Medjugorje kerk

Medjugorje België en Nederland

Medjugorje Maria

nov

21



A.C. Emmerich: Hoofdstuk 2.2 Het Laatste Avondmaal

  
 
Download PDF

A.C. Emmerich: Het bitter lijden van Onze Heer Jezus Christus

Hoofdstuk 1.2 Het Laatste Avondmaal

Instelling van het Heilig Sacrament

Op bevel van de Heer had de keukenmeester de tafel opnieuw klaargemaakt en die een weinig verhoogd. Zij werd bedekt met een tapijt, waarover men eerst een rood en dan een opengewerkt wit kleed spreidde. Opnieuw werd de tafel in het midden van de zaal geschoven. Hierna zette de keukenmeester een waterkruik en een wijnkruik onder de tafel.

Uit de afgezonderde plaats in de zaal, waar de Paasoven stond, haalden Petrus en Johannes nu de kelk te voorschijn die zij uit de woning van Seraphia naar hier hadden gebracht. Zij droegen hem, met de huif er omheen, tussen hen beiden in op de handen, en het scheen alsof zij een tabernakel droegen. Zij zetten het overhuifde stel op de tafel, voor Jezus neer. Ernaast bevond zich een ovalen bord met daarop drie dunne, witachtige Paasbroden, die regelmatige inkervingen vertoonden. In de breedte zag men een drietal zulke kerven en ieder brood was ongeveer zo lang als het breed was. De broden waren bedekt. De Heer had er reeds onder de Paasmaaltijd inkervingen ingebracht om ze te gemakkelijk te kunnen breken. Eén brood was gebroken en de helft werd onder het tafelkleed gelegd. Ook een wijn- en een waterkan stonden daar, en eveneens drie dozen, een met dikke olie, een wet vloeibare olie en een lege doos, waar een spatel bij hoorde.

Het breken en uitdelen van het brood en het drinken uit één enkele kelk aan het einde van de maaltijd was sedert oude tijde, als teken van verbroedering en liefde bij welkomst- en afscheidsfeesten gebruikelijk. Ik meen dat ook in de Schrift gesproken wordt daarvan. Jezus echter verhief dit alles vandaag tot het Allerhoogste Sacrament. Tot vandaag was het niet meer geweest dan een symbolische handeling. Door Judas’ verraad werd dit, onder de beschuldigingen tegen Jezus bij Caïphas, ook aangehaald, namelijk dat Onze Heer iets nieuws aan de Paasgebruiken had toegevoegd. Nicodemus bewees echter uit de Schriftrollen, dat het hier om een oud afscheidsgebruik ging.

De plaats van Jezus was tussen Petrus en Johannes. De deuren waren gesloten. Alles gebeurde nogal raadselachtig en zeer plechtig. Toen nu de huif van de kelk was afgenomen en teruggedrongen in de aparte ruimte van de zaal, bad Jezus en sprak hij met bijzonder verheven woorden. Ik zag dat de Heer het avondmaal en de hele handeling herhaalde, als een priester die aan de kinderen de Heilige Mis leerde.

Uit het vlak waarop de drinkvaten stonden trok Jezus hierna een schuifplank, ontdeed de kelk van een witte doek die erover lag, en spreidde die open over de plank. Ik zag hem dan een rode plaats afnemen van de kelk en ze neerzetten op het overdekte blad: vervolgens haalde Hij de broden, die op het nabije bord verscholen lagen, te voorschijn en legde ze voor zich op de plaat: de lange, vierhoekige broden reikten aan twee kanten over de plaat heen, zodat de rand van de plaat enkel in de breedterichting van de broden zichtbaar was. Hierna plaatse Hij de kelk iets dichterbij en zette de kleine beker, die er zich binnenin bevond op de tafel. De zes kleine bekers die de kelk omringden zette hij rechts en links terzijde. Toen zegende Hij het Paasbrood en [naar ik meen] ook de olie en tilde de plaat met de Paasbroden met Zijn beide handen ophoog, sloeg Zijn ogen ten Hemel, bad, offerde, zette de plaats neer en dekte ze toe. Daarop nam Hij de kelk, liet er Petrus wijn en Johannes water ingieten, zegende dit, en met een kleine lepel schepte Hijzelf er nog een weinig water bij. Nu zegende hij de kelk en hief ook hem biddend en offerend omhoog en zette hem weer neer.

Boven het bord waarop de Paasbroden hadden gelegen, liet Hij door Petrus en Johannes water over Zijn handen gieten en met de lepel die hij uit de voer van de kelk had gehaald, schepte Hij van het water dat over Zijn handen was gevloeid, op hun handen. Toen werd het bord van man tot man gereikt en allen wasten daarin hun handen. Ik weet niet of dit alles juist in de vermelde volgorde gebeurde, maar ik zag het allemaal, en ook nog andere dingen, die mij sterk aan de Heilige Mis herinnerden, met grote ontroering.

De Heer werd onder deze handelingen altijd inniger en inniger. Hij zei "dat Hij hen thans alles wilde geven, wat Hij bezat, zichzelf." Toen was het alsof Hij Zich in liefde geheel uitstortte en ik zag Hem volledig doorschijnend worden. Hij was als een lichtende schim.

In deze innige toestand brak Hij biddend het brood en plaatste de stukken, afgebroken bij de voorheen aangebrachte inkervingen, in de vorm van een toren boven op de plaat. Met Zijn vingertoppen nam Hij nog een weinig van het eerste stuk en liet het in de kelk vallen.

Op hetzelfde ogenblik dat Hij dit deed had ik een visioen alsof de Heilige Maagd, die hier toch niet helemaal aanwezig was, het Sacrament ontving.

Ik weet thans niet meer hoe ik dit zag, maar het leek mij, als zag ik haar uit de deuropening naar de vrije plek aan de binnenzijde van de tafel heen zweven en rechtover de Heer het Sacrament ontvangen: nadien heb ik haar niet meer gezien. Jezus had haar ’s ochtends te Bethanië gezegd dat Hij in de geest Zijn Paasmaal met haar wilde houden en Hij had het uur bepaald, waarop zij, afgezonderd in gebed, het eveneens tot haar nam.

De Heer bad en onderrichtte verder en het was alsof de apostelen, behalve Judas,alsof als zijn woorden als vuur en licht uit zijn mond zagen komen. Hij nam thans de plaat met de stukken brood [ik weet niet meer juist of Hij die boven de kelk had gezet] en sprak: "Neem en eet, dat is mijn lichaam dat voor u gegeven wordt." Zegenend bewoog Hij hierbij Zijn rechterhand over de plaat, en terwijl Hij dit deed, ging er een glans van Hem uit. Lichtend waren zijn woorden en eveneens de stukken brood, die als lichtende lichamen in de mond van de apostelen gleden. Het was alsof Hijzelf in hen binnendrong. Allen zag ik van licht doordrongen, alleen Judas zag ik donker. Eerst reikte Hij Petrus en dan Johannes het brood toe. Vervolgens wenkte Hij Judas, die recht tegenover Hem zat, dat hij naderen moest. Judas was de derde aan wie de Heer het Heilig Sacrament toediende, maar het was of Zijn woord terugweek voor de mond van de verrader. Ik schrok zozeer, dat ik niet meer juist kan zeggen hoe ik mij daarbij voelde. Jezus zei echter tot Judas: "Wat u doen wilt, doe het dan." Dan gaf Hij verder het Sacrament aan de overige apostelen. Zij naderden paarsgewijze, en de een hield na de ander een klein, stijf en omzoomd dekkleedje, dat voordien onder de kelk had gelegen, onder de kin.

Jezus hief thans de kelk aan de handvaten omhoog tot voor Zijn aangezicht en sprak de woorden van de Sacramentsinstelling. Onder deze handeling was Hij geheel verheerlijkt en doorzichtig. Hij liet Petrus en Johannes drinken uit de kelk, die Hij in Zijn handen hield, en zette deze daarna neer. Met de kleine lepel schepte Johannes nu van het Heilig Bloed uit de kelk in de kleine bekers, die Petrus doorgaf aan de apostelen, die met z’n tweeën uit één beker dronken. Ook Judas heeft nog van het bloed gedronken, maar dit herinner ik mij niet al te best. Hij ging niet meer terug naar zijn plaats, doch verliet het cenakel.

Daar Jezus hem tot zich had gewenkt, meenden de anderen dat de Heer hem met een boodschap had belast. Judas vertrok zonder te bidden en dank te zeggen: daaraan kunt u zien hoe slecht het met iemand gesteld is, die zonder dankgebed heengaat na het nuttigen van het dagelijks en eeuwig brood. Zolang de maaltijd duurde, had ik aan Judas’ voeten een klein, rood wangedrocht zien zitten, dat meer dan ééns opkroop naar zijn hart: één van zijn voeten was als een naakte knook. Toen Judas buiten de deur was, zag ik bij hem drie duivels: één sprong in zijn mond, één dreef aan, één liep voor hem uit. Het was een donkere nacht en het leek of de duivels hem licht verschaften. Zoals een razende holde Judas er vandoor.

De rest van het Heilige Bloed, dat in de kelk was gebleven, goot de Heer in de kleine beker die binnen in de kelk hadden gestaan. Dan hield Hij zijn vingers boven de kelk en liet Petrus en Johannes er water en wijn over gieten. Van dit naspoelsel gaf Hij beiden te drinken uit de kelk, en de rest, opnieuw in de bekers geschept, aan de overige apostelen. Hierna maakte de Heer de kelk droog, zette de beker er in, met het overschot van het Heilige Bloed en daarboven de plaat met de overgebleven gewijde stukken Paasbrood. Hij zette het deksel op de kelk, plaatste het doek er overheen en zette het drinkvat, tussen de kleine bekers, weer op het stavlak. Na de Verrijzenis heb ik de apostelen, dat wat bewaard was van het Heilig Sacrament, zien nuttigen.

Ik herinner mij niet te hebben gezien dat ook de Heer het Heilig Sacrament tot zich nam, of het zou mij moeten ontgaan zijn. Toen Hij het gaf, gaf Hij zichzelf, zodat Hij mij voorkwam als leef, in barmhartige liefde volledig uitgestort. Dit is niet te verwoorden. Ik heb ook niet gezien of Melchisedek, toen hij brood en wijn offerde, daar zelf van at en dronk. Ik heb ook geweten waarom de priester dit doen, terwijl Jezus het niet deed.

Terwijl A.C. Emmerich die zei, keek zij ineens om, als iemand die luistert. De volgende verklaring werd haar gegeven, waarvan zij enkel het volgende kon mededelen: "Hadden engelen het gegeven, zij zouden het zelf niet tot zich hebben genomen. Indien echter de priesters het niet ontvingen, dan zou het sedert lang uit het oog zijn verloren. Daarom blijft het behouden."

Al de handelingen van Jezus, terwijl Hij het Heilig Sacrament instelde, gebeurden zeer ordelijk en plechtig en hadden tevens een onderrichtend en plechtig karakter. Ook zag ik nadien de apostelen een en ander met tekens noteren in de kleine rollen die zij bij zich droegen. Jezus’ bewegingen waren plechtig, zoals steeds onder de gebedsverrichtingen, als Hij zich wendde van rechts naar links. Alle wees op de oorsprong van de Heilige Mis. Ik zag ook hoe de apostelen, onder het aanschrijden en bij andere gelegenheden, priesterlijk voor elkaar bogen.

Al de handelingen van Jezus, terwijl Hij het Heilig Sacrament instelde, gebeurden zeer ordelijk en plechtig en hadden tevens een onderrichtend en plechtig karakter. Ook zag ik nadien de apostelen een en ander met tekens noteren in de kleine rollen die zij bij zich droegen. Jezus’ bewegingen waren plechtig, zoals steeds onder de gebedsverrichtingen, als Hij zich wendde van rechts naar links. Alle wees op de oorsprong van de Heilige Mis. Ik zag ook hoe de apostelen, onder het aanschrijden en bij andere gelegenheden, priesterlijk voor elkaar bogen.

Geheime onderrichtingen en wijdingen

Jezus verstrekte thans nog geheime onderrichtingen. Hij zei hen dat zij het Heilig Sacrament moesten doorgeven aan hun opvolgers, tot Zijner gedachtenis, tot het einde der wereld, en leerde hen het hoofdzakelijke wat gebruik en toediening betrof. Verder vertelde hij hun langzamerhand de geheime betekenis hieromtrent, alsook de wijze om deze uit te spreken, wanneer zij opnieuw van het overblijvende “gedeelte" tot zich moesten nemen, wanneer zij er van moesten toereiken aan de Heilige Maagd en hoe zij zelf, nadat Hij hun de Vertrooster had gestuurd, zouden moet wijden.

Vervolgens onderwees Hij hen over het priesterschap, de zalving en het bereiden van het chrisma en de heilige oliën. Drie dozen die men op elkaar kon zetten stonden naast het stel met de kelk en ook boomwol lag daar. Een van de dozen bevatte balsem en een andere olie. Hij leerde hen vele geheimen hieromtrent. Hoe zij de zalf moesten klaarmaken, op welke delen van het lichaam en bij welke gelegenheden die zalf moest toegediend worden. Het komt mij, onder meer voor, dat Hij een geval heeft vermeld, waarin het Heilig Avondmaal niet meer kon worden toegereikt. Misschien had dit betrekking op het laatste sacrament, maar ik heb er geen heel duidelijk herinnering meer van. Hij sprak over verschillende zalvingen, ook over die van de Koningen, en zei hen, hoe zelfs onrechtvaardige vorsten, wanneer zij gezalfd waren, een mysterieuze macht over anderen bezaten. Zelf nam Hij dan van de balsem en de olie en mengde beiden delen in de lege doos. Ik weet niet meer juist of de Heer pas nu, of reeds bij het offeren, de olie zegende.

Hierna zag ik dat Jezus de apostelen Petrus en Johannes zalfde, over wiens handen Hij, bij de instelling van het Heilig Sacrament, ook van het water had gegoten dat over zijn eigen handen was gevloeid, en die gedronken hadden uit de kelk die door Hem werd vastgehouden.

Hij verliet zijn plaats aan de tafel in het midden, ging een beetje zijwaarts en legde zijn handen eerst op de schouders en daarna op het hoofd van Petrus en Johannes. Daarna moesten zij hun handen tezamen brengen, de duimen gekruist. Terwijl zij diep voor Hem bogen [ik weet niet meer of ze knielden], bestreek hij hun beide duimen en wijsvingers met de zelf en tekende er ook een kruis mee op hun hoofd. Hij zei dat dit hun zou bijblijven tot op het einde van de wereld. Jacobus de Mindere, Andreas, Jacobus de Meerdere en Bartholomeus ontvingen eveneens wijdingen. De apostelen droegen allen een lang een smal doek rond de hals. Ik zag dat de Heer bij Petrus de neerhangende einden kruisgewijs samenbond voor zijn borst. De anderen kregen het doek dwars over de borst gelegd, van hun rechterschouder tot onder hun linkerarm. Ik weet echter nier meer of dit reeds bij de instelling van het Heilig Sacrament, ofwel eerst nu bij de zalving gebeurde.

Ik zag [maar hoe is niet te verwoorden] dat Jezus hen door die zalving iets werkelijks en iets bovennatuurlijks gaf. Hij zei hen nog dat zij, na het ontvangen van de Heilige Geest, zelf voor het eerst brood en wijn zouden wijden en de andere apostelen zouden zalven. In verband hiermee had ik een visioen hoe Petrus en Johannes op het Pinksterfeest, vóór het grote doopsel, de andere apostelen de handen oplegden en hoe acht dagen nadien zich hetzelfde herhaalde met verschillende discipelen. Ik zag ook de Johannes, na de Verrijzenis, voor het eerst het Heilig Sacrament reikte aan de Heilige Maagd. Deze gebeurtenis is een feest der apostelen geweest. De Kerk viert het niet meer, maar ik zie dat die dag nog steeds door de triomferende Kerk gevierd wordt. Alleen Petrus en Johannes zag ik in de eerste dagen na Pinksteren het brood en de wijn wijden. Later deden anderen het ook.

De Heer wijdde eveneens vuur voor hen, in een bronzen pot. Het bleef altijd gloeien, ook wanneer men er lang niet naar omkeek. Het werd naast de bergplaats van het Heilig Sacrament bewaard en een vak van de vroegere Paasoven, vanwaar zij het telkens weer te voorschijn haalden voor het geestelijk gebruik.

Alles wat Jezus onder de instelling van het Heilig Sacrament en de zalving der apostelen verrichtte, geschiedde zeer geheim en werd ook, door het onderricht, als een geheim overgeleverd. De Kerk heeft het tot de dag van heden in ere gehouden doch er, op ingeving van de Heilige Geest, overeenkomstig haar behoeften bepaalde dingen aan toegevoegd. Bij de bereiding en de wijding van het heilig Chrisma hielpen de apostelen, en toen Jezus hen zalfde en de handen oplegde, gebeurde dit plechtig.

Of Petrus en Johannes allebei tot bisschop of enkel Petrus tot bisschop en Johannes tot priester werden gezalfd, en welke waardigheid de anderen daar kregen, vergat A.C. Emmerich mede te delen. Het verschil in de manier waarop de Heer bij Petrus en de anderen het doek vastmaakte, schijnt te wijzen, op een verschil in graad.

Toen deze heilige handelingen allen verricht waren, werd de kelk, waarnaast ook de gewijde zalven stonden, onder de huif gezet. Zo droegen Petrus en Johannes dan het Heilige Sacrament in het achtergedeelte van de zaal, dan door een in het midden opengaande voorhang, van de rest gescheiden was, en nu het "Allerhoogste" werd. Het Heilig Sacrament bevond zich een beetje boven de Paasoven. Tijdens de afwezigheid van de apostelen, bewaakten Jozef van Arimathea en Nicodemus voor hen het Heiligdom en het cenakel. Jezus hield verder nog een lang onderricht en sprak, met grote innigheid, verschillende gebeden. Meer dan eens was het alsof Hij sprak met Zijn Hemelse Vader: Hij was één en al geest en liefde. Ook de apostelen waren vol vreugde en ijver en stelden Hem verschillende vragen, die Hij beantwoordde. Over dit alles, meen ik, staat er veel te lezen in de Schrift. Tot Petrus en Johannes, die het dichts bij Hem zaten, zei Hij afzonderlijk wat zij later, in verband met eerdere uitlatingen die hij aanhaalde, moesten mededelen aan de overige apostelen, die het op hun beurt aan de discipelen en de heilige vrouwen, naarmate zij rijp genoeg bleken om het te vernemen, zouden overmaken.

Veel van wat Hij daar sprak was alléén voor Johannes bestemd. Daarvan weet ik alleen nog dat Hij zei dat Johannes langer zou leven dan de anderen, en ook iets over zeven kerken, over kronen, engelen en meer dergelijke diepzinnige beelden, waarmee Hij, naar ik meen, een bepaalde tijdsduur aanduidde. De andere apostelen een beetje jaloers omdat Hij Zich zo vertrouwelijk richtte tot een paar van hen.

Hij sprak af en toe nog over Zijn verrader, nu doet hij dit en nu doet hij dat, waarbij ik telkens zag wat Judas uitvoerde en toen Petrus vol vuur verklaarde dat hij voorwaar de Heer getrouw ter zijde zou staan, sprak Jezus: "Simon, Simon! De satan is er zeer begerig naar om u te ziften als tarwe. Ik echter heb voor u gebeden zodat uw geloof niet zou bezwijken, en u, wanneer u eens volledig bekeerd zult zijn, bevestig dit dan aan uw broeders." Toen Jezus echter zei "dat zij daarheen waar Hij ging, Hem niet konden volgen," sprak Petrus: "Ik wil U volgen tot in de dood," en Jezus antwoordde: "Voorwaar, eer de haan driemaal heeft gekraaid, zult gij mij driemaal verloochend hebben."

Toen Hij hen opmerkzaam maakte over de harde tijden die hen te wachten stonden en vroeg: "Als ik u uitstuurde zonder beurs, zonder reiszak en sandalen, heeft het u ooit aan iets ontbroken?" Zij antwoordden: "Neen." Hij echter sprak: "Wie nu een beurs heeft en een reiszak, neem deze, en wie niets heeft, verkoop uw kleed en schaf u een zwaard aan, want thans moet ook het woord in vervulling gaan: Hij werd gerekend onder de misdadigers. Alles wat over mij geschreven staat, zal nu worden volbracht."

Zij namen dit letterlijk op en Petrus toonde hem twee zwaarden, kort en breed, zoals hakmessen. Jezus sprak: "Het is al goed, laten we heengaan." Toen zegden zij de lofzang. De tafel werd aan de kant gezet en zij gingen naar de voorhal.

Hier traden Zijn moeder, Maria van Cleophas en Maria Magdalena op Hem toe en smekend verzochten zij Hem om zich niet naar de Olijfberg te begeven, want er liep het gerucht dat men Hem gevangen wou nemen. Jezus troostte hen echter met enkele woorden en ging vervolgens haastig het drietal voorbij: het kon omstreeks negen uur zijn. Zij daalden vlug de weg af, die Petrus en Johannes die ochtend waren opgeklommen naar het cenakel, naar de Olijfberg.

Ik heb weliswaar, het Paasmaal en de instelling van het Heilig Sacrament vroeger altijd gezien zoals nu, doch ik gaf mij zoveel aan ontroering over, dat ik er maar enkele dingen van onthield. Ditmaal is alles mij duidelijker geworden, maar het heeft ook een onbeschrijfelijke moeite gekost: men schouwt immer in ieders hart, men ziet de liefde, de trouw van Onze Heer en weet al wat nog komen zal. Het is helemaal niet te doen om daarbij ook nog precies te letten op elke handeling, want men is uitgeput van liefde, bewondering en dankbaarheid en men kan dan ook het onbegrip, en de ondankbaarheid van de ganse wereld en zijn eigen zonden, niet verstaan. Jezus at het Paaslam vlug, met volkomen inachtneming van de wetsvoorstellen. De Farizeeërs hadden er hier en daar enkele dingen aan toegevoegd.

Waar Melchisedech verschijnt

Toen Onze Heer Jezus, bij de instelling van het Heilig Sacrament, de kelk opnam, kreeg ik ineens een visioen uit het Oude Testament mee.

Ik zag Abraham knielen voor een altaar en zag in de verte allerlei volk, met kamelen en andere dieren, krijgshaftig langstrekken. Ik zag een man plechtig aan Abrahams zijde treden en dezelfde kelk, die Jezus in Zijn handen hield, vóór Abraham neerzetten op het altaar. De man leek vleugels aan de schouders de hebben, om mij aan te tonen dat hij een engel was. Voor de eerste maal kreeg ik dus een engel met vleugels te zien. Deze nu was Melchisedech. Van achter het altaar van Abraham zag ik drie rookwolken opstijgen: deze in het midden ging recht en reikte het hoogst, de twee andere lager.

In zag dan twee rijen figuren naar Jezus toekomen, waaronder ook David en Salomon. Dit was de stam tot aan Jezus. A.C. Emmerich vergat hierbij te zeggen of het ging om de stam der kelkbezitters, der offeraars, ofwel het om Jezus geslachtstam ging. Boven Melchisedech, Abraham en enkele koningen zag ik namen verschijnen, en zo keerde ik naar Jezus en de kelk.

Op 3 april 1821 zei A.C. Emmerich in verrukking:

Het offer van Melchisedech greep plaats in het dal van Josaphat, op een heuvel. Ik kan die plek thans niet vinden. Melchisedech bezat reeds de kelk. Ja, ik zie dat Abraham ervoor reeds moet geweten hebben over Melchisedechs offer, en ook dat deze komende was, want hij bouwde een altaar, veel schoner en steviger dan ik ooit aanschouwd heb, met een loofhut, zoals een tent, erover heen. Ook hoorde bij dat altaar een soort sacramentshuisje, waarin Melchisedech de kelk zette. De bekers waaruit hij te drinken gaf waren als van edelstenen. Het altaar had aan de bovenkant een opening, naar ik meen voor het offer. Abraham had daar ook een mooie kudden bijeengebracht.

Toen Abraham vroeger de geheime belofte ontving, werd hem meteen geopenbaard dat de priester der Allerhoogsten in zijn aanwezigheid het offer zou opdragen, dat later door de Messias voor eeuwigheid zou worden ingesteld. Daarom was hij zo vol eerbied en verwachting toen Melchisedech hem door een paar loopboden, van wie hij zich vaker bediende, zijn bezoek liet aanmelden. Daarom bouwde hij ook zo’n mooi altaar en maakte er zo een mooie loofhout overheen.

Ik zag eveneens dat Abraham, zoals altijd bij het offeren, enkele beenderen van Adam, die Noach reeds in de ark bezat, op het altaar plaatste. Hierbij smeekte men God om de belofte te vervullen die Hij gedaan had op deze beenderen, namelijk het zenden van de Messias. Abraham verlangde zeer naar de zegen van Melchisedech.

Verspreid over het veld om het altaar, bevonden zich vele mensen en dieren, met pakken en zakken, en de koning van Sodoma toefde bij Abraham in de tent. Er heerste een plechtige stilte. Melchisedech naderde uit het toekomstige Jeruzalem. Hij had ginds bossen gerooid en verscheidene gebouwen doen optrekken: een halfcirkelvormig gebouw was tot de helft voltooid en een paleis werd aangelegd. Hij kwam met een grauw lastdier, een soort kameel, neen, het leek in het geheel niet op onze ezels, maar had eerder een korte, brede hals en het liep heel snel. Het dier was breed beladen, met aan de ene zijde een grote ton wijn met de platte kant tegen de rug van het dier, en aan de andere zijde een kist, waarin vlakke broden naast elkaar stonden en allerlei vaatwerk bijeen was gezet. De bekers, in de vorm van kleine tonnetjes, waren doorzichtig als edelstenen, niet zoals goud of zilver. Abraham ging Melchisedech tegemoet. Ik zag hoe deze de loofhut binnentrad, achter het altaar ging staan, brood en wijn omhoog hield als offer, het zegende en het brood brak. De plechtigheid had iets weg van de Heilige Misviering. Abraham kreeg witter brood dan de anderen en dronk uit de kelk, dat later de Sacramentskelk zou worden [maar thans nog zonder voet was]. Nadien werd wijn in kleine bekers gedaan en werden er ook stukken brood door de voornaamste aanwezigen rondgedeeld onder het volk.

Het brood was niet gewijd: engelen kunnen niet wijden. Het was wel gezegend en ik zag het glanzen: allen die het ontvingen voelden zich verkwikt en tot God verheven.

Ook Abraham zelf werd door Melchisedech gezegend. Ik zag dat dit een zinnebeeldige daad was, alsof Melchisedech Abraham tot priester wijdde. Reeds was aan Abraham de geheime belofte gedaan dat uit hem de Messias in vlees en bloed zou voortkomen, en mij werd meer dan eens beduid dat Melchisedech profetisch, met betrekking tot de Messias en diens offer, Abraham tijdens de zegening de woorden te verstaan gaf: "De Heer sprak: zit neer aan Mijn rechterhand, tot ik van uw vijanden een voetplank heb gemaakt. De Heer heeft gezworen en berouwen zal het Hem niet: Gij zijn een priester in eeuwigheid, maar de orde van Mechisedech." Ik zag ook dat David, toen hij de woorden in de psalm schreef, een visioen had van Melchisedechs zegen over Abraham.

Ik zag echter dat Abraham het brood en de wijn tot zich nam, profeteerde en iets in de aard zei van: "Hiermee is ten tijde wat Mozes aan de levieten geeft." Ik verstond namelijk dat hij Mozes en de levieten profetisch bedoelde.

Of Abraham ooit zelf dit offer heeft opgedragen, weet ik thans niet. Ik zag dat Abraham nadien de tienden schonk van zijn vee en van zijn schatten. Ik weet niet wat Malchisedech ermee deed: ik meen dat hij alles weer heeft uitgedeeld.

Melchisedech scheen niet oud te zijn. Hij was slank, groot, buitengewoon ernstig en zacht. Hij droeg een lang wit kleed, zo wit als ik nooit een kleed van aardse herkomst heb gezien. Het witte kleed van Abraham leek daarnaast wel grauw. Helemaal als van licht scheen mij het gewaad van Melchisedech. Hij deed een gordel aan, versierd met lettertekens en onder het offer zette hij een witte, geplooide muts op zijn hoofd, zoals later de priesters, die op dat ogenblik nog niet bestonden. Zijn haar was lang en helblond, zoals lichte, lanige zijde. Hij had een kleine, in het midden gescheiden, op een spits uitlopende baard. Zijn gelaat glansde. Alles was vervuld van eerbied voor hem en zijn aanwezigheid maakte alles stil en ernstig. Mij werd gezegd dat hij een priesterlijke engel en een bode van God was. Hij was gezonden om allerlei heiligs in te richten. Hij leidde volkeren, bracht volkstammen van de ene plaats naar de andere en stichtte steden. Ik heb hem lang vóór Abraham hier en daar de dingen zien voorbereiden, nadien niet meer.