Medjugorje kerk

Medjugorje België en Nederland

Medjugorje Maria

nov

21



Heilige Malachias' pausenprofetieën. Profetie 61-70

  
 
Download PDF

Heilige Malachias' pausenprofetieën. Profetie 61-70

Profetie 61: De Parvo Homine [Uit een kleine man]

Pius III [1503]

Echte naam: Francesco Todeschini Piccolomini [Siena, 29 mei 1439 - Rome, 18 oktober 1503]

Francicus was een neef van Paus Pius II en was Paus van 22 september tot 18 oktober 1503. De tijdsduur van zijn pontificaat hoort met 27 dagen tot de tien kortste. Hij bracht zijn jeugd door in behoeftige omstandigheden, maar later nam zijn oom hem in huis, gaf hem zijn naam en wapen en zorgde voor zijn opleiding en studie. Eveneens stelde zijn oom hem aan tot Aartsbisschop van Siena en in 1460 tot kardinaal.

Na de dood van Alexander VI konden de kardinalen het niet eens worden over een kandidaat en stemden ze op Piccolomini. Hij betoonde zich lange tijd een hervormingsgezinde figuur binnen het college van kardinalen. Zo protesteerde hij openlijk tegen de politieke intriges van Alexander VI. Hij volgde Alexander op en nam ogenblikkelijk stappen ter hervorming van het pauselijke hof. Hij overleed echter binnen een maand na zijn verkiezing aan een beenzweer [volgens sommigen door vergiftiging], tot teleurstelling van de hervormingsgezinden.


Graftombe van Paus Pius III

Malachias’ zinspeling is duidelijk: ze verwijst naar zijn familienaam Piccolomini [kleine man].

Profetie 62: Fructus Jovis Juvabit [Jupiters vrucht zal helpen]

Julius II [1503-1513]

Echte naam: Giuliano della Rovere [Albisola Superiore, Savona, 5 december 1443 - Rome, 21 februari 1513]

Julius II was paus van 31 oktober 1503 tot aan zijn dood. Hij was de oudste zoon van Raffaelo della Rovere en Theodora Manerola, een vrouw van Griekse afkomst. Zijn vader, een visser maar later ook genoemd als senator van Rome, was de jongere en enige broer van Francesco della Rovere, de in 1471 gekozen paus Sixtus IV. De familie della Rovere behoorde tot de verarmde adel, woonachtig in het Noord-Italiaanse Ligurië. Een andere tak van de familie was woonachtig in Piemonte. Het aanzien en de rijkdom van de familie zou door het nepotisme van Francesco in zijn hoedanigheid als paus snel toenemen, iets wat Giuliano tijdens zijn pausschap [zij het in mindere mate] zou voortzetten.

Hoewel Giuliano aanvankelijk werd opgeleid voor een commerciële loopbaan trad hij in 1468, in navolging van zijn oom, toe tot de Orde der Franciscanen. Francesco nam de begeleiding van zijn neef bij zijn studie in Perugia op zich. Aangenomen wordt dat Giuliano in Perugia de studies burgerlijk en kerkelijk recht volgde. Later stuurde Giuliano's oom hem naar een klooster in La Pérouse, waar hij een aanvullende scholing ontving. Na zijn studies zou hij de orde als novice verlaten en seculair geestelijke worden, waardoor hij zich niet hoefde te onderwerpen aan de strenge kloosterregels, waaronder de gelofte van armoede en het naleven van het celibaat.

Het niet naleven van het celibaat, waaraan een groot aantal kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders zich schuldig maakten, speelde tijdens het kardinaalschap van Giuliano ook een rol. Lucrezia Normanni werd het meest bekend. Uit de relatie met haar werd Felice della Rovere geboren, die tijdens de pontificaten van haar vader en zijn opvolgers Leo X en Clemens VII een opmerkelijke rol zou spelen. Felice della Rovere trad op verzoek van haar vader in het huwelijk met Giovanni Giordano Orsini, lid van de invloedrijke Romeinse familie.

Uit andere hoek kwamen later berichten, met name tijdens zijn pontificaat, dat Giuliano er homoseksuele relaties op na zou hebben gehouden.

Na de dood van Sixtus IV in 1484 speelde kardinaal Rovere een bedenkelijke rol bij de keuze van Innocentius VIII. Omdat hij zag dat zijn eigen kansen om paus te worden miniem waren, zorgde hij dat een paus gekozen werd die vermoedelijk een speelpop in zijn handen zou zijn. Na de dood van Alexander VI maakte hij weer veel kans als kandidaat, maar de zieke Piccolomini werd paus nog voordat hijzelf kans had om de stemmen van de kardinalen voor zich te winnen door steekpenningen en beloften, want het was het kortste conclaaf in de geschiedenis van de Pausen geweest.

Julius II gaf veel geld uit voor de bouw van prachtige paleizen en versterkingen. Voordat hij paus werd, was hij vader van drie dochters. Een van hen, Felice, gaf hij in 1506 ten huwelijk aan Giovanni Orsini.


Het pauselijke wapen van Julius II

De Latijnse spreuk [Fructus Jovis Juvabis] slaat op het wapen van de paus. Het draagt een eik, de heilige boom van Jupiter.

Profetie 63: De Craticula Politiana [Van het rooster van Politianus]

Leo X [1513-1521]

Echte naam: Giovanni de' Medici [Florence, 11 december 1475 -Rome, 1 december 1521]

Leo X was paus van 11 maart 1513 tot 1 december 1521. Hij was een zoon van Lorenzo de' Medici [il Magnifico]. Op dertigjarige leeftijd werd hij kardinaal. Zijn opvoeder en mentor was de knappe humanist en geleerde, Angelus Politiano. In 1494 ontvluchtte hij zijn geboortestad in het kleed van een Franciscaan en ondernam daarna tal van vergeefse pogingen om zijn familie in Florence weer aan de macht te helpen. In die tussenperiode leidde hij een redelijk rustig leven als minnaar van kunst en literatuur. Hij steunde kunstenaars en was vrijgevig, waardoor hij herhaaldelijk in geldproblemen kwam. Hoewel hij een werelds leven leidde, blonk hij in vergelijking met de meeste andere kardinalen uit in waardigheid en integriteit. In 1512 kwam de familie uiteindelijk weer in de gunst en werd Giovanni het daaropvolgende jaar, op zevenendertigjarige leeftijd, tot Paus verkozen.

Tijdens zijn pontificaat gaf hij bijna vijf miljoen dukaten uit. Hij liet zijn opvolger zitten met een schuldberg van bijna een half miljoen dukaten. Zijn geldschieters stonden voor een financieel debacle en schriften uit die tijd zeggen: "Leo X heeft drie pontificaten opgegeten, de schatkist van Julius II, de inkomsten van zijn eigen regering en die van zijn opvolger."

In 1516 sloot hij met Frans I het concordaat van Bologna waarin hij de wereldlijke macht het recht schonk kerkelijke ambten toe te kennen.

Hij besteedde weinig aandacht aan het reeds lopende Vijfde Lateraans Concilie. De belangstelling die hij van huis uit had meegekregen voor kunst en literatuur speelde een grotere rol in zijn leven. Hij verstrekte opdrachten aan Rafaël en Michelangelo. Ook breidde hij de collectie van de Vaticaanse Bibliotheek aanzienlijk uit. Als liefhebber van het goede leven organiseerde hij ook grote feesten en extravagante eet- en drinkgelagen. Enkele kardinalen zagen dit gedrag met lede ogen aan en probeerden hem door vergiftiging om het leven te brengen, hetgeen mislukte.

De broodnodige hervorming van de kerkelijke instituties verwaarloosde hij. Om zijn financiële tekorten aan te vullen ging hij aflaten verkopen, naar het voorbeeld van de Duitse monnik Johann Tetzel. Dat deze praktijken de hervormingsbeweging van onder andere Maarten Luther in de kaart speelden, ontsnapte grotendeels aan zijn aandacht. Hij reageerde op Luthers protesten door hem in de ban te doen, hetgeen bijdroeg aan een definitieve breuk in de Kerk en het ontstaan van het Protestantisme.

Hij werd begraven in de Santa Maria sopra Minerva. Hij werd opgevolgd door de enige Nederlandse paus in de geschiedenis: Adrianus VI.

Graticula, rooster, slaat op zijn vader, Lorenzo de' Medici [de Heilige Laurentius werd immers op een gloeiend rooster gelegd] en Politiana slaat op zijn opvoeder en mentor, Angelus Politiano.

Profetie 64: Leo Florentinus [De leeuw van Florence]

Adrianus VI [1522-1523]

Echte naam: Adriaan Florenszoon Boeyens [Utrecht, 2 maart 1459 - Rome, 14 september 1523]

Adrianus VI, de enige Paus van Nederlandse afkomst, was Paus van 9 januari 1522 tot 14 september 1523. Zijn vader was scheepstimmerman. Hij studeerde eerst te Zwolle. Vanaf 1478 studeerde hij in Leuven theologie. Zijn studie werd betaald door Jan van Marselaer uit Malderen die gestorven was maar dit in zijn testament had bepaald. In 1489 werd Adriaan hoogleraar en pastoor van het Groot Begijnhof daar. Vanaf 1507 was hij een van de leermeesters van Karel, de kleinzoon van Ferdinand II van Aragón. Hij werd in 1515 naar Spanje gehaald met als opdracht ervoor te zorgen dat Karel erfgenaam zou worden. Daarbij werd hij in 1516 tot bisschop van Tortosa gekozen. Sindsdien leidde hij de regering, samen met kardinaal Francisco Jimenez de Cisneros, en, na diens dood in 1517 en het vertrek van Karel uit Spanje, alleen. Karel werd in 1519 namelijk tot keizer Karel V gekroond. In 1517 werd Adriaan benoemd tot kardinaal.

Adriaan Florenszoon was in 1517 tot kardinaal gepromoveerd. Na een lang conclaaf, dat hij zelf overigens niet bijwoonde, werd hij op 9 januari 1522 tot paus verkozen. Hij twijfelde bijna een half jaar of hij die uitverkiezing wel zou aanvaarden, maar werd op 31 augustus van datzelfde jaar in Rome toch gekroond. Als zijn voornaamste taken zag hij het tegenhouden van de Reformatie, de hervorming van de Kerk en vereniging van de christelijke machten tegen de aanvallen van de Turken in Hongarije en op het Griekse eiland Rhodos.

Als paus betrachtte hij in Rome de uiterste soberheid, waardoor hij zeer gehaat werd. Door zijn weifelende houding in die complexe tijd en zijn aarzeling om kordate beslissingen te nemen, kreeg hij de bijnaam "videbimus," wat zoveel betekent als 'we zullen wel zien...'. Tussen de grote wereldlijke vorsten van zijn tijd trachtte hij, ondanks de aandrang van zijn vriend Karel V, een neutrale houding aan te nemen, maar kon dit niet volhouden. Tenslotte schreef hij koning Frans I van Frankrijk op 15 april 1523 een wapenstilstand met Karel V voor, onder bedreiging van excommunicatie en interdict. Dit leidde tot een volledige breuk met Frankrijk. Adrianus sloot zich daarom op 3 augustus 1523 geheel aan bij Karel V en de anti-Franse liga in de Italiaanse Oorlog van 1521 - 1526. Tijdens zijn pontificaat namen de Scandinavische landen het lutheranisme aan. Bovendien probeerde hij tevergeefs zijn landgenoot Erasmus te bewegen tot een duidelijke uitspraak ten aanzien van de Reformatie. Adrianus VI haalde de schilder Jan van Scorel naar Rome als conservator van de pauselijke verzamelingen; deze schilderde ook twee portretten van hem.

Hij is niet lang paus geweest. Op 5 augustus 1523 werd hij ernstig ziek, en hij overleed al op 14 september van datzelfde jaar, na een pontificaat van slechts 1 jaar en 2 weken. Hij werd eerst bijgezet in de Sint-Pieterskerk, later in de Duitse nationale kerk te Rome, de Santa Maria dell'Anima.

Na de dood van Adrianus werden er tot 1978, toen de Pool Karol Wojtyła paus Johannes Paulus II werd, alleen nog maar kardinalen uit Italië tot paus gekozen.


Het pauselijk wapen van Adrianus VI

De spreuk van Malachias slaat op zijn familienaam en op de twee leeuwen die zijn wapen versierden.

Profetie 65: Flos Pilei Aegri [Bloem van de hoed van de zieken]

Clemens VII [1523-1534]

Echte naam: Giulio de' Medici [Florence, 26 mei 1478 - Rome, 25 september 1534]

Clemens VII was paus van november 1523 tot aan zijn dood. Hij was de buitenechtelijke zoon van Giuliano di Piero de’ Medici. Hij volgde Lorenzo II op als leider van de familie de' Medici , maar deed in 1523 afstand van zijn functie om tot paus te worden verkozen. Daarmee was hij na zijn neef Leo X de tweede paus uit dit beroemde geslacht. Met de verkiezing van kardinaal Giulio de' Medici leek het alsof de gouden tijd van de' Medici was teruggekeerd. Clemens VII was echter veel strenger en ook plichtsgetrouwer dan Leo X ooit was geweest.

Door aanvankelijk Frans I van Frankrijk te steunen in de Italiaanse Oorlog van 1521-1526, tot grote ergernis van Karel V, trachtte de nieuwe paus de Spaanse druk op Italië tegen te gaan, hetgeen echter totaal mislukte. Na de Franse nederlaag in de Slag bij Pavia en de gevangenneming van Frans I zocht hij de bescherming van de keizer om zich vervolgens weer aan te sluiten bij de Liga van Cognac [1526, een militair bondgenootschap met Frankrijk, Milaan, Venetië, en Florence] tégen de keizer. Dit leidde tot de "Sacco di Roma" [6 mei 1527], de inneming van Rome door de keizerlijke troepen. Paus Clemens vluchtte naar de Engelenburcht, maar moest zich uiteindelijk gewonnen geven en werd gevangen genomen. Hij kwam pas vrij na de uitdrukkelijke belofte van neutraliteit, verliet de verwoeste stad en vestigde zich eerst in Orvieto en daarna in Viterbo. De verzoening met Karel V en diens keizerkroning in 1530 was slechts een schijnvrede.

Clemens VII was grotendeels verantwoordelijk voor de sterke verspreiding van de Reformatie in de noordelijke Europese landen. Door zijn afwachtende en diplomatieke houding, en zijn categorische weigering om op verzoek van de keizer een algemeen concilie bijeen te roepen, verknoeide de paus niet alleen een mogelijkheid de verzoening tussen de Kerk en de Reformatie te realiseren, zijn onhandige optreden in de echtscheiding van Hendrik VIII van Engeland, die hij in 1533 excommuniceerde, leidde ook tot de afscheiding van de Anglicaanse Kerk. Hij toonde evenmin sympathie voor de hervormingsbewegingen die binnen de kerk al actief waren, en die later zouden leiden tot de stichting van religieuze orden als de jezuïeten, ursulinen en kapucijnen.

Trouw aan de traditie van de Medici was Clemens VII ook een beschermer van kunsten en wetenschappen, maar zijn mecenaat bleef beperkt door gebrek aan financiën. Hij gaf Michelangelo Buonarroti de opdracht voor de Medici-kapel van de San Lorenzo Basiliek in Florence en voor "Het Laatste Oordeel" in de Sixtijnse kapel.

Clemens VII is, net als Leo X, begraven in de kerk Santa Maria sopra Minerva. Deze 13de-eeuwse kerk, een van de zeldzame gotische gebouwen in Rome, staat op de ruïnes van wat oorspronkelijk een tempel voor Minerva was. Binnen is een grote verzameling schilderijen en beeldhouwwerken te zien. In de Aldobrandini-kapel bevinden zich de twee graven van de pausen.


Het pauselijk wapen van Clemens VII

Malachias verwijst naar zijn afkomst Florence, zijn wapen, waarop drie lelies en pillendozen staan, en op zijn familienaam.

Profetie 66: Hyancinthus Medicorum [Hyacinth van de geneesheren]

Paulus III [1534-1549]

Echte naam: Alessandro Farnese [Casino, 29 februari 1468 - Rome, 10 november 1549]

Paulus III was Paus van 13 oktober 1534 tot aan zijn dood in 1549. Hij werd geboren in Canino, Toscane. Zijn opleiding, gedeeltelijk verzorgd door Pomponius Laetus, genoot hij in Rome en aan het hof van Lorenzo de' Medici in Florence. Reeds op 25-jarige leeftijd, in 1493, werd hij benoemd tot kardinaal alhoewel hij nog leek was en 16 jaar later, in 1509, had hij het al tot bisschop van Parma gebracht. In die periode nam hij ook een maîtresse, die hem vier kinderen schonk.

Na de dood van van Clemens VII werd hij verkozen tot paus. Een sterk staaltje van nepotisme was zijn benoeming van zijn kleinzonen Alessandro Farnese [14 jaar] en Ascanio Sforza [16 jaar] tot kardinaal. Toch zag hij blijkbaar wel in dat de katholieke kerk zichzelf, mede door dit soort praktijken in diskrediet had gebracht, want al snel begon hij te hameren op de noodzaak van hervormingen in de kerk. Al onder zijn voorgangers was er een conflict binnen de kerk ontstaan tussen de katholieken en de protestanten. Aangespoord door de decadente levensstijl van de geestelijken en de pausen in het bijzonder alsmede de handel in aflaten had Maarten Luther in 1517 95 stellingen aan de deur van het slot te Wittenberg gespijkerd. Hierin sprak hij zich uit voor grondige hervormingen in het kerkwezen. Als reactie hierop had Paus Leo X hem in 1521 geëxcommuniceerd.

Paulus III probeerde in 1536 een raad bijeen te roepen in Mantua, maar door tegenwerking van de Duitsers, die voor een groot gedeelte waren overgestapt op het protestantisme liet hij dit plan vallen. Het daaropvolgende jaar liet hij Gasparo Contarini negen vooraanstaande prelaten uitnodigen om in een commissie [ook wel de Contarini commissie genoemd] zitting te nemen die onderzoek zou doen naar en rapporteren over de corruptie en het machtsmisbruik binnen de kerk. Dit leverde de "Consilium de Emendenda Ecclesia" op, een document waarin met nadruk wordt gezegd dat ook geestelijken zich aan hun eigen wetten moeten houden. Het was de bedoeling dat dit rapport geheim zou blijven, maar binnen korte tijd was het overal te krijgen.

Ondertussen stond het politieke landschap van Europa ook niet stil. Sinds 1494 woedden de Italiaanse oorlogen, waarin in 1527 Rome geplunderd werd [Sacco di Roma] door de troepen van keizer Karel V. In 1529 ondertekenden de betrokken partijen de Damesvrede van Kamerijk. Frans I van Frankrijk liet daarmee zijn claim op Italië vallen [eerder had Karel V Frans I in 1525 beslissend verslagen bij de slag bij Pavia]. In de nasleep van deze tumultueuze tijden, waarin de pausen zelf ook menigmaal hun politieke koers bijstelden en van alliantie veranderden, was Karel V als machtigste vorst van het Europese vasteland tevoorschijn gekomen.

De grootste bedreiging voor de stabiliteit van Karels rijk waren de godsdienstoorlogen. De macht van de katholieke kerk leek tanende. Engeland was onder Hendrik VIII in 1534 Anglicaans geworden nadat de paus hem in de ban had gedaan vanwege Hendriks scheiding van Catharina van Aragón. De protestantse kerk won onder leiding van Luther en Calvijn aan invloed. Dit alles werkte de contrareformatie in de hand, die onder Paulus III pas echt op gang kwam. Karel V stuurde echter aan op een beheerst proces waarin de protestanten zouden terugkeren naar de moederkerk. In het kader hiervan zond de paus de nuntius Giovanni Morone in 1540 naar Hagenau en Worms, maar de compromisvoorstellen die daar werden ingediend waren voor zowel de katholieken als de protestanten niet aanvaardbaar. Later, in 1541, zou er nog een poging worden ondernomen bij de conferentie van Regensburg maar wederom liep dat op niets uit.

In 1542 richtte Paulus III de centrale Romeinse inquisitie op, de "Congregatio Romanae et Universalis Inquisitionis," bestaande uit 6 kardinalen. Hierdoor werd de inquisitie van de gehele wereld gecentraliseerd. In 1908 werd de naam door Pius X veranderd in "Congregatie van het Heilig Officie" en sinds 1965 heet zij de "Congregatie voor de Geloofsleer."

De mislukking van de besprekingen verhardde de relaties. In 1544 had de keizer de vrede van Crespy getekend met Frans I en ook de oorlog met de Turken was geëindigd. In deze relatieve politieke stilte sloot hij een verdrag met de paus om orde op zaken te stellen in Duitsland. Het Schmalkaldisch Verbond, door een aantal protestantse vorsten in 1530 gesticht, werd op 24 april 1547 verslagen in de slag bij Mühlberg. Dit was, hoewel zeker niet het einde voor het Duits protestantisme, toch een behoorlijke tegenslag voor de protestanten.

Niet lang hiervoor, in 1539, had de ascetische Spaanse priester Ignatius van Loyola een bezoek aan Rome gebracht waar hij grote indruk maakte met zijn geloofsijver. In 1534 had hij samen met een aantal andere studenten in Parijs de "Sociëteit van Jezus" opgericht, beter bekend onder de naam Jezuïeten. In 1540 keurde paus Paulus III deze sociëteit goed, door middel van de bul 'Regimini militantis ecclesiae' [Voor het bestuur van een strijdbare kerk]. De Jezuïeten zouden later te boek staan als de felste tegenstanders van de reformatie.

De wens om een concilie bijeen te roepen om de scheuring in de kerk te lijmen was al lang aanwezig. In 1545 zou het uiteindelijk zover komen, maar zonder afgevaardigden van protestantse zijde. De declaratie "Laetare Hierusalem" [Verheug u, Jerusalem], uitgevaardigd in 1544, zorgde voor een redelijke opkomst. Dit Concilie van Trente zou vele zaken bespreken met betrekking tot de gang van zaken binnen de katholieke kerk, zoals het verbieden van de boeken van Erasmus, een verbod op polyfonie in de kerkelijke muziek en nieuwe voorwaarden voor de geldigheid van het huwelijk. De fundamentele problemen werden echter niet opgelost. De katholieke kerk bleef van mening dat de reden van de protestantse kritiek hoogstens het gedrag van katholieken zelf kon zijn, maar dat de andere interpretaties van de Heilige Schrift door de Lutheranen, anabaptisten en calvinisten] je reinste ketterijen waren. Het concilie zou uiteindelijk tot 1563 duren. Paus Paulus III zou alleen de eerste sessie meemaken: die van 1545 tot 1549.

Pier Luigi Farnese, de zoon van de paus, was hertog van Parma en Piacenza. Diens zoon [en dus kleinzoon van Paulus III], Ottavio Farnese had zijn heerschap over Camerino neergelegd toen zijn vader hertog van Parma werd in 1545. Pier Luigi werd vermoord in 1547, waarna Karel V de stad innam. De paus probeerde de stad echter voor zichzelf te verkrijgen en passeerde zijn kleinzoon door een legaat aan te stellen. Ottavio pikte dat niet en belegerde Parma, terwijl Karel V tegelijkertijd duidelijk maakte Piacenza niet op te willen geven. Er wordt aangenomen dat deze politieke spanningen de dood van de paus hebben bespoedigd. Op 10 november 1549 stierf hij op 81-jarige leeftijd.

Paulus III gaf in 1536 opdracht aan Michelangelo op de wand achter het altaar in de Sixtijnse kapel een fresco te maken over het laatste oordeel. In 1537 veroordeelde Paulus III het zonder onderscheid tot slaaf maken van Indianen in Zuid-Amerika. In 1548 bevestigde hij wel het recht van priesters en leken om slaven te houden. Een kleinzoon van Paulus III, Ottavio Farnese trad als graaf van Parma in het huwelijk met Margaretha van Oostenrijk, die onder de naam Margaretha van Parma bekend is als landvoogdes der Nederlanden. De zoon van Ottavio Farnese en Margaretha en dus de achterkleinzoon van Paulus III, Alexander Farnese, hertog van Parma en Piacenza, zou later nog furore maken tijdens de Tachtigjarige Oorlog in de Nederlanden.


Het pauselijk wapen van Paulus III

Malachias verklaring: Het pauselijk wapen van Paulus III bevat 6 hyancinthen. Bovendien had Alexander als kardinaal de titelkerk van Sint Cosmas en Damianus, twee geneesheren.

Profetie 67: De Corona Montana [Van de bergkroon]

Julius III [1550-1555]

Echte naam: Giovanni Maria del Monte [Monte San Savino, 10 september 1847 - Rome, 23 maart 1555]

Julius III was paus van 7 februari 1550 tot aan zijn dood. Giovanni studeerde bij de Dominicanen. In 1512 volgde hij zijn oom Antonio de Monte op als aartsbisschop van Siponto. Onder Clemens VII werd hij tweemaal aangesteld tot prefect van Rome en na de pludering van de stad [Sacco di Rome] in 1527 werd hij met andere gijzelaars door Clemens VII aan de keizerlijke troepen uitgeleverd. In 1536 benoemde Paulus III hem tot kardinaal en in 1550 werd hij, na een conclaaf van tien weken, opvolger van de Paus. Zijn gebrek aan activiteit in de laatste drie jaren van zijn regering werd veroorzaakt door veel, zeer zware jichtaanvallen.

Zijn grote fout was nepotisme. Kort na zijn troonsbestijging was hij zelfs zo tactloos om een totaal geperverteerde jongen van 15 jaar, die hij in de straten van Parma had gevonden, tot kardinaal te benoemen en hem officieel door zijn broer te laten adopteren.

Het ging om de apenbewaker van Zijne Heiligheid. Spijtig genoeg had hij zoveel trekken met Julius III gemeen, dat men in de voorrechten die hem werden verleend alleen maar een bevestiging wou zien dat hij een zoon was van de Heilige Vader. Pius IV zou met dit kereltje minder geduld hebben en hem, wegens een dubbele moord, laten opsluiten in de Engelenburcht. Hij nam hem ook zijn kardinaalstitel af. De ex-'favoriet' van Julius III stierf op zijn 46ste een gewelddadige dood.

Het is wel verbazend dat zo’n paus de werkzaamheden van het concilie, vanaf 1 mei 1551, een nieuwe start gaf. Wat minder verbaast is dat deze tweede zitting slechts een kort jaar duurde en dat Julius III geen enkele ijver aan de dag legde om een derde zitting bijeen te roepen.

Nog een andere tekortkoming: na zijn aanstelling volgde hij, van op het balkon van Sint-Pieter, dikwijls de stierengevechten die voor de basiliek georganiseerd werden of vermaakte zich op de binnenplaatsen van zijn paleis met ondeugende blijspelen. Hij gokte om grote bedragen, organiseerde carnavalstoeten, bracht dagen door met jagen en bood rijkelijke feestmalen aan.

Toch gaf hij de Sociëteit van Jezus de toestemming om twee bekende instituten op te richten, nl. het Romeins en het Germaans college. Onder zijn pontificaat werd ook in Engeland voorlopig het katholicisme in ere hersteld. Tegelijk dreigde Frankrijk ermee een nationaal concilie bijeen te roepen. Op die manier had gemakkelijk een schisma kunnen ontstaan.


Het pauselijk wapen van Julius III

Julius III stierf op 23 maart 1555. Hij liet een duidelijk spoor achter: een prachtige woning, die hij liet bouwen aan de Porta del Popolo. Malachias doelt op de familienaam van de Julius III en op zijn wapen, waarop lauwerkransen en bergen voorkomen.

Profetie 68: Frumentum Floccidum [Nutteloze tarwe]

Marcellus II [1555]

Echte naam: Marcello Cervini [Montepulciano, Ancona, 6 mei 1501 - Rome, 1 mei 1555]

Marcellus II werd op 9 april 1555 gekozen tot paus tijdens een vier dagen durend conclaaf. Hij stierf al na een pontificaat van 22 dagen, waarschijnlijk als gevolg van een nierkwaal. In de top tien van de kortste conclaven, staat hij op de zesde plaats. Hij was tot nu toe de laatste paus die zijn doopnaam aanhield als pausnaam.

Marcellus studeerde aan de universiteit van Siena architectuur, astronomie en wiskunde. Hij werd op 19 december 1539 door paus Paulus III tot kardinaal gecreëerd. Hij was daarvoor reeds bisschop van Nicastro. Vanwege zijn opleiding werd Marcello Corvini bibliothecaris van de Vaticaanse Bibliotheek. Vanaf 1545 nam hij deel aan het Concilie van Trente, waar hij fungeerde als een van de drie voorzitters. In 1548 werd hij bibliothecaris van het Vaticaan.

Zijn naam is onlosmakelijk verbonden aan de "Missa Papae Marcelli," die Giovanni Pierluigi da Palestrina te zijner ere gecomponeerd zou hebben.


Het pauselijk wapen van Marcellus II

Het wapen van de paus toont tarwe-aren, de weinig konden opleveren vanwege die korte duur van zijn pontificaat.

Profetie 69: Di Fide Petri [Uit het geloof van Petrus]

Paulus IV [1555-1559]

Echte naam: Giovanni Pietro Carafa [Capriglio, 28 juni 1476 - Rome, 18 augustus 1559]

Paulus IV regeerde vanaf 23 mei 1555 tot zijn dood. De familie waaruit Giovanni werd geboren, was een van de aanzienlijkste in Napels. In 1494 werd hij aan het pauselijk hof voorgesteld door zijn bekende oom, kardinaal Oliviero Caraffa. Leo X stelde hem aan als gezant in Engeland en als nuntius in Spanje. Paus Paulus III verhief hem tot kardinaal in 1536 en schakelde hem in bij de inquisitie. Hij stelde in die hoedanigheid de Index van verboden boeken in. Van 1549 tot 1555 was hij aartsbisschop van Napels. In 1555 werd hij tot Paus verkozen.


Paulus IV

Met de heilige Gaetano van Thiene richtte hij in 1524 de orde der Theatijnen op. Deze orde dankt haar naam aan de Latijnse benaming voor Chieti, Theatine.

Het nepotisme regeerde weer oppermachtig. Tijdens zijn ongelukkige regering kwam de definitieve breuk tussen de kerk van Rome en Engeland tot stand. Hij weigerde het Concilie van Trente te heropenen. In 1559 kondigde hij een nieuwe indeling van de bisdommen af voor de Habsburgse Nederlanden.

Zijn pontificaat was een grote teleurstelling. In het begin werd hij geëerd met een standbeeld, maar later werd dit door de vijandige bevolking van Rome neergehaald en vernield. Op 18 augustus 1559 stierf hij en werd hij in Sint Pieter begraven. Later werd zijn lichaam overgebracht naar een andere kerk.

Malachias verwijst naar zijn doopnaam Pietro [Petrus] en zijn familienaam Caraffa, wat is afgeleid van het Latijn cara fides en "dierbaar geloof" betekent.

Profetie 70: Aescupalpii Pharmacum [Het geneesmiddel van Aesculapius]

Pius IV [1559-1565]

Echte naam: Giovanni Angelo Medici [Milaan, 31 maart 1499 - Rome, 9 december 1565]


Pius IV

Pius IV was Paus van 1559 tot aan zijn dood. De Medici van Milaan leefden in zeer armoedige omstandigheden en het trotse huis van Florence, dat ook zo heette, noemde zich geen familie van hen, voordat kardinaal Medici op de pauselijke troon kwam. Na zijn studies ging Giovanni op 27-jarige leeftijd naar Rome, waar enige Pausen zijn talenten waardeerden. In het laatste jaar van de regering van Paulus III werd hij kardinaal en Julius III stelde hem aan tot commandant van de pauselijke troepen. Zijn vijandschap tegenover Paulus IV speelde uiteindelijk in zijn voordeel, want het conclaaf dat bijeengekomen was om een opvolger te kiezen, wenste te stemmen voor een man die in ieder opzicht zijn tegendeel was. Bij unanimiteit werd hij in 1559 tot Paus uitgeroepen.

Malachias' verklaring wijst naar zijn familienaam. De jonge Medici had medicijnen gestudeerd en was een gediplomeerd arts.

Chris De Bodt