|
Download PDF
Onze Lieve Vrouw van Lourdes: Brieven van Bernadette [4] 56. Aan Moeder Ursule Fardes
Nevers, 16 augustus 1867
Mijn liefste en eerwaarde Moeder Ursule,
Ik ben blij enkele momenten met u te kunnen doorbrengen, sta me toe u nog een keer mijn grote erkentelijkheid te betuigen voor al het goede dat u voor mij gedaan hebt. Wat zal ik u over mezelf vertellen? Dat ik een meubelstuk op de ziekenboeg ben?
Deze keer houdt de goede God me langer vast op het kruis, ik ben hier al vanaf de maand november. Bid een weinig voor mij, ik heb het nodig, men moet geduld opbrengen als iets zo lang duurt. Bid daarom een beetje veel voor mij.
Ik besluit, mijn liefste Moeder, door u te omhelzen en u te verzekeren dat ik vaak aan u denk in mijn gebeden voor Onze-Lieve-Heer en de zeer Heilige Maagd.
Aanvaard, vraag ik u, mijn liefste Moeder, mijn gevoelens vol dankbaarheid en het respect van uw toegewijde kind dat u altijd liefheeft,
Zuster Marie-Bernard Soubirous
57. Aan Moeder Ursule Fardes
15 juni 1866
Lieve Moeder,
Omdat ik weet hoe belangstellend u naar mij bent, ben ik blij u te berichten dat ik eindelijk besloten heb in uw dierbare congregatie in te treden. O, hoe verheugd zou ik zijn, lieve Moeder, als ik u kon zien voor mijn vertrek, hetgeen, denk ik, moeilijk zal zijn, druk als ik ben om rnijn zaken te regelen, want ik hoop begin volgende maand te vertrekken, samen met Leontine Mouret. Wees zo goed, lieve Moeder, mij te gedenken in uw dringende gebeden, evenzo in die van uw lieve Zusters, opdat de goede God van mij een heilige religieuze maakt en opdat ik voldoe aan de genade die hij me schenkt.
Ik weet niet hoe u te danken, lieve Moeder, voor al het goede dat u voor mij gedaan hebt. Ik ben er werkelijk in de war van wanneer ik eraan denk. Ik kan niet meer dan bidden dat de Vader van barmhartigheid u honderdvoudig vergoedt al wat u voor mij gedaan hebt.
Ik denk vaak aan u, lieve Moeder, en denk graag terug aan de dag waarop wij samen op de houtzolder waren, toen u met mij over mijn roeping sprak. Elke keer wanneer ik me dat gesprekje voor de geest haal, is het alsof ik u nog zie zitten op die traptrede en ik op de andere; ik zie het voor me elke keer wanneer ik er kom. Ik vergeet u geen enkele keer wanneer mij het geluk ten deel valt naar de Grot te gaan, waar ik de goede Moeder bid u alle genade te schenken die u nodig hebt. Ik heb een heel bijzondere intentie voor u opgedragen op de dag waarop ik de eer had voor het eerst het heilige Misoffer bij te wonen en toen ik de heilige communie ontving in de ondergrondse kerk bij de Grot.
Juffrouw Estrade heeft me gevraagd haar respect over te brengen en allerlei aardige dingen, evenals juffrouw Caroline Dauzat. Mijn lieve Moeder en alle Zusters hebben me gevraagd hen aan te bevelen in uw goede herinnering. Ontvang, lieve Moeder, de verzekering van gevoelens van genegenheid en respect van uw deemoedige en dankbare kind,
Zuster Bernadette Soubirous
58. Aan Moeder-Overste Ursula Fardes
Lourdes, 2 mei 1864
Lieve Moeder,
Ik grijp de gelegenheid aan om mij een moment met u te onderhouden, wat een groot geluk voor mij is, gelooft u mij, lieve Moeder, en dit geluk zou des te groter zijn als de goede God mij de gunst verleende u even een moment te zien. Mijn arme ziel zou u heel wat zaken te vertellen hebben. Op papier kan ik u alleen vragen voor mij te bidden, want dat heb ik hard nodig. Nog altijd heb ik pijn. Toch gaat het sedert enkele dagen een beetje beter. Men vreest dat ik de tering heb, maar hoe dan ook, mocht het Gods wil zijn, dan berust ik erin te sterven. Vraag voor mij een zachte dood. Ik denk vaak aan u, ik bid elke dag dat de goede God en de Heilige Maagd u alles geven wat u hun vraagt, en vooral wanneer mij het geluk ten deel valt de Grot te bezoeken.
Zuster Victorine draagt me op u allerlei dingen te vertellen, zij houdt veel van u, en we spreken veel over u, ook met zuster Aurelie. Het scheelde niet veel of de Moeder-Generaal had ons haar ontnomen vorige week. Men wees haar niet aan, men vroeg slechts een zuster naar Oloron te sturen, maar onze lieve Moeder stuurt bij voorkeur haar, zodat ze rust kan houden. Ik hoop dat de Heilige Maagd ons haar nog even laat houden. Moeder heeft naar Nevers geschreven.
Meneer Pastoor [Peyramale] gaat samen met de dames die ons [het beeld van] de Heilige Maagd gegeven hebben, een reis maken naar Rome geloof ik. Mijn familie draagt me op u allerlei dingen van hun kant te vertellen, vooral mijn zus. Ik heb nog een broertje gekregen.
Ik beeindig mijn gekrabbel en omhels u duizend keer met heel mijn hart; ik stuur u een gravure, opdat u voor mij zult bidden; ik hoop dat u dat doet. Aanvaard, mijn lieve Moeder, mijn gevoelens van dankbaarheid en de religieuze toewijding van uw trouwe dienares,
Bernadette Soubirous
59. Aan Monseigneur Laurence, bisschop van Tarbes
Nevers, 21 augustus 1866
Monseigneur,
Gelukkig en geborgen in het vrome en heilige toevluchtsoord waarheen de goede God mij geleid heeft, en waar ik de smaak van de zoetste vrede proef en de zuiverste vreugde, ben ik niet vergeten dat ik Uwe Hoogheid hoogachting en diepe dankbaarheid verschuldigd ben.
Ik neem daarorn de vrijheid, Monseigneur, u ten voete te vallen teneinde van Uwe Hoogheid een vaderlijke zegen te verkrijgen.
Als lammetje te midden van uw omvangrijke kudde heb ik hulp en genade nodig om de vele weldaden te beantwoorden die ik van de Heer heb ontvangen.
Ik ervaar steeds meer mijn onvermogen, vooral vanaf het moment dat ik zo gelukkig was mij te mogen bekleden met het heilige religieuze habijt dat mij, verbonden met die mooie en mij zo dierbare namen, Marie-Bernard, grote verplichtingen oplegt.
Aanvaard, Monseigneur, de uitdrukking van het diepste respect waarmee ik de eer heb, in Onze-Lieve-Heer, de allerdeemoedigste en meest toegewijde dochter van Uwe Hoogheid te zijn,
Zuster Marie-Bernard Soubirous
60. Aan Monseigneur Laurence, bisschop van Tarbes
Nevers, 13 februari 1868
Monseigneur,
Ik zou niet tot deze dag gewacht hebben om Uwe Hoogheid deelachtig te maken van de vreugde van mijn ziel sedert de dag dat ik het geluk had mijn religieuze professie te doen, als verscheidene zware ziekten mij niet hadden verhinderd deze plicht te vervullen die de erkentelijkheid mij oplegt.
Ik ben al zo vaak het object van uw welwillendheid geweest, Monseigneur, dat ik alle gelegenheden aangrijp om u mijn diepe respect en oprechte dankbaarheid te betuigen.
Sta daarom een arm meisje toe, Monseigneur, zich voor altijd als een van uw kinderen te beschouwen en een beroep te doen op een deel van de talloze zegeningen die u aan uw geliefde diocesanen schenkt.
Ik ben wellicht niet de eerste, Monseigneur, die u vertelt dat ik, door een bijzonder voorrecht van onze vereerde oversten, mijn geloften heb mogen uitspreken vanaf mijn bed, waaraan ik door een zware ziekte gekluisterd was. Afgelopen 30 oktober heeft men mij toegestaan deze dierbare geloften te vernieuwen samen met mijn deelgenoten, en ik ben zeer gelukkig mij voor altijd de bruid van Jezus Christus te kunnen noemen.
Mag ik u om uw hulp vragen, Monseigneur, om de goede God te danken voor alle genade en de benodigde kracht te vragen?
Ik werp me aan uw voeten, Monseigneur, terwijl ik u smeek uw kind te zegenen dat u vraagt de uitdrukking van haar kinderlijke respect te aanvaarden.
Ik heb de eer, Monseigneur, de allereenvoudigste dienares van Uwe Hoogheid te zijn,
Zuster Marie-Bernard Soubirous
61. Aan Monseigneur Laurence, bisschop van Tarbes
Lourdes, 26 juni 1866
Monseigneur,
Mijn lieve Moeder heeft erop aangedrongen dat ik u vertel hoe teleurgesteld ik was dat ik u gisteren in Tarbes niet heb ontmoet. Het was mijn wens pas naar Nevers te vertrekken na eerst mijn gevoelens van erkenning te betuigen voor uw welwillende belangstelling en onvermoeibare getuigenis over mij, waarvoor ik mij altijd waardig zou willen betonen. Daarom vraag ik, Monseigneur, uw zegen en de hulp van uw gebeden waaraan ik de grootst mogelijke behoefte heb.
Ik smeek uwe Hoogheid mij deze dubbele gunst te bewijzen en mijn tekortschietende uitdrukkingen aan te vullen door de oprechtheid van mijn kinderlijke gevoelens te aanvaarden, waarmee ik de eer heb te verblijven, met de meeste hoogachting, Monseigneur,
Uw deemoedig en gehoorzaam kind,
Bernadette Soubirous
62. Aan Monseigneur Pichenot, bisschop van Tarbes en Lourdes
Nevers, Juni 1872
Monseigneur,
Veroorloof een arme kleine Zuster haar dankbaarheid te betuigen aan Uwe Hoogheid, die zo welwillend heeft willen zijn zich met de opleiding van mijn jongste broer te belasten, over wie ik bijzonder bezorgd was sedert het droeve verlies van mijn ouders. Voortdurend was deze kleine lieve wees in mijn geest aanwezig, en ik vroeg me af wat er van hem moest worden. Onophoudelijk bad ik de goede God en de Heilige Maagd over hem te waken en hem te beschermen. Het is niet zonder grond dat men de heilige Maagd onder de titel Moeder der Arme Wezen aanroept. Krijg ik daar vandaag niet een overtuigend bewijs van, Monseigneur, in de vaderlijke zorg van Uwe Hoogheid en zijn tedere barmhartigheid voor mijn lieve broer?
Welk een geluk voor hem dat u zo goed bent u bezig te houden met zijn opleiding en zijn toekomst. Welk een troost voor mij! Heel mijn leven, Monseigneur, zal ik voor God en voor de Heilige Maagd de herinnering aan deze grootse weldaad bewaren; met nadruk vraag ik of de goede Moeder zich wil belasten met het inlossen van de schuld van erkentelijkheid die wij, mijn familie en ik, tegenover Uwe Hoogheid zijn aangegaan.
Ook beveel ik bij de Heilige Maagd mijn lieve broer aan, opdat hij zich altijd waardig moge betonen voor de weldaden en de vaderlijke welwillendheid waarmee u zich verwaardigt hem te eren. Mag ik u verzoeken, Monseigneur, mij te willen helpen Onze-Lieve-Heer en de Heilige Maagd te danken voor alle genade die ik ontvangen heb, en voor mij de deugden te vragen die noodzakelijk zijn om een vrome religieuze te worden.
Ik werp me aan uw voeten, Monseigneur, en smeek u mij te zegenen. Verwaardig u opnieuw mijn blijk van grote dankbaarheid te ontvangen en het nederige eerbetoon van het diepe respect waarmee ik de eer heb, Monseigneur, uw dienstwillige dienares te zijn,
[ondertekening ontbreekt]
63. Aan Overste P. Sempe
Nevers, 7 juni 1868
Heer Overste,
Ik ben werkelijk verlegen door de vertraging die ik ondervonden heb bij net beantwoorden van de brief waarmee u mij vereerd hebt, en bij het dankzeggen voor het schilderij dat u zo goed was mij te sturen van mijn geliefde Grot en voor het eerste nummer van de Annalen van Onze Lieve Vrouw van Lourdes.
Hoewel ik me verheug over het heilige vuur dat de schilder ontvangen heeft bij het vervaardigen van dit schilderij van de plaatsen die me zo dierbaar zijn, betreur ik de vergissing die erin geslopen is. De heer Lambert weet waarschijnlijk niet dat het onze goede Zusters van Barmhartigheid uit Nevers zijn, die de zieken in het hospitaal van Lourdes altijd verzorgd hebben en niet de Zusters van Sint Vincentius à Paolo die op het schilderij staan.
Het goede nieuws dat u mij over mijn familie geeft, Heer Overste, heeft mij goed gedaan. Ik ben vooral gelukkig te vernemen dat het mijn broer bevalt in Notre-Dame de Garaison, en dat men tevreden over hem is. Moge Maria Onbevlekt hem zegenen en hem altijd beschermen! Sta mij toe, terwijl ik u nogmaals van mijn grote dank verzeker, Heer Overste, dat ik me aanbeveel in uw dringende gebeden en in die van al uw ijverige missionarissen. Ik ben, met het diepste respect, Heer Overste, uw dienstwillige dienares,
Zuster Marie-Bernard Soubirous
64. Aan pastoor Peyramale, pastoor van Lourdes
Nevers, 10 juni 1872
Mijnheer Pastoor,
Ik ben werkelijk verlegen over de vertraging die ik ondervond bij het beantwoorden van de brief die ik van u mocht ontvangen, en het bedanken voor uw inspanning bij de Monseigneur voor mijn jongste broer, die voor mij werkelijk een voorwerp van grote zorg was sedert ik mijn arme ouders verloren heb.
Ik ben geheel gekalmeerd, Mijnheer Pastoor, sedert ik uw brief gelezen heb waarin u zo barmhartig bent om mij te zeggen dat ik me over mijn familie niet ongerust moet maken en dat u zo goed bent over hen te waken. Ik ben daardoor geheel gerustgesteld.
Ontvang, vraag ik u, mijn dankzeggingen voor alle goedheid waarmee u mij en mijn familie voortdurend overlaadt. Elke dag vraag ik Onze-Lieve-Heer en de Heilige Maagd of zij uw grootse barmhartigheid willen vergoeden.
Ik vraag u, Mijnheer Pastoor, mijn diepe respect aan de Zeer Eerwaarde Heer Pomian over te brengen, en mij in zijn gebeden aan te bevelen, ik heb daar grote behoefte aan. U weet dat beter dan ik.
Ontvang, Mijnheer Pastoor, de respectvolle gevoelens van uw erkentelijke kind,
Zuster Marie-Bernard Soubirous
65. Aan pastoor Peyramale
Nevers, 28 december 1876
Mijn hart prijst zich gelukkig dat het de tijd van een nieuw jaar ziet arriveren waarin het de verlangens en de beste wensen mag uitspreken die het voor u gevormd heeft, Monseigneur. Ik vraag het Heilige Kind Jezus u nog vele jaren te midden van uw dierbare parochianen te bewaren, zodat uw goede voorbeeld en uw onvermoeibare ijver vol van barmhartigheid hen nog lange tijd kunnen stichten.
Met grote vreugde heb ik vernomen, Monseigneur, dat het werk aan uw nieuwe Kerk vordert. Ik vergeet het kleine gebed niet dat ik beloofd heb om elke dag ter uwer intentie te bidden. Veroorloof mij als wederdienst een Ave Maria te vragen, wanneer u naar mijn geliefde Grot gaat. Ik heb het hard nodig. Meer dan een jaar verblijf ik nu al in mijn witte kapel, ik verzamel de weinige krachten die ik nog heb om op zondag naar de mis te gaan, met de hulp van één arm. Ik ben blij toe als ik dat deze winter kan volhouden, want het afgelopen jaar is me dat onthouden tot aan de maand mei. Het schijnt dat ons kleine geliefde weeshuis een grote plaats in uw hart inneemt en dat u vaak als hun weldoener optreedt, en zelfs het bos voor hen hebt gekocht. Voor mij is het overbodig, Monseigneur, uw liefdadigheid nog te leren kennen. Zo vaak reeds was ik zelf het voorwerp van uw vaderlijke zorg dat ik onmogelijk denken kon dat dit anders zou zijn bij deze kleine, lieve weeskinderen. Van tevoren reeds wist ik, Monseigneur, dat zij in u het hart van een ware vader zouden vinden.
Sta me toe, Monseigneur, u nogmaals dank te zeggen voor alle goede dingen waarmee u mij en mijn familie hebt overstelpt. Mijn lieve Zuster Nathalie gelast me u haar beste wensen voor het nieuwe jaar en haar eerbetuiging over te brengen.
Wilt u, Monseigneur, mijn wensen en gevoelens van respect en dankbaarheid aanvaarden, Uw dienstwillige en gehoorzame dochter in Onze-Lieve-Heer,
Zuster Marie-Bernard Soubirous
66. Aan Pastoor Peyramale
Lourdes, 1864 [verder ongedateerd] J.M.J.
Mijnheer Pastoor,
Met plezier richt ik deze regels tot u, als u het mij wilt toestaan. Maar ik ga het niet lang maken, omdat ik niet goed in staat ben te schrijven. Ongetwijfeld omdat de goede God het zo wil, dien ik mij, bijgevolg, neer te leggen en te onderwerpen aan Zijn heilige en geliefde wil. Thans beloof ik van tijd tot tijd een klein gebed voor u te zeggen, evenals voor uw parochianen en uw dierbaren.
Als ik naar de gezegende Grot zal gaan, zal ik een bijzondere herinnering voor u meenemen. In ruil daarvoor wilt u misschien, Mijnheer Pastoor, in uw memento een intentie opnemen voor de lieve Zuster Gilberte en voor mij, die het zo nodig hebben, vooral op dit moment.
Verwaardig u, Mijnheer Pastoor, de respectvolle gevoelens te ontvangen vol eerbied van
Uw deemoedige dienares,
Bernadette Soubirous
67. Aan Pater Charles Bouin
Lourdes, 9 juli 1864
Zeer Eerwaarde Heer,
U zult niet kunnen geloven hoeveel plezier uw vereerde brief mij bezorgde. Vol ongeduld heb ik erop gewacht. Het maakt me gelukkig te beseffen dat u mij niet vergeet in uw gebeden en vooral bij het heilig Misoffer. Wat mij betreft, ik vergeet u ook niet. Ik denk vaak aan u en vooral als ik gelegenheid heb om de Grot te bezoeken. In gebed zullen we ons hele leven verenigd blijven, als u mij dat toestaat, Zeer Eerwaarde Heer, want ik voel mij met u verbonden vanaf het eerste moment dat ik de eer had u te zien. Ik weet niet waarom, het is de goede God die ervoor zorgt en alles wat hij doet, is goed. Hoe dan ook, ik heb in u het volste vertrouwen dat men in iemand kan hebben.
U vraagt mij of ik de volledige strekking van uw gedachte wel begrepen heb toen u me zei dat ik voor u van groot belang kon zijn, arme [!] ik, ellendig schepsel dat ik ben. Het tegendeel is waar, Zeer Eerwaarde Heer: veel meer bent u degene die van groot belang zijt voor mijn zielenheil. Ik hoop intussen dat de goede Moeder barmhartig voor ons zal zijn. Zij weet dat wij zonder haar hulp niets kunnen, zodat zij erbarmen met haar kinderen dient te hebben.
De gebeden die u voor mij zo welwillend hebt uitgesproken, hebben mij goedgedaan. Jazeker, en ik hoop dat ze blijven duren, want op dit moment heb ik ze nodig. Ik had u eerder willen schrijven, maar de vele bezoeken hebben mij verhinderd aan die grote wens te voldoen, maar denk niet, Zeer Eerwaarde Heer, dat het uit onverschilligheid was, nee. Ik ben deze week vier maal bij de Grot geweest; ik heb u bij de goede Moeder niet vergeten. Ik hoop dat u verkrijgt wat u verlangt, zij kan het u niet weigeren. Mijn familie sluit zich bij mij aan in het overbrengen van duizend lieve groeten, en vooral mijn zus vraagt u haar niet te vergeten in uw gebeden. Ik beveel u mijn broer aan, de oudste van de jongens, die nogal lui is op school. Hij is niet altijd zo gehoorzaam tegenover mijn ouders als ik wel zou willen.
Ik eindig deze krabbels door mij nogmaals aan te bevelen, Zeer Eerwaarde Heer, in uw dringende gebeden. U kunt gerust zijn betreffende het onderwerp van uw brief, niemand heeft hem opengemaakt behalve ik: mijn ouders hebben mij laten halen, dat was tegelijk een mooie gelegenheid om elkaar weer te zien. Voor wat betreft de Verschijning, Zeer Eerwaarde Heer, ik zal u er de volgende keer over berichten. Ondanks mijn beste intenties, krijg ik het op dit moment niet voor elkaar. Het is onmogelijk, want het is bij mij een kwestie van vallen en opstaan. Ik heb reeds verschillende pogingen gedaan, en dat ontmoedigt me bij het voltooien ervan. Nauwelijks heb ik de pen opgepakt of ik moet hem weer wegleggen.
Ik bid u, Zeer Eerwaarde Heer, de gevoelens van respect te aanvaarden van uw deemoedige en geheel toegewijde dienares,
Bernadette Soubirous
P.S. Zeer Eerwaarde Heer, mevrouw Forel is zo goed geweest mij uw portret te tonen om te zien of ik het herkende; ik heb u er perfect in herkend, maar u maakt me afgunstig, want het had weinig gescheeld of ik had het gehouden.
68. Aan Pater Charles Bouin
Lourdes, 22 augustus 1864
Zeer Eerwaarde Heer,
Ik vraag u mij te verontschuldigen voor de vertraging waarmee ik u schrijf: denk niet dat het uit onverschilligheid is. Zeker niet!, want ik dacht er elk moment aan. Ik had er liever niet zo vaak aan gedacht, vooral omdat het toch niet kon. Ook op school heb ik al enige tijd niets kunnen doen: alles wat ik doe, is pelgrims ontvangen van 's morgens tot 's avonds. Daarom gebruik ik het moment dat ik nu heb, om enkele regels te schrijven.
O wat zou ik gelukkig zijn, Zeer Eerwaarde Heer, u hier in Lourdes te zien, vooral als u kon blijven. Ik zal bidden tot de goede God en de heilige Maagd om u te laten weten of u hun kluizenaar moet worden. Ik zou wel hetzelfde als u willen doen, want het put me uit om zoveel mensen te moeten zien. Bid voor mij, vraag ik u, dat God mij spoedig opneemt te midden van zijn bruiden, want dat is mijn grote, zij het onwaardige verlangen.
Ik weet niet hoe ik u voldoende bedanken kan voor al het goede dat u mij geeft, vooral dat u mij en mijn familie elke dag gedenkt bij het Offer van de Heilige Mis. Ik ben u er zeer erkentelijk voor, Zeer Eerwaarde Heer.
Van mijn kant vergeet ik u in mijn zwakke gebeden evenmin. Ik heb mevrouw Forel niets gezegd over uw brieven: zijzelf heeft mij gevraagd of ik van u een brief ontvangen had. Ik heb het haar bevestigd, omdat ik dacht dat u misschien in uw brief aan haar erover gesproken had, want ze zei me dat ze het wist en dat zij zelf ook een brief ontvangen had. Maar overigens heb ik haar betreffende die brieven niets gezegd, niet één enkel woord.
U vraagt mij naar de namen van mijn familie; hier komen ze. Ik begin met mijn vader, dan de anderen: Francois, Louise, Marie, Jean-Marie, Augustin, Pierre, Jean. De achtste vermeld ik niet, veronderstellende dat u haar niet vergeten bent.
Ik was aangenaam verrast, Zeer Eerwaarde Heer, toen ik uw vereerde brief opende en uw geliefde portret aanschouwde. Ik weet me van vreugde geen raad. Ik heb het heel wat keren bekeken sinds ik het ontvangen heb, maar helaas moet ik me tevreden stellen met het te bekijken. Ik weet eigenlijk niet hoe ik u mijn erkentelijkheid kan betuigen en bedanken voor de toezending ervan.
Ik zal doorgaan met bidden tot de persoon voor wie u mij vraagt te bidden. Wees zo vriendelijk haar te vragen of ze de liefde kan opbrengen een deel van haar lijden aan de Heer op te dragen voor mij. lemand heeft mij verzocht u te vragen of u zo barmhartig wilt zijn om een collecte te houden voor een gezin dat volgens het verhaal van deze persoon in ongelukkige omstandigheden verkeert. Zij heeft mij verboden om haar naam te noemen, maar ik weet dat u haar kent, omdat u verscheidene keren over haar gesproken hebt en u haar reeds geruime tijd kent naar haar eigen zeggen. Ook vroeg ze mij u te zeggen, of u het wou doen en als u iets mocht ontvangen, de coupon naar mevrouw Forel te sturen. Misschien dat u het begrijpt, maar laat het niet blijken, vraag ik u, want dat heeft ze me op het hart gedrukt.
Heel mijn familie draagt me op om u allerlei dingen te zeggen en sluit zich aan bij mijn verzoek aan u om hen niet te vergeten in uw dringende gebeden. Ik beëindig mijn krabbels met u een goede gezondheid toe te wensen. Ik vraag u, Zeer Eerwaarde Heer, de gevoelens van respect te aanvaarden van uw toegewijde dienares,
Bernadette Soubirous
69. Aan pater Cluzel
Lourdes, 24 april 1864 J.M.J.
Zeer eerwaarde Pater,
Ik wil de brief van mijn geliefde zuster Gilberte niet laten verzenden zonder u enkele woorden te schrijven, al is het alleen maar om te zeggen dat wij de noveen gehouden hebben voor u en voor mijn geliefde Moeder Madeleine. Mijn lieve Moeder is zo welwillend geweest toe te staan deze noveen bij de gezegende Grot te beginnen en te besluiten. Thans zetten wij ons gebed speciaal voor u voort, opdat de Onbevlekte Maagd u van een goede gezondheid zou laten genieten om nog lang veel goeds te doen.
Sta mij toe, zeer eerwaarde pater, mij in uw gebeden aan te bevelen als ook in die van de gehele communiteit, want dat heb ik wel nodig.
De lieve Moeder en alle zusters van Lourdes drukken mij op het hart om u te zeggen dat de trein doorrijdt tot Tarbes en dat zij uw komst vol ongeduld tegemoet zien. Mijn zuster Gilberte heeft hun dikwijls verteld dat u van plan bent om onze bergen te bezoeken, die zo lieflijk zijn.
In afwachting van uw komst, zeer eerwaarde pater, vraag ik u het respect te ontvangen van iemand die gelukkig zou zijn u te leren kennen,
Bernadette Soubirous
70. Aan Pater Pomian
Nevers, 2 januari 1867
Eerwaarde Pater,
Ik had nooit gedacht dat een zo zware slag zo vroeg mijn hart zou treffen. Ik kan u de pijn niet beschrijven die ik heb ervaren bij het vernemen van de zo plotselinge dood van mijn moeder. Ik vernam haar dood eerder dan haar ziekte. Ik begrijp dat men zo handelde om mij geen leed te bezorgen, maar helaas! De klap was er niet minder wreed door, want bij het lezen van de brief die mijn eerwaarde Moeder mij schreef, maakte ik me geen enkele illusie. Mijn eerste gedachte was dat mijn moeder niet meer in deze wereld was. Ik zette me ertoe dit verdrietige offer aan Onze-Lieve-Heer en zijn heilige Moeder op te dragen, ik zocht mijn toevlucht aan de voet van hun altaar met enkele gebeden voor haar zielenrust en om hulp af te smeken voor de rest van mijn familie. Daar ook heb ik Onze-Lieve-Heer gevraagd mij de benodigde genade te schenken om het kruis dat hij me oplegt, moedig te dragen.
Ik zou u erkentelijk zijn, Zeer Eerwaarde Heer, als u in uw dringende gebeden een intentie zou willen opnemen voor de zielenrust van mijn moeder en voor die van mijn geliefden.
Ik blijf Onze-Lieve-Heer onophoudelijk vragen uw gezondheid te bewaren en dat hij u steeds meer met zijn rijke zegeningen mag overladen, opdat u zich nog lange tijd ervoor kunt blijven inspannen dat men hem gaat liefhebben. Dit zijn mijn geloften en wensen voor u aan het begin van het jaar. Aanvaard, Zeer Eerwaarde Heer, de respectvolle gevoelens van uw deemoedige en dankbare dienares,
Zuster Marie-Bernard Soubirous
71. Aan pater Pomian
Nevers, 28 december 1876
Zeer Eerwaarde Pater,
Ik wil de eerste dag van het jaar niet voorbij laten gaan zonder u mijn verlangens en beste wensen voor het nieuwe jaar over te brengen, in het bijzonder de hoop om u, als de goede God het belieft, in de loop van het jaar weer in Nevers te ontmoeten. Ik verlang ernaar dan iets vriendelijker te zijn dan de laatste keer. Elke keer wanneer ik eraan terugdenk hoe onaangenaam ik was toen ik u ontving, ben ik nog steeds van slag. Ik bied u duizendmaal excuus aan en hoop dat u het mij niet kwalijk neemt. Wat zal ik u over mij vertellen? Niet veel goeds: mijn maag is bepaald niet meegaand. De spijsvertering doet elke keer weer pijn. Toch houd ik nu sedert een maand wat meer voedsel binnen. Toen ik onlangs tegen de dokter zei dat het wel erg lang duurde, keerde hij me zijn rug toe en zei hij dat ik een verschrikkelijke vijand had. Ik begin te geloven dat hij aan het eind van zijn Latijn is.
Ik verzoek u, Zeer Eerwaarde Heer, mijn nieuwjaarswensen aan rnejuffrouw Pomian over te brengen en mij in haar dringende gebeden aan te bevelen. Sta me tenslotte toe, Zeer Eerwaarde Heer, om mij in uw heilige gebeden aan te bevelen, ik vergeet u niet in de mijne, hoe zwak ook. Onze waarde Moeder-Overste en de aanwezige Zusters gelasten me u hun beste wensen en eerbetuiging over te brengen.
Wilt u, alstublieft, Zeer Eerwaarde Heer, mijn oprechte en diepgevoelde wensen en de uitdrukking van mijn dochterlijke hoogachting aanvaarden, Uw dankbare en dienstwillige dochter in Onze-Lieve-Heer,
Zuster Marie-Bernard Soubirous
72. Aan pater Pomian
Nevers, 15 September 1878
Eerwaarde Pater,
Ik betreur het ten zeerste dat ik u niet eerder heb kunnen schrijven, maar de dood van onze dierbare en geachte Mijnheer Pastoor heeft mij geschokt. Wat een vreselijk verlies voor de inwoners van Lourdes! Zij zouden zeer ondankbaar zijn als zij in de dood van onze dierbare en goede Herder niet een overvloedige ijver voor de glorie van God en het heil van hun zielen zouden erkennen. Het schijnt dat de ellende die hij ondervond over de nieuwe kerk, sterk aan zijn dood heeft bijgedragen. Het zou mij geenszins verbazen. Het werk dat hij zo goed begonnen was, lag hem nauw aan het hart! Men moet de plannen van de goede God respecteren, omdat er niets gebeurt zonder zijn instemming, maar anders zou ik mijn geliefde Lourdenaren het verwijt maken dat zij deze goede Vader, die hun zo'n warme vaderlijke belangstelling toedroeg, verdriet hebben gedaan.
Ik heb dit verpletterende nieuws op het feest van Maria's geboorte vernomen. Om 9 uur zocht mijn lieve Zuster Nathalie mij op in de koorbanken en vertelde me dat men zojuist bericht gekregen had dat Mijnheer Pastoor er bijzonder slecht aan toe was. Die dag daarop kwam het bericht van zijn dood. Ik kan u met geen mogelijkheid vertellen, eerwaarde pater, hoezeer ik geleden heb! Maar hoewel het verdriet dat ik voelde, groot was, even groot was de troost toen ik vernam dat onze betreurde Mijnheer Pastoor bij volle bewustzijn de laatste sacramenten heeft mogen ontvangen, terwijl hij in zijn laatste moment werd bijgestaan door u, Zeer Eerwaarde Heer, zijn hartsvriend, zijn trouwe steun en toeverlaat.
De heilige Maagd heeft onze Goede Vader onthaald op de feestdag van haar Geboorte om hem zo de offers en zware beproevingen te vergoeden die hij omwille van haar liefde gedragen en geleden heeft. Ik twijfel geen moment, eerwaarde Pater, aan de diepe droefheid waarin de plotselinge en onverwachte dood van onze waarde en geachte Herder u heeft ondergedompeld. De respectvolle verbondenheid die u met hem had, zegt mij dat de leegte waarin hij u achterlaat, compleet moet zijn.
Alleen de gedachte dat wij in de hemel thans een beschermer meer hebben, kan onze pijn verzachten.
Sedert een maand of drie is mijn gezondheid een stuk beter. Ik kan weer een groot deel van de diensten van de communiteit volgen. Ik wandel en ik heb weer trek.
Door u te verzoeken, eerwaarde Pater, mij een kleine plaats te geven in uw gebeden en heilige offers, betuig ik u mijn respect en erkentelijkheid waarmee ik de eer heb uw nederige en dienstwillige kind te zijn,
Zuster Marie-Bernard Soubirous
P.S.: Wilt u, eerwaarde Pater, mevrouw uw zus hierbij mijn religieuze gedachtenis overbrengen.
73. Aan pater Sempe
Nevers, 17 juli 1877 J.M.J.
Mijn zeer Eerwaarde Vader,
Sta me toe dat ik mij tot u richt met oprechte dankzeggingen voor de vaderlijke zorg en de grote belangstelling die u zo vriendelijk aan de dag legt voor mijn jonge broer, die mij, sedert kort, grote zorgen baart. Ik beef elke keer bij de gedachte aan de verantwoording die ik bij Onze-Lieve-Heer moet afleggen over zijn ziel.
Mijn lieve Moeder Alexandrine vertelde me in haar brief dat Marie en Joseph, toen ze onlangs terugkeerden van Poueyferre, Pierre waren tegengekomen, die zich voor hen uit de voeten maakte, en vervolgens een 'lange neus' naar hen trok; ik begrijp niet waarom hij zich tegenover hen zo kwalijk opstelt. Joseph beweert dat hij hem niets heeft gezegd, dat hij daarentegen altijd zeer goed voor hem was.
Ik verzoek u daarom, mijn Vader, wilt u mij, bid ik u, vertellen of Pierre werkelijk zo'n lastpak is. Mijn lieve Moeder vertelde me ook in haar brief dat Joseph Pierre vaker in het gezelschap van kinderen van zijn leeftijd gezien had die hem veel kwaad kunnen berokkenen, juist omdat hij bij hen is.
U begrijpt, mijn Vader, dat als ik me zorgen maak, dit niet ten onrechte is. Ik vrees werkelijk dat hij als een slecht mens eindigt.
Neemt u mij niet kwalijk, mijn Vader, dat ik de beide brieven aan mijn broers bij de uwe insluit. Wilt u ze zelf aan hen overhandigen, en ze doen lezen in uw aanwezigheid, zodat u een woordje tot hen kunt zeggen.
Wilt u, mijn zeer Eerwaarde Vader, de diepe gevoelens van respect en dankbaarheid aanvaarden van uw dienstwillige dienares,
Zuster Marie-Bernard Soubirous
74. Aan pater Sempe
Nevers, 15 januari 1878
Zeer eerwaarde Vader,
Ik betreur het ten zeerste dat ik u niet al eerder mijn erkentelijkheid heb kunnen betuigen voor het feit dat u zich verwaardigt om belangstelling te tonen voor mijn jongste broer. Ik hoop dat hij uw vriendelijke en hulpvaardige raad steeds met onderwerping zal aannemen.
Ik ben blij te vernemen dat Monseigneur zo goed was zijn ogen op mijn kleine broer te laten vallen en dat hij hem tot zijn kamerdienaar heeft gemaakt. Ik hoop dat de lieve jongen het vertrouwen dat Zijne Hoogheid in hem stelt, met goed gedrag zal beantwoorden.
Sta me toe, mijn zeer Eerwaarde Vader, dat ik u dank voor de heilige gebeden die u voor mij bij mijn geliefde grot gedaan hebt. Het is me niet meer toegestaan de Heilige Mis op zondag te bezoeken, dat is een groot offer, waarin ik moet berusten.
Wil u, bid ik u, Mijn zeer Eerwaarde Vader, de respectvolle en dankbare gevoelens aanvaarden van uw dienstwillige dienares,
Zuster Marie-Bernard Soubirous
75. Aan Paus Pius IX
Nevers, 17 december 1876 J.M.J.
Zeer Heilige Vader,
Ik had nooit de pen durven opnemen om Uwe Heiligheid te schrijven, ik, arme kleine zuster, als onze eerwaarde bisschop, Monseigneur de Ladoue, mij niet had aangemoedigd, ondanks de grote wens die ik koesterde om mij op de knieen voor uw voeten te werpen, zeer Heilige Vader, en u te bidden om mij uw apostolische zegen te geven, die, daarvan ben ik overtuigd, mijn zo zwakke ziel nieuwe kracht zal schenken.
Aanvankelijk was ik bang indiscreet te zijn. Nadien is het in me opgekomen dat Onze-Lieve-Heer net zo lief wordt lastiggevallen door de kleinen als de groten, net zo lief door armen als rijken, en dat hij zich aan ieder van ons geeft zonder onderscheid. Die gedachte heeft me moed gegeven, zodat ik niet meer bang ben. Ik kom tot u, zeer Heilige Vader, als een arm klein kind tot de zachtmoedigste onder de Vaderen, vol overgave en vertrouwen. Wat kan ik doen, zeer Heilige Vader, om u mijn dochterlijke liefde te betuigen? Ik kan alleen maar voortzetten wat ik tot nu toe gedaan heb, dat wil zeggen: lijden en bidden. Gedurende enkele jaren al heb ik mij, hoewel onwaardig, als dienares van Uwe Heiligheid opgesteld. Mijn wapens zijn het gebed en het offer, die ik zal dragen tot mijn laatste zucht. Dan pas zal het wapen van het offer vallen, maar dat van het gebed zal me vergezellen naar de hemel; daar zal het veel krachtiger zijn dan hier op deze aarde van ballingschap.
Ik bid elke dag tot het Geheiligde Hart van Jezus en het Onbevlekte Hart van Maria om u nog lang onder ons te houden, omdat u hen zo goed doet kennen en liefhebben. Ik heb het zoete vertrouwen dat de Geheiligde Harten zich verwaardigen deze mijn hart zo dierbare wens te verhoren. Het schijnt me toe, wanneer ik overeenkomstig de intenties van Uwe Heiligheid bid, dat de Heilige Maagd vanuit de hemel vaak haar moederlijke blik op u doet neerkomen, zeer Heilige Vader, omdat u haar Onbevlekt hebt geproclameerd. Ik geloof graag dat u bij de heilige Moeder bijzonder geliefd bent, omdat zij, vier jaar nadien, zelf op aarde is komen zeggen: "Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis."
Ik wist niet wat dit betekende, ik had dat woord nog nooit gehoord. Sedertdien, wanneer ik erover nadacht, zei ik vaak tegen mezelf dat de Heilige Maagd goed is. Men zou zeggen dat zij gekomen is om de uitspraak van onze Heilige Vader te bevestigen. Ik hoop dat deze goede Moeder mededogen met haar kinderen zal hebben, en dat zij zich verwaardigen zal nogmaals haar voet op het hoofd van de kwaadaardige slang te zetten, om aldus een einde te maken aan de beproevingen van de Heilige Kerk en de pijn van haar Verheven en Welbeminde Pontifex.
Ik kus in alle nederigheid uw voeten, met het diepste respect, Zeer Heilige Vader, Uwe Heiligheid,
Uw nederige en dienstwillige dochter,
Zuster Marie-Bernard Soubirous Religieuze van de Barmhartigheid en het Christelijk Onderwijs te Nevers
|
|