Medjugorje kerk

Medjugorje België en Nederland

Medjugorje Maria

nov

21



Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 28. Ik wacht op u

  
 
Download PDF

Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 28. Ik wacht op u

Het was duidelijk dat de reis van Columbus de reis van Maria was, en het was al even duidelijk dat de missie over méér ging dan ze leek. Het ging niet om een eenvoudige ontdekking. Het was geen standaarduitstap. In één klap had de Heilige Maagd Jezus naar het Westelijke Halfrond gebracht. Hoewel agnostische geleerden later de verwezenlijking van Columbus zouden relativeren, was het één van de grote verwezenlijkingen in de geschiedenis en ze kwam tot stand door het aanroepen van de Maagd.


Replica van de Santa Maria, Christoffel Colombus

Door de kracht van Christus en onder leiding van Zijn moeder, was de wereld opeens indrukwekkend groter. De geschiedenis was meteen een volledig nieuwe richting ingeslagen. De toekomst was onherroepbaar vervormd en het eindspel was verschoven op een manier die compensatie zou leveren voor veel van de wanorde in Europa, waar, onder andere, Martin Luther voor verdeling zorgde binnen de Kerk. Geen enkel land had zo’n rol gespeeld in de geschiedenis, geen koninkrijk, keizerrijk of land had dezelfde wereldlijke en uiteindelijk interplanetaire omvang: geen land had ooit de manier van leven gewijzigd zoals dit nieuwe land zou doen.

Het was een halfrond dat een land bevatte dat gekend zou worden als de Verenigde Staten, en hoewel de Noormannen en misschien zelfs de oude Carthagenen langs deze kusten waren gevaren, werd de ware ontdekking gedaan door een Genuaanse admiraal die het Ave zong en handelde onder wat hij beschouwde als rechtstreekse boodschappen van God.

Op de Dominicaanse Republiek werd in Santo Cerro, in een heiligdom dat gekend was als O.L.V. van Genade, een kruis neergezet en van daaruit verspreidden de heiligdommen van de Maagd zich als vuur. Men vond haar afbeeldingen al snel van Quebec tot Tierra del Fuego. Ze stonden er als een palladium, een middel voor duiveluitdrijving, in een wereld vol afgoden. Hoewel geleerden het kwaad in Amerika hebben gezuiverd, net zoals ze geprobeerd hebben om de verwezenlijkingen van Columbus uit te wissen, en terwijl veel van de Inheemse Amerikanen goede, vriendelijke mensen waren, blijft het feit dat het Westelijk Halfrond leed onder een niveau van heidendom dat vergelijkbaar was aan dat van het oude Rome, Egypte en Babylonië.




Santo Cerro, Dominicaanse Republiek

Tijdens z’n allereerste reis was Columbus in contact gekomen met de Taino godsdienst, met hun zon- en maangoden. De Tainos waren vriendelijk, maar dat kon niet gezegd worden van de Cariben, kannibalen op het eiland Guadeloupe die tijdens rituelen menselijke hoofden ophingen [of tenminste voor decoratieve doeleinden]. Op manieren die verbazingwekkend gelijkaardig waren aan de gebruiken van de Oude Wereld, deden de Inheemse Amerikanen ook aan totemmagie en trances of riepen hun goden op door op trommels te slaan. Er waren medicijnmannen met ‘rammelaars’ net zoals er onder de Hunnen en Mongolen zingende sjamanen waren. Er waren schrikwekkende rituele maskers zoals in het diepste van Afrika. Er waren veel stammen die in één God geloofden, de "Grote Geest," maar er was ook aanbidding van de slang, hetgeen deed denken aan China’s draken en India’s slangenaanbidding. De superieure goden van de Zuni waren gelijkaardig aan Neptunus of Poseidon, en stammen zoals de Navajo’s waren ondergedompeld in zwarte magie die zich uitstrekte tot de Eskimo’s in het verre noorden.

Of het nu als spiritueel symbool was of enkel als versiering, de swastika werd ook gevonden in Yucatan, evenals op rammelaars die gemaakt werden van pompoenen die de Pueblo Indianen gebruikten in hun religieuze dansen. Swastikas of zonnetekens werden ook gevonden op een kalebas van de Lenguas-stam in Zuid Amerika, net zoals ze oude symbolen waren geweest in Azië en Europa en net zoals ze gevonden werden op bronzen voorwerpen uit Afrika.

Het feit dat zulke verschillende en gescheiden volkeren allen dezelfde symbolen en dezelfde overtuigingen konden hebben, wees meer op een spirituele dan antropologische bron. Ik benadruk dat de meeste Inheemse Amerikanen goede, edelmoedige mensen waren met een bewonderenswaardige affiniteit voor Gods schepping en voor het kostbare milieu, maar ik moet er ook de nadruk op leggen [vermits historici het niet meer willen vermelden] dat Indianen vaak in geweld en tovenarij vervielen.

De meest flagrante waren de rituelen van de Azteken, die verbazingwekkend gelijkaardig waren aan de oude Egyptenaren op het gebied van het bouwen van piramiden en die een onlesbare dorst naar bloed leken te hebben. Tussen de twintigduizend en tachtigduizend gevangenen werden aan de goden geofferd toen de Azteken de grote tempel Tenochtitlán nabij Mexico Stad inwijdden rond de tijd van Columbus. Er was ook de sekte die volgelingen waren van Quetzalcoatl, god van de lucht, die ook de "Morgenster" en "Gevleugelde Slang" was. Op een heuvel met de naam Tepeyac stond een grote tempel ter ere van de godin Tonantzin, "kleine moeder" van het graan en de aarde.


Aztekentempel Tenochitlán

Het was op de heuvel Tepeyac, in hetzelfde jaar als de Komeet van Halley, dat één van de grootste gebeurtenissen in de spirituele geschiedenis zou plaatsvinden. Op 9 december 1531, een twaalftal jaar nadat Mexico veroverd werd door Hernán Cortéz, wandelde een arme Azteekse boer uit Cuautitlán [die eens gekend was als "Zingende Arend" maar onlangs gedoopt was als "Juan Diego"] in de buurt van die heuvel op weg naar de Mis toen hij bij het aanbreken van de dag een zacht geluid hoorde dat van bovenaan de heuvel kwam. Het geluid leek op het gezang van verspreide vogels maar was toch verschillend, mooier dan vogelzang. Het gezang was zo wonderlijk dat Juan z’n geestestoestand in vraag stelde en zich afvroeg of hij aan het dromen was. Het leek wel een aards paradijs. Toen het gezang plots gestopt was, keek Juan naar het oosten, naar de top van de heuvel. Er was een rare stilte. Dan hoorde hij iemand, een vrouw, zeggen: "Juanito, Juan Dieguito."


Tepeyac

Het leek te komen van waar de vogels waren. Hij kon het niet zien. De top van de Tepeyac was verborgen in een nevel, een heldere wolk. Toen Juan, die ondanks zijn leeftijd van vijftig jaar nog altijd heel kwiek was, omhoog klom om op onderzoek uit te gaan, zag hij een vrouw die hem wenkte om dichterbij te komen. Een vrouw! Dit was geen godin. Ze had iets "anders." Er was een onmiddellijk gevoel van ontzag en troost. Juan was niet bang. Hij was blij. Ze leek veertien jaar oud en ze straalde als gouden stralen.

Rond haar veranderde het landschap op een manier die doet denken aan de beschrijving van de hemel in [Openbaring 4:3]. Ze had iets van een andere wereld, een hemelse eigenschap. "Toen hij haar naderde, was hij verbaasd over haar bovenmenselijke grootheid," schreef een auteur in de jaren 1500, die gekend was onder het vermeende pseudoniem Antonio Valeriano. "Haar gewaad scheen als de zon. De rots waar haar voeten op rustten schitterde, zoals een enkelring met kostbare stenen, en de aarde fonkelde als de regenboog. De kruiden die er groeiden leken wel smaragden, hun gebladerte als turkoois en hun takken en doornen glinsterenden als goud. Hij boog voor haar en hoorde haar woord, zacht en beleefd, zoals iemand die charmeert en die hoog aanzien voor je heeft."


Juan Diego

De vrouw vroeg Juan waar hij heen ging en nadat hij vertelde dat hij op weg was om te gaan bidden zei ze: "Weet en begrijp goed, jij de meest nederige mijner zonen, dat ik de eeuwige maagd, de Heilige Maria ben, Moeder van de Ware God voor Wie we leven, van de Schepper van alle dingen, Heer van de hemel en de aarde. Ik wens dat hier spoedig een kapel wordt gebouwd, zodat ik daarin al mijn liefde, medeleven, hulp, en bescherming kan tonen en geven, aan u en alle bewoners van deze aarde en allen die me liefhebben, aanroepen en me in vertrouwen nemen, want ik ben je barmhartige moeder; en luisteren naar hun geweeklaag en al hun ellende, kwellingen en zorgen genezen. En om te bewerkstelligen wat mijn goedertierenheid beweert, ga naar het paleis van de bisschop van Mexico, en zeg hem dat ik mijn groot verlangen uitdruk dat hier een kapel voor mij wordt gebouwd. Je zal exact vertellen wat je gezien en bewonderd hebt, en wat je gehoord hebt."

Het was een verschijning van enorm belang. Op een dag zou deze plaats het tweede meest bezochte heiligdom zijn in het Christendom [na het Vaticaan] en het was hier dat Maria begon met de heidense godin te vervangen, Tepeyac van Tonantzin los te rukken net zoals ze Venus uit Genazzano had verdrongen. Nadat Juan de bisschop, Juan de Zummarraga, had bezocht, keerde hij terug en vond Maria op dezelfde plek. Hij vertelde haar dat ondanks het feit dat de bisschop een heel vriendelijke man was, hij zijn verhaal niet leek te geloven. De arme Azteek drong er bij Maria op aan om iemand van hoger aanzien te kiezen, zodat Bisschop Zummarraga het verhaal ernstig zou nemen.

De Maagd wou hier niets van horen. Ze vertelde Juan dat hij als tussenpersoon gekozen was en dat hij het opnieuw moest proberen. De volgende dag, een zondag, ging Juan hiermee akkoord en ging opnieuw naar de kanselarij.

De bisschop wou echter meer bewijs. Hij vroeg een teken. Hij stuurde ook mannen om Juan Diego te volgen en te zien wat hij van plan was. Ze verloren hem echter op onverklaarbare wijze uit het oog nabij de brug naar Tepeyac, waar Juan opnieuw de Maagd ontmoette en haar vertelde dat de bisschop nog altijd niet echt geloofde en één of ander bewijs wilde.

"Goed en wel, mijn beste," antwoordde Maria, "je zal hier morgen terugkeren zodat je het teken waar de bisschop om vroeg naar hem kan brengen. Hiermee zal hij je geloven, hij zal niet aan je twijfelen of je verdenken, en weet, mijn beste, dat ik je bekommernis, inspanning en vermoeidheid omwille van mij zal belonen. Ga nu! Ik verwacht je hier morgen."

De volgende dag, maandag 11 december, kwam Juan niet opdagen omdat z’n oom, Juan Bernardino, ernstig ziek was geworden door een vorm van de pest die cocolztli noemde. Op dinsdag ging Juan een priester halen om de laatste sacramenten toe te dienen en probeerde om de heuvel heen te lopen zodat de Maagd hem niet zou zien en hem tegenhouden. Z’n oom had een priester nodig en hij was gehaast.

Maar hoewel Juan de Tepeyac Haar wou omzeilen, toch verscheen de Maagd. Ze daalde neer en naderde aan de zijkant van de heuvel. Toen ze vroeg waar hij heen ging, vertelde Juan dat hij een priester zocht om zijn oom de absolutie te geven. Toen ze z’n verhaal had gehoord antwoordde de Maagd: "Luister naar mij en begrijp me goed, mijn zoon, dat je niet bang moet zijn of treuren. Laat je hart niet verontrust zijn. Wees niet bang voor die ziekte, noch enig andere ziekte of pijn. Ben ik niet hier, je moeder? Ben je niet onder mijn bescherming? Ben ik je gezondheid niet? Wees niet getroffen door de ziekte van je oom, die er nu niet zal van sterven. Wees er zeker van dat hij nu genezen is."


Onze Lieve Vrouw van Guadalupe

Vol vertrouwen bleef Juan bij haar en volgde de instructies van de Heilige Moeder om bewijs te leveren aan de bisschop. Zoals opgedragen klom hij naar de top van de heuvel waar hij haar eerst had gezien, en zocht naar bloemen waarvan ze gezegd had dat ze daar zouden staan. Ze had hem gezegd de bloemen af te snijden en mee te brengen. Toen Juan op de plek aankwam, was hij verbaasd bij het zien van een heleboel Castiliaanse rozen in bloei, ondanks de harde grond en het winterse seizoen. De rozen waren welriekend en bedekt met dauw. Juan sneed ze bij de bloemblaadjes af en stopte ze in z’n tilma, een juten mantel aan de voorzijde van z’n lichaam die hij opvouwde om een zak te vormen. Juan had nog nooit zulke bloemen gezien op die plek, enkel doornen en distels op de onvruchtbare en droge heuveltop. Maar nu bracht hij mooie rozen terug! Toen hij terug bij de Maagd kwam vroeg ze te tonen wat hij bij zich had. Ze nam dan elke bloem en herschikte ze één voor één in z’n tilma, en zei aan Juan om ze naar de bisschop te brengen.

Z’n tilma goed vasthoudend, rende Juan naar het dorp, omringd door een ongelooflijke welriekendheid. Toen hij bij de kanselarij kwam vroeg de assistent van de bisschop om te zien wat hij bij had en toen Juan z’n tilma liet zakken zagen ze de ongewone rozen en probeerden ze te pakken.

Maar het lukte hen niet. Elke keer dat ze ernaar grepen, leken de bloemen opeens op de stof geschilderd, gestempeld of geborduurd in plaats van echte rozen. Verbluft door het schijnbare mirakel liet de assistente Juan toe om bij de bisschop te gaan. Hij ging binnen met eerbied maar verspilde geen tijd en kondigde het teken aan en opende z’n tilma.


Juan Diego opent zijn Tilma voor Bisschop Zummarraga

Zummarraga moet met verstomming geslagen geweest zijn. We weten dat hij van z’n stoel opstond en neerviel op z’n knieën. Andere aanwezigen deden hetzelfde. Toen de bloemen uit de tilma vielen, zagen ze een onvoorstelbaar levensgrote afbeelding van de Madonna op de stof, een afbeelding van een vrouw met haar handen nabij haar hart gevouwen, haar hoofd lichtjes naar rechts gebogen, droevig naar beneden kijkend. Maria’s gelaat was eenvoudig maar toch mooi. Ze was gekleed in een zalmkleurige tuniek met een blauwgroene sjaal. Ze had donker haar en ze droeg een ceintuur die leek op het Azteekse signaal dat ze zwanger was.

Het effect van dit wonder op de hele regio was niets minder dan miraculeus. De bisschop wist meteen dat het iets compleet buitengewoon was ... zoals in Genazanno leek het van uitdrukking of kleur te veranderen, maar belangrijker was dat men wist dat het onmogelijk was om iets zo gedetailleerd en prachtig te schilderen op een stuk jute ... en ging akkoord om een heiligdom te bouwen. Het trok meteen Azteken aan die met duizenden bekeerd werden. Tijdens de volgende zeven jaar, van 1532 tot 1538, werden er naar schatting acht miljoen Mexicanen Christen. Op verzoek van Maria aan Juans oom, die genezen werd tijdens een verschijning aan hem, werd de plaats bekend als "Heilige Maria van Guadeloupe" [waarbij ze verbonden werd aan de verschijningsplaats in Spanje] en tijdens de volgende vier eeuwen zouden Kerkambtenaren en wetenschappers zich het hoofd breken over de onvoorstelbare afbeelding en het feit dat ze nooit vervaagde, hoewel de jute zelf slechts zo’n twintig jaar had moeten meegaan. De kleuring leek niet van een gekende combinatie van pigmenten of verf te zijn, en de kleuren veranderden wanneer men van verschillende afstanden keek. Het leek niet op kunstmatige kleuring die zou afhangen van de absorptie en reflectie van moleculaire pigmenten.

Nieuwe Basiliek van OLV van Guadalupe, Mexico-Stad 

Net zoals bij de Lijkwade van Turijn was er geen rationele verklaring voor hoe de afbeelding er gekomen was. Er waren geen penseelstreken op de afbeelding, geen vlekken. De kleuren barstten nooit, pelden niet af of liepen niet door mekaar, en vulden ook de plaats tussen de vezels niet. Ze leken deel uit te maken van de stof. Maria’s roze kleed was van het type dat men in het oude Palestina droeg en er was een ietwat Byzantijnse uitstraling aan de afbeelding die enigszins leek op Czestochowa, het schilderij waarvan men dacht dat het door Lukas geschilderd werd, zelfs al was dit een wereld ver weg in het zestiende eeuwse Mexico. Latere onderzoeken zouden uitwijzen dat er later bijkomende afbeeldingen werden toegevoegd, waaronder een engel aan de voeten van de Maagd en misschien ook het patroon van de fleur-de-lys (Franse lelie), net zoals bij het Czestochowa schilderij. Maar waar deze latere toevoegingen tekenen van ouderdom vertoonden, deed het oorspronkelijke schilderij dat, onverklaarbaar, niet.

Bovendien zouden computerbewerkte beelden op een dag ongelooflijke portretten in de ogen van de Maagd tonen [zoals Juan Diego, een Spanjaard met baard, een vrouw, en mogelijkerwijze Bisschop Zummarraga] op het hoornvlies van het geschilderde oog, precies zoals ze zouden vervormd worden door de kromming van een echt, levend oog.

Bron: Michael Brown

Vertaling: Mario Lossie