|
Download PDF
Onze Lieve Vrouw van Lourdes: Het verhaal [1] Inleiding
Halfweg de negentiende eeuw is Lourdes de hoofdplaats van een kanton met ongeveer 4.000 inwoners, aan de voet van de Pyreneeën, in de Bigorre-streek. Een klein rustig dorp, ver weg van het modegewoel in de nabije watersteden, op de rechteroever van de Gave en beschermd door zijn oud kasteel. Zoals alle steden van dergelijk belang heeft het dorp ook zijn raadshuis, zijn politiecommissariaat, zijn rechtbank en zijn kerk. Men telt onder zijn inwoners notarissen, advocaten, artsen, officieren, schoolmeesters, maar ook handarbeiders, zoals ambachtslui, steenkappers en heel wat molenaars. In een periode dat brood het basisvoedsel is en waar de schrik voor het gebrek aan bloem altijd aanwezig is, zijn de molens talrijk aanwezig, als de parels van een paternoster langs eens van de beekjes die in de Gave uitmonden: de Lapaca.
In een van die molens, de Boly-molen, naar de naam van een vroegere eigenaar, wordt Bernadette op 7 januari 1844 geboren. Haar ouders zijn juist één jaar getrouwd.
De Boly-molen, het geboortehuis van Bernadette Bernadette zal er tien jaar met haar ouders François Soubirous en Louise Castérot wonen, die als molenaarsfamilie hun dagelijks brood verdienen. Het huis is vandaag niet veel veranderd. Men zou wel geloven dat de familie het huis amper heeft verlaten. Alleen de Lapaca ontbreekt, die loopt tegenwoordig gekanaliseerd onder de Rue de la Grotte om de molens te laten draaien. Deze woning is zeker niet arm te noemen: 2 haardvuren in de kamers, veel vensters en dus klare en nette kamers. De Boly-molen wordt uitgebaat door de familie van Bernadette aan moederszijde, de Castérots. François en Louise houden heel veel van elkaar en het huwelijk zal heel hun leven stand houden. In hun wederzijdse liefde vinden zij de kracht om de moeilijkheden te trotseren. Zij zullen 9 kinderen hebben, waarvan 5 er echter heel jong sterven. Voor Bernadette is deze molenaarswoning "de molen van het geluk" geweest, want zij ontdekte er iets heel belangrijks voor het leven van elke man en elke vrouw: de menselijke liefde. Die opgedane ervaring zal haar tot een heel evenwichtige persoonlijkheid maken, vooral in tijden van beproeving, ellende en ziekte.
Francois en Louise Castérot, de ouders van Bernadette Bernadette en haar tijdgenoten
Enkele tijdgenoten vertellen over Bernadette:
- Marie Laguës, de voedster van Bernadette:
"Als baby was Bernadette al heel bevallig: de buren zagen haar graag en hielden haar graag in de armen."
"Men kon niet beletten haar te beminnen, zo zacht en bevallig als ze was."
"Haar korte en onregelmatige ademhaling vermoeiden haar vlug, maar toch bleef Bernadette blij en opgewekt. Nooit bezorgde ze ons last: zij aanvaardde wat men haar gaf en toonde er zich mee tevreden. Wij hielden heel veel van haar." [1857]
- Tante Bernarde Castérot, doopmeter van Bernadette:
"Bernadette had een goed karakter; zij was zeer volgzaam; wanneer ze werd berispt, sprak ze niet tegen."
- E.H. Pène, priester in de parochie van Lourdes in 1858:
"Bernadette was klein voor haar leeftijd, zwak, licht astmatisch. Haar gezicht was rond maar regelmatig en met mooie ogen. Haar kleine gestalte toonde haar twee tot drie jaar jonger dan haar werkelijke leeftijd."
"Bernadette was in alles onbevangen, eenvoudig en goed."
- Jean Barbet, schoolmeester:
"Bernadette heeft moeite om de woorden van de catechismus te onthouden, want zij kan ze niet bestuderen, daar ze ongeletterd is; maar zij doet heel veel moeite om zich de betekenis van de uitleg eigen te maken. Verder is zij heel aandachtig, en vooral heel vroom en zeer bescheiden."
Beproevingen
In november 1844 verbrandt Louise een borst en kan aan Bernadette niet langer de moedermelk geven. Men zendt haar naar een voedster in Bartrès, niet ver van Lourdes, waar ze anderhalf jaar zal blijven. Buiten de moeilijk te verdragen scheiding is dit ook nog duur [5 francs per maand]. In april 1845 klopt de dood voor de eerste keer aan: Jean, het tweede kind, amper twee maand oud, sterft.
In de molen draaien de zaken ook slecht. François Soubirous is een goede man. Hij is nooit gehaast om zijn geld te vragen, zeker niet bij de armste cliënten.
In 1850 treft hen een nieuw ongeval, wanneer de gezondheidstoestand van Bernadette verzwakt: zij lijdt onder haar astma, maar ook aan de maag en de milt. En bij het bewerken van zijn te gladde molenstenen doorboort vader Soubirous een oog. Zijn linkeroog is door een wegspringende splinter geraakt.
In 1854, Bernadette is tien jaar geworden, moet de familie verhuizen. Bernadette verlaat de plezante molen van haar kinderjaren.
Het meubilair wordt overgebracht naar het huis Laborde en vader François gaat op zoek naar karig werk, om zijn 4 kinderen te kunnen voeden. Van molenaar tot handlanger. En ook Louise moet werk zoeken: huishouden, de grote was, hulp in de landbouw.
Tijdens de herfst van 1855 wordt Lourdes door een aanval van cholera getroffen. Bernadette ontsnapt nauwelijks aan de dood, maar haar zwakke gezondheid krijgt een nieuwe opdoffer. Haar astma zal haar nooit meer verlaten.
Het overlijden van grootmoeder Castérot herstelt de financiële situatie van de familie. Zij kopen wat vee en huren de molen van Sarrabeyrouse [Arcizac-ez-Angles]. Dat contract speelde echter helemaal in het nadeel van François.
In 1856 is de ellende alleen maar gegroeid. De honger is niet langer ver weg.
Tijdens de winter van 1856-1857 beslissen de Soubirous om Bernadette te plaatsen, "een mond minder om te voeden." Tante Bernarde, haar doopmeter, neemt haar bij zich in huis als kleine dienstmeid [hulp in het huishouden en achter ‘de toog’ van een herberg].
Een van de elementen in het dagelijkse leven is het godsdienstige leven. Zij kent niets van de catechismus, wat geen beletsel is om christelijk te worden opgevoed. Zij kent het "Onze Vader" en het "Wees gegroet" in het Frans. Zij heeft altijd een paternoster bij zich.
Begin 1857, omwille van de werkloosheid, worden de Soubirous verdreven uit het huis Rives, en ze gaan zich installeren in het cachot, een donkere plaats van 3.72 op 4.40 meter.
Cachot Op 27 maart 1857 doen de gendarmes een inval in het cachot. Zij nemen François als een misdadiger met zich mee. Er werden bij bakker Maisongrosse twee zakken bloem gestolen, en deze man beschuldigt François Soubirous. Hij wordt nu ook als een dief beschouwd.
In september 1857 keert Bernadette naar haar voedster Marie Lagües terug, om de familie enigszins te sparen. In de avonduren geeft zij Bernadette enkele rudimentaire catechismuslessen. Bernadette wil echter niet ver van haar familie zijn. Op 17 januari 1858 keert zij naar het cachot in de Rue des Petits Fossés terug. Voor de catechismuslessen zal ze naar de zusters in het Hospice gaan.
Marie Laguës De verschijningen
- Donderdag 11 februari: De ontmoeting
Vergezeld door haar zuster en een vriendin begeeft Bernadette zich naar Massabielle, langs de Gave, om er hout en dode beenderen te verzamelen. Bij het uittrekken van haar kousen, om de beek door te waden, hoort zij het lawaai als van een windstoot. Ze heft het hoofd omhoog naar de grot toe: "Ik zag een dame in het wit gekleed: zij droeg een wit kleed, ook een witte sluier, een blauwe gordel en een gele roos op elke voet." Bernadette maakt het kruisteken en bidt met de Dame de paternoster. Eenmaal het gebed is beëindigd, verdwijnt de Dame plotseling.
- Zondag 14 februari: het wijwater
Bernadette voelt een innerlijke kracht die haar aanzet om naar de Grot terug te keren, ondanks het verbod van haar ouders. Op haar aandringen, geeft haar moeder de toelating; na het eerste tientje van de paternoster verschijnt dezelfde Dame. Bernadette besprenkelt haar met wijwater. De Dame glimlacht en buigt het hoofd. Na de paternoster verdwijnt de Dame opnieuw.
- Donderdag 18 februari: de Dame spreekt
voor de eerste keer spreekt de Dame. Bernadette houdt haar schrijfgereedschap voor en vraagt haar naam op te schrijven. Zij antwoordt: "Dat is niet nodig," en voegt er aan toe: "Wilt u zo goed zijn voor mij om gedurende twee weken naar hier te komen? Ik beloof u niet het geluk in deze wereld, maar in de andere."
- Vrijdag 19 februari: korte verschijning in stilte
Bernadette komt bij de Grot met een brandende gewijde kaars. Uit dat gebaar is het gebruik gegroeid om kaarsen naar de Grot mee te brengen en ze daar te laten branden.
- Zaterdag 20 februari: in de stilte
De Dame heeft haar een persoonlijk gebed aangeleerd. Aan het einde van de verschijning overvalt Bernadette een grote droefheid.
- Zondag 21 februari: "Aquero"
De Dame toont zich aan Bernadette in de heel vroege morgen. Een honderdtal mensen vergezelt haar. Daarna wordt ze door commissaris Jacomet ondervraagd. Hij wil haar laten vertellen wat ze heeft gezien. Zij heeft het alleen maar over "aquuero" (dat ‘ding’ daar).
- Dinsdag 23 februari: het geheim
Bernadette begeeft zich naar de Grot in het gezelschap van 150 mensen. De verschijning openbaart haar een geheim, dat alleen voor haar is bestemd.
- Woensdag 24 februari: Boete!
De Boodschap van de Dame: "Boete! Boete! Boete! Bid tot God voor de zondaars! Kus de grond als boete voor de zondaars!"
- Donderdag 25 februari: de bron
Er zijn 300 aanwezigen. Bernadette vertelt: "Ze zei me om te gaan drinken aan de bron [...] Ik vond alleen maar wat modderig water. Bij de vierde poging kon ik er van drinken. Ze deed mij ook van het kruid eten dat bij de bron groeit. Dan verdween het visioen en verliet ik de plaats." Op de vraag van de menigte: "Weet je dat men denkt dat je gek moet zijn geworden, om zulke dingen te doen," antwoordt ze enkel: "Het is voor de zondaars."
- Zaterdag 27 februari: stilte
800 mensen hebben zich rond de Grot verzameld. De verschijning verloopt in stilte. Bernadette drinkt van het water van de bron en stelt dezelfde boetegebaren.
- Zondag 28 februari: boete
Meer dan 1.000 mensen wonen de extase bij. Bernadette bidt, kust de grond en kruipt op haar knieën als teken van boete. Daarna wordt ze bij rechter Ribes gebracht, die dreigt haar gevangen te nemen.
- Zondag 1 maart: eerste wonder
De menigte is aangegroeid tot 1.500. Voor de eerste keer is er een priester bij. Heel vroeg in de morgen ging Catherine Latapie uit het naburige Pouyferré naar de Grot, stak haar verlamde arm in het water van de bron en kon onmiddellijk arm en hand opnieuw gebruiken.
- Dinsdag 2 maart: een boodschap voor de priesters
De menigte is nog aangegroeid. De Dame zegt haar: "Ga aan de priesters zeggen dat men in processie naar hier moet komen, en dat men hier een kapel moet bouwen." Bernadette spreekt er over met E.H. Peyramale, de pastoor van Lourdes. Deze wil maar één zaak weten: de naam van de Dame. Daarnaast wil hij een bewijs: de rozelaar [eglantier] bij de Grot in volle winter doen bloeien.
- Woensdag 3 maart: een glimlach
Rond 7 uur in de ochtend, omringd door 3.000 mensen, begeeft Bernadette zich naar de Grot, maar het visioen verschijnt niet. Na schooltijd hoort ze opnieuw de innerlijke uitnodiging van de Dame. Ze begeeft zich naar de Grot en vraagt haar om haar naam. Er volgt alleen maar een glimlach. Pastoor Peyramale herhaalt: "Indien de Dame echt een kapel wenst, dan moet ze haar naam zeggen en de rozelaar van de Grot doen bloeien."
- Donderdag 4 maart: de langverwachte dag!
De groeiende menigte [ongeveer 8.000 mensen] verwacht een mirakel op de laatste dag van deze twee weken. Het visioen blijft stilzwijgend. Pastoor Peyramale blijft bij zijn voorwaarde. Gedurende drie weken gaat Bernadette niet naar de Grot. Zij voelt die onweerstaanbare uitnodiging niet langer.
- Donderdag 25 maart: de naam die werd verwacht!
Het visioen openbaart uiteindelijk zijn naam, maar de rozelaar [of egelantier] waarop zij tijdens de verschijningen haar voeten plaatst, bloeit niet. Bernadette vertelt: "Zij hief de ogen ten hemel, voegde Haar handen, die los en open naar de grond hingen, als teken van gebed samen en zei: Que Soy Era Immaculada Councepiou." De jonge zieneres vertrekt in looppas, steeds opnieuw de woorden herhalend, die ze niet eens begrijpt. Die woorden brengen de brave pastoor in de war. Bernadette kende deze theologische uitdrukking niet; die een verwijzing naar de heilige maagd Maria is. Vier jaar eerder, in 1854, had paus Pius IX er een katholieke geloofswaarheid [dogma] van gemaakt.
- Woensdag 7 april: het wonder van de kaars
Tijdens deze verschijning houdt Bernadette een brandende kaars vast. De vlam raakt lange tijd haar hand, zonder het te verbranden. Dat feit is onmiddellijk vastgesteld door een arts, dokter Dozous.
- Donderdag 16 juli: laatste verschijning
Bernadette voelt opnieuw die mysterieuze oproep van de Grot, maar de toegang is ontzegd en afgesloten met een houten schutting. Ze gaat dus naar de overkant van de Gave. "Het leek alsof ik mij bij de grot bevond, even dicht als de andere keren. Ik zag alleen Haar, nooit zag ik Haar zo mooi."
De periode van de bezinning
De eerste religieuze ontdekking van Bernadette was de contemplatie. Zij kende de Karmel van Bagnères. In 1860-61 spreekt ze met haar nicht over een orde die aan de heilige Bernardus is toegewijd. Zij zou er willen binnentreden, want men beoefent er de wake, de vasten, de discipline en de onthechting... maar de gezondheid van Bernadette schijnt een moeilijkheid te zijn, en ook haar armoede, want er werd een ‘bruidsschat’ gevraagd.
In 1862 nemen de zusters van het Hospice haar op de verzorging van de zieken. Het werd een beslissende ervaring. Naast andere zaken waardeerde zij bij de Zusters van Nevers hun discretie tegenover haar, in scherp contrast met anderen, die haar van alle kanten probeerden in te palmen. Later zal ze zeggen: "Ik ga naar Nevers omdat niemand er mij er toe heeft aangezet." Op 27 september 1863 heeft Bernadette een zeer interessant gesprek met Mgr. Forcade, de bisschop van Nevers. Tijdens de daarop volgende maanden rijpt de roeping van Bernadette verder, maar nu op een heel nieuwe basis.
Op 4 april 1864, na de eucharistie in het Hospice van Lourdes, zoekt Bernadette de overste op, zuster Alexandrine Roques en zegt haar: "Nu weet ik dierbare moeder waar ik religieuze moet worden [...]. Bij u, mijn dierbare moeder."
Hospice van Lourdes Van 4 oktober tot 19 november 1864 was Bernadette op vakantie, nog steeds zonder een antwoord op haar vraag van 4 april. De Algemene Overste, moeder Joséphine Imbert, in Nevers aarzelde nog. Zij maakte zich ongerust over de moeilijkheden die de bekendheid van de zieneres zou meebrengen voor de gemeenschap waar ze ging wonen. Moeder Marie-Thérèse Vauzou, de novicemeesteres, stond positief. En ook de bisschop, die de aanvraag had uitgelokt, aanvaard en doorgegeven, ondersteunde haar.
Op 19 november 1864, bij haar terugkeer naar Lourdes, vindt Bernadette het goede nieuws: het antwoord is gunstig.
De postulaattijd kan beginnen, maar Bernadette is ziek van begin december 1864 tot eind januari 1865. Ondertussen lijdt ze ook onder de dood van haar broertje Justin.
Bernadette begon dus haar postulaat in februari 1865 en schrijft in april 1866 haar aanvraag om in het noviciaat te worden opgenomen.
Op 28 april 1866 kondigt zij haar vertrek aan. Maar Mgr. Laurence houdt er aan dat ze a aanwezig is bij de inhuldiging van de crypte. Bernadette woont de plechtigheid bij en neemt deel aan de eerste officiële processie als antwoord op de vraag van O.-L.-Vrouw. Bernadette ondergaat de stormloop van de nieuwsgierigen. Eindelijk laat Mgr. Laurence haar vertrekken.
Op 3 juli 1866 is heel de familie bijeen in de Lacadé-molen voor het afscheidsmaal.
Religieuze Leven
De reis naar Nevers duurt van 4 tot 7 juli 1866. Het is de eerste (en ook laatste) keer dat Bernadette de trein neemt en haar Pyreneeën verlaat.
Na haar getuigenis over de verschijningen zet Bernadette als postulante zet het kapje op en ze legt het manteltje om haar schouders. Bernadette heeft formeel gezegd dat ze is gekomen om "zich te verbergen."
Bernadette heeft heimwee. Zij zal zeggen: "Het is het grootste offer in mijn leven." Die ontworteling zal ze echter heel moedig en met humor overleven. Daarenboven aanvaardt ze zonder enige bijgedachte de nieuwe situatie in haar leven: "Mijn zending in Lourdes is voorbij," "Lourdes is niet de hemel."
Drie weken na haar aankomst, op 29 juli 1866, wordt zij met 42 andere postulanten ingekleed. Voortaan zal zij zuster Marie-Bernarde worden genoemd.
In september 1866 verergert het astma van Bernadette. In oktober 1866 wordt het nog erger. Dokter Robert Saint-Cyr, de huisarts van de gemeenschap, verzekert dat zij de nacht niet zal doorkomen. Moeder Marie-Thérèse vindt het goed dat zij haar religieuze geloften doet in articulo mortis. Maar ze overleeft.
In december 1866 verneemt ze het overlijden van haar moeder, amper 41 jaar oud.
Bernadette geneest en keert op 2 februari 1867 naar het noviciaat terug. Op 30 oktober 1867 doet ze haar religieuze geloften voor Mgr. Forcade. Zij belooft te leven in "armoede, gehoorzaamheid, zuiverheid, en liefde." Elke geprofeste zuster ontvangt een kruisbeeld, het boek met de Constituties en de benoemingsbrief met vermelding van de gemeenschap waarheen men wordt gestuurd.
Bernadette wordt benoemd voor het hoofdklooster. Zij zal hulpverpleegster zijn.
Bernadette als kloosterzuster In 1869 heeft ze opnieuw problemen met de gezondheid.
In maart 1871 verneemt ze het overlijden van haar vader.
Van 1875 tot 1878 woekert de ziekte verder. In die situatie doet zij haar eeuwige geloften.
Vanaf 11 december 1878 houdt ze definitief het bed, in haar witte kapel, zoals ze haar groot bed met gordijnen noemt. Op 16 april 1879 sterft ze. Op 30 mei 1879 wordt de kist met het lichaam van Bernadette neergelaten in de grafkelder van de Sint-Jozefskapel.
Andere belangrijke data
- 1907: opening van het proces voor de zaligverklaring, beëindigd in 1909.
- 1909: op 22 september, 1e opgraving van het lichaam van Bernadette. Het lichaam wordt ongeschonden teruggevonden.
- 1913: op 13 augustus, Pius X geeft toelating om de zaak van de zaligverklaring te openen.
- 1919: op 3 april: 2e opgraving voor de herkenning van het lichaam.
- 1923: op 18 november, Pius XI aanvaardt haar deugd van heldhaftigheid.
- 1925: op 18 april, 3e opgraving. Het lichaam is nog altijd intact. Op 14 juni wordt Bernadette door Paus Pius XI in de Sint-Pietersbasiliek van Rome zalig verklaard. Op 18 juli wordt haar lichaam in een schrijn geplaatst, het gezicht en de handen bedekt met een dunne waslaag. Op 3 augustus wordt het schrijn van het noviciaat naar het Sint-Gildardklooster overgebracht.
- 1933: op 8 december, feest van Maria Onbevlekt Ontvangen, heiligverklaring van Bernadette door Paus Pius XI.
- 1958: eeuwfeest van de verschijningen van Lourdes. 4 ½ miljoen bezoekers.
1979: honderdste verjaardag van het overlijden van Bernadette.
- 2008: Viering van de 150ste verjaardag van de verschijningen
Bernadette sterft onder zware pijnen op 16 april 1879 en wordt in de tuin van het klooster begraven. Maar dertig jaar later vereist het proces van zaligverklaring de opgraving van haar lichaam.
Lichaam blijft intact
Bernadette wordt opgegraven in september 1909, april 1919 en april 1925 en telkens is het lichaam intact teruggevonden. Het lichaam wordt sinds 3 augustus 1925 in een schrijn bewaard, in de kapel van het vroegere Sint-Gildardklooster, dat nu Espace Bernadette Soubirous-Nevers wordt genoemd.
Sint-Gildardklooster Het lichaam van Bernadette is volgens de uitdrukking van de artsen "gemummificeerd." Er werden alleen maar enkele relikwieën weggenomen. Op het gezicht en de handen werd een fijn masker van was gelegd, volgens rechtstreekse afdrukken gemaakt.
Wanneer de pelgrim komt vertoeven bij het lichaam van Bernadette, ziet hij het gezicht dat zich 18 keer naar Maria heeft gewend, de handen die op vraag van de maagd Maria in de bodem hebben gekrabd en de bron achteraan in de Grot hebben doen ontspringen, en de lippen die de woorden van de Onbevlekte Maagd en de boodschap van Lourdes hebben doorgegeven.
Het lichaam en het gezicht van de heilige Bernadette kan men in Nevers zien, op 800 km van Lourdes. Toch heeft het Heiligdom van Lourdes ook een schrijn met een relikwie van de heilige, namelijk een rib, die kan worden gezien in de Crypte, in de St.-Jozefskapel. Op 18 februari, feestdag van de heilige Bernadette, wordt deze relikwie in de stad rondgedragen en daarna voor het gebed uitgestald.
De zaligverklaring van Bernadette
Op 2 juni 1925 verklaarde Paus Pius XI in het Consistorie dat men Bernadette kon zalig verklaren.
Op zondag 14 juni, feest van het Heilig Sacrament, trilde de Sint-Pietersbasiliek van Rome van vreugde en ze schitterde van de vele lichten. Onder haar gewelven en gouden koepels had zich rond Moeder Marie-Thérèse Bordenave, de algemene overste van de Zusters van Liefde van Nevers, en een groot aantal van haar medezusters een grote menigte verzameld. Na de voorlezing van de tekst van de zaligverklaring klonk van alle zijden het applaus. Samen zongen ze het Te Deum en luidden de klokken van de Sint-Pietersbasiliek.
Tegelijkertijd werd een doek neergelaten met de afbeelding van de zieneres die door engelen tot bij de Onbevlekte Maagd werd gedragen, die haar armen voor opende. Vanaf die dag heeft de zalige haar eigen feest, haar eigen koorgebed voor alle plaatsen die Rome toestaat. Haar relikwieën mogen in het openbaar worden uitgestald en vereerd. Midden in het koor zit Pius XI geknield te bidden terwijl iemand zich naar hem begeeft: het is de jongste broer van Bernadette, Pierre, die aan het Hoofd van de Kerk een relikwie aanbiedt van zijn zalige doopmeter. Op 3 augustus wordt het stoffelijke overschot van Bernadette in het koor van de grote kapel van het Sint-Gildardklooster te Nevers [Frankrijk] uitgestald.
De heiligverklaring van Bernadette
Op 8 december 1933 spreekt paus Pius XI plechtig de woorden van de heiligverklaring van Bernadette uit:
"Tot eer van de allerheiligste en ondeelbare Drie-eenheid, tot glorie van het katholieke geloof en voor de groei van de christelijke godsdienst, onder het gezag van onze Heer Jezus Christus, van de heiligen Petrus en Paulus, en ons eigen gezag, na rijpe overweging en na het afsmeken van de goddelijke hulp, in overeenstemming met de overtuiging van onze eerbiedwaardige broeders de kardinalen van de heilige Roomse Kerk, de patriarchen, de aartsbisschoppen en bisschoppen, verklaren wij en noemen wij heilig de zalige Marie-Bernard Soubirous, en wij schrijven haar in op de lijst van de heiligen, beslissend dat haar gedachtenis door de Wereldkerk vroom zal worden gevierd op 16 april van elk jaar, de dag van haar geboorte in de hemel. In naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest."
Na de plechtige eucharistieviering, voorgegaan door Paus Pius XI, werd spontaan het Ave Maria van Lourdes gezongen, zoals het dagelijks in het Heiligdom van Lourdes klinkt.
Bron: officiële website van Lourdes
|
|