|
|
|
|
Download PDF
Hoofdstuk 13. Een donderslag in de verte Ook boven de rest van Europa hingen er wolken. Het waren figuurlijke wolken en ze waren eigenlijk nogal klein. Ze hadden geen belangrijk front gevormd, nog niet. Maar de stapelwolken waren talrijk en er was een vage maar groeiende duisternis.
Bundels van duisternis. Nog geen regen over het hele landschap maar kalmte voor de storm. Hoewel er trauma’s waren zoals de moord op Becket en, zoals altijd, spanningen tussen opkomende naties [Frankrijk en Engeland hadden een kleine oorlog uitgevochten], was er in het algemeen een soms akelige stilte, met enkel een donderslag in de verte.
Het werd bij gelegenheid in veraf gelegen landen gehoord. Het werd gehoord in de verre oorlogskreet van de Mongolen die een bedreiging werden, en werd in China gehoord, die net het buskruit hadden uitgevonden. Het werd gehoord in Klein-Azië waar de Turken zich tot een wereldmacht ontpopten. Het werd ook gehoord in de Kruistochten, die begonnen als een nobele missie en eindigden met oneervolle nederlaag. Het was een donkere en pittige tijd. De maatschappij had zichzelf nog niet georganiseerd om met de terugkeer van de verstedelijking om te gaan. Smalle straatjes waren meestal vuil en lagen vol met puin. Woningen waren miserabele houten constructies met aarden vloeren.
Maar de mensen in de Middeleeuwen streefden er moedig naar om voorbij het fysische te kijken. Er waren goeie dingen aan de Middeleeuwen. Er waren diepe spirituele aspecten. De middeleeuwse maatschappij was niet zo meedogenloos en oppervlakkig als de Romeinse tijden. De meeste mensen hadden een perspectief dat niet van deze wereld was. Er was grote bezorgdheid om de redding van zielen. De Kerk had een diepe en aangrijpende spiritualiteit ontwikkeld. Het bereikte een niveau dat geen andere godsdienst ooit bereikt had. Als haar leer in één woord kon samengevat worden, dan was dat het woord liefde. Er was nergens meer liefde dan tussen hen die oprecht Christen waren. De vroomheid had een nooit eerder gezien niveau bereikt. Er waren heilige kluizenaars en heiligen wiens feestdagen bijna allemaal door die van de heidense goden vervangen hadden, en zoals ik zei had Kerstmis het feest van de zon vervangen en Pasen was volledig ingesteld als vervanging voor het heidense feest van Ostara, de lentegodin. Het Christendom had het heidendom in de hoek gedreven en het had ook een aantal van de loszinnige zeden rechtgezet. In veel plaatsen werd sodomie beschouwd als een daad tussen individuen wiens wil door duivelse krachten tot slaaf was gemaakt en overspel was een zaak voor wereldlijke rechters en Kerktribunalen. De standaarden waren sinds de zevende eeuw streng geweest. Incest en sodomie behoorden tot dezelfde categorie als moord, brandstichting en vervalsing. Overtreders konden dertig jaar lang van de Communie worden uitgesloten. Zelfs binnen het huwelijk werden seksuele handelingen gereglementeerd en door een buitenechtelijke affaire kon een vrouw uit het echtelijk huis worden gezet, haar bruidsschat in beslag genomen worden en van haar kinderen gescheiden worden. Volgens één bepaalde regel uit de jaren 600, was de straf voor abortus zeven jaar vasten.
Deze strenge straffen waren geboren uit een Kerk die vastberaden was om haar leden te helpen de pijnen van de hel en het vagevuur te vermijden. De aarde werd beschouwd als een plaats van lijden [zoals het altijd was geweest] en een streng leven was het meest verdienstelijke. Alles had een spirituele zijde. Zelfs het verlenen van het ridderschap was een religieus ritueel. Op de avond voor zijn inwijding hield een ridder een nachtwake voor het altaar, biddend om de tussenkomst van Maria. De sacramenten werden hoog gewaardeerd, men ging vaak te biechten en de verandering van brood in het mystieke Bloed en Lichaam van Jezus werd als officiële leer opgelegd.
Maar zoals we bij de overgang van het millennium zagen, was morele laksheid aan een opmars bezig, vooral in de hoogste rangen, en veel aspecten van het middeleeuws leven waren ofwel tegenstrijdig met het Christendom of ronduit vijandig tegenover het Christendom. En zo’n aspecten groeiden al gauw weelderig. Prostitutie werd toegelaten of zelfs geïnstitutionaliseerd door vele regeringen, en de geestelijken zorgden voor schandalen. Er was ook de beruchte middeleeuwse neiging naar geweld. Zoals historicus Harry Elmer Barnes schreef: "De feodale edelman was niet alleen boven alles een soldaat, en de oorlog zowel zijn beroep als zijn functie in de maatschappij, maar hij hield eigenlijk van oorlog met al zijn hardheid en afslachtingen. Voor de feodale edelman waren het gekletter van de wapens, het afbranden en plunderen van een kasteel, en het vermoorden van een vijand niet alleen pleziertjes, maar een sociale noodzaak die de schraalheid van z’n leven invulde."
Deze neiging naar geweld zoog de Kerk op tijdens de Kruistochten. Begonnen door Paus Urbanus II om het Midden Oosten te kerstenen, was de Eerste Kruistocht grotendeels succesvol. De Heilige Stad werd heroverd van de Moslims. Stoere infanteristen en gepantserde ridders hadden Klein-Azië doorkruist en dapper de aanvallen van Turkse ruiters afgeslagen op de weg naar een slag in Antiochië, twee jaar later gevolgd door een schoonmaak in Jeruzalem.
Maar de rooftochten (gesteund door koningen van naties zoals Engeland, Duitsland en Frankrijk) waren niet altijd onder toezicht van de Kerk en er waren vreselijke misbruiken. In Jeruzalem vermoordden kruisvaarders hun gevangenen, inclusief vrouwen en kinderen en tijdens de Vierde Kruistocht werd Constantinopel geplunderd door hebzuchtige, op schatten beluste soldaten die de oude stad beroofd van haar erfenis achterlieten. Hoewel de meeste kruisvaarders die onder het vaandel van het kruis vochten moedig en rechtvaardig waren geweest, heroverden de Mohammedanen Jeruzalem en bleef het Midden Oosten het territorium van de Moslims.
Kruistochten: intrede in Constantinopel Overal hoorde men het geluid van schilden, het breken van speren, het gekletter van glanzende helmen en conflicten tussen leenheren. Mannen als Becket werden vermoord omdat ze het wereldlijke tegenwerkten en de Kerk werd veelvuldig geplunderd. Er was overal oorlog en als geweld nog niet genoeg was om de middeleeuwse spiritualiteit te bezoedelen, was er ook de traditionele voorkeur voor bijgeloof of het occulte. Er werd teveel aandacht besteed aan de voorspellingen van astrologen en uit de Kruistochten kwam er een groep van ridders voort, de Tempeliers, die bepaalde geheimzinnige rituelen uitvoerden en grootgrondbezitters werden. Hun pachthoeves behelsden gebieden in Frankrijk, Engeland, Schotland, Spanje en Portugal. Ze begonnen als ascetische ridders en onbevreesde kruisvaarders maar ontplooiden zich snel tot bouwmeesters, waarbij ze in West Europa veel kapitaal verhandelden en het moderne banksysteem stichtten. Tezelfdertijd gingen de geruchten dat ze rituelen bezaten die sinds de val van Rome door een groep architecten was doorgegeven.
Een donderslag in de verte. Zo was er veel gerommel. Als het niet de voortdurende bedreiging van het occulte was, dan was het de nieuwe bedreiging van het atheïsme. Het was de bedreiging van antigodsdienst en ongeestelijkheid. Het was de bedreiging van de duivel: als de mensen zijn vorm van het bovennatuurlijke niet wou aanvaarden, hetgeen uiteraard het occulte was, dan zou hij elke vorm van godsdienst verwerpen. Hij zou alle vormen van het bovennatuurlijke afwijzen door filosofische en wetenschappelijke ideeën die het spirituele uitsluiten te promoten.
De echte storm, de hevige donder, was zich op die manier op het spirituele slagveld aan het verzamelen. Het Christendom had haar onmiskenbare macht gevestigd door Koning Hendrik tot een vernederende, publieke straf te dwingen (voor de dood van Becket), maar er waren nieuwe problemen voor het Katholicisme, spirituele problemen. Ondanks haar bovennatuurlijke fundamenten werd de Kerk te wereldlijk. Ze was bijna een staat. Ze was een gouverneur, een gigantische grondbezitter. Ze hief belastingen, produceerde materialen, nam arbeiders in dienst. Ze was een koopman en leverancier, een hypotheekmakelaar, een bewaker van zeden, maar ook een bankier met invloed in Koninklijke en wereldlijke zaken.
Heilige Thomas Becket Elke ijverige bisschop kon de weerhaan zien. Hij wees naar een opdoemende strijd tussen het fysische en het niet-fysische, tussen geest en vlees, tussen geest en "verstand." Voortkruipend materialisme. Voortkruipende wereldlijkheid. In Europa doken de universiteiten op en terwijl dat een grotendeels positieve ontwikkeling was, werd het van in het begin duidelijk dat veel van deze instellingen een eigen leven zouden gaan leiden. Ze gingen niet enkel een instrument van kennis worden, maar de definitie ervan, en ze gingen zich afscheiden van de kathedralen waaruit ze ontstaan waren. Zoals de gilden gingen leraren en universiteiten hun eigen godsdienst worden. Ze gingen spiritualiteit vervangen met de nieuwe afgod van rationalisme (de god van het verstand).
Als de middeleeuwse maatschappij nog steeds grotendeels in het bovennatuurlijke was ondergedompeld, waren er nu ook de snel ontkiemende zaden van het wereldlijke. De universiteiten werden doordrongen van de oude ideeën van Aristoteles, wiens werken in het Westen vertaald werden en zodoende herleefden en die enkel fysische verklaringen van deze wereld hadden voor alles wat op aarde gebeurde.
Op die manier was er een ontwikkelende klasse in de maatschappij die zouden gekend zijn als "intellectuelen." Voor hen zouden de gelukkige gebeurtenissen van het leven, de zegeningen, spoedig logisch verklaard worden als puur geluk, en het bovennatuurlijke zou bijgeloof worden.
Bron: Michael Brown
Vertaling: Mario Lossie
|
|
|
|
|