Medjugorje kerk

Medjugorje België en Nederland

Medjugorje Maria

nov

21



Hoofdstuk 4.2 Opdracht van Maria

  
 
Download PDF

Het leven van de Heilige Maagd Maria volgens Anna Catharina Emmerich

Hoofdstuk 4.1 Opdracht van Maria


Opdracht van Maria in de tempel

Op 8 november 1821 verhaalde A.C. Emmerich. Joachim begaf zich vandaag met Zacharias en nog andere mannen reeds vroeger naar de tempel. Daarna werd ook het kind Maria door de moeder Anna in feestelijke optocht er heen geleid. Anna opende met haar oudste dochter en Maria van Cleophas de stoet, dan volgde de kleine Maria en een hemelsblauw kleed en manteltje, terwijl ze aan de hals en de armpjes met bloemen getooid was. Zij hield een versierde kaars of fakkel in de hand. Aan weerszijden van haar liepen drie meisjes eveneens met versierde faffels: hun witte kleedjes waren met goud geborduurd. Ook deze droegen lichtblauwe manteltjes en waren geheel met bloemen omhangen. Hierop volgden de overige kinderen en jongemeisjes, allen feestelijk gekleed en allen verschillend. Wel droegen ze allen manteltjes. De gehuwde vrouwen sloten de stoet:

Van de feestherberg uit moest een omweg langs verschillende straten worden gemaakt on de tempel te bereiken. Alle ogen waren met blijdschap gevestigd op deze rijke stoet en bij verschillende huizen ontvingen ze eerbewijzen. De kleine Maria had iets indrukwekkends, iets onbeschrijfelijk heiligs over zich.

Toen de stoet de tempel naderde, zag ik vele tempeldienaren druk bezig om een zware, buitengewone grote en glinsterende poort, waarop vele figuren, druiven en korenaren waren afgebeeld, te openen. Het was de Gouden Poort waardoor de stoet zou worden binnengeleid. Om deze te bereiken moest men eerst vijftien treden opgaan. Ik kan me niet herinneren of deze treden onmiddellijk op elkaar volgden. Men wilde de kleine Maria bij de hand leiden, maar daar wilde ze niets van weten. Zonder te struikelen snelde zij tot aller ontroering vol geestdrift de trappen op.

De stoet werd door Zacharias, Joachim en enige priesters, onder de poort verwelkomd en vervolgens in een hoge zaal geleid, waar een maaltijd in gereedheid werd gebracht. Hier ging men uit elkaar. De vrouwen en de kinderen begaven zich voor het grootste gedeelte  naar de bidplaats die in de tempel was voorbehouden voor de vrouwen, terwijl Joachim en Zacharias het offer gingen bijwonen. De kleine Maria moest in één der hallen nog een ondervraging door de priesters ondergaan, en toen deze, verbaasd over de wijsheid van het kind, waren heengegaan, kleedde Anna haar dochtertje in het plechtige blauwe feestgewaad met het daarbijhorende manteltje, kroontje en sluier.

Ondertussen was Joachim met de priesters gaan offeren. Uit een bepaalde plaats werd hiertoe vuur aangebracht dat door Joachim, die tussen twee priesters in de nabijheid van het altaar stond, in ontvangst werd genomen.

Ik voel me thans te zwak om behoorlijk dit offer te beschrijven. Wat mij nog invalt, ga ik mededelen:

Men kon slechts van drie zijden het altaar bereiken. De toebereide offerstukken werden niet opeengestapeld, doch op verschillende plaatsen rondom neergelegd. Men kon aan de drie kanten bladen er uit trekken en daarop leggen, wat naar het midden van het altaar moest geschoven worden, want het was te ver om het zo met de handen te bereiken. Aan de vier hoeken van het altaar stonden holle metalen zuiltjes, waarop zich schoorstenen verhieven, in de vorm van brede, koperen trechters, welke in hoornvormige, omgebogen buizen eindigden, zodat de rook op die plaatsen boven de hoofden van de offeraars wegtrok.

Toen Joachims offer reeds brandde, begaf Anna zich met haar feestelijk uitgedost kind en de kleine gezellinnen naar het gedeelte van de tempel dat ook voor de vrouwen toegankelijk was. Deze plaats was van het altaar gescheiden door een muur, bovenop van traliewerk voorzien, maar in het midden van die muur was toch een poort aangebracht. De standplaats van de vrouwen loopt zo van die muur schuin omhoog naar achter, zodat wel niet allen, maar ook diegenen die meer achteraan stonden, ook het offeraltaar konden zien. Wanneer echter de poort geopend was, kon een gedeelte van de vrouwen het altaar zien. Maria en de overige meisjes stonden met Anna voor deze poort, terwijl de vrouwelijke verwanten in de onmiddellijke nabijheid waren. In een afzonderlijke ruimte bemerkte ik vele, in het wit geklede tempelknapen, die op fluiten en harpen speelden.

Na het offer werd deze poort, die van af het voor de vrouwen bestemde gedeelte op het altaar uitzag, een verplaatsbare, overdekte offertafel gezet, die door middel van enige treden kon bereikt worden. Zacharias en Joachim verlieten het altaar en naderden met een priester deze tafel, voor dewelke reeds een andere priester en twee levieten stonden met rollen en schriftbenodigdheden. De kleine Maria werd door haar moeder daarheen geleid. Op enige afstand stonden de meisjes die Maria vergezeld hadden. De kleine Maria knielde op één der treden neer en Joachim en Anna legden de handen op haar hoofd, waarna de priester enige haarlokjes afknipte, die op een komfoor verbrand werden. De ouders spraken vervolgens enige gebeden uit, waardoor zij hun kind aan God toewijdden en welke door beide levieten werden opgetekend. Ondertussen zongen de meisjes psalm 44: Eructavit cor meum verbum bonum. De priesters echter hielden psalm 49 aan: Deus deoram Dominus locutus est, waarbij de tempelknapen met hun harpen en fluiten invielen.

Ik zag nu, dat Maria aan de hand van twee priesters naar een hoger gedeelte van de muur geleid werd, dat de voorhof van het Heilige afscheidde van de overige tempelruimte. In het midden ervan was een soort nis, waarin het kind geplaatst werd, zodat het in de tempel omlaag kon zien, waar vele mannen, die ook aan de dienst van het heilgdom schenen verbonden te zijn, tegenwoordig waren. Er stonden twee priesters aan Maria's zijde. Meerderen hadden zich langs de trappen geplaatst en baden luid van hun rollen. Aan de andere zijde van de scheidingsmuur stond nabij het reukofferaltaar, op een hoogte, dat men halverwege kon zien, een bejaarde hogepriester. Ik zag hem een reukoffer opdragen, waarvan de rookwolken Maria omhulden.

Gedurende deze plechtigheid zag ik rond het heilig kind een zinnebeeld dat de gehele tempel vulde en in nevelen hulde. Ik zag onder Maria's hart een gloriekrans en begreep hieruit, dat zij de belofte van de allerheiligste zegen van God, in zich bevatte. Ik zag die gloriekrans omvat door de Ark van Noë, terwijl het hoofd van de Heilige Maagd zich erboven verhief. Daarna zag ik deze Ark de gedaante aannemen van de Ark des Verbonds en deze was weer omgeven van een tempel. Nu verdwenen de beelden voor mijn ogen en ik zag uit de krans voor de borst van de Heilige Maagd een kelk te voorschijn komen. Boven die kelk, ter hoogte van Maria's mond, verscheen een brood, getekend met het kruis. Van haar beide zijden schoten hier vele stralen uit aan welke uiteinden vele geheimen uit haar leven zinnebeeldig waren voorgesteld. Ik zag bijvoorbeeld, al de titels van Maria uit de Litanie van Lorette in beelden uitgedrukt. Vanaf haar rechter- en linkerschouder slingerden zich twee verschillende takken, van olijfbomen en cypressen of van ceders en cypressen, over een fijne palmboom heen. Tussen de groene blanderen vertoonden zich aan mijn ogen al de marteltuigen uit het lijden van de Goddelijke Messias. Boven dit alles zag ik de Heilige Geest zweven in een gevleugelde gedaante, die meer op een mens dan op een duif geleek, en nog hoger opende zich voor mij de hemel. Ik zag het Hemelse Jeruzalem, de Stad van God, met alle paleizen, tuinen en verblijfplaatsen van de toekomstige heiligen en alles was vervuld van engelen, zoals ook nu de krans die de Heilige Maagd omgaf, door talrijke engelenknopen gevuld was.

Wie vermag zulks in woorden weer te geven! Alles was zo ontelbaar menigvuldig, zo wonderbaar in oorsprong en ontwikkeling, dat ik veel vergeten ben. De hele betekenis van de Heilige Maagd, zoals in het Oude en Nieuwe Verbond, als in alle eeuwigheid, werd er in uitgedrukt. Ik kan het slechts vergelijken met het visioen dat ik kort geleden had over de heilige Rozenkrans in zijn volle heerlijkheid. Vele zogenaamde geleerden vertellen  over de Rozenkrans nog vele onverstandige dingen, maar de arme, eenvoudige mensen bidden hem in gehoorzaamheid en de eenvoud van hun harten, vertrouwend op de Kerk, die het gebed aanbeveelt.

Toen ik dit alles zag, scheen alle pracht en praal van de tempel en ook de fraai bewerkte muur achter de Heilige Maagd te vervagen. De tempel zelf scheen niet meer aanwezig, want Maria en Haar glorie vervulde alles. Terwijl in dit visioen de gehele betekenis van de Heilige Maagd zich voor mijn ogen ontvouwde, zag ik haar niet meer als de kleine Maria, doch als de Heilige Maagd, groot en zwevend. Toch bleven de priesters en de wierookdampen voor mij zichtbaar.

Het was, alsof de priester voor haar profeteerde an het volk aanmaande om God te bedanken en te bidden, want dit kind was tot iets groots bestemd. Ofschoon de overigen die in de tempel aanwezig waren dit visioen niet konden zien, waren zij toch zeer ingetogen en vol verheven ontroering.

Langzamerhand verdween het visioen weer. Op het einde zag ik niet meer dan een gloriekrans onder Maria's hart en de zegen van de belofte die in haar straalde. Dan verdween ook deze verschijning en ik zag opnieuw het heilige kind alleen temidden van de priesters.

Deze ontdeden Maria van de bloemen waarmee haar armpjes waren getooid en namen haar fakkel uit de hand die zij aan haar gezellinnetjes overreikten. Zij hingen haar vervolgens een bruine sluier over het hoofd, daalden met haar de treden af en leidden haar door een deur in een andere hal, waar zij door zes oudere maagden, die bloemen voor haar uittrooiden, verwelkomd werd. Achter deze stonden haar leermeesteressen: Noëmi, de zuster van Lazarus' moeder, de profetes. Anna en nog een andere vrouw. De kleine Maria werd door de piresters aan de zorg van deze vrouwen toevertrouwd. Joachim en Anna waren met de naaste verwanten ook de hal binnengegaan, het gezang was geëindigd en Maria nam afstand van al haar dierbaren.

Vooral Joachim was diep ontroerd. Hij hield zijn kind omhoog, drukte het aan zijn hart en sprak met tranen in de ogen: "Maria, gedenk mijn ziel voor God!" Maria begaf zich, in het gezelschap van de leraressen en andere meisjes, naar het verblijf voor vrouwen in het noordelijk gedeelte van de eigenlijke tempel. De vrouwen woonden er in vertrekken die in het dikke muurwerk waren uitgehouwen. Langs gangen en wandeltrappen konden zij van hier de kleine bidcellen naast het heilige en het allerheiligste bereiken.

Maria's ouders en verwanten begaven zich nu naar de hal bij de Gouden Poort, waar zij het eerst vertoefd hadden en gebruikten er met de priesters een maaltijd. De vrouwen zaten in een aangrenzend vertrek. Er is mij veel van wat ik gehoord en gezien heb uit het geheugen gegaan, onder andere ook de reden waarom het feest op zo een schitterende wijze werd gevierd. Ik weet echter nog dat het ten gevolgde van een openbaring van Gods Heilige Wil geschiedde.

Maria's ouders waren eigenlijk welstellende lieden, maar om zich te versterven en de liefdadigheid te kunnen uitoefenen, leefden zij armoedig. Ik herinner mij niet meer hoe lang de Heilige Anna slechts koud voedsel heeft gebruikt. Hun talrijk dienstpersoneel werd echter van alles voorzien. Ik heb ook nog in de tempel een grote menigte zien bidden, terwijl velen tot aan de poort de feestelijke stoet gevolgd waren. Enigen der aanwezigen moeten wel een voorgevoel van de verheven roeping van de kleine Maria gehad hebben, want er vallen mij nog woorden in, die door de Heilige Anna vol vervoering tot sommige van de vrouwen gericht werden.

De ouders en de overige verwanten van Maria vatten nog dezelfde dag de terugreis naar Bethoron aan. Ik heb ook de tempelmaagden zien feestvieren. Maria moest één voor één aan de leraressen en jonge meisjes vragen of zij haar in hun midden wilden hebben. Dit was zo de gewoonte. Er werd vervolgens een maaltijd gegeven en na afloop ervan werd er een dans uitgevoerd. Zij stonden hierbij twee aan twee tegenover elkaar en dansten kruisgewijze en in allerhanden figuren door elkaar. Menigmaal maakten zij daarbij een schommelende, slingerende beweging van het lichaam, zoals de Joden bij hun gebed doen. Enige meisjes maakten daarbij muziek met fluiten, triangels en bellen. Een van deze instrumenten had een aangename en vreemde klank. Het bestond uit een kastje, aan beide zijden aflopend en met snaren bespannen, waarop men tokkelde. In het midden van het kastje zag men kleine blaasbalgen die, op en neer gehaald, verschillende fluiten onder het snarenspel deden klinken. Zij die het bespeelde, hield het instrument op de knieën.

's Avonds zag ik hoe de lerares Noëmi de kleine Maria naar haar kamertje leidde dat op de tempel uitzicht gaf. Het was niet volmaakt vierkant en de muren waren met driehoekige figuren met verschillende kleuren versierd. Er stond een zitbanke op een tafeltje en in de hoeken waren bergplaatsen met verschillende vakjes aangebracht. Aan dit vertrek grensde, behalve de kamer van Noëmi, ook nog een slaapcel en een kleedkamer. Maria sprak er nog over om 's nachts meermaals op te staan, maar Noëmi wenste vooreerst hiervan nog niet te weten.

De tempelvrouwen droegen lange, wijde, witte kleren met zeer ruime mouwen die zij bij de arbeid omhoogsloegen. Ook waren zij gesluierd.

Naar ik mij herinner heeft Herodes de tempel niet in zijn geheel laten verbouwen. Ik zag er onder zijn regering slechts veranderingen aanbrengen. Ten tijde dat Maria in de tempel aankwam, dus ongeveer elf jaar vóór Christus geboorte, werd er aan de eigenlijke tempel niets veranderd, doch slechts aan de omringende gebouwen en zo ging dit door.

Op 21 november verhaalde Anna Catharina Emmerich. Ik heb vandaag Maria's kamertje bij de tempel gezien. In het noordelijk gedeelte van de tempelmuur bevonden zich boven verschillende vertrekken die aan de verblijven van de vrouwen grensden. Maria's kamer was een der achterste, bij het Allerheiligste. Uit de gang trad men door een voorhangsel in een soort voorkamer, die door een beschot van halfronde of hoekige vorm van het eigenlijke vertrek gescheiden was. In de hoeken van de rechter- en de linkerzijde waren bergplaatsen voor kledij en andere zaken aangebracht. Tegenover de deur in dit beschot voerden treden tot een met fluwelen en tapijtwerk bedekte opening die uitzicht op de tempel gaf. Links tegen de muur van de kamer lag een opgerold deken dat werd uitgespreid en tot slaapplaats van Maria moest dienen.

In een nis van de muur hing een armlampje, waar ik heden het kind op een voetbankje zag staan. Maria bad uit een perkamentrol die op een stok met rode knoppen gewonden was. Het kind droeg daarbij het kleedje van witte en blauwe strepen, met gele bloemen doorwerkt. Er stond in de kamer een rond en laag tafeltje. Ik zag de profetes Anna binnentreden: Zij plaatste een schotel met vruchten zo groot als bonen en kruikje op de tafel.

Maria was voor haar leeftijd zeer ontwikkeld, deelde A.C. Emmerich gewoonlijk mede omstreeks het feest van de opoffering van Maria. Bovendien verhaalde zij op verschillende tijdstippen aangaande het elfjarige verblijf van Maria in de tempel nog het volgende.

Verblijf in de tempel

Ik zag de Heilige Maagd in de tempel, nu eens in de woning der vrouwen met de andere meisjes, dan weer alleen studerend, biddend of werkend in haar kamertje. Zij weefde, spon en breide met lange naalden smalle wolle randen voor een tempeldienst. Zij waste de doeken en reinigde het vaatwerk. Dikwijls zag ik haar in gebed en overweging. Ik heb nooit gezien dat zij haar lichaam pijnigde. Dat was voor haar niet nodig. Zij at, evenals alle grote heiligen, slechts zoveel als nodig was om te leven en gebruikte geen andere spijzen dan die, waartoe zij zich verbonden had.

Behalve de voorgeschreven tempelgebeden bestond Maria's godsvrucht in een onafgebroken verlangen naar het uur der Verlossing, een voortdurend innerlijk gebed.

Alles wat zij verrichtte geschiedde stil en in het verborgen. Wanneer anderen sliepen stond zij uit haar bedje op en bad. Ik zag haar dikwijls in tranen wegsmelten en bij haar gebed was zij van een bovennatuurlijke glans omgeven. Toen zij ouder werd zag ik haar steeds in het blauw gekleed en, wanneer zij bad, was zij gesluierd. Ook droeg zij een sluier wanneer zij met de priesters sprak of naar een bij de tempel gelegen benedenkamer afdaalde, om werk te ontvangen of af te leveren. Zulke kamers zag ik aan drie zijden van de tempel en op mij maakten deze steeds de indruk van sacristieën. Men bewaarde er velerlei voorwerpen, welke door de tempelmaagden onderhouden, hersteld en vernieuwd moesten worden.

Ik zag de Heilige Maagd in de tempel in een onafgebroken gebed verzonken. Zij scheen zich met haar ziel niet op deze aarde te bevinden en ontving dikwijls hemelse troost. Een onbeschrijfelijk verlangen naar de vervulling der belofte vervulde haar, en zij durfde in haar nederigheid nauwelijks de wens te uiten om de nederigste dienstmaagd van de moeder van de Verlosser te worden.

De lerares en opvoedster van Maria bij de tempel heette Noëmi. Zij was vijftig jaar en een zuster van Lazarus' moeder. Zij, en ook de overige tempelvrouwen, behoorden tot de Esseners. Maria ontving van haar onderricht in het breien en stond haar ten zijde, wanneer zij gereedschappen of vaten van offerbloed reinigde of sommige stukken van het offervlees voor de tempeldienaren en priesters toebereidde, want deze werden gedeeltelijk daarvan onderhouden. Later nam Maria aan dit alles nog werkzamer deel. Wanneer Zacharias in de tempel dienst had, ontving zij steeds bezoek van hem en ook Simeon kende haar.

De verheven roeping van de Heilige Maagd kan de priesters niet geheel onbekend zijn geweest. Geheel haar wezen, de begenadiging en de wijsheid, waarvan zij sinds haar komst in de tempel had blijk gegeven, was zo buitengewoon, dat zij het zelfs in haar onbeschrijfelijke nederigheid niet had kunnen verborgen houden. Ik zag ook bejaarde, heilige priesters bezig met het volschrijven van grote rollen en ik heb deze, maar het is mij ontgaan wanneer, nog tussen andere oude geschriften zien liggen.

We gaan thans de mededelingen over het verblijf van Maria in de tempel eindigen om enige bijzonderheden uit de jeugd van de Heilige Jozef op te volgen.