Medjugorje kerk

Medjugorje België en Nederland

Medjugorje Maria

nov

21



Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 19. Het Voorgevoel

  
 
Download PDF

Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 19: Het Voorgevoel

Vuur was altijd het grootste gevaar. Het vuur van de hel. Maria vertelde haar zieners dat het bestond. Het bestond, de ijdele hoop ten spijt. Het was een plaats voor hen die God negeerden en minachtten en het was Maria’s innigste wens om haar kinderen te helpen ze te vermijden. Dat was haar wens! Ze wist dat het leven een test was en zij die het verkeerde pad kozen, die lust boven liefde, leugens boven waarheid, ongeloof over geloof verkozen, trapten in een val dat hen in gevaar bracht voor wat Christus had omschreven [Matteüs 8:12] als "de uiterste duisternis."

Nu bevond de wereld zich in een speciale periode. De wolken werden donkerder. De mens naderde de Hoge Middeleeuwen. Een nieuw tijdperk bood zich aan de horizon aan. Er gingen veranderingen komen. Er ging een nieuwe grote kastijding komen. De maatschappij was een tijdje de juiste richting uitgegaan en had zichzelf ontdaan van immoraliteit en het heidendom: ze bouwde de Kerk die de ene ware God eerde. Er waren heel wat goeie dingen gebeurd in de Middeleeuwen. Het was een tijdperk van veel spiritualiteit en geloof geweest. Er was de kerstening van Europa geweest.

Maar God straft hen die Hij liefheeft en de maatschappij ging nu de verkeerde kant uit. De moraliteit verschrompelde. Het materialisme groeide. Er was veel te veel bloedvergieten in de vorm van duellen, veldslagen en terechtstellingen, sommigen zelfs in de naam van Jezus. De dorst naar bloed was een gigantisch gevaar!

Er waren ook de Kerkelijke problemen. Er was grote laksheid geweest in de liturgie [die toneelstukken waren geworden in plaats van de Eucharistie] en de Kerk was aan het verwereldlijken. Er waren seksschandalen. Religieuze en maatschappelijke problemen voedden mekaar en stemden met mekaar overeen, en wanneer dat gebeurde ... wanneer ze in mekaar pasten en mekaar vergrootten, en wanneer er wreedheid en geen respect voor het menselijk leven was ... was er nood aan zuivering.

Het getal zeven stond voor de zeven smarten van Maria maar kon ook in verband gebracht worden met [Leviticus 26:28] : "Zevenvoudig tucht ik u vanwege uw zonden."

Als Leviticus, die "verlaten steden," "woeste landstreken" en "lijken" voorzag, daadwerkelijk de relevante passage was, was er iets op komst dat, in z’n hevigste vorm, vele malen of tenminste "zeven" keer erger kon zijn dan wat Pompeï en Rome was overkomen.

Nu was het een tijd van beproevingen. Ze waren Gods genade. In plaats van mensen naar de uiterste duisternis te sturen, stuurde Hij eerst aanduidingen en voorbodes. Het was voor landen een gelegenheid om terug tot Christus te komen of steeds hardere beproevingen te moeten doorstaan. Sinds het begin der tijden waren er voor zondigende naties waarschuwingen geweest die gevolgd werden door kastijdingen als ze geen aandacht schonken aan de waarschuwingen. Op dit moment was de wereld in de fase van berisping. De aardbevingen in China, de uitbarsting van de Etna en de verspreiding van melaatsheid waren aanwijzingen en waarschuwingen. Zoals elke goede moeder kwam Maria wanneer haar kinderen in gevaar waren. Het was haar tijd. Het was een speciale tijd. Ze had de rol van verdedigster gekregen en dat deed ze ook. Ze was een voorspreekster die aan de rechterhand van Jezus zat en ze kwam tussenbeide om de wereld voor te bereiden voor wat God ging zenden. "Ik geef u Mijn moeder als uw beschermster," zei Jezus tot Gertrudis de Grote, die gedurende twintig jaar visioenen had. "Ik vertrouw u toe aan haar
zorgen."


H. Gertrudis van Helfta [Gertrudis de Grote] [1256-1302]

Mechtilde, een Duitse non, hoorde Jezus tot Maria zeggen dat het enkel omwille van Zijn moeder was dat Hij zo inschikkelijk en geduldig was.

Maar er stond iets te gebeuren. Men voelde het in de wind. Er waren zoveel verschijnselen dat de dertiende eeuw gekend werd als "Maria’s Eeuw". Overal hoorde men het Angelus ... er werd veel gebeden ... en zulke toewijdingen hadden de sluier weggenomen, hadden de deur geopend, hadden reeds verzachting van straffen opgeleverd, maar ze konden ze niet eeuwig weghouden.

Naarmate verschijningen toenamen verscheen de Heilige Maagd aan vele geestelijken. Ze verscheen aan broeders, kluizenaars, en Prinses Margaretha van Hongarije die haar leven in een klooster doorbracht. Ze verscheen aan meerdere mannen en moedigde hen aan om zich bij de Servieten te voegen. Ze kwam om de zwakken te genezen, om zielen van de hel te redden en anderen uit het vagevuur te bevrijden. Heiligen en zondaars plaatste ze onder haar bescherming. Ze moesten enkel boetvaardig zijn. Ze moesten enkel toegewijd zijn. Ze verscheen aan de Heilige Benvenuta in noord Italië en vertelde haar dat de duivel in een verschrikkelijke gedaante zou verschijnen om haar te verleiden met ijdele angsten maar dat Maria haar zou bijstaan.


Donau Boedapest, Margaretha eiland

Van de bossen van Depedale tot de straten van Cambridge en Oxford werd Maria vereerd en werden haar beeltenissen tentoongesteld. Al die toewijding was fantastisch en hield de tussenkomsten in stand. Maar men volgde haar voorbeeld van zachtaardigheid niet. De naweeën van de Kruistochten bleven voor tegenspoed zorgen. De verre oorlogen hadden de velden beroofd van hun arbeiders en veel vrouwen weduwe gemaakt. Naarmate de economie wankelde, konden ze geen brood meer kopen en ze vonden weinig troost in een maatschappij die koud werd. "Geef ons brood, in hemelsnaam!," schreeuwden de vrouwen op elke markt. "Geef ons brood, omwille van Jezus’ liefde."

Er hing een akelig voorgevoel in de lucht en de fouten van de mensheid herinnerden aan Jeremia, die in het Oude Testament had gewaarschuwd dat, zonder boetedoening en gehoorzaamheid, de dood "kinderen in de straten zou wegmaaien en de jeugd op de pleinen zou uitroeien en de paleizen zou binnendringen" [Jeremia 9:16-21]. Het was geen toeval dat Koning Louis IX van Frankrijk op ditzelfde moment uit het Heilig Land een oud beeldje van een vrouw meebracht waarvan de Moslims dachten dat het een voorbode van Maria was dat door niemand anders dan Jeremia gemaakt werd!


Heilige Koning Lodewijk IX van Frankrijk [1214-1270]

Het was duidelijk een tijd dat iedereen zich op speciale wijze tot de hemelse moeder wendde. In Chartres kwamen boetvaardigen zich op de borst kloppen en genade afsmeken alsof ze wisten dat er een klein oordeel op komst was. De veelvuldige visioenen en aanvallen door demonische geesten waren een aanduiding dat de spirituele oorlogsvoering nog steeds opgedreven werd. In Spanje werd Maria’s aanwezigheid vastgelegd in een door Koning Alfonso X samengestelde verzameling van verhandelingen waarin niet minder dan 353 mirakels werden vermeld die door de Maagd werden uitgevoerd. Het boek werd bekend als Las Cantigas en volgens een voetnota hadden er drieëntwintig van de mirakels betrekking op de koning of z’n vrienden en familieleden.


Las Cantigas

Zulke intensiteit wees op een speciale tussenkomst. Die was gekomen om mensen te redden van ketterijen en gewapende conflicten, van de veldslagen in Duitsland waar volgens de legende een peloton goddeloze soldaten geprobeerd had een kluizenaarshut in de buurt van Zweibrucken te plunderen maar die op de vlucht gingen toen de pijlen die ze naar een eiken beeld van Jezus en Maria afvuurden effectief bloed deden vloeien. Toen het nieuws van het mirakel zich verspreidde, kwamen velen naar het beschadigde, bloedende beeld kijken en gebeurden er nog meer mirakels. Naar verluid wreef een blinde man het bloed aan z’n ogen en kon weer zien. Ook de Gravin Elizabeth Von Blieskastel werd genezen van een oogaandoening. Er kwamen pelgrims uit de Elzas, Luxemburg, en zelfs Zwitserland. Er waren ook menigten die een miraculeus beeldje in Halle, België gingen bezoeken. In Italië hoedde een jonge herder z’n schapen net buiten de stadsmuren van Lucca toen hij een bloeiende roos vond in een struik nabij een wachttoren waar zich een klein schilderij van Maria bevond. Een bloeiende roos in het midden van de winter!


Onze Lieve Vrouw van Halle

Zo’n vier jaar later, in 1269, was een edelman met de naam Lucian Herr von Sernau op jacht in de buurt van Ostro, Duitsland, toen hij een vreemde en lieftallige "moeder" zag.

Het was op dezelfde plaats waar eeuwen voordien de soldaten van Karel de Grote de Heilige Moeder hadden gezien.

Nieuwsgierig gaf Sernau z’n paard de sporen om haar in te halen en uit te vinden wie ze was, en hij zag haar naar een heuveltop gaan die uitkijkt op het dorpje Rosenthal.

Toen hij daar aankwam was de dame echter in een grote lindeboom verdwenen en op die plaats stond er nu een beeldje van de Maagd en het Kindje in de boom.

Bron: Michael Brown

Vertaling: Mario Lossie