|
Download PDF
Eerbiedwaardige Edel Quinn [1907-1944]
Veel van de heilige personen in dit boek, verrichtten grote liefdadigheidswerken waarbij ze de zieken en de armen hielpen, onderwezen, en deelnamen aan allerlei ambten, maar geen enkele deed dat lijdend aan tuberculose zoals Edel Quinn, die vanaf de leeftijd van vijfentwintig jaar tot aan haar dood op vierendertigjarige leeftijd, in de wijngaard van de Heer werkte. Ondanks haar ziekte, stond zij tijdens die negen jaar ten dienste van anderen, steeds vol vreugde, en voortdurend met O.L.V. als haar rolmodel.
Edel Maria Quinn werd op 14 september 1907 geboren te Ierland, in Greenane, nabij Kanturk, een klein stadje in County Cork. Ze was het eerste kind van Charles Quinn, een bankdirecteur, en Louise Burke Browne. Vier dagen na haar geboorte werd ze gedoopt door Pater Green, in de Kerk van de H. Maria te Castlemagner. Haar moeder wilde haar Adèle noemen, met een "e" aan het einde, maar de priester legde het verband tussen haar naam en het verkleinwoord van de bloem Edelweiss, en op één of andere manier bleef de naam Edel hangen. Nadat ze omwille van haar vaders’ tewerkstellingen een paar keer verhuisd waren, vestigde het gezin zich uiteindelijk in Dublin. Op dat moment was het gezin al uitgebreid met drie meisjes, Leslie, Mona, en Dorothea, en één jongen, Raphael. De kinderen groeiden op in een sfeer van vreugde, vrijheid en wederzijds begrip met Edel, de oudste, als leidster.
Geboortehuis van Edel Quin, Kanturk, County Cork Volgens Moeder Thomas Aquinas, herinnerde men haar in de lagere schoolklassen als "een echte rakker op school, niet stout, maar altijd vol kracht, levenslust en vrolijkheid, en altijd te vinden om iemand een poets te bakken. Ze was het middelpunt van elke groep die plezier maakte of kattenkwaad uithaalde..." Het kind had ook een andere zijde. "Hoewel ze zorgeloos en levendig was, was ze nooit slordig in haar werk of haar voorkomen... Haar onbaatzuchtigheid en bereidheid om ten dienste te staan, waren opmerkelijk. Ze was een geboren organisatrice, en alles wat ze deed, deed ze goed."
Twee jaar lang ging ze naar een kostschool in Engeland, waar men zich haar herinnerde als een heel principiële leerlinge, volkomen betrouwbaar, met aandacht voor elke taak, en bijna overdreven vriendelijk. Omwille van haar vaardigheden werd ze verkozen tot kapitein van het cricketteam, en haar andere activiteiten waren tennis, dansen en piano spelen.
Maar haar gelukkige schooldagen kwamen ten einde toen het gezin zich in Dublin vestigde. Het gezinsinkomen daalde, waardoor Edel genoodzaakt werd om haar steentje bij te dragen aan de financiële steun van het gezin. Edel was zeventien jaar oud. In haar enthousiasme om het gezin bij te staan, volgde Edel handelsonderricht, en na het afstuderen kreeg ze een secretariaatsfunctie bij ‘Chagny Tile Works’. Haar werkgever bestempelde haar als een modelwerkneemster, en een perfecte secretaresse die snel al haar taken beheerste en ze foutloos uitvoerde.
Vermits ze het oudste kind was, wendde het gezin zich instinctief tot haar om advies te vragen, want ze had bij alle gezinsleden een bijzondere plaats in hun harten. Haar vader noemde haar zelfs "Grootje," waarmee hij aantoonde hoe wijs en rijp hij haar aanbevelingen vond.
Edels innerlijke leven maakte voortdurend vorderingen, zelfs in die mate dat een vriendin, die later een Kartuizernon werd schreef, dat ze Edel Quinn kende rond het jaar 1930-1931 toen Edel zo’n drieëntwintig jaar oud was: "Sinds het begin (van onze vriendschap) was ik er van overtuigd dat ik contact had met een uitverkoren ziel. Men voelde bij haar een bewustzijn van leven in de goddelijke aanwezigheid. Ze sprak er niet over, maar haar persoonlijkheid straalde een sfeer van gemoedsrust uit. Toch was ze de vrolijkheid zelve. Dat was één van de meest buitengewone aspecten van haar hele gedrag: volkomen natuurlijk en blijkbaar met het grootste gemak, combineerde ze een diep innerlijk leven met alle voordelen van sociaal succes: jeugd, charme, slimheid, graag plezier maken, onschuldige vrolijkheid, een vurig gevoel voor humor, een pienter oordeel, een talent voor muziek, en vaardigheid in sporttakken zoals tennis, dansen en golf, wat ze allemaal heel graag deed maar later opgaf om haar vrije tijd aan het apostolaat van het Legioen van Maria te wijden."
Het nam wat tijd in beslag om haar roeping in het leven te overwegen, en toen ze er zeker van was maakte ze regelingen om de Orde der Clarissen in Belfast te vervoegen. Haar intrede was gepland voor april 1932. Ze was vijfentwintig jaar oud. Haar vrienden waren verbaasd door haar beslissing, maar weken later kregen ze de onaangename verrassing dat ze tuberculose had opgelopen en naar een sanatorium was gebracht. Sommigen staken de schuld op haar dieet omdat ze vastte, dikwijls maaltijden miste, en geen melk, boter en vlees at.
Diegenen die haar in het sanatorium bezochten, stelden vast dat ze altijd straalde en vol plezier was, en er steeds in slaagde te vermijden over haar gezondheidstoestand te praten. Ze klaagde nooit, en lachte haar pijn weg. Ze bleef echter niet lang in het sanatorium omdat ze wist dat haar ouders, die niet rijk waren, gebukt gingen onder de kosten die ze maakte. Ze keerde terug naar huis en stelde al spoedig vast dat geen enkel behandeling succesvol was geweest. Ze besloot dan om haar aandacht en overblijvende energie in iets nuttigs te steken. Ondanks haar aanslepende ziekte, vond ze werk als secretaresse bij de firma "Callow’s Engineering Works," en ze werd ook een actiever lid van een bestuursraad van het Legioen van Maria.
Edel hervatte haar gewoonlijke, sobere bestaan van vasten en kastijdingen, en ze liet niet toe dat haar ziekte een obstakel werd in haar streven naar een hechtere vereniging met God. De enige gunst die ze zichzelf toestond, was een dag rust wanneer ze een longbloeding had gekregen.
Haar diepe liefde voor de Heilige Moeder had haar naar het Legioen van Maria geleid, waar haar spirituele leven open bloeide. Ze was toegetreden om Maria beter te dienen en om zielen tot Christus te brengen. Maria, wiens deugden en karaktertrekken Edel in haar eigen leven trachtte na te volgen, was haar voorbeeld. Ze las veel over de Heilige Moeder, vooral "De Ware Godsvrucht" en "Het Geheim van Maria," van de H. Louis-Marie de Montfort, de twee voornaamste boeken van het Legioen. Ze voelde zich ook aangetrokken tot de H. Theresa van Lisieux, wiens boek, "Verhaal ener Ziel," één van Edels’ meest gekoesterde bezittingen werd. Nog een paar van haar favorieten waren de H. Juliana van Norwich, De H. Johannes van het Kruis, de H. Theresa van Avila, Zuster Elisabeth van de Drie-eenheid, en Elisabeth Leseur, een wereldlijke heilige van de moderne tijden.
Ondanks haar ziekte stond Edel altijd klaar om anderen te helpen. Haar zwakke gezondheid was nooit een voorwendsel om een dienst te weigeren. Integendeel. Eén van de zusters zei dat, ondanks Edels fysieke toestand, "Haar opmerkelijkste eigenschap misschien haar schijnbaar onuitputtelijke drijfkracht was. Wanneer de gelegenheid zich voordeed, toonde ze een ongelooflijke energie en felheid in haar onzelfzuchtigheid. Zolang ik haar gekend had, had ik haar nooit vermoeid of slenterend gezien, Ze was altijd enthousiast dat ze mensen kon helpen." De enige keer wanneer zij die haar kenden zich realiseerden dat ze zich niet goed voelde, was wanneer ze neerzat, omdat ze ver achterover leunde op haar stoel, een positie die blijkbaar haar longen ontlastte.
Op één of andere manier leek Edel altijd vol energie. Ze toonde ook een opmerkelijke vreugde en sereniteit, zelfs in de moeilijkste omstandigheden. "Haar goede humeur was onfeilbaar. Ze had geen stemmingswisselingen." Ze at matig, en kon makkelijk een maaltijd overslaan. ’s Avonds laat ging ze rusten en, als boetedoening, sliep ze op een heel hard bed.
Omwille van haar tuberculose, werd Edel er soms van beschuldigd diegenen waar ze mee in contact kwam in gevaar te brengen. Maar in Ierland was er in die tijd geen vrees om tuberculose op te lopen door een sporadische omgang met iemand. Men geloofde dat tuberculose enkel besmettelijk was wanneer men in dezelfde kamer sliep als een patiënt, en dat het enkel tijdens de laatste zes maanden voor het overlijden gevaarlijk was.
Toen Edels’ gezondheid wat verbeterde, droomde ze van het opstarten van groepen van het Legioen van Maria in Engeland en omliggende landen, en stelde haar idee voor aan het Legioen. Ze kreeg antwoord op haar voorstel in de vorm van een uitnodiging om als lid het Legioen in Oost-Afrika te verspreiden. Ze gaf zich meteen op als vrijwilligster. Haar verzoek werd eerst betwist, maar na een vergadering met het consilium, het bestuur van het Legioen, in aanwezigheid van Frank Duff, de oprichter, werd Edels’ verzoek goedgekeurd.
Nu het gezin het beter stelde en de kinderen groter waren, vond Edel dat ze niet meer onmisbaar was. Ze verliet het ouderlijke huis en haar dierbaren, wetende dat ze hen waarschijnlijk nooit meer zou terug zien.
Edel Quin scheept in naar Afrika Na een zeereis van een maand, kwam ze op 24 november 1936 aan in Naïrobi, Kenia, waar ze zich in het H. Theresa klooster vestigde. Ze kreeg al snel te kampen met moeilijkheden. Edel stelde vast dat er twintig verschillende stammen waren, de meeste met verschillende talen en dialecten die geen overeenkomsten hadden met elkaar. Er waren ook nog een aantal Europeanen, die apart leefden. Maar de taalbarrières waren niet het enige probleem. Er was ook het regenseizoen, die de wegen waterig en ontoegankelijk maakte. Daardoor moest Edel vaak haar chauffeur en wagen achterlaten om te voet in de modder naar haar vergaderingen te gaan. Sommige tochten waren aanzienlijk lang, en ze waren ook uiterst oncomfortabel vermits Edel regen, hitte of verstikkend stof moest doorstaan. Maar ondanks de moeilijkheden waren er, negen maanden na haar aankomst, dertig bestuursgroepen.
De uren die ze reisde, bracht Edel in bezinning en gebed door, die haar ongetwijfeld steunden want ze overwon alle hindernissen en vestigde het Legioen niet alleen in Naïrobi, maar ook in het grootste deel van Kenia, Oeganda, Nyasaland en Tanganyika.
Twee jaar na haar aankomst in Afrika kreeg ze een ernstige malaria-aanval, maar zodra ze terug voldoende kracht had, zette ze haar werk verder. Vier jaar na haar aankomst, reisde ze naar het eiland Mauritius, waar ze dertig groepen van het Legioen vestigde. Niet lang nadat ze teruggekeerd was naar het vasteland, stortte ze volledig in toen ze terug malaria kreeg, en een borstvliesontsteking die zo ernstig was dat iedereen dacht dat ze stervende was. Deze keer werd ze voor zes maanden rust naar een sanatorium gestuurd, waar ze opnieuw haar activiteiten voortzette. Wanneer ze niet uit bed kon, kon ze schrijven om haar briefwisseling met het hoofdkwartier van het Legioen in Ierland te onderhouden, en ze schreef ook naar talloze groepen in Afrika om de activiteiten te adviseren, aan te moedigen en onder toezicht te houden.
De missionarissen zagen welke goede resultaten het Legioen tot stand bracht: velen keerden terug naar de Kerk. Er waren veel bekeringen en doopsels, de Mis werd trouw bijgewoond en er was een nieuwe vurigheid in het Christelijke leven, waardoor Edel bestookt werd met nieuwe aanvragen om meer groepen tot stand te brengen. Zwak als ze was, ging ze voort met haar werk en er werden honderden bijkomende groepen gevestigd.
Het is verbazingwekkend, hoe deze jonge vrouw die aan tuberculose en malaria leed, en op dat moment slechts zo’n 35 à 40 kg woog, zo veel kon verwezenlijken. Toen één van de zusters zag dat ze nauwelijks kon stappen maar toch met de wagen en de trein verre bezoeken aflegde , zei ze: "Als je zo doorgaat, zal men je op een dag in een wagen of trein dood terugvinden." Edel antwoordde: "Onze Lieve Vrouw zal dat nooit toelaten." Edel wist dat ze het werk van de Heilige Moeder deed, en dat Maria haar zou helpen, en ze ging door met het vestigen van nieuwe bestuursgroepen.
Nadat ze alle territoriale-, stammen-, rassen- en taalproblemen had overwonnen om honderden bestuursgroepen op te richten, stierf Edel op 12 mei 1944 op zevenendertigjarige leeftijd, nadat ze met haar lippen een kruisbeeld had aangeraakt en de naam van Jezus had uitgesproken.
Haar graf in Naïrobi werd een bedevaartsoord, en er werden ontelbare gunsten bekomen door haar voorspraak.
Het graf van Edel Quinn in Naïrobi De Heilige Vader, Paus Johannes Paulus II verklaarde tijdens een speciale vergadering: "Er bestaat geen twijfel dat de Dienares van God, Edel Maria Quinn, een wereldlijke maagd van het Legioen van Maria, de theologische en voornaamste deugden tot op een heldhaftig niveau uitvoerde..." Met deze uitspraak verkreeg Edel de titel van Eerbiedwaardige.
Kort na haar dood verklaarde een Naïrobische priester aan een missionaris: "Lang nadat wij zullen verdwenen zijn, zal de naam Edel Quinn op Afrikaanse bodem in verering uitgesproken worden." Het waren voorspellende woorden, behalve dat haar naam niet enkel in Afrika in verering wordt uitgesproken, maar overal ter wereld.
Bron: Joan Carroll Cruz
Vertaling: Mario Lossie
|
|