Medjugorje kerk

Medjugorje België en Nederland

Medjugorje Maria

nov

21



Eucharistische Mirakelen. Het twee wonderen van Stich, Duitsland [1970]

  
 
Download PDF

De twee wonderen van Stich, Duitsland [1970]

Stich is de kleinste van drie gehuchten die samen een parochie vormden in de Beierse regio van West-Duitsland in de buurt van de Zwitserse grens. In 1970 werden alle drie de gehuchten bediend door een priester van het Heiligdom van Maria Rhein, die nog stamde uit de Romeinse tijd. Omdat de parochiepriester ziek was kwam er een Zwitserse priester die zijn taken waar zou nemen en bereidde zich voor om de Tridentijnse mis op te dragen in de kapel van Stich om acht uur in de avond van dinsdag 9 juni 1970.

De mis verliep op de traditionele manier tot na de consecratie, toen de priester op de corporale naast de kelk een kleine roodkleurig vlek zag die uitgroeide tot de grote van een munt. Toen hij de kelk verhief voor het volk zag hij nog een rode vlek op de plek waar de kelk had gestaan. Hij dacht dat de kelk lekte en voelde met zijn hand langs de onderkant van de kelk, maar die was helemaal droog.

Na de mis onderzocht de priester de drie kleden die over het altaar lagen: de corporale; een kleine smalle doek daaronder die diende als tweede corporale, en de lange altaardwaal die over het hele altaar hing. Omdat alles helemaal schoon was kon hij de vreemde vlekken niet verklaren. Hij borg de gevlekte doeken op op een veilige plaats en de priester ging naar de pastorie om het incident aan de zieke priester te vertellen.

Op donderdag 11 juni werden de doeken grondig onderzocht door de pastoor en de Zwitserse priester. Beide waren ze niet in staat om de vlekken op natuurlijke wijze te verklaren. De doeken werden gefotografeerd en daarna naar een chemisch laboratorium gebracht voor een analyse. De resultaten van dit onderzoek werden verteld aan de priester door Zuster Marta Brunner van het poliklinisch instituut van de Universiteit van Zurich. In haar brief aan hen, die ook door de onderzoekers was ondertekend, verklaarde ze dat doeken door vier verschillende mensen was onderzocht, zonder dat iemand van hen iets afwist van de gebeurtenis op het altaar. Ze schreef: "Ik heb uw strikte verzoek opgevolgd, en enkel gevraagd of de vlekken op de doeken afkomstig waren van wijn, bloed of iets anders. De resultaten van de vier onderzoeken concludeerden dat het ging om menselijk bloed." Ook verklaarde de directeur van het klinisch lab dat in zijn mening "dat het hier zeer waarschijnlijk zou gaan om een man in zijn dodelijk lijden."

De personen die betrokken waren bij het onderzoek waren de directeur van het Chemisch Lab, Het hoofd van het Bloedcontrole Lab, een student die medicijnen studeerde en het hoofd van het laboratorium voor de analyse van bloedingen.

Bij de brief van Zuster Marta zaten de stempel van het klinisch Instituut van voor stralingstherapie en nucleaire medicijnen, en de stempel van het Poliklinisch instituut van de universiteit van Zurich.

Op 14 juli 1970, om 8 uur in de avond, droeg de Zwitserse priester opnieuw een Tridentijnse mis op in de kapel van Stich. Deze datum was toevallig ook de vierhonderdste verjaardag van de uitgave van de Pauselijke brief: "Quo Primum" van de Heilige Paus Pius V in 1570.

In dit document beval de paus dat de mis over de hele wereld gevierd moest worden volgens het Romeinse Missal; dus de bisschoppen mochten niet langer hun eigen missalen uitgeven. De Missaal van Paus Pius V is bekend geworden als het Tridentijnse Missaal, omdat de uitgifte ervan een onderdeel was van de hervormingen van het Concilie van Trente.

Voordat hij met de mis begon zorgde hij ervoor dat hij er zeker van was dat de kelk, de corporale en de altaarkleden volledig schoon waren en in goede staat. Toch, vlak na de consecratie, verschenen er opnieuw rode vlekken op de corporale. De priester gaf een teken aan de koster die aanwezig was om het altaar te betreden. De koster bekeek de vlekken op het altaar terwijl de priester de communie uitdeelde. Omdat ze de blik van de koster zagen vermoedde de mensen van de congregatie dat er iets bijzonders aan de hand was en waren duidelijke rusteloos tijdens de rest van de mis. De priester liet de mensen niet langer in spanning en liet de mensen na de mis het altaar betreden om de vlekken te bekijken.

Deze tweede gebeurtenis werd op dezelfde manier direct aan de pastoor gemeld. De doeken van 9 juni waren toevertrouwd aan het poliklinisch instituut van de universiteit van Zurich, besloot de priester om deze doeken, van 14 juni, te geven aan het buurtziekenhuis van Cercee. Dezelfde voorzorgsmaatregelen werden genomen en er werd niets vertelt over de oorsprong van de vlekken. De wetenschappers werden gewoon gevraagd om te bepalen welke vloeistof deze vlekken had veroorzaakt.

De resultaten van het onderzoek naar de vlekken van 14 juni werden op 3 augustus 1970 bekend gemaakt. Het verslag, waarvan een kopie naar de bisschop was gestuurd, verklaarde kortweg dat de vlekken waren ontstaan door menselijk bloed.

Na het ontvangen van deze conclusies werden er verschillende mensen die het wonder hadden gezien gevraagd voor een getuigenis. Op 8 november 1970 verklaarde de koster van de kapel van Stich, Joseph Talscher, het volgende: "Op de avond van 14 juli, droeg de priester de heilige mis op in de kapel van Stich. Met in het achterhoofd de gebeurtenis van 9 juni, zorgde hij ervoor dat de kleden van het altaar vlekkeloos waren. Na het ontvangen van de communie gaf de priester mij een teken en wijste naar het altaar. Toen zag ik de vlekken. Na de mis konden we allemaal de vlekken beter bekijken, in het bijzonder de vlek die de grote had van een priesterlijke Hostie. We zagen er duidelijk een kruis in. We keken elkaar aan in verbazing. Er was weinig verschil tussen deze vlekken en die van 9 juni toen dezelfde preister de mis opdroeg. Ik ben bereid dit allemaal te herhalen onder ede."

Mr. Johannes Talscher, de koster van het heiligdom van Maria Rhein, en de broer van de koster van de kapel van Stich, verklaarde dat hij bij de Heilige Mis van 14 juli in de kapel van Stich aanwezig was. Hij voegde daaraan toe: "Ik wist van het bloederige wonder van 9 juni toen dezelfde priester de Mis opdroeg, en hoopte dat het wonder nog eens zou plaats vinden. Aan het einde van de Mis vroeg de eerwaarde pater aan het volk om drie keer het Onze Vader te bidden ter ere van het Heilig Bloed van Onze Heer. Toen, zichtbaar bewogen, vertelde hij dat het wonder van 9 juni nogmaals had plaatsgevonden. We mochten allemaal naar het altaar komen. Ik zag vier vlekken. Eentje had de grootte van een priesterlijke Hostie met een daarin een kruis duidelijk zichtbaar. Een andere vlek had de omvang van een kleine hostie en de andere twee waren nog kleiner. De vlekken waar bruinrood. Het is mijn vastbesloten mening dat de vlekken geen natuurlijke verklaring hebben."

Een verpleegster van het gemeentelijke ziekenhuis van Rosenheim in West-Duitsland, ook een religieus zuster, was ook aanwezig op de mis van 4 juli en gaf meer details in het verklaring van 10 november 1970: "We mochten allemaal naar het altaar. Eerst zagen we drie vlekken, waarvan er eentje de grootte had van een grote Hostie zoals de priester die heeft. De andere twee vlekken hadden de vorm van de Hosties die een gelovige ontvangt. Toen gaf mijn zus een kreet van verbazing en wees naar een vierde vlek aan de evangeliekant van het altaar. We riepen gelijk uit: "Kijk er is een kruis te zien in elke vlek!" De grenzen van de vlekken waren duidelijk zichtbaar. De vlekken werden niet langzaam valer langs de randen, zoals dat normaal is. De vlekken ging door de kleden een en waren "plakkerig." Alle aanwezigen waren verbaasd en bewogen, als of ze in een schoktoestand waren.

In nog een andere getuigenis, die door andere aanwezigen ook was ondertekend, werd verklaard dat de vlekken verschillende vorm hadden en nog steeds vochtig waren: "De zelfde vlekken waren ook zichtbaar op het smalle kleed onder de corporale. Veel van de vlekken hadden een kruis in hun midden. Ook de twee altaardwalen waren met dezelfde vlekken doordrenkt."

De bisschop van Augsburg, Joseph Stimpfe, werd tijdig bericht van beide gevallen. Hij stelde een groep mensen in om het te onderzoeken en op 9 oktober 1970 werd de Zwitserse Priester gevraagd om alle gegevens van beide wonderen te geven. Na de resultaten van de wetenschappelijke onderzoeken te hebben bekeken en de getuigen te hebben gehoord werd de zaak voorgelegd aan de Congregatie van de Geloofsleer in Rome.

De mensen van Stich voelen zich bevoorrecht om twee Eucharistische wonder te hebben mogen aanschouwen in hun nederige kapel. Daarom hebben ze een diepere liefde en verering voor de Heilige Eucharistie.