor verplichtingen tegenover de armen: Om in waarheid het lichaam en bloed van Christus te ontvangen, dat voor ons werd overgeleverd, moeten wij Christus herkennen in de armen, zijn broeders en zusters:

Gij hebt geproefd van het bloed van de Heer en gij herkent niet eens uw broeder. Gij onteert deze tafel wanneer gij het u onwaardig acht uw voedsel te delen met wie waardig geacht werd aan deze tafel aan te zitten. God heeft u van al uw zonden bevrijd en heeft u uitgenodigd. En zelfs dan zijt gij niet barmhartiger geworden.

De eucharistie en de eenheid van de christenen. De verhevenheid van dit sacrament doet de heilige Augustinus uitroepen: 'O sacrament van goedheid! O teken van eenheid! O band van liefde!' Hoe pijnlijker we de kerkelijke verdeeldheid voelen, waardoor de gemeenschap aan de tafel van de Heer verbroken wordt, des te vuriger klinkt tot de Heer het gebed, dat de dagen van volledige eenheid onder allen die in Hem geloven, mogen terugkeren.

De oosterse kerken die niet in volledige gemeenschap zijn met de katholieke kerk, vieren de eucharistie met grote liefde. 'Deze kerken hebben ondanks de scheiding ware sacramenten, vooral echter, op grond van de apostolische opvolging, het priesterschap en de eucharistie, waardoor zij met ons nog steeds in zeer nauwe verbinding staan'. Een zekere gemeenschap in sacris, in de eucharistie dus, 'is daarom in geschikte omstandigheden en met toestemming van het kerkelijk gezag niet alleen mogelijk, maar wordt zelfs aangeraden'.

De kerkelijke gemeenschappen uit de hervorming die van de katholieke kerk afgescheiden zijn, hebben 'vooral door het ontbreken van het wijdingssacrament, niet het oorspronkelijke en gehele wezen van het eucharistisch mysterie bewaard'. Daarom is voor de katholieke kerk een eucharistische intercommunie met deze gemeenschappen niet mogelijk. Wanneer echter deze kerkelijke gemeenschappen 'bij het heilig avondmaal de dood en verrijzenis van onze Heer gedenken, belijden zij, dat het leven bestaat in de gemeenschap met Christus en verwachten zij zijn glorievolle wederkomst'.

Wanneer naar het oordeel van de ordinaris een ernstige nood ertoe dwingt, kunnen katholieke bedienaars de sacramenten [eucharistie, boete, ziekenzalving] toedienen aan andere christenen die niet in volledige gemeenschap met de katholieke kerk leven, als zij er uit eigen beweging om vragen: zij moeten het katholieke geloof betreffende deze sacramenten beamen en de juiste gesteltenis bezitten.

7. De Eucharistie: Onderpand van de toekomstige Heerlijkheid

Een oud gebed bezingt het mysterie van de eucharistie als volgt: 'O heilig gastmaal, waar Christus ons voedsel is, waar de herinnering aan zijn lijden wordt opgewekt, waar de genade onze ziel vervult, waar ons het onderpand van het toekomstige leven gegeven wordt'. Als de eucharistie de gedachtenis van het paasmysterie van de Heer is, als wij door onze communie aan het altaar 'met hemelse zegen en genade verzadigd worden', dan is de eucharistie ook een vooruitlopen op de hemelse heerlijkheid.

Tijdens het laatste avondmaal heeft de Heer zelf de aandacht van de leerlingen gericht op de voltooiing van het paasmysterie in het rijk Gods: 'Ik zeg u : van nu af zal Ik niet meer drinken van wat de wijnstok voortbrengt tot op de dag waarop Ik het met u, nieuw, zal drinken in het Koninkrijk van mijn Vader' [Mt. 26,29]. Telkens wanneer de kerk de eucharistie viert, herinnert zij zich deze belofte en keert zij haar blik naar 'Hem die komt' [Apok. 1,4]. In haar gebed vraagt zij om zijn komst: 'Maranatha' [1 Kor. 16,22], 'Kom, Heer Jezus' [Apok. 22,20], 'moge de genade komen en deze wereld Voorbijgaan!'

De kerk weet dat de Heer nu reeds tot. ons komt in de eucharistie en dat Hij daar is, midden onder ons. Deze aanwezigheid is echter versluierd. Daarom vieren wij de eucharistie 'hoopvol wachtend op de komst van Jezus, Messias' en bidden wij: 'Ook wijzelf hopen daar [in uw rijk] eens te mogen zijn, om met hen [de overledenen] samen voor altijd te mogen genieten van uw heerlijkheid. Dan wist Gij alle tranen uit onze ogen: wij zullen U zien, God van ons, zoals Gij zijt; voor eeuwig op U gelijkend, zullen wij eindeloos U prijzen, door Christus onze Heer'.

Van deze grote verwachting van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid zal wonen, hebben we geen betrouwbaarder onderpand, geen duidelijker teken dan de eucharistie. Telkens wanneer dit mysterie wordt gevierd, wordt inderdaad 'het werk van onze verlossing voltrokken' en 'breken wij het ene brood, middel dat onsterfelijk maakt, tegengif om niet te sterven, maar om voor altijd te leven in Christus'.

In het kort

Jezus zegt: 'Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid [..]. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven [..], hij blijft in Mij en Ik in hem' [Joh. 6,51.54.56].

De eucharistie is het hart en het hoogtepunt van het leven van de kerk, want in haar doet Christus zijn kerk en al haar ledematen delen in zijn offer van lofprijzing en dankzegging dat Hij eens en voor altijd op het kruis aan zijn Vader heeft opgedragen; door dit offer stort Hij zijn heilsgaven uit over zijn lichaam dat de kerk is.

De eucharistieviering bestaat steeds uit: de verkondiging van het woord van God, de dankzegging aan God de Vader voor al zijn weldaden, vooral voor de gave van zijn Zoon, de consecratie van het brood en de wijn en de deelname aan het liturgisch gastmaal door het ontvangen van het lichaam en het bloed van de Heer. Deze elementen vormen één en dezelfde daad van eredienst.

De eucharistie is de gedachtenis van het Pasen van Christus: dit wil zeggen van het heilswerk dat voltrokken werd door het leven, de dood en de verrijzenis van Christus, een werk dat tegenwoordig gesteld wordt door de liturgische handeling.

Het is Christus zelf, eeuwige hogepriester van het Nieuwe Verbond, die door het dienstwerk van de priesters het eucharistisch offer opdraagt. En het is ook dezelfde Christus die de offergave is van het eucharistisch offer, werkelijk tegenwoordig onder de gedaanten van brood en wijn.

Slechts de priesters die geldig gewijd zijn, kunnen de eucharistie voorzitten en het brood en de wijn consacreren, opdat deze het lichaam en bloed van de Heer worden.

De wezenlijke tekenen van het sacrament van de eucharistie zijn brood van tarwemeel en druivenwijn, waarover de zegen van de heilige Geest wordt afgeroepen en waarover de priester de woorden van de consecratie uitspreekt die Jezus sprak tijdens het laatste avondmaal: 'Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt. [..] Dit is de beker van mijn Bloed... '

Door de consecratie geschiedt de transsubstantiatie van het brood en de wijn in het lichaam en het bloed van Christus. Onder de geconsacreerde gedaanten van brood en wijn is de levende en verheerlijkte Christus zelf aanwezig op waarachtige, werkelijke en wezenlijke wijze, zijn lichaam en zijn bloed, met zijn ziel en zijn godheid.

De eucharistie als offer wordt ook opgedragen als eerherstel voor de zonden van de levenden en de doden, en om van God geestelijke of tijdelijke gunsten te verkrijgen.

Wie in de eucharistische communie Christus wil ontvangen, moet in staat van genade zijn. Wie zich van een doodzonde bewust is, mag niet tot de eucharistie naderen zonder eerst de absolutie ontvangen te hebben in het sacrament van de boete.

De heilige communie van Christus' lichaam en bloed verenigt degene die de heilige communie ontvangt nauwer met de Heer, ontslaat hem van dagelijkse zonden en behoedt hem voor zware zonden. Omdat de banden van liefde tussen degene die heeft gecommuniceerd en Christus versterkt worden, versterkt het ontvangen van dit sacrament de eenheid van de kerk, het mystiek lichaam van Christus.

De kerk beveelt de gelovigen ten zeerste aan, telkens wanneer zij deelnemen aan de eucharistieviering, de heilige communie te ontvangen; minstens eenmaal per jaar zijn zij ertoe verplicht.

Omdat Christus zelf in het sacrament van het altaar aanwezig is, moeten wij Hem met een eredienst van aanbidding eren. 'Het bezoek aan het allerheiligste sacrament is een bewijs van dankbaarheid, een teken van liefde en een plicht van aanbidding jegens Christus onze Heer':

Nu Christus van deze wereld is overgegaan naar de Vader, geeft Hij ons in de eucharistie het onderpand van de heerlijkheid die wij bij Hem zullen genieten: de deelname aan het heilig offer vereenzelvigt ons met zijn hart, ondersteunt onze krachten op onze aardse pelgrimstocht, doet ons verlangen naar het eeuwig leven en verenigt ons nu reeds met de kerk in de hemel, met de heilige Maagd Maria en met alle heiligen.

Biecht en eucharistie

‘De biecht is het sacrament van de vergeving. God vergeeft de zonden van de mens die Hij geschapen heeft, zodra hij daar maar berouwvol om vraagt.

God geeft ons door Christus echter ook een bijzonder sacrament, waardoor Hij de zonden en de ziel van de wonden, die door de zonden zijn ontstaan, geneest, de eucharistie.

De eucharistie is een feestmaal. De eerste voorwaarde om eraan deel te nemen is de vergeving van de zonden door de kracht van de goddelijke Liefde die zich bijzonder in de biecht openbaart. [vgl.Mt 22, 1-14]

Maar het is niet voldoende vrij van zonden te zijn, de gelovige moet ook vast geloven dat Christus in de Eucharistie tegenwoordig is.

De H. Paulus veroordeelde twee eigenschappen van christenen die de eucharistie vieren:

Enerzijds gedragen zij zich tov anderen egoïstisch, anderzijds zijn zij zich helemaal niet bewust dat zich achter het eucharistisch Brood het LICHAAM VAN CHRISTUS verbergt. [1 Kor. 11,23]

Hierdoor is voor een leven in de zin van de Eucharistie de regelmatige biecht noodzakelijk.

[…]

Wie tot het geheim van de Eucharistie doordringt, diens ziel wordt steeds gevoeliger en kan steeds gemakkelijker onderscheiden wat goed en niet goed is. Deze mens zal het kwaad weerstaan, de eucharistische liefde wordt een vast bestanddeel van zijn leven en hij zal de belichaming worden van de levende Eucharistie.’

[Uit Eucharistie door Pater Slavko Barbaric]

Wat Maria ons vraagt

Op 16 mei 1986 vraagt Moeder Maria ons:

“Lieve kinderen!

Ik roep jullie op tot een actievere deelname aan de H.Mis. Ik zou willen, dat jullie H.Mis een Godsbelevenis wordt. Ik zou voor alles de jeugd willen zeggen: Weest open tegenover de H. Geest, want God wil, in deze dagen, waarin satan zo sterk is, jullie naar Zich toe trekken. Bedankt dat jullie aan mijn oproep gehoor hebben gegeven!”

Laten we dit ongelooflijke sacrament waartoe Maria ons oproept eens van naderbij bekijken. Nu in de tijd waar vele kinderen hun Eerste communie gedaan hebben of misschien nog moeten doen, waar er ongelooflijk veel tijd en energie gestoken wordt in de uiterlijkheden bij het toedienen van dit sacrament, maar waar de werkelijke betekenis aan velen voorbij gaat.

Wie gelooft er nog in de werkelijke aanwezigheid van Jezus in dit Heilig Sacrament?

En toch is dit wat Jezus werkelijk wilde: op deze stoffelijke wijze onder ons aanwezig zijn,

Zoals ‘de ark van het verbond’ een teken was van Gods aanwezigheid die meegedragen werd met de Israëlieten door de woestijn, zo wil Jezus onder de gedaante van Brood steeds bij ons zijn in het H. Sacrament des Altaars .

Waarom wilde Jezus onder deze gedaante onder ons aanwezig zijn?

Waarom vraagt Moeder Maria ons om zoveel mogelijk de eucharistie mee te maken en zegt ze ons dat dit de belangrijkste vorm van gebed is?

Waarom vraagt ze ons om te vasten op water en brood?

Dit vraagt enige overweging:

Brood des Levens

Brood! Loopt u soms ook het water in de mond bij het ruiken van versgebakken brood?

Vooral als je grote honger hebt kan een korst van het verse brood bijzonder goed smaken.

Nochtans heeft het gewone brood veel aan glans verloren. We zijn zo verwend met koffiekoeken en ander gebak dat er wel eens wordt neergekeken op een simpele boterham.

Tijdens de oorlog werd brood wel naar waarde geschat, er werden schatten voor neergeteld voor een brood zonder zaagsel. Mensen die de oorlog hebben meegemaakt weten het nog zeer goed, brood kunnen eten was een zegen en de dankbaarheid voor een snee brood was zeer groot .

Zijn wij nog dankbaar voor ons brood? [Dit kunnen we leren door te vasten op water en brood.]

Jezus vergelijkt zich in het evangelie met brood, Hij zegt: Ik ben het Brood des levens .[Joh. 6, 41-51] [Door te vasten op water en brood bereiden we ons voor op de H. Communie.]

Toen Hij deze uitspraak deed, had brood nog grote waarde. Brood was het eten van de arme mens. Brood was een kwestie van overleven of niet.

Jezus zegt ook vandaag tot ons: Ik ben het Brood des levens.

Welke betekenis heeft dit voor ons? Voor u persoonlijk?

Is het een simpele boterham die zonder beleg niet gelust wordt of is het brood dat zo kostbaar is, dat we er schatten voor zouden uitgeven om het te kunnen eten?

Als Jezus zegt: Ik ben het Brood des levens en daarna bij het Laatste Avondmaal de eucharistie heeft ingesteld, zich daar als brood voor ons gegeven heeft, dan meent Hij oprecht dat dit voor ons levensnoodzakelijk is.

Hij wil dus voor ons het levensnoodzakelijke zijn.

Uniek

Hebt u er al eens bij stilgestaan dat de katholieke godsdienst één van de weinige godsdiensten is waar Jezus als brood vereerd, aanbeden en gegeten wordt?

In sommige godsdiensten moeten de goden gunstig gestemd worden om één en ander te verkrijgen. Hier geeft Jezus/God zichzelf als voedsel. Deze gedachte is voor ons gewoon, maar is dit zo gewoon? Dit is uniek in de geschiedenis: God die mens wordt en die zich geeft als voedsel voor de mens. Als wij samen komen om eucharistie te vieren, gaan wij als één familie aan tafel en nemen Jezus als voedsel tot ons.

Wij kunnen ons nu de vraag stellen: Waarom wil Hij als brood tot ons komen?

Het antwoord ligt volgens mij in het eerste boek Koningen waar de profeet Elia op de vlucht is voor het ongelovige volk en totaal uitgeput. Een engel staat hem bij: de engel biedt hem brood en water aan en zegt tot Elia: "Sta op en eet, anders gaat de reis uw krachten te boven." [1 Kon.19, 4-8]

Hebt u ook wel eens het gevoel dat de beproevingen van het leven uw krachten te boven gaan?

Jezus is voedsel willen worden voor ons opdat wij, door ons met Hem te voeden, sterk zouden staan in het leven, mensen zouden kunnen zijn of worden die anderen gelukkig maken [dwz heilig zouden kunnen worden].

Als je naar de gebeurtenissen in de wereld kijkt, zie je dat er zoveel miserie is die mensen elkaar aandoen: Oorlog, geweld, machtsmisbruik... Maar ook in ons eigen leven zijn er de dingen die Paulus aanhaalt in zijn brief aan de Efesiërs [4: 30]: wrok [niet kunnen of willen vergeven of vergeving vragen ...], gramschap, toorn, geschreeuw en gevloek...

Jezus geeft zichzelf aan ons in de eucharistie opdat we in staat zouden zijn meer op Hem te lijken. Niet uit eigen kracht, maar door Hem. Moeder Theresa, gekend door ons allen, ging iedere morgen naar de Mis. Ze zei dat ze anders onmogelijk de kracht en de liefde zou hebben om de dag door te komen en te doen wat ze deed: stervende mensen van straat oprapen en hen met liefde verzorgen.

Opdracht

Als wij de geconsacreerde hostie ontvangen, zegt diegene die ze uitreikt: "Lichaam van Christus." Dit heeft twee betekenissen: je ontvangt het lichaam van Christus, maar het houdt ook een opdracht in: word het lichaam van Christus. Aangezien dit Brood een kracht bezit, die machtiger is dan degenen die ervan eten, worden wij omgevormd in dit Brood, in Jezus.

Laat ons dan iedere keer als we te communie gaan van deze gedachte doordrongen zijn: Telkens ik het lichaam van Christus ontvang, word ik meer en meer lichaam van Christus" als ik dit toelaat en daaraan meewerk.

De kerk is de tempel van God

Het is ook niet meer dan natuurlijk dat we ons naar dit geloof gedragen, zowel binnen als buiten de kerk.

‘In haar boodschap vraagt Maria in de kerk eerbied, verantwoordelijkheidsgevoel, goed gedrag en passende kleding. Dat kan alleen een Moeder van ons verlangen. Alleen een Moeder kan ons, haar kinderen, leren, hoe men zich in de kerk, de tempel van God, op de juiste manier moet gedragen. Op heilige plaatsen is het gepast, zich heilig te gedragen. Zoals Gods tegenwoordigheid de kerk heiligt, zo zal zij ook door het streven van de enkeling en van de gemeente naar heiligheid tot een heilige plaats worden. Iedere gelovige draagt door woord en daad deze heiligheid in de wereld uit. Als wij ons daarvan bewust worden, zullen wij in iedereen de heiligheid herkennen en een diepe achting voor de mensen en de natuur ondervinden.

De mens heeft door zijn gedrag de wereld ontheiligd.

De naar heiligheid strevende gelovige geeft de wereld zijn waardigheid terug en schept een nieuw wereldbeeld en een nieuwe orde. De H.Paulus zegt ons dat eenmaal alle schepselen en alle mensen Christus’ onderdanen zullen zijn. De dood zal overwonnen zijn en Christus zal zich aan Zijn Vader onderwerpen. Dan is God alles in allen. [vgl. Kor 15,23-28]’

[uit Eucharistie door Pater Slavko]

Mensen moeten aan ons kunnen zien dat we in Jezus’ werkelijke aanwezigheid geloven en daarvan leven.

Groeten we Jezus met een kniebuiging bij het binnenkomen en buitengaan van de kerk? Geen vlug knikje, maar met het hart?

Zitten we minstens een tijdje geknield tijdens de Aanbidding?

Hoe komen we buiten na de eucharistieviering? Laten we ons veranderen door Hem?

Zijn we hoopvollere, liefdevollere, gelovigere mensen als we de kerk verlaten?

Liefde tot Jezus in het H. Sacrament

Ik wil jullie het volgende verhaal dat ik las in een boek van Zr.Emmanuel: "Het verborgen kind" niet onthouden [ik heb het met mijn eigen woorden verteld]. Bij het lezen ervan rolden de tranen mij uit de ogen.

Dragen wij Jezus zulk een grote liefde toe?

In China hadden de communisten de macht overgenomen en overal hielden ze zuiveringen dwz alles wat naar godsdienst rook of te maken had met het buitenland werd vernietigd, missionarissen werden het land uitgezet of vermoord, christenen werden vervolgd en gevangen gezet...

Op een dag waren ze ook binnengedrongen in de school van de kleine Li. Het kruisbeeld hadden ze van de muur gehaald en op de grond gegooid en vertrapt, de kinderen moesten al hun religieuze afbeeldingen die ze zelf geschilderd hadden afgeven. Li probeerde de afbeelding van de goede herder te verbergen onder haar kleren, maar met een slag in het gezicht werd ze daarvoor gestraft terwijl haar vader vernederd werd en vastgebonden omwille van de daad van zijn dochter. Daarna waren ze in de kerk binnengedrongen en onder het oog van de gelovigen hadden ze het tabernakel vernield en de ciborie met de hosties op de grond geworpen. De gelovigen werden gewaarschuwd zich niet meer in het kerkgebouw te begeven of ze zouden het bekopen met hun leven. De priester van de parochie werd verborgen gehouden door de gelovigen in de kerk en moest bij dit alles lijdzaam toekijken. Als hij zich zou verraden dan zouden diegenen die hem verborgen hadden het moeten uitboeten.

's Avonds wordt de drukkende stilte in de kerk plotseling doorbroken door de deur die knarsend opengaat. Het is de kleine Li van nog geen tien jaar oud. Met kleine pasjes nadert ze het altaar. Ze bezorgt vader Luc doodsangsten: ze kan elk moment worden gedood. Hij kan geen contact met haar hebben, hij kan alleen maar toekijken en alle heiligen in de hemel smeken om dit kind te sparen.

Eerbiedig buigt de kleine voorover en begint in stilte te bidden, zoals de zuster het haar heeft geleerd. Ze weet dat ze eerst haar hart moet voorbereiden, voordat ze Jezus kan ontvangen. Met gevouwen handen bidt ze op een mysterieuze manier tot haar dierbare, in de steek gelaten en mishandelde Jezus. Dan ziet vader Luc hoe ze nog dieper voorover buigt en op handen en voeten met haar tong een hostie opraapt... Elke seconde telt en vader Luc vreest het ergste... Als hij maar iets tegen haar zou kunnen zeggen. Maar het kind vertrekt weer zachtjes, zoals ze gekomen is, bijna huppelend. Elke morgen weet onze kleine Li te ontsnappen om haar Levende Brood in de kerk terug te vinden. Daar speelt zich dan precies dezelfde scène af als op die beruchte avond, ze pakt een hostie op met haar tong en verdwijnt. Vader Luc vraagt zich af waarom ze ze niet allemaal tegelijk neemt, weet ze dan niet dat dat mag? Maar de zuster had gezegd: "Eén hostie per dag volstaat." Ze houdt er zich dan ook aan.

Op een dag is er nog maar één hostie over. Bij het krieken van de dag sluipt het kind zoals gewoonlijk de kerk binnen en nadert het altaar. Ze knielt neer en bidt vlakbij de hostie. De toekijkende priester verstijft. Bij de ingang van de kerk staat een soldaat en hij richt zijn revolver. Een doffe knal klinkt en het kind zakt meteen in elkaar. Vader Luc denkt dat ze dood is, maar met haar laatste krachten kruipt ze in de richting van de hostie en plakt haar lippen erop, dan sterft ze. Ze heeft alle hosties gered: het waren er tweeëndertig.

Kleine Li, geef ons iets van jouw onverdeelde liefde voor Jezus, deze diepgewortelde en tedere liefde van je onschuldige hart... Amen.’



Anne Van Der Sloten