Medjugorje kerk

Medjugorje België en Nederland

Medjugorje Maria

nov

21



Hoofdstuk 6.2 Advent

  
 
Download PDF

Het leven van de Heilige Maagd Maria volgens Anna Catharina Emmerich

Hoofdstuk 6.2: Advent

De geboorte van Jezus

Ik zag de glans rondom de Heilige Maagd steeds toenemen: het licht van de lampen, die Jozef had ontstoken, was niet meer zichtbaar. Maria knielde, in een ruim, zonder gordel afhangend gewaad gehuld, op het rustplaats neer, het aangezicht naar het oosten gekeerd.

Op het uur van middernacht geraakte zij al biddend in vervoering. Ik zag haar boven de aarde zweven zodat de grond onder haar zichtbaar werd. Zij hield de handen over de borst gekruist. De glans om haar heen nam nog steeds toe. Alles, zelfs het levenloze, was als in blijde innerlijke beweging: de stenen van het gewelf, de wanden, de vloer van de grot, alles scheen in het licht te leven. Nu zag ik zelfs het gewelf van de grot niet meer. Een straal van licht vertoonde zich boven Maria, opstralend tot in het hoogste der hemelen met een toenemende glans.

In deze lichtstaal was een wonderbare beweging van schitteringen zichtbaar, die, toen deze duidelijker en dichter kwamen, de vorm van hemelse geesten aannamen. De Heilige Maagd, in vervoering opgegeven, zag nu ter aarde neer en aanbad haar God, van wie zij de moeder geworden was en die daar als een pasgeboren hulpeloos wicht voor haar op de grond lag.

Ik zag onze Messias als een schitterend klein Kindje voor de knieën van de Heilige Maagd op het rustbed neerliggen. Het licht,dat van hem uitging, verdoofde alle licht eromheen. Het leek mij heel klein en werd voor mijn ogen groter. Dat alles was slechts een lichtbeweging van zo een grote glans, dat ik niet kan uitdrukken wat ik gezien heb.

De Heilige Maagd bleef nog een tijdlang in vervoering, en ik zag hoe zij een doek over het kind uitspreidde, maar zij raakte het nog niet aan en nam het niet op. Na geruime tijd zag ik dat het goddelijk Kind zich bewoog. Ik hoorde het wenen en nu kwam Maria tot zich zelve, nam het Kindje, dat zij in de daarvoor uitgespreide doek wikkelde, van het rustbed op en hield zich met haar Kind geheel in de sluier. De Heilige Maagd voedde nu, naar ik meen, de Verlosser. Om haar heen zag ik engelen in mensengedaante, die op hun aangezicht neerlagen en het Kind aanbaden.

Er was wel een uur sedert de geboorte verlopen eer Maria de Heilige Jozef riep, die nog aan het bidden was. Toen hij naderde, wierp hij zich vol godsvrucht, vreugde en nederigheid op het aangezicht, een eerst toen Maria hen weer uitnodigde om met vreugde en dankbaarheid het heilig geschenk van de Allerhoogste aan zijn hart te drukken, richtte hij zich op, ontving het goddelijke Kind in zijn armen en loofde God met vreugdetranen in de ogen.

De Heilige Maagd wond nu haar Kind in doeken. Ik kan mij die windsels voor 't ogenblik niet duidelijk meer voorstellen en herinner mij slechts dat het eerst in een rode en vervolgens in een witte doek gewonden werd en wel tot onder de armpjes, terwijl het tot aan het hoofdje in een andere doek werd gehuld. Maria had slechts vier windsels.

Nu zag ik Maria en Jozef naast elkaar met de benen gekruist op de grond neerzitten. Zij spraken niet en schenen beiden in beschouwing verdiept. Voor Maria lag op het deken als een klein Kind de pasgeboren Jezus in doeken gewonden, schoon en schitterend als een bliksemstraal. Ach, dacht ik, deze plaats bevat het Heil van de gehele wereld en niemand vermoedt het.

Zij legden nu het Kind in de kribbe. Deze was met biezen en fijne grassorten gevuld met een aan de kanten afhangende deken bedekt. Zij stond boven de stenen bak, rechts van de ingang van de grot, waar deze een brede bocht in zuidelijke richting maakte. Dit gedeelte van de grot lag met een trapsgewijze afdalende bodem dieper dan de plaats van de geboorte. Toen zij het Kind in de kribbe had neergelegd, hieven beide, met vreugdetranen in de ogen, een loflied aan.

Jozef bracht nu, naast de kribbe voor de Heilige Maagd, een rustbed en een zitplaats in gereedheid. Ik zag haar voor en na Jezus' geboorte, geheel in het wit gekleed en gesluierd. Ik zag haar bij wijlen op haar zijde liggend, een beetje rust nemend, maar zij was volstrekt niet verzwakt en zij leed ook niet. Wanneer zij bezoek ontving, zat zij, dieper in haar sluier gehuld, overeind op het deken.

Ik zag in deze beschouwing van de geboorte van de Messias, die mij als een historische gebeurtenis en niet als een uiting van de feestvreugde van de Kerk voor de ogen trad, wel niet in de natuur zo een tintelende, jubelende zaligheid, zoals ik dit tijdens de Kerstnacht, wanneer deze voorstelling een innerlijke betekenis uitdrukt, zie. Toch ontwaarde ik ook heden een buitengewone vreugde en op vele plaatsen, tot in de verste wereldstreken, een wondervolle beweging op dit middernachtelijk uur.

De harten van vele goede mensen zag ik vervuld met een blij verlangen. De harten van de slechte mensen daarentegen van een grote angst. Vele dieren zag ik van blijdschap opspringen, op vele plaatsen zag ik bloemen ontluiken en kruiden, struiken en bomen herleven en geur verspreiden. Ik zag bronnen ontspringen en aanzwellen. Zo ontsprong er, bij de geboorte van de Messias, in de grot die zich noordelijk van die der geboorte in de heuvel bevond, een rijke bron, die de Heilige Jozef de volgende morgen opmerkte. Hij groef er een afloop.

Boven Bethlehem zag het er somber uit. De hemel had een duistere en roodachtige schijn, maar over de grot der geboorte, over het dal bij de grafspelonk van Maraha, de voedster van Abraham, en over het dal der herders, hing een glinsterende nevel.

In het dal der herders lag, op anderhalf uur afstand van de grot der geboorte, bij het begin van de wijnbergen die zich van hier naar Gaza uitstrekken, een heuvel. Op deze heuvel lagen de hutten van drie herders. Deze waren het hoofd van de omwonende herdersfamilies, evenals de Heilige Driekoningen het hoofd waren van de tot hun gebied behorende stammen.

Nog ongeveer eens zo ver van de grot der geboorte verhief zich de Toren des Herders. Het was een zeer hoog, pyramidevormig getimmerte van balken en was tussen bloeiende bomen op een stenen grondslag, midden in het veld op een heuvel gebouwd. Deze was van trappen en galerijen voorzien. Hier en daar waren er ook overdekte standplaatsen, zoals wachttorentjes. Hij had enige overeenkomst met de torens, waarop in het land van de Heilige Driekoningen de sterren worden waargenomen en maakte vanuit de verte de indruk van een zeeschip met vele hoge masten en zeilen. Vanuit de toren kon men ver in de omtrek rondzien. Men zag Jeruzalem en ook de Berg der bekoringen in de woestijn van Jericho. Er waren wachters op de toren om naar de kudden te zien en om de herders, bij gevaar van rovers of voorbijtrekkende krijgslieden, door hoorngeblaas te waarschuwen.

De verschillende herdersgezinnen woonden in een kring van wel vijf uur rondom de toren, in afzonderlijke, van tuinen en velden omgeven hutten. Bij de toren was hun algemene plaats van bijeenkomst en het was ook de verzamelplaats van de hoeders, die er hun gereedschap bewaarden en hun eten ontvingen. Op de helling waren hutten gebouwd en ook een grote, in verschillende vertrekken verdeelde schuur, waarin de vrouwen van de hoeders woonden en voor dezen het eten bereidden. Bij de toren zag ik vannacht de kudden gedeeltelijk in de vrije hemel, doch bij de heuvel van de drie herders zag ik ze onder een schuur.

Toen de Messias geboren was, zag ik de drie herders, verbaasd over de wondervolle nacht, samen voor hun hutten staan. Zij zagen in het rond en bemerkten vol verwondering een bovennatuurlijke glans boven de grot der geboorte. Ook bij de herders aan de afgelegen toren was alles in beweging. Een gedeelte van hen beklom de toren om naar het wonderbare licht te zien boven de grot der geboorte.

Terwijl de drie herders naar de hemel staarden, zag ik een lichtwolk tot hen afdalen. Terwijl deze naderde, was daarin een beweging zichtbaar, een verandering, een overgang in vormen en gedaanten: ik hoorde een zachte, steeds aanzwellende vreugdezang. De herders schrokken eerst, maar dan stond er een engel bij hen en zei: "Vrees niet want zie, ik breng u een boodschap van grote vreugde die voor geheel het volk zal zijn. Heden is u een Messias geboren, Christus de Heer, in de stad van David. En dit zal u een teken zijn: gij zult een kind vinden, in doeken gelegen en in een kribbe gelegen." Terwijl de engel dit zei, nam de glans rondom hem toe en ik zag toen voor de herders vijf of zes grote, heerlijke, schitterende engelengedaanten verschijnen die een lange band in de handen hielden, waarop met grote letters stond geschreven, terwijl ik hen God hoorde loven en zingen: "Eer aan God in de hoge en vrede op aarde aan alle mensen van goede wil."

De herders bij de toren hadden enkele ogenblikken later dezelfde verschijning. Eveneens verschenen de engelen aan een derde groep herders bij een bron, ten oosten van de toren van de herders, op drie uur afstand van Bethlehem gelegen.

Ik zag hen niet onmiddellijk naar de grot der geboorte snellen, waarvan de herders wel anderhalf uur, en die bij de toren wel drie uur verwijderd waren, maar ik zag hoe zij onverwijld onder elkaar beraadslaagden wat zij voor het pasgeboren Kind zouden meenemen en hoe zij zo snel mogelijk hun giften bijeenverzamelden. Zij kwamen eerst 's morgens in de vroegte bij de kribbe.

Mijn ziel zag zich, op het uur van de geboorte van de Messias, naar alle delen van de wereld verplaatst om wonderbare aankondigingen van de geboorte van onze Heiland te zien. Daar ik echter zeer ziek en vermoeid was, scheen het mij meerdere malen, als kwamen de beelden tot mij. Ik ben van ontelbare feiten getuige geweest, maar tengevolge van menige smarten en storingen ben ik het meeste vergeten. Hier volgt wat ik mij wel nog herinner:

Ik zag vannacht, hoe Noëmi, de leermeesteres van de Heilige Maagd, de profetes Anna, de oude Simeon bij de tempel, de Heilige Moeder Anna te Nazareth en de Heilige Elisabeth visioenen en openbaringen over de geboorte van de Messias ontvingen. Ik zag bij Elizabeth de kleine Johannes, bezield met een wonderbare blijdschap. Allen zagen en herkenden weliswaar Maria in hun visioen, maar zij wisten niet waat het wonder was geschied, zelfs Elisabeth wist er niet over. Anna alleen droeg er kennis van dat Bethlehem de plaats des Heils was.