Medjugorje kerk

Medjugorje België en Nederland

Medjugorje Maria

nov

21



Jezus' tijdgenoten: Woordenboek Letter H [deel 2]

  
 
Download PDF

Jezus' tijdgenoten: Woordenboek Letter H [deel 2]

Herodes de Grote

Herodes I de Grote [ca. 73 v.Chr. - Jericho, 4 v.Chr.] was een vazalkoning onder de Romeinen over [delen van] Palestina. Hij was de eerste en belangrijkste koning binnen de Herodiaanse dynastie. Herodes was een zoon van Antipater en Cypros. Herodes de Grote was de zoon van de Idumese parvenu Antipater. Door Rome tot koning der Joden benoemd regeerde hij van 40 [of 37] tot 4 v. J.C. Idumea, het Bijbelse Edom, lag in het zuiden van Palestina in de streek die heden Neguev heet. Herodes heeft zijn blijvende bekendheid te danken aan de wederopbouw van het heiligdom in Jeruzalem [de "Tempel van Herodes"] en omdat Jezus van Nazareth geboren is tijdens de laatste jaren van zijn bewind.

Sinds de Hasmonische leider Johannes Hyrcanus I [134-104 v. J.C.] de Idumeërs tot het Jodendom had bekeerd door hen de besnijdenis en de wet van Mozes op te leggen, maakten ze deel uit van het Joodse volk. Maar, hoewel wettelijk Joden, aanzag de Joodse aristocratie ze als van lagere stand. Zijn hoogmoedige rivaal, de Hasmonische priester-koning Antigonus, beschouwde Herodes als half Jood. De rabbijnse bronnen vernederen hem zelfs tot slaaf.

In het bijzijn van Joden toonde Herodes zijn jood-zijn. Hij had goede relaties met de farizeeërs zonder al hun eisen in te willigen. Ze weigerden tweemaal hem en de Romeinse keizer Augustus trouw te zweren, maar Herodes strafte ze niet uit respect voor sommige farizeeërs. Ook de Esseners werden door hem goed behandeld: Herodes herinnerde zich dankbaar de profetie van Menahem de Essener die hem voorspeld had dat hij eens te troon zou bestijgen.

Herodes' weg naar het koningschap

In de ruim honderd jaar voorafgaand aan Herodes' regering werd het Joodse land geregeerd door de Hasmoneeën [die de ambten van koning en hogepriester combineerden]. In 63 v.Chr. maakte de Romeinse generaal Pompeius echter een einde aan de zelfstandige Joodse staat en werd Judea [waartoe ook Idumea en Samaria gerekend werden] een vazalstaatje van de Romeinen. De vazalstaat werd bestuurd door Hyrcanus II, die optrad als hogepriester en later ook de titel ethnarch mocht voeren. In deze periode was Herodes' vader Antipater gouverneur van Idumea en adviseur van Hyrcanus. Mede doordat Hyrcanus een niet erg daadkrachtige persoonlijkheid had, nam Antipaters politieke invloed steeds meer toe. Steeds meer betrok Antipater ook zijn zonen Herodes en Phasaël bij politieke en militaire acties.

Antipater en zijn zonen steunden de Romeinen onvoorwaardelijk. Toen Julius Caesar in 48 v.Chr. ingreep in de strijd rondom de Egyptische troonopvolging, was zijn succes mede te danken aan Antipater die snel met een leger ter plaatse was. Als dank werd Antipater benoemd tot procurator over Judea. Herodes en Phasaël ontvingen de titel tetrarch. Herodes werd bovendien benoemd tot gouverneur van Galilea, ondanks het feit dat hij nog maar 25 jaar oud was.

Jaren voor zijn benoeming, eerst als tetrarch en later, in 40 v. J.C., als koning door zijn Romeinse overste Marcus Antonius had Herodes van zijn vader Antipater de functie van gouverneur van Galilea bekomen. Hij versloeg, hield aan en stelde Ezechias, de opstandige bendeleider van Galilea en een deel van zijn aanhangers, terecht. Voor het Sanhedrin gedaagd voor onrechtmatige terechtstellingen werd hij niet veroordeeld dankzij de tussenkomst van hogepriester Hyrcanus II.

De directe aanleiding voor Herodes' koningschap was echter de staatsgreep van Antigonus in 40 v. Chr., die het Hasmoneese rijk probeerde te herstellen [Antipater was toen reeds gestorven]. Hyrcanus werd gevangengenomen en zou later geen politieke rol meer spelen. Phasaël werd ook gevangengenomen en pleegde in gevangenschap zelfmoord. Herodes had echter aan Antigonus weten te ontkomen en vertrok naar Rome. Van de Senaat kreeg Herodes de bevoegdheid met hulp van Romeinse troepen Judea te heroveren. Drie jaar later, in 37 v.Chr., wist Herodes Antigonus en zijn handlangers definitief te verslaan. Als dank ontving hij van de Romeinse Senaat de titel 'Koning der Joden'. Ook werden andere Joodse gebieden, die voorheen tot het Hasmoneese rijk hadden behoord, aan Judea toegevoegd, zodat Herodes regeerde over een gebied dat in omvang vergelijkbaar was met de omvang van het Hasmoneese rijk vanaf de tijd van Alexander Janneüs.

Na zijn benoeming als koning, en ondanks de steun van Sosius, gouverneur van Syrië, moest Herodes drie jaar vechten om de laatste Hasmonische priester-koning Antigonus te overwinnen, die het Hasmoneese Rijk probeerde te herstellen. In 37 v. J.C. kwam de overwinning toen, op bevel van Marcus Antonius [door Herodes omgekocht] Antigonus werd onthoofd. Dit was de directe aanleiding tot Herodes’ Koningschap. Herodes besloot om zijn recht op de troon te verzekeren door een Hasmonische prinses te huwen, Mariamne, kleindochter van Hyrcanus II. Deze huwelijksband met de Joodse koninklijke familie vijzelde Herodes prestige op maar werd de Hasmoneërs fataal. Er gingen geen tien jaar voorbij na Herodes huwelijk of Mariamne, haar moeder Alexandra [schoonmoeder van Herodes], haar grootvader de vorige hogepriester Hyrcanus, haar jongste broer, de hogepriester Aristobulus III [schoonbroer van Herodes] ondergingen allemaal de doodstraf op bevel van de koning van Judea.

Herodes en het hogepriesterschap

Eerdere heersers uit de dynastie van de Hasmoneeën bekleedden naast het koningschap ook het ambt van hogepriester. Voor Herodes was dat vanwege zijn Idumeese afkomst niet mogelijk. Hij was dan ook gedwongen een hogepriester te benoemen van buiten zijn eigen familie. Dit was voor Herodes niet zonder risico, aangezien de hogepriester een grote invloed had op de publieke opinie en ook op politiek vlak een belangrijke factor was. Om te voorkomen dat de macht van de hogepriester te groot zou worden, behield Herodes zich het recht voor niet alleen een hogepriester te kunnen benoemen, maar deze ook te kunnen afzetten als dat in zijn ogen nodig was. Ook Herodes' opvolgers volgden deze politiek, zodat er in de Herodiaanse periode vele verschillende hogepriesters zijn geweest.

Herodes' bouwwerken

Herodes stond bekend als een groot bouwer, waarbij hij zich duidelijk liet inspireren door de Romeinse architectuur. Halverwege [25-13 v. J.C.] waren er prachtige en opmerkelijke bouwprojecten in binnen- en buitenland. In Jeruzalem en omgeving bouwde Herodes een theater, een amfitheater een koninklijk paleis en het fort Antonia ter ere van Marcus Antonius. Dit fort lag naast de tempel in Jeruzalem en werd vooral gebruikt om de stad Jeruzalem in de hand te houden. Hij lag ook naast de tempel om bij rellen op het tempelplein snel te kunnen ingrijpen.

Maar het beroemdste bouwwerk van Herodes blijft de heropbouw van de Tempel van Jeruzalem die begon in 20 v. J.C. De werf besloeg heel zijn regeerperiode en nog lang na zijn dood. Hij werd beëindigd onder het bewind van procurator Albinus [62-64 na J.C.], slechts enkele jaren voor de vernieling van het gebouw door de Romeinen in 70 na J.C. Sommige delen van de oorspronkelijke tempel van Herodes bleven bestaan, in het bijzonder de noordelijke muur of Klaagmuur. Om zijn Joodse onderdanen niet te mishagen vertrouwde Herodes het toezicht van de werken toe aan Joodse priesters. Er was geen enkele afbeelding en Herodes zelf zette nooit een voet in het heiligdom. Geen enkel muntstuk door Herodes geslagen draagt zijn afbeelding en er is nooit een standbeeld van hem gevonden. Volgens een Grieks opschrift op een voetstuk zou er een gestaan hebben in Fia [Auranius] ten zuiden van Damascus.

In 22 v. J.C. begon hij aan de bouw van een nieuwe stad met een beschutte haven op de plaats van de vroegere Toren van Strabon. Toen ze na twaalf jaar voltooid was wijdde hij ze toe aan Caesar Augustus door ze Caesarea te noemen. Hij bouwde hier verschillende typisch Romeinse gebouwen, zoals een amfitheater, een hippodroom en een aquaduct. Ook zijn paleis in Caesarea heeft diverse typisch Romeinse kenmerken. Deze kustplaats werd dan ook al zeer snel het grote centrum van het oostelijk deel van het Romeinse Rijk.

Een tempel ter ere van de keizer werd in Caesarea Filippi gebouwd, ten noordoosten van het meer van Galilea, de stad waar Petrus zou verkondigen dat Jezus van Nazareth Christus was. De steden van Antipatris en Phasaelis herinnerden aan Antipater vader van Herodes en aan zijn broer Phasaël. Hij bouwde een fort Herodium genaamd ter eigen ere. Hij versterkte er andere waaronder het fort van Machereus, waar Johannes de Doper later onthoofd zou worden, en Massada die als laatste schuilplaats diende voor de Joodse rebellen tijdens de eerste opstand tegen Rome. Machereus en Massada werden omgebouwd tot koninklijke residenties. Hun paleizen waren omringd met parken en vijvers en versierd met standbeelden. Speciale duiventils beschutten de Herodiaanse duiven. De belangrijkste burcht was Masada, een vesting op een plateau bij de Dode Zee.

Deze vesting was bijna niet in te nemen, omdat het plateau waarop het lag erg hoog was, en er maar één weg omhoog leidde, en dat was via een smal, steil kronkelpad. Maar voordat je dan boven was, was je allang neergeschoten door het grote aantal Romeinse soldaten die daar waren geplaatst.

Behalve de stad Caesarea heeft Herodes nog andere steden gesticht of hersticht. Hij voerde de heropbouw van Samaria uit en herdoopte ze in Sebaste ter ere Augustus [Sebastos in het Grieks]. Er was eveneens de heropbouw van Antipatris en Phasaëlis. Ook bouwde hij voor zichzelf paleizen in Herodion, Jeruzalem en een winterpaleis bij Jericho en versterkte hij diverse burchten. Een andere burcht die hij liet bouwen was de burcht Antonia, die naast de tempel in Jeruzalem lag. Herodes' belangrijkste bouwactiviteit tijdens zijn regering was echter de verfraaiing van de tempel in Jeruzalem.

Bestuur

Herodes was een bestuurder die de keizerlijke macht in Rome zijn hele leven trouw bleef. Hij was erg populair bij keizer Augustus, maar bij de Joden was zijn populariteit ver te zoeken. Dat kwam omdat hij niet uit het land van Judea kwam en geen Joodse ouders had, waardoor hij een vreemdeling bleef bij de Joden. Zelfs zijn huwelijk met de Hasmoneese prinses Mariamne kon hierin geen verandering brengen. Ook werkte Herodes zeer nauw samen met de Romeinen, wat de Joden hem bijzonder kwalijk namen, omdat de Romeinen de bezetters waren van Judea. Door de grote geschenken die Herodes aan andere vazalkoningen en aan hooggeplaatste Romeinen [in het bijzonder de keizer] schonk, was de belastingdruk op zijn Joodse onderdanen erg hoog.

Herodes stond bekend als zeer gewelddadig en sloeg geregeld opstanden hard neer. Ook liet hij 45 leden van de joodse Hoge Raad vermoorden, omdat die een plan van Herodes tegenwerkten. Maar de Joden namen het Herodes het meest kwalijk dat hij een schild met een afbeelding van een Romeinse adelaar boven de ingang van de tempel had bevestigd. Het voor de Joden meest heilige gebouw droeg hierdoor het symbool van de Romeinse overheersing, wat door Joden niet alleen als een vernedering werd ervaren, maar ook als godslastering.

Herodes bracht de twaalf eerste jaren van zijn bewind door met zijn positie te verstevigen door vrienden aan te trekken en tegenstanders uit te roeien. Hij bekwam de gunst van twee belangrijke farizeeërs, Pollion [of Avtalyon] en Sameas [of Chemayah]. Eerst bepleiten ze voor het Sanhedrin ten gunste van Herodes [rond 47 v. J.C.] toen hij als gouverneur van Galilea, onwettelijk rebellen uit die streek had doen terechtstellen, en later overtuigden ze het volk van Judea om hem als vorst te aanvaarden. De leden van de hogere klasse uit Judea waren gehecht aan de Hasmoniërs en weerstonden aan Herodes. Maar hij brak die weerstand door vijfenveertig vooraanstaande en rijke burgers uit Jeruzalem terecht te stellen. Hij sloeg hun bezittingen aan die zijn schat goed aanvulden.

Herodes richtte spelen en atletiekwedstrijden in, niet alleen in Caesarea maar ook in Jeruzalem tot grote schande van de orthodoxe Joden.

Herodes benoemde acht hogepriesters. Buiten Ananel en Aristobulus waren er Jezus [zoon van Phiabi], Simon [zoon van Boethos], Matthias [zoon van Theofilus], Joseph [zoon van Ellemm] en Joazar [zoon van Boethos].

Buiten zijn eigen grondgebied financierde Herodes tempels en openbare gebouwen in Rhodos, Antiochië en zelfs in Athene. Dichter bij zijn rijk profiteerden Tyre, Sidon, Byblos, Beiroet en Damascus van zijn vrijgevigheid.

Herodes beschouwde zich als een Joodse vorst maar bevorderde tegelijk de Griekse cultuur. In de niet Joodse steden van zijn koninkrijk gedroeg Herodes zich als een heiden en sponsorde hij heidense gebedsoorden. Hij was omringd door Griekse geleerden waaronder de beroemde Nicolaas van Damascus die zijn leermeester filosofie, retoriek en geschiedenis was. Hij diende hem ook als ambassadeur bij de keizer. Het historische meesterwerk van Nicolaas diende als referentie voor Flavius Josephus in zijn verhaal over Herodes in de Joodse Oudheden.

Herodes kende een constant welslagen in zijn buitenlandse politiek. Romeins burger, zoals zijn vader Antipater, werd hij door Augustus behandeld als een gunsteling. Herodes genoot het bijzonder statuut van geassocieerd koning, vriend en bondgenoot van het Romeinse volk. Onder zijn bewind verdubbelde hij zijn grondgebied door inlijving van niet Joodse steden in Palestina en de gebieden ten noordoosten van Galilea, Trachonitis, Batanea, Auranitis en de districten Ulatha en Paneas. Volgens Josephus had Augustus evenveel waardering voor Herodes als voor zijn beste vriend Marcus Agrippa. Maar tegen het einde van Herodes bewind had ook Augustus geen sympathie meer voor de koning der Joden.

Herodes kon zich, als tiran beschermd door een lijfwacht met Galliërs, Germanen en Thracen, opstellen als een attent en groothartig man voor zijn Joodse onderdanen. De haven van Caesarea die hij bouwde lag aan de basis van de internationale handel van het land. Tijdens de hongersnood van 25 v. J.C. kwam hij de armen te hulp. Om de economie aan te wakkeren in 20 en later in 14 v. J.C. verlichtte hij de belastingen van 33 naar 25 percent. Het leven van de gewone man was eerder aangenaam in zijn koninkrijk, ondanks de stalen greep van deze Griekse Idumeër die de Jood uithing.

Intriges

De oude Hasmoneër Hyrcanus II was niet meer waardig het ambt van hogepriester te vervullen sinds zijn neef hem de oren had afgerukt en Herodes verving hem door een zekere Ananel, een priester uit Babylon. Deze keuze werd afgekeurd door Alexandra, de schoonmoeder van Herodes en dochter van Hyrcanus II en die het hogepriesterschap begeerde voor haar zoon van zeventien, Aristobulus. Ze deed beroep op haar goede vriendin koningin Cleopatra die aan haar man Marcus Antonius, overste van Herodes, vroeg om het ambt aan Aristobulus II toe te kennen. De list, eerst voordelig voor haar, draaide uit op een ramp. De jonge hogepriester, heel populair, botste op de jaloerse Herodes. Toen Aristobulus wat pret maakte met vrienden in het zwemdok van het paleis in Jericho, organiseerde Herodes het "per ongeluk" verdrinken van de jongeman. Gesteund door Cleopatra beschuldigde Alexandra, de moeder van het slachtoffer, Herodes van moord. Herodes kon ontsnappen door Marcus Antonius om te kopen die hem vrijsprak nadat hij hem in Egypte ontboden had voor uitleg.

De grootste bedreiging die boven Herodes hoofd hing was Cleopatra, koningin van Egypte. Ze was niet alleen een grote vriendin van Alexandra, zijn schoonmoeder die haar schoonzoon haatte, maar ze was ook een regerende vorstin die lonkte naar Herodes grondgebied en, vooral, zij was de vrouw van Marcus Antonius, de overste van Herodes. Gebruik makend van haar invloed bekwam Cleopatra het grootste deel van de Palestijnse en Pheniciaanse kuststrook, alsook de vruchtbare streek van Jericho. Als Cleopatra door Judea trok om haar gebieden te bezoeken was Herodes verplicht haar plechtig te ontvangen. De manzieke koningin probeerde hem te verleiden, waarschijnlijk om hem in onmin te brengen bij Marcus Antonius. Van zijn kant probeerde Herodes Cleopatra in zijn kamer te lokken om zich van haar te ontdoen. Maar zijn vrienden raadden hem aan afstand te houden om de gunst van Marcus Antonius te bewaren.

Deze diplomatieke handigheid van Herodes werd zwaar op de proef gesteld door de burgeroorlog die woedde tussen Antonius en Octavianus, de latere Augustus. Zijn trouw aan Antonius kon hem zijn loopbaan kosten. Maar zoals gewoonlijk had hij geluk. Onder druk van Cleopatra beval Antonius aan Herodes om de Nabateeërs aan te vallen in plaats van zijn krachten te verspillen tegen Octavianus. Ondanks dat riskeerde de nederlaag van Antonius bij de slag van Actium in 31 v. J.C. Herodes bloot te stellen aan de wraak van de overwinnaar. Sluw en berekend nam Herodes het risico om Augustus op te zoeken in Rhodes, maar niet vooraleer de terechtstelling van Hyrcanus II te bevelen, een oude onschadelijke man die hij echter aanzag als een rivaal voor het koningschap.

De gevaarlijke reis naar Rhodes betekende ook de ondergang van Mariamne, Herodes favoriete echtgenote. Hij kon niet verdragen dat ze zou hertrouwen in geval dat Augustus hem zou uitschakelen. Hij herhaalde zijn bevel dat hij al heimelijk gaf ten tijde van Marcus Antonius’ bezoek: haar doden indien hij niet levend weerkeerde. Degenen die gelast waren om haar te doden openbaarden haar tweemaal de orders die ze gekregen hadden en bekochten dit met hun leven door hun trouw aan de koningin. De eerste maal werd Jozef, oom en schoonbroer van Herodes, door Salome, zus van de koning, beschuldigd met Mariamne geslapen te hebben: hij werd prompt gedood. Tijdens het bezoek van Herodes aan Augustus werd de tweede beschermer van Mariamne, een zekere Soemus op zijn beurt door Cyprus en Salome beschuldigd van een verbintenis met Mariamne. Tegelijk beschuldigden ze Mariamne van een complot tot vergiftiging van haar man. Mariamne en haar moeder Alexandra werden beiden ter dood veroordeeld door Herodes, de eerste in 29 en de tweede in 28 v. J.C.

Volgens Josephus ging Mariamne de dood in "met een rustige houding, zonder enige emotie op haar gezicht," met de durf een Hasmonische prinses waardig. Haar moeder echter, in een wanhoopspoging om haar vel te redden, haalde zich de schaamte op het lijf. Ze verweet haar dochter slecht gedrag tegenover haar echtgenoot en vernederde haar in het openbaar daar aan haar haren te trekken. Alexandra ontsnapte tijdelijk aan haar beul. Een jaar later richtte ze een complot in om Herodes op de troon te vervangen. Aan Herodes hof hield een geheim nooit lang stand alvorens Herodes het te horen kreeg. De naam van zijn schoonmoeder kwam op een lange, maar nog onvolledige lijst, van de door Herodes terechtgestelde leden van de koninklijke familie.

Het verlies van zijn vurig geliefde echtgenote verwarde de koning diep. Hij trachtte tevergeefs zijn verdriet te smoren in banketten en jachten. Als volwaardig ruiter was hij ook een geducht boogschutter en speerwerper, maar hij werd zwaar ziek en vertoonde tekenen van dementie.

Na enkele jaren werd Herodes zo gehaat dat hij zich nergens meer veilig voelde. Hij wantrouwde iedereen die een gevaar voor hem kon zijn en was constant op zijn hoede voor een mogelijke staatsgreep. Veel Joden in hoge posities kwamen vroeg of laat onder verdenking te staan, meestal onterecht. Hij had reeds velen van zijn eigen familieleden laten terechtstellen, waaronder zijn eerste vrouw, een aantal leden van zijn schoonfamilie en drie van zijn zoons. Toen keizer Augustus dit hoorde, sprak hij volgens de overlevering: "Je kunt beter Herodes' varken zijn, dan zijn zoon."

Herodes in het Evangelie

Volgens het Evangelie van Matteüs werd Jezus geboren tijdens de laatste jaren van Herodes' leven. Mattheüs vermeldt dat 'wijzen uit het oosten' een ster volgden die volgens hen aangaf dat de nieuwe koning der Joden geboren was. Bij Herodes vernamen ze dat de messias volgens de profetie in Bethlehem geboren zou worden. Herodes, die voortdurend beducht was voor mogelijke bedreigingen van zijn heerschappij, wilde natuurlijk direct weten wie deze 'rivaal' was om hem uit de weg te kunnen ruimen maar dat zei hij niet tegen zijn bezoekers. Hij vertelde hen dat hij ook eer wilde bewijzen aan de pasgeborene en rekende erop dat de wijzen na hun bezoek aan Bethlehem bij hem verslag zouden uitbrengen, maar toen ze niet terugkwamen, liet hij voor alle zekerheid alle kleine kinderen uit deze plaats vermoorden, de zogenaamde kindermoord van Bethlehem. Jozef en Maria waren echter met Jezus gevlucht naar Egypte. Pas na de dood van Herodes de Grote keerden zij uit Egypte terug.

Op grond van dit evangelie dateert men de geboorte van Jezus kort voor het jaar 4 v. Chr. [meestal 6 v. Chr.].

Herodes' huwelijken en nakomelingen

De relaties van Herodes met zijn familie waren uiterst complex. Herodes had minstens tien vrouwen, bij wie hij veel zonen en dochters kreeg. Flavius Josephus noemt de volgende vrouwen van Herodes:
  • Doris, een Idumeese vrouw met wie Herodes reeds gehuwd was voor hij koning werd. Bij haar kreeg hij Antipater, die hij kort voor zijn eigen dood liet ombrengen omdat hij hem verdacht van een samenzwering.
  • Mariamne I, een Hasmoneese prinses, met wie hij huwde toen hij koning werd. Na verdachtmakingen van Herodes' zuster Salomé liet hij Mariamne echter ter dood brengen [29 v. Chr.]. Mariamnes zonen Alexander en Aristobulus, die vanwege hun Hasmoneese afkomst zeer populair waren, wachtten in 7 v. Chr. hetzelfde lot. Zij schonk hem ook nog twee dochters en een derde zoon, die in Rome zou sterven.
  • Mariamne II, de dochter van de hogepriester Simon ben Boëthus', de moeder van Herodes Filippus.
  • Malthace, uit een Samaritaanse familie. Haar zonen Herodes Archelaüs en Herodes Antipas kregen na Herodes' dood beiden het bestuur over een belangrijk deel van Herodes' rijk. Verder kreeg Herodes bij Malthace een dochter, genaamd Olympias.
  • Cleopatra, afkomstig uit een belangrijke familie in Jeruzalem. Haar zoon Filippus kreeg na Herodes' dood het bestuur over de noordoostelijke delen van het rijk. Zijn naam komt eveneens voor in het Nieuwe Testament.
  • Pallas, bij wie hij een zoon kreeg die hij Phasaël noemde, naar zijn overleden broer.
  • Phaedra, bij wie hij een dochter had met de naam Roxanne.
  • Elpis, bij wie hij een dochter had met de naam Salomé.
  • 2 nichten van Herodes, van wie de namen niet vermeld zijn. Beiden hadden geen kinderen.
De drie oudste zonen Antipater, Alexander en Aristobulus verbleven jaren in Rome. De laatste twee zonen werden er grootgebracht en genoten de gastvrijheid van de Romeinse staatsman Asinius Pollio of Vedus Pollio, een vriend van Augustus. Herodes hof was een kluwen van voortdurende kuiperijen. Jaloersheid zette de Idumese tak van de familie [Cyprus, moeder van de koning, Pheroras en Salome, zijn broer en zus, en Antipater zijn oudste zoon] op tegen de Hasmonische clan en had tot gevolg dat Alexander en Aristobulus in 7 v. J.C. gewurgd werden. Tenslotte deelde de Idumeër Antipater het lot van zijn Hasmonische halfbroers: in 4 v. J.C. beval Herodes, vijf dagen voor zijn eigen dood, zijn terechtstelling.

Gezien het beheer van zijn familiezaken verdient Herodes niet de benaming "Grote" die de moderne literatuur hem vaak geeft. Die benaming werd maar éénmalig gebruikt door Flavius Josephus en dit om hem van zijn opvolgers te onderscheiden. Nochtans is zijn bewind specifiek onder sommige aspecten.

Toen hij zwaar ziek werd en daar hij drie van zijn zomen had terechtgesteld koos Herodes op achtenzestig jaar Antipas als zijn opvolger. Maar, enkele dagen voor zijn dood herschreef hij zijn testament ten voordele van Archelaüs. Augustus weigerde de benoeming van Archelaüs te bevestigen door hem slechts de titel van etnarch te geven. Antipas werd tetrarch van Galilea en Filippi, van Gaulanitis, Trachonitis, Batanea, Paneas en Auranitis benoemd. Om zeker te zijn dat een maximum aantal mensen zouden rouwen op de dag van zijn uitvaart had Herodes zijn schoonbroer Alexas en zijn zus Salome bevolen om een groot aantal Joodse prominenten in de hippodroom van Jericho terecht te stellen op de dag van zijn dood. Gelukkig werd zijn laatste wil niet uitgevoerd. Uiteindelijk zal hij 36 jaar aan de macht blijven. Herodes stierf in Jericho in 4 v. J.C. Noch de overlevende leden van zijn familie, noch het Joodse volk betreurden hem. Hij werd begraven in het Herodium.

Herodes bezat een dubbele en diep tegensprekelijke persoonlijkheid. Hij kon zich vrijgevig en goed opstellen, maar zijn wreedheid was maar geëvenaard door zijn haat en zijn wraakzucht tegenover zijn onderdanen en zijn naasten. Volgens Josephus lag zijn onverzadelijke eerzucht aan de basis van zijn vrijgevigheid en zijn wreedheid. Zijn gulheid voor onderdanen en familie diende om hun respect en bewondering af te dwingen. Anders kon hij zijn bitterheid laven door een heftige drang naar wraak. En de Joden haatten hem ondanks de praal van het personage. Zijn afschuwelijk gedrag tegenover zijn familie deed hem ook zijn Romeinse beschermers verliezen. Kortom, we kunnen het hekeldicht aan Augustus toegeschreven aanhalen: "Het is beter Herodes varken dan zijn zoon te zijn." Herodes was overtuigd dat hij steeds gelijk had gehad. Flavius Josephus sprak hem tegen: "Volgens mij heeft hij het geluk vreselijk gemist."

Herodium

Op 8 mei 2007 maakte de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem bekend dat op 12 km ten zuiden van Jeruzalem, in het plaatsje Herodium [een afgevlakte heuvel in de woestijn], het graf van koning Herodes werd gevonden Het was een Israëlische archeoloog, Ehud Netzer, een zeer belangrijke ontdekking gedaan.

De professor Ehus Netzer, een hoogleraard aan de Hebreeuwe Universtieit van Jeruzalem, was al sinds 1972 op zoek naar dit graf. Het graf ligt in de toenmalige burcht van Herodes. Naar de grafplaats in een mausoleum leidt een meer dan 6 meter brede stenen trap. Herodes zou dit graf zelf hebben uitgezocht. Het graf was leeggeroofd en kapot gemaakt, wat erg jammer is. De schade aan het graf deert de ontdekker weinig, want deze vondst heeft één van de grootste archeologische mysteries van Israël opgelost.

"De plaats en de enige in haar soort, gecombineerd met de historische beschrijving, laten er geen twijfel over bestaan, dat dit het graf van Herodes is," aldus Netzer.

Herodias

Herodias was een bekende vrouw uit de familie van de Herodianen. Zij was de dochter van Aristobulus IV, de zoon van Herodes de Grote bij zijn Hasmoneese vrouw Mariamne, en van Berenice, de dochter van Salomé [de zus van Herodes de Grote]. Vermoedelijk is zij geboren tussen 15 en 7 v. Chr. Zij was nog een kind toen haar vader Aristobulus ter dood werd gebracht op [valse] beschuldigingen van hoogverraad.

Als jong meisje trouwde Herodias met haar oom Herodes Filippus, de halfbroer van haar vader en zoon van Mariamne II, dochter van de hogepriester Simon, zoon van Boethos. Bij hem kreeg ze een dochter, Salomé [genoemd naar Herodias' grootmoeder Salomé]. Het leek er in die tijd op dat Herodes Filippus een goede kans maakte Herodes de Grote op te volgen als koning over het Joodse land. Aan die verwachting kwam echter een einde toen bleek dat Herodes Filippus' moeder wist van een aanslag die op Herodes de Grote werd voorbereid, maar deze voor hem verzweeg. Herodes Filippus werd uit het testament van Herodes de Grote geschrapt [4 v.Chr.].

Jaren later, rond 25 na Chr., verbleef Herodes Antipas op doorreis naar Rome in het huis van Herodes Filippus en Herodias. Antipas en Herodias raakten verliefd op elkaar. Beide scheidden van hun eerste partner [Herodias van Herodes Filippus en Herodes Antipas van de dochter van de Nabateese koning Aretas IV] en trouwden met elkaar. Volgens Flavius Josephus speelde daarbij voor Herodias niet alleen verliefdheid een rol. Hij typeert Herodias als ambitieuze vrouw, die zich er nooit overheen heeft kunnen zetten dat Herodes Filippus geen koning werd. Volgens hem probeerde zij via Antipas alsnog haar koninklijke ambities te verwezenlijken. Daarnaast kwam het huwelijk ook voor Antipas politiek gezien goed uit: hij hoopte vermoedelijk dat Herodias' Hasmoneese afkomst zijn populariteit bij zijn onderdanen [die zeer gering was] ten goede zou komen. Hoe het ook zij, vanaf deze tijd woont Herodias met haar dochter Salomé aan het hof van Herodes Antipas.

Wetsgetrouwe Joden keurden deze situatie af, omdat Antipas en Herodias hiermee ingingen tegen de huwelijksbepalingen in de Thora. De verwerping van de Nabateese prinses veroorzaakte een oorlog die haar vader Aretas tegenover Antipas zette. Deze laatste werd verslagen. Herodias ambitie kelderde Antipas.

In 37 na J.C. zette Herodias, die jaloers was op haar broer Agrippa I die door keizer Caligula tot koning was verheven, haar man ertoe aan om bij Caligula dezelfde keizerlijke gunsten te eisen. Bij Caligula viel het verzoek echter helemaal verkeerd, mede doordat Agrippa tegenover Caligula allerlei beschuldigingen over Antipas uitte. Antipas werd verbannen naar Lyon in Gallië [39 na Chr.]. Herodias volgde hem hierheen. Vanaf dat moment verdwijnt zij uit het blikveld van de geschiedenis.

Herodias had in Galilea kunnen blijven maar uit fierheid weigerde ze de keizerlijke gunst en vergezelde ze haar man in ballingschap. Volgens het Nieuwe Testament zou Herodias verantwoordelijk zijn voor de terechtstelling van Johannes de Doper. In de gevangenis, nadat hij kritiek had geuit op het huwelijk van Antipas met Herodias, zou Johannes onthoofd geworden zijn op vraag van Salomé, dochter van Herodias, omdat haar dans op het verjaardagsfeest van de koning hem zo had behaagd dat Antipas haar alles beloofde wat ze maar wou vragen. Tuk op weerwraak zou haar moeder haar toegefluisterd hebben het hoofd van Johannes de Doper te vragen op een zilveren schotel.

Flavius Josephus stelt een ander uitleg voor aangaande Johannes terechtstelling: in de vluchtige en opstandige sfeer van die tijd betekende Johannes’ welsprekendheid een gevaar. Hij plaatst de gebeurtenis in het fort van Machareus in Perea, daar waar de Evangeliën geen juiste plek aanduiden en de indruk geven dat het in Galilea gebeurde.

Het handelen van Herodias en Salomé met betrekking tot de dood van Johannes de Doper heeft veel kunstenaars geïnspireerd. Op verschillende schilderijen staat Herodias afgebeeld als het brein achter Salomés optreden.

Hillel I, de Oudere

Hillel I de Oudere was de belangrijkste Joodse leermeester van de periode vóór en na de geboorte van Jezus van Nazareth. Hij werd bijgenaamd "De Oudere" want de technische term Rabbijn die voorbehouden was aan de kenners van de Hebreeuwse Bijbel en de traditionele wetgeving is maar gebruikelijk geworden op het einde van de eerste eeuw van ons tijdperk. Deze beroemde professor die, volgens de traditie van de Talmoed het toekomstig onderricht van het rabbijnse Jodendom inluidde, was dus een tijdgenoot van Jezus.

Zoals voor de meeste eerste rabbijnse leermeesters is bijna niets gekend van de familiale en sociale omgeving van Hillel. Zelfs de naam van zijn vader is onbekend. Zonder bewijs denkt men dat hij uit Babylon komt en toebehoort aan de koninklijke familie van David zoals Jezus in de stambomen van Mattheus en Lukas. In het Evangelie staat dat hij de kost verdiende als dagwerker, wat hem een zilverling per dag opleverde. In het boek Misjna, "De uitspraken van de Vaderen," vormen Hillel en Sjammaï het laatste koppel van een reeks Joodse leermeesters die aanvangt bij het begin van de tweede eeuw v. J.C. en zich verder zet onder het bewind van Herodes de Grote tot aan het begin van het christendom. Josephus vergeet Hillels beroemdheid en vermeldt er niets over. In zijn "Joodse Oudheden" vermeldt hij onder de namen Sameas en Pollion het koppel Shamayah-Abtalion, die Hillel en Sjammaï voorafgingen. Deze twee geleerden waren de enige die gespaard bleven toen Herodes in 37 v. J.C. wraak nam op de leden van het Sanhedrin die hem in 37 hadden bekritiseerd vanwege zijn onwettelijk gedrag in Galilea.

Volgens de rabbijnse traditie had Hillel geen beslissende invloed op de verdere ontplooiing van de traditionele wetgeving of Halakha. Vooral drie relevante innovaties worden hem toegeschreven. Volgens een passage uit de Talmoed werd hij beroemd op de dag dat hij bewees, in naam van zijn leermeesters Shamayah en Abtalion, dat het paaslam diende geslacht zelfs als Pasen of een sabbat viel.

Verder, op het wetgevend vlak voerde Hillel een hervorming in, de prosbul, die de omstandigheden van die tijd eisten. De Bijbelse wet deed alle schulden teniet tijdens het sabbatjaar, dus om de zeven jaar. [Dt 15: 1-11] Door deze clausule, die gunstig was voor de lener, was het bijna onmogelijk om een lening te bekomen op het einde van de sabbatcyclus van zodra de schuldeiser geen enkele waarborg had dat zijn lening op tijd terugbetaald geraakte. Hillel redde de situatie door de schuldeiser toe te laten een clausule aan het contract toe te voegen dat hij "op elk moment" de geleende som mocht innen, ook tijdens het sabbatjaar. Er is in de woestijn van Judea een wettelijk document in het Aramees gevonden uit het tweede jaar van het bewind van Nero [55/56 na J.C.] die een voorbeeld van gebruik zoals de prosbul aangeeft, behalve dat het hier de schuldeiser is die zich verbindt om zijn schuld ook onder het sabbatjaar te vereffenen.

Meer theoretisch komen van Hillel de zeven wettelijke principes [Middoth], die nieuwe regels formuleerden om de bestaande wetgeving te veranderen. Uitgebreid tot dertien door Rabbi Ismaël zijn deze zeven princies de basis van de meeste latere rabbijnse wetgevingen.

Als moralist maakte zijn zachtmoedigheid en zijn goedheid tegenover de naaste Hillel beroemd. "Wees een leerling van Aaron die de vrede liefheeft en opzoekt, die zijn naaste bemint en hem aanspoort de Thora te bestuderen," was een van zijn geliefde voorschriften. Er wordt dikwijls beweerd dat Jezus, die de liefde tot God en de naaste aan de top van zijn morele eisen plaatst, zou beïnvloed zijn door Hillel. Deze veronderstelling zou aanvaardbaar zijn indien zou bewezen zijn dat Jezus ook de doctrinale en religieuze strekking van de farizeeërs deelde. Dat stuit echter op twee hindernissen. Ten eerste leefde en verplaatste Jezus zich vooral in Galilea, waar geen sporen van de farizeeërs zijn voor het jaar 70 na Christus. Ten tweede was de inhoud van het Jodendom van de farizeeërs grotendeels wettig of "halakisch," daar waar Jezus godsdienst vooral moreel en charismatisch was.

Het ethisch principe van de "gouden regel" is een bijkomend thema dat Hillel met Jezus verbindt, alsook met Philon, de Grieks-Joodse filosoof van Alexandrië. Hillel en Philon formuleerden het negatief en zo werd het door de Joodse literatuur overgeleverd. "Wat je niet wil ondergaan moet je niet aan anderen opleggen," schrijft Philon. Hillel formuleert het gelijkaardig: "Doe niet aan anderen wat je niet zelf wil ondergaan," en hij voegt eraan toe: "Dit is heel de Thora." Jezus gaf een positieve draai aan hetzelfde voorschrift: "Wat je wilt dat de mensen voor je doen, doe het eerst voor hen" en met zeer gelijkaardige termen als Hillel, zei hij: "Dit is de Wet van de Profeten." Zonder te vrezen voor een vergissing mag de anekdote vergeten worden die beweert dat Hillel deze woorden zou uitgesproken hebben als antwoord aan een heiden die hem uitdaagde de hele Thora te openbaren terwijl hij "op één been stond."

Een andere doctrine van Hillel licht een vraag van de farizeeërs toe in het Mattheusevangelie aangaande het recht van de echtgenoot om zijn vrouw te verwerpen voor "elke reden" [Mt 19:3]. De houding van Hillel was op dat vlak zeer breed. Volgens hem rechtvaardigde elke huishoudelijke twist, ook een onbekwame vrouw in de keuken, een wettelijke echtscheiding. Dat herinnert aan de achteloze uitleg van Flavius Josephus over zijn eigen echtscheiding op het enige voorwendsel dat zijn vrouw hem niet meer behaagde. Daar waar Jezus de echtscheiding formeel verbood in een tijd van afwachting op het Rijk Gods [Mt 10: 2-9] voegt Mattheus een clausule toe die het huwelijk verbreekt in geval van ontrouw van de echtgenote [Mt 5:32 en 19:9]. In dat specifiek geval staat Jezus dichter bij de strenge Sjammaï, tegenstander van Hillel, voor wie de echtscheiding maar toegelaten was in geval van seksueel wangedrag van de vrouw.

De debatten tussen de scholen van Hillel en Sjammaï hebben de ontwikkeling van de Joodse wetgeving en de Bijbelse interpretatie overheerst tijdens heel de eerste eeuw na Jezus Christus. De voorschriften van beide scholen golden als "woorden van levende God," maar globaal ging de voorkeur naar de school van Hillel. Inderdaad, volgens een rabbijnse legende zou een hemelse stem [bat qol], zoals in de Evangeliën bij het doopsel van Jezus, verkondigen dat de ware leer vervat was "in de woorden van de school van Hillel."

Hillel mocht dan nog de grootste en de meest invloedrijke van de leermeesters uit de Oudheid zijn, zijn leven en zijn dood blijven een mysterie. Het feit dat Flavius Josephus niets vermeldt over dergelijk personage toont aan dat we verheugd mogen zijn dat hij vermeld wordt, zelfs kort, door Johannes de Doper, Jezus en zijn broer Jacobus. De beroemdste leerling van Hillel was zijn kleinzoon, Gamaliël.

Honi, de cirkeltrekker

In Boven-Galilea ligt het mooie, romantische stadje Chazor, dat beroemd werd door de opgravingen die zoveel informatie opleverden over de Joodse oudheid. Tijdens de Jom Kippoer-oorlog werd Chazor door duizenden kanonnen en granaten beschoten. Maar zie, er gebeurde een wonder! De stad bleef volledig ongedeerd. Alle kogels vielen in lege straten, op braak liggende velden of in de omringende heuvels.

De inwoners hebben voor dit wonder de volgende verklaring: in het centrum van Chazor ligt de grafkelder van de beroemde tanna [leraar uit de tijd van de Misjna] Choni Hameagel [Choni de cirkeltrekker].

Van hem wordt verteld dat hij, vanwege zijn vroomheid, speciale bescherming genoot van God. Als hij iets van God gedaan wilde krijgen, tekende hij in het zand een kring om zich heen en zei tot God: "Ik zal deze cirkel pas verlaten als U mijn wens heeft vervuld." Op deze manier kon hij om regen vragen, maar ook te sterke regenval voorkomen. Daarom zeggen de mensen uit Chazor dat zijn geest de bommenregen op Chazor heeft tegengehouden. Dit is waarom de inwoners van Chazor zich zo veilig voelen.

Honi de Cirkeltrekker, of Onias de Rechtvaardige, was een beroemd Palestijns charismatisch profeet die leefde in de eerste eeuw v. J.C. Het belangrijkste uit zijn geschiedenis, geput uit de rabbijnse bronnen en de Joodse Oudheden van Flavius Josephus, is samen te vatten in het feit dat zijn almachtig gebed een einde maakte aan een langdurige droogte. Honi verkreeg daardoor een nationale bekendheid en werd vereerd als een groot heilig man, een hassid.

Chronologisch plaatsen de rabbijnen en Josephus de prestaties van Honi in het begin van de jaren 60 voor ons tijdperk. Voor de rabbijnen is er een verband met Simeon ben Shetah, de broer van koningin Alexandra Salome [76-67 v. J.C.]. Josephus plaatst de prestatie van Onias in zijn verhaal over de burgeroorlog tussen de twee zonen van Alexandra, Aristobulus II en Hyrcanus II. Deze gebeurtenissen vonden plaats na de dood van Alexandra [67 v. J.C.], waarschijnlijk rond Pasen van 65 v. J.C. en dus twee jaar voor de inname van Jeruzalem door Pompeus.

De jonge Aristobulus, die geprobeerd had het hogepriesterschap van Hyrcanus II te bemachtigen, werd in de Tempel omsingeld door het leger van zijn broer en diens bondgenoot, de Nabateese koning Aretas III. Met het oog op een snelle overwinning zetten de aanhangers van Hyrcanus de beroemde Onias onder druk om Aristobulus en zijn troepen zou vervloeken. De heilige man weigerde: hij mocht zijn charismatische macht niet gebruiken ten voordele van één bepaalde Joodse politieke partij. Dit koste hem het leven: de fanatieke aanhangers van Hyrcanus stenigden hem. Volgens Josephus moesten zijn moordenaars het vergelden, want de levensmiddelen ontbraken vanwege de vernieling door heel het land van de oogst, en zo werd het wonder van Honi teniet gedaan.

De geschiedenis van Honi ging niet verloren dankzij de Rabbijnse literatuur en Flavius Josephus. We kennen de Joodse voorstelling, verrijkt met theologische overwegingen en met de sobere en Griekse stijl van Josephus. De historicus komt overeen met de rabbijnen om de beroemdheid van Honi/Onias toe te schrijven aan de volksovertuiging over zijn bekwaamheid om het wonderlijk te doen regenen. Sinds de Bijbelse oudheid was de gave om het naar goeddunken te doen regenen, het voorrecht van de mannen Gods, naar het voorbeeld van de profeet Elias die verkondigde: "Er zal in deze jaren geen dauw of regen zijn zonder mijn bevel."

Flavius Josephus, die Onias beschouwde als een "rechtschapen man, bemind door God," meldt nuchter dat tijdens een droogte "God zijn gebeden verhoord had en de regen zond." Hoewel de anekdote niet als wonder is voorgesteld, wordt Onias toch het onderwerp van de volksverering. In het rabbijnse verslag bewaard in de Misjna, blijft de kern van het verhaal, buiten de wonderbare tussenkomst, dezelfde.

Josephus vertelt ons over Honi het volgende: Hij schrijft dat Honi [Onias in het Grieks] bekend stond als de man die in een periode van droogte gebeden had om regen en wiens gebed door God was verhoord. Vanwege zijn reputatie werd Honi tijdens een burgeroorlog tussen Hyrcanus II en Aristobulus II, gevangen genomen door aanhangers van Hyrcanus: men beval hem een vloek uit te spreken over Aristobulus en zijn aanhang. Honi sprak echter een gebed uit waarin hij vroeg dat dit niet zou gebeuren: "O God, koning van het heelal, aangezien de mannen die hier bij mij staan tot uw volk behoren, en degenen die belegerd worden uw priesters zijn, smeek ik u niet naar hen te luisteren en niet te doen wat deze mannen vragen dat u de anderen zou aandoen." Josephus schrijft dat de volgelingen van Hyrcanus Honi stenigden tot hij dood was [Oudh. 14,22-24]. Individuen die door God werden verhoord, waren niet noodzakelijk populair.

Enkele profetische figuren hebben wonderen beloofd, maar of ze die ook hebben uitgevoerd, vernemen we niet. Kort na Jezus' dood en verrijzenis, in het begin van de jaren veertig, verzamelde Teudas volgelingen in de woestijn en beloofde hen dat ze naar de Jordaan zouden trekken en dat het water uiteen zou gaan [alsof hij een tweede Mozes was]. Later beloofde een profeet uit Egypte, bekend als "de Egyptenaar," aan zijn volgelingen dat zij rond de stadsmuur van Jeruzalem zouden gaan en dat die zou vallen [alsof hij een tweede Josua was]. De plannen konden niet uitgevoerd worden want in beide gevallen stuurden de Romeinen troepen om de menigte in bedwang te houden. Teudas en verschillende volgelingen werden gedood en ook een groot aantal volgelingen van de Egyptenaar, maar hij zelf kon ontsnappen.

We moeten vooral aandacht schenken aan het feit dat enkele van de mirakelen die we hier bespreken geen genezingen zijn maar "natuurwonderen." Honi bad voor regen [net als vele anderen], en Teudas en de Egyptenaar beloofden bovennatuurlijke gebeurtenissen die invloed zouden hebben op water [de Jordaan] of stenen [de wallen van Jeruzalem]. Omdat Teudas en de Egyptenaar volgelingen hadden, was het vanzelfsprekend dat de mensen hun beloften geloofwaardig vonden. Bijna iedereen leek te geloven dat Honi met succes om regen kon bidden. In al deze gevallen gingen de joden ervan uit dat een individu God kon beïnvloeden en dat God uiteraard kon doen wat hij wenste.

God wordt beschreven als iemand die verstoppertje speelt met Honi en hem plaagt om tenslotte zijn vraag in te willigen. De heilige man bidt, maar er valt geen druppel regen. Tot slot tekent Honi een cirkel rond zichzelf en bedreigt God er niet uit te komen zolang zijn gebed niet verhoord is. God staat hem dan een dunne mist toe. Honi dringt aan en eist een ware regen. God stuurt hem in de plaats een verwoestende storm. Honi smeekt nederig tot God en krijgt als antwoord een "genadige regen" die de natuur ten goede komt. Zoals gewoonlijk aarzelt Josephus om het wonderbaarlijk karakter van een gebeurtenis te herkennen.

De rabbijnen zijn niet zo terughoudend. Voor hen is de prestatie van Honi het bewijs dat hij met God een relatie heeft van zoon tot vader. Het grillige gedrag van Honi doet denken aan een bedorven kind. De rabbijnse traditie geeft hem de bijnaam "Cirkeltrekker," die een magische tint geeft. De vertrouwelijkheid waarmee de regenmaker zich tot God richtte stootte Simeon ben Shetah, een leermeester-farizeeër en tijdgenoot van Honi, tegen de borst. Maar hij kon de efficiëntie van het gebed van Honi vaststellen en kon slechts uitroepen: "Was je Honi niet geweest, ik had je uitgestoten! Maar wat kan ik met je aanvangen? Je tergt God maar hij vervult wat je vraagt, zoals een zoon zijn vader tergt en alles bekomt wat hij verlangt."

Hier, zoals in andere rabbijnse verhalen, en zoals Jezus in de Evangeliën, wordt het charismatisch personage "zoon van God" genoemd. Honi verwekte een charismatische opvolging. Twee van zijn kleinzoons, Hanan en Abba Hilkia maakten ook deel uit van het oude chassidisch jodendom.

De charismatische kracht van Honi, waaruit zijn nabijheid met God blijkt, deed de rabbijnen gissen over zijn rol in de godsdienstige geschiedenis van de Joden en de mensheid. Simeon ben Shetah stond kritisch tegenover de schaamteloze relatie van Honi met God maar moest wel herkennen dat hij een "zoon van God" was die de woorden van de Schrift vervulde, "je vader zal verheugd zijn." Een andere oude Joodse bron beweert dat de leden van het Sanhedrin een vers van Job [22:27] op Honi toepasten: "Je gebeden zal hij verhoren," die ze interpreteerden als: "wat je op aarde hebt bevolen, heeft God in de Hemel verwezenlijkt."

De gemeenschap van Qumran benadrukte de strikte overeenkomst tussen aardse en hemelse cultus. De Evangeliën spreken van de gelijklopende vergiffenis van de zonden op aarde als in de hemel. Honi wordt op een nog meer relevante wijze voorgesteld als een nabootser van de profeet Elias, de model chassid, vanwege de manier waarop hij de verzoening inspireerde: "Geen mens heeft bestaan die kan vergeleken worden met Elias en Honi om de mensen aan te sporen God te dienen."

Ook de rabbijnse theologie kent Honi een beslissende, bijna universele invloed toe, over het lot van alle Joden en zelfs van de mensheid. Een andere bekende Chassid, Hanina ben Dossa die in de eerste eeuw na Christus leefde, vertoont gelijkaardige kwaliteiten als Honi. Honi en Hanina vertonen relevante vergelijkingen met Jezus, de beroemdste onder de oude charismatische Joodse personages.

Hyrcanus II

Hyrcanus II was de laatste heerser uit de Joodse dynastie van de Hasmoneeën. Hij was de oudste zoon van Alexander Janneüs en Salomé Alexandra en de broer van Aristobulus II. Hij is de geschiedenis in gegaan als iemand met een niet erg sterke persoonlijkheid, die gemakkelijk door anderen te beïnvloeden was. Van alle hogepriesters en Hasmoneese etnarchen was Jan Hyrcanus II de armzaligste zo niet de meest tragische.

Burgeroorlog met Aristobulus

Tijdens de regering van zijn moeder Salomé Alexandra bekleedde Hyrcanus het ambt van hogepriester. Het was Alexandra's bedoeling dat Hyrcanus haar na haar dood ook zou opvolgen, maar toen zij op sterven lag riep Aristobulus een leger bijeen en pleegde deze een staatsgreep. Hyrcanus vluchtte daarop naar de Nabateese koning Aretas III in Petra.

Verslagen door Judas Aristobulus werd de zwakke Hyrcanus de speelbal van de eerzuchtige Idumeër Antipater, vader van Herodes de Grote en van de Nabateense koning Aretas III. Ze speelden de beschermers van Hyrcanus en ambieerden het politiek leven te beheersen. Hun gebundelde krachten dwongen Aristobulus tot verschuilen op de Tempelberg van Jeruzalem waar hij omsingeld werd. Tijdens dat conflict werd de charismatische regenmaker Honi of Onias gestenigd door de aanhangers van Hyrcanus. Ze waren razend geworden door de weigering van de heilige man om Aristobulus en zijn aanhang te vervloeken.

Aanvankelijk leek het erop dat Hyrcanus zich bij de situatie zou neerleggen. De Idumeese gouverneur Antipater wist hem echter op andere gedachten te brengen. Antipater had daar zijn eigen redenen voor: hij verwachtte via de beïnvloedbare Hyrcanus veel beter zijn eigen politieke ambities te kunnen bereiken dan via Aristobulus. In 65 v.Chr. ging Hyrcanus, geholpen door Antipater en Aretas, het beleg om Jeruzalem aan en het leek erop dat Aristobulus niet tegen de overmacht bestand zou blijken. De Romeinse legaat in Syrië, Marcus Aemilius Scaurus, vreesde echter een te sterk machtsblok van Hasmoneeën en Nabateeërs en schoot Aristobulus te hulp. Hierdoor was Hyrcanus gedwongen het beleg om Jeruzalem op te geven en met Aretas terug te keren naar Petra [64 v.Chr.]. Aristobulus achtervolgde het terugtrekkende leger en versloeg hen bij de Jordaan. Het lukte hem echter niet Hyrcanus gevangen te nemen.

Toen later dat jaar de Romeinse generaal Pompeius het rijk van de Seleuciden aan zich onderworpen had, probeerden zowel Hyrcanus als Aristobulus bij hem in de gunst te komen. Pompeius gaf de broers de opdracht zich met elkaar te verzoenen, maar Aristobulus wilde de loop der gebeurtenissen niet afwachten en riep een leger samen om tegen Hyrcanus ten strijde te trekken. Pompeius meende dat Aristobulus het op hem gemunt had. Hij nam Aristobulus gevangen en nam Jeruzalem in [63 v. Chr.]. Zo kwam er een einde aan de zelfstandige Joodse staat.

Hyrcanus als hogepriester en vazal van de Romeinen

Pompeius benoemde Hyrcanus tot hogepriester en gaf hem de politieke verantwoordelijkheid [onder de gouverneur van Syrië] voor Judea, waartoe ook Idumea nog gerekend werd. De overige Hasmoneese gebieden werden losgemaakt van Judea. De koningstitel mocht Hyrcanus niet dragen. Het bestuur van het land bleef in handen van de Romeinen tot op de dag dat Julius Caesar aan Hyrcanus II zijn politiek statuut weergaf door hem tot etnarch van Judea te benoemen, terwijl Antipater gouverneur bleef. In 48 v.Chr. kwam Antipater namelijk Julius Caesar te hulp toen deze in Egypte ingreep in de strijd rondom de troonopvolging. Antipaters hulp bleek cruciaal en Caesar beloonde hem rijkelijk. Antipater werd aangesteld als procurator over Judea. Ook Hyrcanus werd beloond: hij mocht voortaan de titel ethnarch dragen. Sinds deze tijd stelde Antipater zich steeds onafhankelijker op ten opzichte van Hyrcanus.

In feite hield de familie van Antipater met hun zonen Phasaël en Herodes die Jeruzalem en Galilea bestuurden het roer in handen. Het blind geweld van Herodes' verdrukking in Galilea bracht hem in opstand met het Sanhedrin, maar de steun van de Romeinen en zijn verstandhouding met Hyrcanus deden hem een veroordeling vermijden.

Doordat Hyrcanus in ere was hersteld, groeide ook de invloed van Antipater, die Hyrcanus altijd gesteund had en die nog steeds gouverneur van Idumea was. Formeel was Antipater verantwoording verschuldigd aan Hyrcanus, maar doordat hij zelf als Hyrcanus' adviseur optrad en Hyrcanus goed besefte dat hij veel aan Antipater te danken had, leidde dit niet tot problemen. De Syrische gouverneur stond positief tegenover de toenemende invloed van Antipater, omdat Antipater en zijn zonen Herodes en Phasaël de Romeinen onvoorwaardelijk steunden, ook in militair opzicht.

In 48 v.Chr. kwam Antipater Julius Caesar te hulp toen deze in Egypte ingreep in de strijd rondom de troonopvolging. Antipaters hulp bleek cruciaal en Caesar beloonde hem rijkelijk. Antipater werd aangesteld als procurator over Judea. Ook Hyrcanus werd beloond: hij mocht voortaan de titel ethnarch dragen. Sinds deze tijd stelde Antipater zich steeds onafhankelijker op ten opzichte van Hyrcanus.

In 42 v.Chr., twee jaar na de dood van Julius Caesar, kreeg Octavianus de zeggenschap over onder meer Syrië en Judea. Herodes en Phasaël [Antipater was inmiddels overleden] moesten zich bij hem verantwoorden voor de steun die zij eerder aan Octavianus' rivaal Marcus Antonius gegeven hadden. Mede op voorspraak van Hyrcanus mochten Herodes en Phasaël hun politieke functies behouden en ontvingen zij de titel tetrarch. Het gevolg was dat Hyrcanus' positie steeds verder ondermijnd werd. Officieel was hij nog steeds het hoogst in rang in Judea, maar in de praktijk lag de macht bij de zonen van Antipater [Antipater zelf werd in 43 v. Chr. vermoord].

Hyrcanus’ levenseinde

De benoeming door Marcus Antonius van Phasaël en Herodes als tetrarchen van Judea bevestigde het status quo: de macht van Hyrcanus was zuiver theoretisch. In 40 v. J.C. vielen de Parthen Judea binnen. Ze gebruikten Antigonus, zoon van Aristobulus II en neef van Hyrcanus, als speelbal en benoemden hem tot koning en hogepriester. Herodes vluchtte naar Petra in Arabië. Hyrcanus en Phasaël werden uitgeleverd aan de nieuwe leider. Om zijn oom in diskrediet te brengen en opnieuw het hogepriesterschap te beogen verminkte Antigonus hem. Volgens een versie van het verhaal zou een hogepriester het oor [of beide oren] van een ander hogepriester hebben afgebeten [een hogepriester mocht geen lichamelijke gebreken hebben]. Vervolgens zond hij hem naar Babylonië en Parthië, waar hij verbleef zolang Antigonus in Jeruzalem aan de macht was. Phasaël pleegde zelfmoord. Herodes kon op tijd ontkomen en zou later, met de hulp van het Romeinse leger, in 37 v.Chr. de opstand neer slaan. Als beloning mocht hij zich voortaan "koning der Joden" noemen.

Hyrcanus kende een tragisch einde. Herodes, die nochtans Hyrcanus kleindochter Mariamne had gehuwd, besloot zich van zijn rivaal te ontdoen. Met een valse beschuldiging van samenzwering met de Nabateese koning als voorwendsel liet hij de laatste Hasmonische leider op eenentachtigjarige leeftijd, in 30 v. Chr., wurgen . De Psalmen van Salomon op valse opschriften en sommige handschriften van de Dode Zee bevatten enkele bijkomende gegevens over Hyrcanus II en Aristobulus II. Het schijnt zonder twijfel dat beide in de Psalmen van Salomon [8:15-17] voorkomen onder de trekken van deze prominenten uit Jeruzalem die de "onverbiddelijke veroveraar" [Pompeuis] onthaalden.

Vertaling: Broeder Joseph