Medjugorje kerk

Medjugorje België en Nederland

Medjugorje Maria

nov

21



Biografie J.M. Vianney. Hoofdstuk 18. De eretekens

  
 
Download PDF

Hoofdstuk 18. De eretekens

Op 30 juni 1855, schreef de markies-generaal van Castellane en onderprefect van Trévoux, het volgende aan de prefect van Ain, graaf van Coëtlogon:

"De gemeente Ars, dat voorheen het meest vergeten dorp uit mijn arrondissement was, ziet een massa bedevaarders toestromen. Vervoerdiensten dienden te worden ingelegd en draaien sedert lange tijd op een regelmatige basis.

Deze toeloop is volledig te wijten aan de goede faam van heiligheid van een nederige priester, wat een wonderbaarlijk feit is in een eeuw die de antigodsdienstige leer en vijandigheid tegenover het geloof heeft geërfd.

Men haalt meerdere feiten aan die moeilijk toe te schrijven zijn aan natuurlijke oorzaken. M. Vianney is een nieuwe Vincentius à Paolo waarvan de liefdadigheid wonderen verricht..."

Tot slot van deze brief vraagt de onderprefect aan de prefect om ter gelegenheid van het volgende feest van Zijne Majesteit, de benoeming van M. Vianney tot ridder van de keizerlijke orde van het Erelegioen te benomen.

Op 11 augustus daaropvolgend meldt Hyppolyte Fortoul, minister van Onderwijs en Kerkelijke Zaken, Mgr. Chalandon dat het Ridderkruis wordt toegekend aan de pastoor van Ars.


Hyppolyte Nicolas Honoré Fortoul [1811-1856]

De bisschop van Belley had de beslissing van de burgerlijke overheid niet afgewacht om eretekens toe te kennen aan de meest bekende priester van zijn bisdom, iets waaraan zijn voorganger had verzuimd. Deze had zonder twijfel met de meeste fijngevoeligheid door dat een dergelijke onderscheiding de nederige priester geen enkel genoegen verschafte. Het zou niet lang duren eer de nieuwe bisschop dit zelf aan den lijve zou ondervinden.

Drie maanden na zijn benoeming tot bisschop, op 25 oktober 1852, had Mgr. Chalandon pastoor Jean-Marie Vianney verheven tot de rang van "kanunnik van Belley." De prelaat, vergezeld van zijn vicaris-generaal en burggraaf des Garets, stond erop om de pastoor zelf te bekleden met de mozetta. Zijne Hoogheid, omgeven door prominente wereldse en geestelijke figuren, naderde aldus de kerk van Ars. Op het kerkplein stonden hem enkel vicaris Raymond en de zusters van de Voorzienigheid op te wachten. Reden van de geëerde: het was het uur van de biecht!






Enkele foto's van het Châteaux des Garets, Ars

Men moest hem uit de biechtstoel halen.

"Zijne Hoogheid vereert ons met een bezoek. Kom vlug!"

Hij kwam, nam wat wijwater en groette met hoffelijkheid de bisschop. Het was diens eerste bezoek. Maar Zijne Hoogheid verborg iets onder zijn prelaatmantel wat hij plotseling te voorschijn haalde: het was een mengsel van zwarte en helderrode zijde en versierd met hermelijnbont, kortom een mozetta. De prelaat wou deze met een vlug gebaar en met de hulp van M. Poncet, zijn vicaris-generaal en vicaris Raymond aanbrengen bij de priester, die zich terugtrok en tekeer ging. Hij had het begrepen en protesteerde:

"Neen, neen, Monseigneur, schenk dat aan mijn vicaris. Het zelf hem beter staan dan mij!"

Men moest bijna gebruik maken van geweld en ieder geval van het volle gezag van Zijne Hoogheid om de magere schouders te versieren met de kostbare mozetta die, slecht toegeknoopt, achterover viel. In de kerk begon de koster, op aangeven van de vicaris het "Veni Creator" te spelen, om de pijnlijke opvoering, in te korten.

Burggravin Des Garets vertelde dat "onze arme pastoor op een terechtgestelde leek die men naar het schavot bracht." Haar man diende het vereerde lid te overtuigen dat het verwijderen van de mozetta voor het einde van de ceremonie een ernstige belediging zou zijn voor de Monseigneur.

Toen kroop de pastoor in een duistere hoek om zo weinig mogelijk gezien te worden. Paradoxaal genoeg leek dit precies op een kind dat in de hoek stond! Dit onderscheid maakte dit alles ondraaglijk: "Men zou gedacht hebben," zei een getuige, "dat hij doornen in zijn rug had." Een boetegordel zou hem meer aangenaam hebben geleken dan dit "versiersel," zo sterk begeerd door de anderen.

De prelaat vertrok en Jean-Marie verkocht zijn dierbare mozetta voor het bedrag van vijftig francs aan een vrome dame: hij had altijd zoveel geld nodig voor zijn werken, zijn opdrachten.

Het opgebrachte geld diende om een "eeuwige" stichting op te richten, waar men op voorhand van wist dat deze toch maar een kortstondig bestaan zou leiden.

De komedie herhaalde zich bij het aanbrengen van het Legioen van Eer. Spijtig genoeg stond de prefect van Ain er op dat hijzelf persoonlijk het ereteken aan de bevoorrechte zou toekennen. Het was in oktober van 1855. Om eerlijk te zijn was het Mgr. Chalandan die het ereteken moest opspelden en de omhelzing moest doen. Maar, de slechte ervaring van drie jaar geleden bij het tekenen van de mozetta, nog in gedachten, had hij deze kelk aan zich laten voorbijgaan ... de graaf van Coëtlogon kwam op een vierwielige koets aan, met de fanfare, en omgeven door een schitterend gevolg. Hij moest de priester voor zich uitslepen.


Jean-Marie Vianney, Légion d'honneur

"Meneer de prefect, ik smeek u," riep hij uit, "geef uw kruis aan meer eerbiedwaardige personen. Ik verkies iets voor mijn arme mensen boven dit."

"Maar," argumenteerde de prefect, "als de Keizer u het kruis toekent, is het eerder om u te dienen dan het Legioen van Eer."

Dit argument kon de priester overtuigen. Hij nam dus het kruis en gaf de graaf van Coëtlogon in ruil een medaille van de Maagd Maria uit wit ijzer, groette hem met hoffelijkheid en keerde snel terug naar zijn biechtstoel.

Het Bestuur van de Orde van het Legioen van Eer had twaalf francs gevraagd voor de toekenning van het brevet en het kruis. De heilige protesteerde:

"Maar ik heb het geweigerd! Ik voed liever twaalf armen dan twaalf francs aan de Staat te moeten geven."

Vicaris Toccanier stuurde de twaalf francs in alle discretie op. Het eeuwige kind verbaasde zich hierop naïef:

"Ik heb hen die twaalf francs niet opgestuurd en zij hebben mij het kruis toch niet afgenomen."

Daarop zei hij nog, maar enkel in intieme kring, waar hij zich soms volledig liet gaan in zijn humor:

"Het was misschien ter compensatie van mijn desertie tijdens het bewind van zijn oom dat de neef mij heeft gedecoreerd!"

Dit onthult dat hij geen enkele wroeging had van zijn dienstweigering in deze goddeloze en verwarde tijden. Hij belaadde zijn geheugen er niet al te veel mee: dit avontuur, ontstaan uit buitengewone omstandigheden, had hem toegelaten om de echtheid te staven dat zijn zending van de redding der zielen van God kwam.

Vertaling: Chris De Bodt