|
Download PDF
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 20: Signalen en Vloeken Dat waren de signalen. Dat waren de vertroostingen. Er waren ook aanduidingen in het klimaat. Het werd kouder in Europa. De Baltische Zee bevroor tweemaal, gevolgd door stormen en een voor de tijd van het jaar ongewone koude die een periode inluidde die we nu "de Kleine IJstijd" noemen. Tijdens de volgende vierhonderd jaar zouden gletsjers uitbreiden, wat een ernstige inkrimping van de landbouw en de uitroeiing van heidense vestigingen veroorzaakte. Groenland verloor veel van z’n groen, terwijl in centraal Azië siroccowinden uit de Sahara droge, hete lucht in reeds hete delen van het gebied bliezen waardoor Mongoolse en Turkse nomaden hun kudden moesten verplaatsen en waardoor er ook een migratie was van knaagdieren die allerlei ziektes met zich meedroegen.
Deze milieusignalen werden vergezeld van de economische terugval. Volgens historicus Robert S. Gottfried was de sterke groei van de middeleeuwse economie rond 1250 gestopt en waren er nu ernstige agrarische problemen. Omdat de handel nog niet in staat was om graan naar de binnenlandse steden te verdelen, zagen steden die ver van de havens lagen hun voorraden slinken en hadden hun inwoners te kampen met hongersnood. Volledige gebieden met graan en weiden werden moerassen. De Kruistochten hadden de lichamelijk geschikte landbouwers weggehaald, en als de oorlog hen niet had geveld, als ze niet door het zwaard waren omgekomen, dan stierven ze aan een vreemde Aziatische pest die ze op hun weg naar of terug van Palestina hadden opgelopen.
Waarschuwingen. Signalen. Mislukte oogsten. Een eindeloze regen bekogelde gans Europa. De daaropvolgende voedseltekorten lieten veel gemeenschappen hongerig en vatbaar voor dysenterie achter. Er waren epidemieën onder kuddes die herinnerden aan Jeremia 9:9 ["Niemand hoort de kudden nog blaten"] en zoals altijd was er oorlog. Zoals altijd, doodden mensen elkaar. Zoals altijd bevochten nieuw gevormde naties mekaar. Er was ook strijd binnen elk land naarmate Europa meer militair werd. Als Frankrijk niet met Engeland vocht, dan vocht het tegen de Duitsers terwijl de Engelsen zich tegen de Spanjaarden keerden of de Spanjaarden tegen de Fransen. Als Italiaanse steden zoals Genua niet met Pisa vochten, dan vochten ze met Venetië. Er was ook de Inquisitie, die begonnen was als een rechtvaardige zuivering maar ontaard was in brutaliteit.
Er waren schermutselingen en veldslagen en oorlogen tussen koningen. Men hield ervan om mensen te folteren en zo’n sadisme was rampspoedig en daagde Gods toorn uit omdat het eenvoudigweg kwaadaardig was. De antichrist was niet gekomen in 1260 en dus verwachtten velen het, maar Maria waarschuwde een jonge weduwe in Foligno, Italië, dat de mensheid de deugdzaamheid aan het verliezen was, en dat zo’n verlies gevolgen zou hebben.
Toen ze tot de Vlaamse gestigmatiseerde Lutgardis sprak, was de Maagd in het zwart gekleed. "De oorzaak van droefheid zijn die ketterse Albigenzen, die mijn Zoon opnieuw kruisigen," zei Maria tot de heilige. "Als wraak voor deze grote misdaad zal God ongekende kwaadaardigheden naar de aarde sturen. Om deze toorn af te wenden, Lutgardis, vast gedurende zeven jaren, neem geen voedsel behalve brood en water, en laat tijdens al die jaren je ogen niet vrij zijn van tranen."
Heilige Lutgardis van Tongeren [1182-1246] Aan het einde ervan verscheen naar verluidt Christus Zelf en verzocht nogmaals zeven jaren "voor de zonden van de wereld."
Het geweld, de vetes en de veldslagen, de losser wordende moraal, zelfs tussen geestelijken, de neiging naar mode en narcisme en ijdelheid; dit alles daagden de goddelijke kastijding uit. Het "verlichtte" tijdperk was begonnen. Europa bevond zich in het midden van een explosie van ontwikkelingen, met grote vooruitgangen in handel, kunst en bouw. Deze periode luidde het gebruik van de mechanische klok en het spinnewiel in, maar het was ook een tijd ... zo schreef historica Barbara W. Tuchman ... van grote corruptie. Mode werd het belangrijkste en zelfs bedienden begonnen schoenen met lange punten en ophangsystemen te dragen. Opperkleden werden versierd met goud, fluweel werd omrand met hermelijn, en de make-up spiegeltjes deden hun intrede.
Het was deze zoektocht naar macht en controle, de superioriteit, en de hebzucht die Satan ten tonele deed verschijnen. "In de naam van God en winst," was een onberaden en zichzelf tegensprekende leuze uit die periode.
Er was niets mis met z’n brood te verdienen maar er was zeker en vast iets mis met het evalueren van een mens op basis van de kwaliteit van de materiële goederen die hij had vergaard.
En het was totaal in onenigheid met de recente ontdekking in Loreto, Italië van een mysterieus klein huis dat als uit het niets verscheen. Het was gebouwd van kalksteen en cederhout, een geleek heel goed op het gebouw waar Gabriël een bezoek had gebracht aan de arme vrouw, Maria genaamd. Het stelde de plaats van de Aankondiging voor en het wenkte de Kerk. Het wenkte Katholieken terug naar een eenvoudigere missie. Het wenkte nederigheid.
Madonna van Loreto, Italië In die tijd waren de zaken allesbehalve eenvoudig. De Kerk was een zware en steeds meer verwereldlijkende complexiteit. Het Christendom vond het goed om grootse monumenten te bouwen om God te verheerlijken, maar ze vond het niet goed om in de tijdelijkheid te moeten verblijven. De achting voor de paus daalde pijlsnel omdat de pausen politieke worstelingen met keizers aangingen of betrokken waren in opstanden zoals diegene die Sicilië hadden schoongeveegd. Dit was het Vietnam van de Kerk. Het was een tijd van wanorde.
Er was een kloof tussen kardinalen en in een onhandige poging om de problemen op te lossen verkozen ze een heilige maar ongeschoolde bergkluizenaar tot paus. Celestinus V voelde zich zo uit z’n element dat hij hetzelfde jaar nog ontslag nam. Hij werd vervangen door een wilskrachtige man met de naam Benedetto Gaetani die Bonifacius VIII werd en Celestinus onmiddellijk liet opsluiten. Celestinus stierf kort daarna. Bonifacius herhaalde de recente vergissingen en dook de wereldlijke strijd in. Hij verzette zich dapper tegen Koning Filips IV toen de Franse koning belastingen wou opleggen aan de geestelijken. De paus verbood niet alleen de geestelijken om belastingen te betalen, maar eiste dat alle koninkrijken en alle wezens zich zouden onderwerpen aan het pausdom.
Zijn declaratie, het Unam Sanctam, was misschien de sterkste verklaring van pauselijke macht in de geschiedenis. Hij daagde uit op een moment dat zelfs de geestelijkheid niet wist of ze achter de paus of de koningen moesten staan, en Filips nam wraak door de paus in 1303 te ontvoeren. Hij beschuldigde de paus van alles van ketterij tot moord en hoewel Bonifacius na drie dagen al vrijgelaten werd, stierf de oude paus een maand later aan wat waarschijnlijk zuiver trauma was. Hij werd vervangen door Benedictus XI, die eveneens spoedig overleed na het bestijgen van Petrus’ troon, mogelijkerwijze doordat hij vergiftigd werd. Dan kwam er een Fransman uit Bordeaux, gekend als Clemens V. Hij was gekend als een paus die boog voor de druk van Koning Filips en wiens pausschap nooit tot in Rome geraakte. Hij werd in Frankrijk gekroond en daar vastgehouden door de sluwe en boosaardige koning.
Clemens zou spoedig het pauselijke hof naar de Franse stad Avignon overbrengen, een verhuizing die tijdelijk zou zijn maar, door de overheersing van Franse kardinalen, de zwakheid van een aantal pausen en de voortdurende onrust in Italië, werd ze permanent.
De onrust en ontworteling, een opmerkelijke puinhoop, was de beloning voor de kerkelijke wereldlijkheid. Het was de beloning voor haar eigen kwaad. En zoals gewoonlijk werd de puinhoop vergezeld door profetieën van de antichrist, waarvan velen nu verwachtten dat hij als de paus zou komen. Zulke meningen werden zelfs geuit door schrijvers als Dante. In plaats van dat de antichrist wereldlijk zou zijn, werd er meer en meer verwacht dat hij een geestelijke leider zou zijn. Deze voorspelling leek in overeenstemming te zijn met [2 Tessalonicenzen] waar men zegt dat de zoon der verdoemenis plaats zou nemen in de Tempel. Er was een groeiende obsessie voor "goede" en "slechte" pausschappen. Het was het idee van een Pontifex [een goede paus] tegenover de pseudopontifex [de valse paus]. Als de antichrist de meester der misleiding zou zijn, dan was het pausschap het meest voor de hand liggende toppunt van misleiding. Deze angsten groeiden al sinds het jaar 1000 en waren nu in volle gang. Het ging zo ver dat de H. Bonaventura klaagde over de "overvloed" aan profetieën over de problemen van de Kerk en het einde van de wereld. Er was valsheid en een teveel aan opgewondenheid.
Heilige Bonavontura's opname in de Franciscaanse Orde [1221-1274] De Kerk was een puinhoop. Christus had gewaarschuwd die zij die het zwaard hanteren zullen omkomen door het zwaard [Matteüs 26:52] en nu liepen de Kerk en de maatschappij het gevaar ten gronde te gaan. Het Christendom was te zeer betrokken bij de wereldlijke macht. Terwijl de Kerk, en niet de koningen, zorgden voor de hulpelozen, de wezen en kreupelen en de middelen van de gewone man gebruikte om hoge kathedralen te bouwen om God te verheerlijken (tegenover paleizen die enkel menselijke macht verheerlijken), baadde het pausdom in Avignon in Koninklijke pracht. Pauzen leefden in een woning met banketzalen en gouden schotels. De muren van de studeerkamer werden niet behangen met afbeeldingen van heiligen, maar van hertenjachten. "Deze Avignon-pausen hechtten ... terecht of onterecht ... veel belang aan de doeltreffendheid van de uiterlijke pracht," schreef historicus Bokenkotter. "In een tijd van stijgende rijkdom achtten ze het noodzakelijk een pracht te tonen die hun beweringen evenaarden. Er werd een enorm paleis gebouwd met afschrikwekkende borstweringen die nog steeds de ogen van de toerist verblinden. Een menigte van hovelingen [ridders, schildknapen en kamerheren, hun rangen zwollen aan door een leger van hongerige profiteurs] vulde de ruime vertrekken. De luxueuze meubelen van het paleis waren het gespreksonderwerp in Europa".
Avignon, Paleis der Pausen Het is misschien daarom dat Maria tussen 1313 en 1316 twee maal in Avignon verscheen. Eén keer aan een monnik, Peter Favier genaamd en vervolgens aan Paus Johannes XXII. De verschijning van Paus Johannes had vroeg op een morgen plaats terwijl de paus neergeknield zat. Tijdens het bezoek herinnerde Maria Johannes eraan dat het dankzij een reeks van hààr verzoeken bij Jezus was dat de paus dit niveau van eer genoot, alsook de bevrijding van z’n vijanden. Als wederdienst wou ze dat hij de Orde der Karmelieten bevestigde. "Johannes, dominee van mijn Zoon, het is mij die u verschuldigd bent voor je verheffing tot de waardigheid die je geniet, tengevolge van mijn verzoeken ten gunste van jou bij mijn goddelijke Zoon, en vermits ik je verlost heb van de valstrikken van je vijanden, verwacht ik dat je gunstige bevestiging geeft aan de heilige Orde der Karmelieten," zei Maria. "En als er tussen de gelovigen of broeders van de broederschap die dit leven verlaten er één zou zijn die omwille van z’n zonden in het vagevuur wordt vastgehouden, zal ik, hun glorierijke moeder op de Zaterdag na hun dood nederdalen en hen die ik daar vind bevrijden en hen meevoeren naar de heilige berg van het eeuwig leven."
Er waren ook verschijningen in Mühllacken, Duitsland, en ook de voortdurende mirakels op Montserrat en een verschijning aan een patriarch met de naam Heilige Petrus in Zargrad, Rusland. Zo’n immateriële manifestaties zouden de Kerk van haar materiële koers moeten afgebracht hebben maar er werd jammer genoeg geringe aandacht besteed aan een opmerkelijke mystieke heropleving. De maatschappij bleef een overhaaste koers varen. In de stad Avignon wemelde het van de dieven, astrologen en prostituees. Zelfs de H. Birgitta zou de nieuwe pauselijke stad afkeuren als "vol hoogmoed, hebzucht, genotzucht en corruptie" en ze diende als symbool voor de bedreiging van de rest van de maatschappij. Het was een symbool voor de manier waarop uitspattingen hun intrede deden in de Kerk. Het was een symbool voor de geestelijken die zich begonnen te kleden in de zijde van leken en bepaalde priesters die met minnaressen samen leefden of er op zoek naar waren. Er waren gevallen van biechtvaders die vergiffenis verkochten of ambtenaren die broodnodige inkomsten vergaarden door gunsten te verkopen. In sommige gevallen gaven abten en bisschoppen geld ‘onder de tafel’ om hun benoemingen te bekomen.
Alsof dat nog niet genoeg was, waren er ook onbevestigde maar steeds verleidelijke geruchten dat het Christendom bedreigd werd door de groep van geheimzinnige ridders die gekend waren als de Tempeliers. Begonnen als ascetische en onbevreesde kruisvaarders, waren ze nu een pan-Europese organisatie met een "tempel" die veel van het geld in Europa beheerde. Terwijl de oorspronkelijke ridders door de paus waren goedgekeurd, zorgde hun uitgebreide financiële wurggreep, hun sponsoring van hun eigen gildes en hun beschermheerschap voor vaklui en metsers, samen met hun verborgen ritualisme (geruchten dat ze aan heidense verering deden) voor allerlei soorten geruchten.
En het gaf Koning Filips van Frankrijk de kans die hij nodig had. Toen Filips in geldnood kwam keerde hij zich tegen de Tempeliers en onder het voorwendsel van corruptie bemachtigde hij hun rijke Parijse tempel, evenals alle van de tweeduizend leden die z’n mannen konden vinden.
Dit gebeurde op vrijdag, 13 oktober 1307. Onder de gearresteerden waren Jacques de Molay, de grootmeester zelf, met z’n gevolg van zestig ridders.
Koning Filip spaarde geen enkele lastering om de arrestaties te rechtvaardigen. Hij beschuldigde de Tempeliers van de aanbidding van afgoden, het verkopen van hun ziel aan Satan, en het feit dat nieuwelingen drie keer op het Kruis moesten spugen, plassen en trappen.
Het is moeilijk te zeggen of (of in welke mate) de koning de aanklachten verzon vermits hij gelijkaardige dingen tegen zijn pauselijke tegenstander had gebruikt, maar de beschuldigingen van gevaarlijk ritualisme werden serieus genomen. Filips zette Paus Clemens onder druk om rechtspraken voor de Tempeliers goed te keuren, die vervolgens gemarteld werden om spectaculaire bekentenissen af te leggen.
Volgens Tuchman werden veel van de Tempeliers "op de pijnbank gelegd, hun duimen geplet, uitgehongerd, opgehangen met gewichten tot hun ledematen ontwricht waren, hun vingernagels en tanden één voor één uitgetrokken, de beenderen gebroken met klemmen, voeten boven vlammen gehouden."
Jacques de Molay [±1250-1314] op de brandstapel De zaak bereikte een hoogtepunt in maart 1314 wanneer, ondanks vurige protesten van onschuld, Jacques de Molay en zijn hoofdluitenant tot de brandstapel veroordeeld werden. Men zegt dat Molay met z’n laatste woorden een vloek uitsprak over de koning en z’n afstammelingen tot de dertiende generatie. Terwijl hij brandde vervloekte Molay ook de koning en de paus om hem voor de troon des oordeels te ontmoeten. Toeval of niet, Paus Clemens stierf een maand later en minder dan een jaar erna stierf ook Koning Filips.
Bron: Michael Brown
Vertaling: Mario Lossie
|
|