|
Download PDF
Hoofdstuk 9.1 Het jongerenconcilie
"Vooruitlopen op de eenheid met Rome" en "tweevoudig toebehoren" waren de twee betrachtingen die Broeder Roger bezielden in de jaren 1970 en die hij wou delen.
Rome scheen hem steeds meer het enig mogelijke centrum voor eenheid. Zoals elk jaar gaat hij er in 1969 voor meerdere weken, bijna een maand, naartoe: van 22 november tot 19 december. Aan de secretaris generaal van de COE schreef hij dat dit Romeins verblijf ‘bijzonder druk en meer dan ooit opbouwend’ was. Nu is het mogelijk om in alles zeer direct aan te pakken. Het contact was zeer vooral uitzonderlijk met ‘Rechtvaardigheid en Vrede’. Met kardinaal Ottaviani sneed hij de kwestie van de nieuwe mis aan en verklaarde: "Voor mijn part ben ik zeker dat in de nieuwe Ordo missa de inhoud van de mis onveranderd is tegenover wat altijd werd beleefd."
In zijn dagboek vermeldde hij weinig over zijn audiëntie bij Paulus VI op 17 december, maar zijn respect voor de paus en de diepzinnige gesprekken zijn goed aan te voelen: Met vreugde heeft de paus een zo gul onthaalwoord voor Taizé dat ik het niet durf herhalen. De dialoog gaat door en vèr. De paus heeft het voornemen om de mis van 31 december ter ere van Taizé op te dragen. Is het tijdens dit gesprek dat Paulus VI aan Broeder Roger zou gezegd hebben: "Je zou Newman kunnen nadoen," de grote anglicaanse theoloog die zich uiteindelijk bekeerde tot het katholicisme in 1845? Wat zeker is: de paus maakte een einde aan de twijfels van Broeder Roger door hem tot tweemaal toe aan te moedigen om zijn project van ‘Jongerenconcilie’ uit te voeren: "Zet het op de sporen."
De aankondiging
Enkele maanden later, in maart 1970, ontmoette Broeder Roger voor de derde maal de patriarch van Konstantinopel Athenagoras in het bijzijn van pater Matura. Drie opeenvolgende dagen hadden ze een gesprek met de patriarch. Het ging over Paulus VI en zijn ‘moedige voorzichtigheid’ op het gebied van de oecumene: een ‘voorzichtige moed’ had patriarch Athenagoras liever gehad, hij die bereid was om Eucharistie te vieren met de paus als teken van eenheid in geloof. Paulus VI ging nooit op die wens in.
Op zesentachtigjarige leeftijd had de patriarch van Konstantinopel nog altijd dezelfde uitstraling, ‘een man met dezelfde profetische inspiratie als Johannes XXIII’, dacht Broeder Roger, een man met een diep innerlijk leven, erfgenaam van een duizendjarige traditie.
Broeder Roger hield het tafereel van patriarch Athenagoras op de dag van hun vertrek steeds in gedachte: "Hij hield zich vast aan de deuropening, hief de handen op alsof hij de kelk van de Eucharistie toonde en herhaalde nogmaals: "De beker en het gebroken brood, er is geen andere uitweg. Herinner je ..." Broeder Roger volgde die weg en vroeg twee jaar later om tot de katholieke Eucharistie toegelaten te worden.
De patriarch drong er ook bij zijn bezoekers op aan dat zij een icoon van de kathedraal zouden meenemen. De prior van Taizé nam slechts een stuk in slechte staat aan dat hij liet restaureren en in een hoek van zijn kamer plaatste: "Het ondersteunt," zei hij, "de drang naar gebed, niet met veel woorden, maar met het hart."
In zijn verslag aan de pers over zijn reis naar Istanboel toonde Broeder Roger aan dat er een verband lag met het ‘grote nieuws’ dat in Taizé zou worden verkondigd. Steeds mysterieus onderhield hij de suspens: "De prior van Taizé houdt eraan dat dit ‘grote nieuws’ geheim blijft tot op Paaszondag." Inderdaad zou er een jongerenbijeenkomst plaats hebben op die datum.
Deze ging door van zaterdag 28 tot dinsdag 31 maart en verzamelde ongeveer 2500 jongeren uit vijfendertig landen. "Meer dan een derde waren niet aangekondigd," merkte een zuster van Grandchamp, belast met het onthaal. "In de kerk van Verzoening," voegde ze er aan toe, "worden de stoelen weggedaan, de vloer bekleed met een tapijt en zitten ze op de grond, steeds dichter bij elkaar."
Kardinaal Renard, aartsbisschop van Lyon, Mgr. Le Bourgeois, bisschop van Autun, Eugen Carson Blake, secretaris generaal van de COE, archimandriet Damaskinos, vertegenwoordiger van patriarch Athenagoras en dominee Blache, vertegenwoordiger van de FPF waren aanwezig.
Volgens Broeder Roger was het gebed "het markante feit van de ontmoeting. De kerk was nooit leeg. De jongeren volgden elkaar op in een voortdurend gebed, ook tijdens bijeenkomsten en maaltijden, en zo tot laat in de nacht. [...] De tegenspraak vermindert meer en meer. We hadden nooit zoveel jongeren samen in de kerk en niets misplaatst is gebeurd."
Op Paaszondag om 10 uur kondigde de prior, omringd met kinderen [de eerste keer dat hij zo openbaar verscheen, maar hij maakte er een gewoonte van, bijna een ritus], het lang verwachte ‘blijde nieuws’ aan: de Gemeenschap van Taizé ging een ‘Jongerenconcilie’ inrichten op een nog te bepalen datum.
"De verrezen Christus komt een feest leiden in het meest intieme binnenste van de mens, verklaarde de prior van Taizé. Hij bereidt ons een lente in de Kerk voor: een Kerk zonder krachtige middelen, bereid om met iedereen te delen, een plaats van zichtbare eenheid voor de hele mensheid. Hij zal ons genoeg verbeelding en moed geven om een weg van verzoening te trekken. Hij zal ons voorbereiden om ons leven te geven opdat de mens geen slachtoffer meer zou zijn van de mens. Hij kondigde ‘een middel, een instrument’ aan: we zullen een Jongerenconcilie houden."
De toejuichingen barstten los, eindeloos. De maandenlange verwachting vond een uitweg. Kardinaal Marty, voorzitter van de bisschoppenconferentie, de enige die was voorgelicht, zal later zeggen: "Ik beken dat ik het woord ‘concilie’ niet erg op prijs stelde daar het een nauwkeurige betekenis heeft. Maar ik ging nogal akkoord dat hij [Broeder Roger] het avontuur van een jongerenvergadering waagde."
Het was inderdaad een gewaagd woord. Maurice Manificat legde het uit als "een negatieve protesthouding ten overstaan van het grote concilie dat er niet in geslaagd was om de verwachte eenheid te bereiken."
Paulus VI, die Broeder Roger voor dit avontuur had aangemoedigd, had een boodschap gestuurd die de avond vóór de aankondiging werd voorgelezen. Dan, tijdens een zondagse toespraak voor het angelus, had hij een welwillend woord voor Taizé en schaarde hij de Gemeenschap bij de ‘goede voorboden’ van de eenheid der christenen: "We bekijken Taizé met een respectvolle sympathie," verklaarde de opperherder. Deze hartelijke woorden sluiten de waarschuwing tegen "dubbelzinnige vormen van intercommunie die de eisen van de ware doctrine negeren en illusies en wanorde meebrengen" niet uit. Taizé was dan wel niet vernoemd maar kon zich wel betrokken voelen...
Henri Fesquet in vergeleek in Le Monde dit initiatief met ‘een fles in zee’: "Zal het langzaam achter de horizon verdwijnen, zal het op de klippen breken of op verlaten stranden verzeilen, zal het in onveilige handen terecht komen?" De verslaggever vond dat deze voorbereiding een "werk van lange adem dat geen improvisatie duldt" zou worden en dat het "nodig zal zijn om een werkschema te hanteren."
Feit is dat Broeder Roger en de organisatoren van het aankomende concilie niet nalieten voor een degelijke organisatie in te staan. Van meet af aan koos hij voor twee fasen. Eerst beginnen met ‘in een permanente staat van concilie’ te vertoeven, nadenken en een ‘drievoudige viering van de verrezen Christus beleven in de Eucharistie, door liefde voor de Kerk en voor de mens, onze broeder’. Dan, in een tweede fase, op een nog niet bepaalde datum, zou het concilie zelf beginnen.
Margareta Moyana verduidelijkte dat er ploegen van het ene naar het andere werelddeel zouden reizen, in Europa, Afrika, Amerika, Azië en tot in Australië, om er voorbereidende vergaderingen te leiden. De Broeders van Taizé die al in kleine fraterniteiten woonden in Dakar, Kigali [Rwanda], Recife en elders waren ‘antennes’, ‘luisterplaatsen’ om het gebeuren voor te bereiden.
De pers, godsdienstig of niet, gaven eens te meer het project uitgebreid weer. Maurice Manificat toonde het aan in zijn eindschrift over Taizé en de pers: "Als niet alles zeer formeel en goed gepland is in Taizé, zijn de verhoudingen met de pers dat wel. De diensten letten er op dat de berichten op tijd verstuurd worden [inlichtingen over de dag van verschijnen zijn gegeven]. De juiste en overeenstemmende inlichtingen aangaande wat Taizé wil mededelen, mogelijke rechtzettingen worden geëist. Sinds de aankondiging van het Jongerenconcilie worden regelmatig rondzendbrieven opgestuurd. Ze vernoemen het aantal deelnemers, de verklaringen van Roger Schutz en andere personaliteiten, de gekregen en verzonden telegrammen, de getuigenissen van jongeren."
De Gemeenschap zelf nam een eigen communicatiemiddel in gebruik met het oog op het concilie. Het blad Aujourd’hui dat al zeven jaar voor informatie rond de bijeenkomsten in Taizé verschafte, werd vervangen door de eenvoudigere Brief van Taizé, die viermaal per jaar verscheen. In elk nummer spoorde Broeder Roger de jongeren aan tot ‘een lange mars’ zoals het volk Israël ondernam met de Uittocht uit de woestijn, op weg naar het Beloofde Land. Maar die lange mars mag geen dwaaltocht zijn: "In de woestijn zijn er ook die, om hun dorst te lessen, luchtspiegelingen achterna lopen. Ze verlaten de langdurige tocht om rond zich heen te kijken. Ze dolen wat links en rechts, op zoek naar ideeën of abstracte constructies. Doelloos rondlopen schept de illusie van bewegen, maar vertraagt alleen de opmars van degenen waarmee we verbonden zijn."
Het doel van deze ‘tocht door de woestijn’ is ‘een Kerk van delen’, legt de prior uit, en Taizé is een verplichte fase. "Om de lange tocht te steunen is een regelmatige [een of tweemaal per jaar] tijd van gebed en dialoog nodig in Taizé. [...] Taizé bundelt de lange optocht: de jongeren kunnen er iedere week terecht van maandag tot maandag." Het thema van de tocht dook meerdere malen op tot aan het Jongerenconcilie.
Het andere herhaalde thema was dat van het ‘feest’. Niet zomaar een feest om te ontsnappen, maar een ‘bevrijding’, deze die de verrezen Christus in het binnenste van de mens legt, ‘een feest waar vrijheid en spontaniteit heersen [...] zolang we de vrijheid van een ander niet schenden en deze creativiteit toelaten’. Dit feest was meer dan alleen maar persoonlijk en spiritueel, het bereidde een ‘lente in de kerk’ voor, vierde een ‘strijd om de mens te bevrijden, de strijd van de onderdrukte en de stemloze mensheid’.
Het steeds aanwezige feest in Taizé lag ook aan de basis van het succes van de bijeenkomsten met het vrije woord, het luisteren, de stilte en het gebed. Een artikel ‘opgesteld in samenwerking met de broeders van Taizé’ werd geduid en beschreef een ‘avond bij de krater’: "De jongeren hadden een krater opgericht met los zand, stenen en planken die op een rond theater leek. Vanavond was er ook een geluidsinstallatie en de verlichting hing af van de fantasie van de vlammen. De avond door volgen de jongeren elkaar op om leuke verhaaltjes te brengen of teksten voor te lezen, om in hun eigen taal te zingen: Frans, Spaans, Vietnamees. De gitaar speelt een centrale rol. Er komen negrospirituals, popmuziek, nostalgische folkloreliederen en andere gezangen die de hoop op een omwenteling uitdrukken. Het leven, de liefde, de vriendschap, de fraterniteit en de vrijheid worden bezongen. Oorlog, armoede en racisme wordt openlijk verworpen. De bevrijding van de verdrukten wordt verkondigd alsook dat de verrezen Jezus Christus de mensheid bevrijdt. Er zijn geen toeschouwers, alleen deelnemers die samen een gekend refrein herhalen en met handgeklap het ritme slaan. Het is feest."
Verwachting, feest, marcheren en delen zijn de zorgen en de hoop van de meeste jongeren na mei 1968. De gemeenschappelijke tred van de bijeenkomsten in Taizé stemde ook overeen met de diverse experimenten van de jaren ‘70, meer op het platteland dan in de steden trouwens. Maar de verschillen waren toch niet te min. Broeder Roger herhaalde graag dat er ‘geen theologie van Taizé en zelfs geen spiritualiteit van Taizé’ bestond. Hij lichtte toe dat ‘hij en de Broeders van de Gemeenschap vooral trachtten te luisteren naar hen [de jongeren] zonder geestelijke leiders te zijn. Diegene die zich als meester opstelde liep het gevaar een dodende spirituele pretentie op te voeren, [...] hen van antwoord dienen met ‘je moet’ leidt naar zijwegen. Naar hen luisteren om de weg vrij te maken voor Christus.’
Deze uitspraken bewijzen indien nodig dat het niet directief optreden in Taizé maar schijn was, het luisteren een maieutiek is: aandacht hebben voor wat de jongeren zeggen, ze laten uitspreken is de nodige voorwaarde om hen in te lichten en te leiden zonder opleggen.
Weigering van een afwijking
De voorbereiding van het jongerenconcilie nam vier jaar in beslag. De voorbereidende sessies verzamelden steeds meer volk. De zomer na de afkondiging van het concilie bracht 7600 jongeren samen op de heuvel voor de verschillende sessies. Het jaar daarop, 1971, trachtte Broeder Roger de inschrijvingen te beperken voor de verzameling van Pasen: "We hebben al 2500 inschrijvingen en zijn verplicht om jongeren te weigeren. Deze vergadering is niet zo belangrijk als die van verleden jaar, vermits we nu maar samen Pasen vieren en de krachtlijnen van het komende jaar meedelen."
Uiteindelijk twee weken voor de bijeenkomst zijn er 6000 inschrijvingen uit een veertigtal landen waaronder, zeer discreet, jongeren uit de communistische Oostbloklanden! Nooit onthaalde Taizé zoveel volk ineens. De kerk van de Verzoening is te klein. Aan de raad van de Gemeenschap stelt broeder Denis, architect van de kerk, voor om de voorgevel af te breken en de kerk te verlengen met een grote tent op de esplanade. Dit voorstel kon Broeder Roger alleen maar met enthousiasme aanhoren, daar hij die niet van beton hield en de ‘dynamiek van het voorlopige’ loofde. De voorgevel werd afgebroken en er werd beroep gedaan op mensen uit de circuswereld om dringend een enorme tent in wit en rood op te trekken.
Zowat 6500 jongeren van veertig nationaliteiten verzamelden met Pasen voor de ‘tweede voorbereidende stap’. Boodschappen van paus Paulus VI en patriarch Athenagoras moedigden de onderneming aan. Verder legden Broeder Roger en de organisatoren de richtlijnen vast: "Bewust worden van de onderdrukkingen. Onze krachten inzetten om de situaties waar de mens schachtoffer is te doorbreken. De voorrechten verwerpen." Al waren er toen een aantal bewegingen van tegenspraak die zich in die uitspraak terugvonden, hield Broeder Roger het niet bij goede voornemens en een vurige inzet. Door een pedagogie van begeleiding zocht hij steeds de jongeren andere doelstellingen aan te reiken, deze van het geloof en de Kerk.
Zo deed hij in de morgenviering van Pasen 1971 onverwachts een oproep tot de jongeren opdat ze de verwarde of tot uittreden geneigde priesters zouden ondersteunen. De ‘crisis van het priesterschap’ veroorzaakte inderdaad veel opgaven. Volgens de Vaticaanse statistieken verlieten tussen 1964 en 2004 70000 priesters hun ministerie met als hoogtepunt de jaren 1970.
"Na lang aarzelen," zei hij, bracht Broeder Roger aan de duizenden jongeren in de kerk verzameld, een diepe eer aan de priesters: "In naam van Christus, laat ze niet over aan eenzaamheid, geef hen uw vertrouwen." Hij nodigde de jongeren ook uit om een beroep te doen op het ‘ministerie van verzoening’ van de priesters. Nu het sacrament van de biecht in vraag wordt gesteld door sommige priesters en theologen, voer Broeder Roger eens te meer stroomopwaarts. Er moet gezegd dat in die periode na pater Damien, franciscaan, Broeder Roger beroep deed op een andere tachtigjarige katholieke priester, de eerwaarde Buisson, pastoor in Culles-les-Roches.
Echter werd niets bekend over de crisis die Taizé doormaakte na deze bijeenkomst. De vieringen op Paaszondag brachten diepe verwarring in de kleine franciscaanse fraterniteit van Taizé die weldra tot een discrete breuk leidde maar aan beide kanten veel pijn deed. Pater Louis Coolen, stichter van deze fraterniteit haalde dit gebeuren slechts een kwart eeuw later aan in een boek dat weinig ophef maakte.
Twee Eucharistievieringen werden voorzien: ’s morgens een protestantse viering door de Broeders van Taizé en s‘ namiddags een katholieke viering door de franciscanen. In de twee vieringen was veel volk. De jonge katholieken of protestanten hadden om het even in de een of andere gecommuniceerd, of in beide! Alleen de Broeders van Taizé hadden niet gecommuniceerd in de katholieke mis. Deze massale intercommunie stoorde de Broeders franciscanen. Pater Louis Coolen vertelde: "Tijdens de avond, in de fraterniteit, rijzen de vragen. We zijn hier om te getuigen over al wat we samen in het geloof kunnen beleven, maar ook over wat voor de katholieken verboden blijft. De Broeders en wij zelf hebben die grenzen gerespecteerd. Maar de menigte, grotendeels katholiek, heeft ze overschreden. Is onze verbintenis aan de zijde van de Broeders nog begrepen? Stemmen we niet in, door onze aanwezigheid, met een verwarring die voor Rome een afwijking is?"
Is in de Gemeenschap van Taizé, met nu katholieke leden, een franciscaanse aanwezigheid nog nodig en zal ze de Gemeenschap van Taizé niet verhinderen in haar eigen evolutie? Broeder Louis Coolen nam die avond de beslissing om Taizé te verlaten, wat hij deed in juli. De anderen vertrokken later.
Nood aan een "universele herder"
Het succes van de zomerbijeenkomsten verheugde Broeder Roger niet, maar gaf hem schijnbaar een soort bijkomende wettiging om vooruit te gaan in andere richtingen en nieuwe stappen te zetten op zijn buitengewone weg.
In juni ging hij naar de Verenigde Staten op uitnodiging van de Episcopal Church. In New York hield hij voor de Amerikaanse bisschoppen van de anglicaanse Communie een conferentie over de crisis in de Kerk [de Kerken liever] en de rol van de paus. Voor het eerst op een openbare bijeenkomst haalt hij het belang van het ‘ministerie van een universele herder’ aan. Bij zijn terugkeer verklaarde hij aan de pers: "Ik was verrast door hun onvermoeid luistervermogen toen ik sprak over het ministerie van een universele herder, onder andere om steeds te verwerkelijken wat het hart van ons christelijk geloof is en ook om het Godsvolk naar voor te brengen over de grenzen van de Kerk heen in deze tijd van dramatische bedreiging voor de mensheid." Optimistisch voegde de prior er aan toe: "Ik mag zeggen dat de waarde van dit episcopaat hoopgevend is voor de zichtbare en oecumenische eenheid van de christenen. Dat wist ik niet bij mijn vertrek naar New York."
De latere geschiedenis heeft die hoop niet bevestigd, vermits de priesterwijding van vrouwen werd toegelaten in 1976 en hun bisschoppenwijding in 1989, beslissingen die de kloof met de katholieken alleen maar konden verbreden.
Een andere gelegenheid om over het universele ministerie van de paus te spreken deed zich een maand later voor. In juli vierde Pax romana, een internationale vereniging van katholieke studenten in Fribourg gesticht, de vijftigste verjaardag van haar oprichting. Broeder Roger werd uitgenodigd op een conferentiedebat op 13 juli in de universiteit van Fribourg. De prior van Taizé werd uitgenodigd om de volgende vraag te beantwoorden: "De jongeren verdragen moeilijk de kerkelijke instellingen en zie, zelfs de oecumene loopt vast in de instellingen. Hoe komen we daar volgens jou uit?" Zeker en vast had Broeder Roger die vraag zelf opgesteld, gezien de stijl en zijn dagelijkse zorg over dit thema.
In zijn conferentie pleitte hij uitgebreid voor ‘het ministerie van eenheid van de bisschop van Rome’. Broeder Roger herhaalde nogmaals wat hij Johannes XXIII verschuldigd was: ‘Was paus Johannes er niet geweest, dan zou ik niet spreken zoals nu. Voor de rest van mijn leven ben ik door die man getekend en nog het meest door het laatste gesprek dat ik voerde met hem.’
Broeder Roger nodigde alle christenen uit, katholieken of niet, de noodzaak van een ‘universele herder’ te herkennen om ‘de Kerk in eenheid weer op te bouwen’. Hij benadrukte dat die kwestie van het ministerie van eenheid van de bisschop van Rome het slachtoffer was van ‘een stille samenzwering’, ook ‘bij sommige katholieken zelf’. Zo doorbrak de prior van Taizé een taboe van de oecumenische dialoog. Dat was niet zonder lang nadenken. "Verleden jaar, schreef een journalist, deelde Broeder Schutz met ons zijn overtuiging dat het uur was aangebroken om openlijk de kwestie van het ministerie van Petrus aan te kaarten. Indien hij nog aarzelde lag dat schijnbaar aan de vrees om verkeerd begrepen te worden door de protestantse middens en deze te schokken."
De conferentie van Fribourg met een katholiek publiek ging door op 13 juli. Drie dagen later kwam kardinaal Willebrands, voorzitter van het Secretariaat voor eenheid der christenen, stiekem naar Taizé. Dat was geen toeval. Later, zonder de naam van de bezoeker te vermelden, leverde de prior van Taizé een bescheiden versie van het gebeuren: "Paulus VI had zoveel vertrouwen dat hij wenste nauwere banden met onze kleine Gemeenschap te smeden. In juli 1971 stuurde hij iemand uit Rome naar Taizé en werd met hem een gewone brief ondertekend. Deze brief drukte uit dat er voortaan een ‘vertegenwoordiger van de prior van Taizé bij de Heilige Stoel’ zou zijn om een rechtstreekse band te scheppen."
Drie maanden na het bezoek van kardinaal Willebrands publiceerde het Osservatore Romano een kort bericht: "Tijdens het verblijf van kardinaal Willebrands, voorzitter van het Secretariaat voor Eenheid der christenen, in Taizé van 16, 17 en 18 juli laatsleden, werd bevestigd dat er voortaan een vertegenwoordiger van de prior van Taizé bij de Heilige Stoel zal zijn. In die functie zal het Secretariaat het referentiepunt uitmaken." Deze vertegenwoordiger is wel ‘van de prior van Taizé’ en niet van de ‘ Gemeenschap van Taizé’. Telkens de dagbladen dit onderscheid negeerden liet Broeder Roger een rechtzetting publiceren.
Tussen vreugde en vrees vroeg de prior zich af hoe dit nieuws zou overkomen na zijn conferenties over de nood aan een ‘universele herder’. Hij ging alleen wandelen in de omgeving. Bij zijn terugkeer noteerde hij in zijn dagboek: "Wie ben je in dit gebeuren? Ik zie me arm in het wilde gras stappen. Ik besef nog niet wat het drie weken geleden ondertekend akkoord veronderstelt. Een ding is zeker: ik hou van die ‘pelgrimerende Kerk in Rome’ en zijn bisschop. Wat kan ik hem meer vragen dan dat hij me verlichte en de eenheid aanspoort onder allen die van Christus zijn?"
In de protestantse middens was er felle kritiek. La Vie protestante publiceerde op 3 september een bijdrage van Charles Biber: "Als een persoonlijk contact met het Roomse Secretariaat voor Eenheid te begrijpen is, komt de ‘vertegenwoordiging’ bij het Vaticaan als een verrassing over. Wat betreft de kwestie van de bisschop van Rome, dat is niet actueel in het leven van de Kerken en de protestantse theologie. De eenheid van de Kerk wordt er nagestreefd door bijeenkomsten van synodale en conciliaire aard." In een uitgebreid artikel in Réforme van 2 oktober was Maurice Sweeting de woordvoerder van de ‘ontroering van vele protestanten’. Hij verweet de prior van Taizé ‘Bijbel en geschiedenis, de persoon van de volgeling Petrus en de functie van bisschop van Rome zoals ze door de eeuwen tot stand kwam’ door elkaar te halen. Hij wees een andere weg aan om tot de eenheid der christenen te komen: "Hervormden en lutheranen vragen om een universeel concilie, toegankelijk voor alle christelijke Kerken [...], geen bisschop van Rome verantwoordelijk voor alle christenen, maar alle Kerken onderling verantwoordelijk en samen zijn verantwoordelijk voor de verschuldigde dienstverlening aan de wereld, in een broederlijke collegialiteit waar hun fundamentele eenheid te ontdekken en te beleven valt."
Stellig was de ontwikkeling dier Broeder Roger meemaakte niet begrepen noch aanvaard door vele protestanten. Dat belette hem niet om door te zetten. Vele maanden later op 16 november publiceerde hij een bericht dat Max Thurian als zijn vertegenwoordiger bij de Heilige Stoel aankondigde. Permanent in contact met het Secretariaat voor Eenheid der christenen was Max Thurian gelast de ‘verschillende contacten met de afdelingen van de Roomse Curie op te voeren’. Met Max Thurian koos Broeder Roger voor de ‘theoloog’, de meest bekende van Taizé, maar ook een Broeder die innerlijk en spiritueel een gelijkaardige ontwikkeling als de zijne had ondergaan.
Op 26 november, tijdens zijn jaarlijks verblijf in Rome, schreef hij in zijn dagboek: "Na al die tijd hier in Rome besef ik de lange afgelegde weg, bezaaid door meer pijn dan gemak. Waarom wilde ik zo volharden terwijl alles me naar Taizé terug wees? Waarom heb ik zo geloofd in de noodzaak van gesprekken hier in Rome? Onweerstaanbaar werd ik gedwongen voort te doen als gedreven door een aanloop die me oversteeg."
Nochtans was de weg soms drukkend. Op 8 december vertrouwde hij in een onderhoud aan Paulus VI: "De naam Taizé is soms zwaar om dragen, er zijn dagen dat ik hem wat graag zag verdwijnen." De paus moest hem opmonteren en, voegde Broeder Roger eraan toe: "hij maakte een vurige vergelijking met een historische plek." Aan enkele broeders zei hij dat de Paus Taizé met Assisi vergeleken had.
Vijf dagen later was het de beurt aan broeder Roger om Paulus VI op te monteren of hem tenminste een openbare steun toe te kennen die, eens te meer, tot tegenspraak leidde.
Op 30 september was de Tweede Synode van bisschoppen bijeen in Rome over twee thema’s: "Het ministerieel priesterschap" en "De rechtvaardigheid in de wereld. Door de crisis die de clerus trof wensten sommige bisschoppen [o.a. Canadezen, Fransen en kardinaal Suenens] een versoepeling van de regel van het celibaat en het aanvaarden door de Kerk van de wijding van gehuwde mannen. Meer dan honderddertig tussenkomsten waren aan dit thema gewijd. Buiten Paulus VI, die plechtig tussen kwam op 6 oktober, hadden meerdere bisschoppen zoals kardinaal Wojtyla, aartsbisschop van Warschau en later Johannes Paulus II, ‘de band tussen celibaat, priesterlijk leven en ministerie’ door de ‘verbintenis tot God’ verdedigd. Na de Synode, in overeenstemming met een meerderheid van bisschoppen, bevestigde Paulus VI eindelijk dat ‘in de Latijnse Kerk de huidige tuchtregel van het priestercelibaat dient te orden nageleefd met Gods hulp’. Sommige misnoegde katholieken en protestanten beschouwden dit als een onoverwinbare hinderpaal op de weg van de oecumenische dialoog. Maar Broeder Roger verdedigde het pauselijk standpunt, op gevaar van ergernis.
Nochtans moest die reactie niet verwonderen. Het celibaat maakte in de Gemeenschap van Taizé van bij het begin deel uit van de verbintenissen van de Broeders, buiten de protestantse traditie. In de jaren 1960 had Broeder Roger in een voorwoord van een boek van Max Thurian over huwelijk en celibaat eens te meer het celibaat als een ‘even authentieke roeping als het huwelijk’ bestempeld. Een jaar nog voor het concilie had hij in een boodschap aan het Hollands pastoraal Concilie ‘de evangelische oproep tot het celibaat voor Christus en het Evangelie, om broeder van allen te zijn’ met kracht verdedigd.
Zijn stelling van december 1971 bracht tegenspraak met zich mee, vooral omdat ze kort na zijn tussenkomsten over het pauselijk ministerie kwam. Nog in Rome, op 11 december, berichtte hij Paulus VI met zijn ‘dankbaarheid ‘ voor de twee teksten van de synode over de gerechtigheid en het celibaat, die hij enthousiast bestempelde als ‘dwaasheid van het Evangelie voor de mensen en een aankondiging van het komende Rijk’. De tegenspraak kwam meteen.
Vanaf 16 december gaven Le Monde, Le Figaro en La Croix een verklaring weer van dominee Bruston, voorzitter van de Commissie voor de relaties tussen katholicisme en FPF, die zich bezorgde over dit nieuwe standpunt: "De boodschap van de prior van Taizé aan Paulus VI verrast vanwege een protestant. Broeder Roger schijnt te zijn vergeten dat de kritiek rond het celibaat van de priester niet gaat over de eigen waarden van het celibaat, maar over het verplichte verband die de Roomse Kerk oplegt tussen celibaat en pastoraat en die Paulus VI heeft gehandhaafd. [...] De oriëntaties van de prior van Taizé schijnen af te wijken van wat werkelijk en soms pijnlijk beleefd wordt door tal van priesters en gelovigen die begaan zijn met de oecumene’. We hopen dat deze spijtige indruk vlug zal wegdrijven."
Dan verduidelijkte dominee Sweeting, vicevoorzitter van de FPF, stevig dat de woorden van de prior ‘helemaal niet de overtuiging van de protestantse Kerken uitmaken’ en hij deelde zijn ‘droefheid’ mede: "Taizé had een oecumenische roeping en loopt het gevaar die te verliezen als de prior typisch Roomse standpunten inneemt." Broeder Roger begreep dat er werd geprobeerd hem van de Gemeenschap af te scheiden en publiceerde een niet ondertekende en scherpe rechtzetting die beweerde: "Sinds lange tijd is de Gemeenschap van Taizé niet enkel van protestantse aard. Ze telt Broeders afkomstig uit meer dan twintig Europese en Amerikaanse protestantse Kerken en ook uit de anglicaanse Kerk. Meer nog, in samenspraak met kardinaal Marty telt ze ook katholieke Broeders. Dus, als gemeenschap, behoort Taizé tot geen enkele confessionele strekking." Logisch dan ook dat Taizé de Raad van de FPF verliet. Maar ze hield wel nog de voeling met de FPF door steeds deel te nemen aan de werkzaamheden van sommige commissies.
De kritiek kwam ook van katholieke zijde. Op 6 januari 1972, in een bijdrage tot Témoignage chrétien over de cisterciënzerabdij van Boquen, vergeleek Jean-Claude Barreau [een ex-priester die Taizé goed kende door er vele groepen jongeren naartoe gebracht te hebben] ‘het kritisch, lyrisch en politiek christianisme’ van Boquen met het conservatisme van Taizé. Sinds 1965 had Boquen in Bretagne, onder leiding van zijn nieuwe overste dom Bernard Besret een ware revolutie gekend die de orde tegensprak. De ‘communie van Boquen’ genoemd, ontving heel uiteenlopende en contesterende groepen. Jean-Claude Barreau onderstreepte de verschillen met Taizé als ‘zeer klassiek ondanks de schijn’ met ‘overdreven respect van de kerkelijke overheid’, daar waar het experiment van Boquen ‘hoop op een nieuw gezicht van de Kerk’ bracht. Sommige lezers reageerden krachtig zodat Jean-Claude Barreau op 17 februari een ander artikel publiceerde, helemaal aan Taizé gewijd, onder de provocerende titel: "een gemeenschap die overhaald wordt?" Hij verweet Broeder Roger Paulus VI ondersteund te hebben bij het verdedigen van het priestercelibaat: "Als Broeder Roger het Roomse apparaat vleit verliest hij voeling met de hervormde traditie en werkt niet aan oecumene." Hij meende ook dat Taizé "alle vrijheid van woord verloor tegenover de Romeinse Curie waarvan ze de meest betwiste initiatieven goedkeurt." Aangaande het Jongerenconcilie dat hij als een "uitzonderlijk experiment" begroette, had Jean-Claude Barreau een voorgevoel: "Het is het een of het ander: ofwel blijven die bijeenkomsten strovuur en vallen uiteen, ofwel krijgen ze een structuur en monden ze uit op de ware problemen van onze tijd. Dan komen ze onvermijdelijk in opspraak met de overheid. Wat zal de Gemeenschap van Taizé dan ondernemen zonder vrijheid tegenover de Roomse overheid?"
Broeder Roger was niet onder de indruk. Op 28 februari én op uitnodiging van pater abt van de beroemde abdij van Montserrat gaf Broeder Roger in Spanje een conferentie over de verschillende facetten van het gemeenschapsleven in Taizé, "een contemplatief leven tegelijk naar Christus en naar het heden van de mens gericht." Hij herhaalde ook zijn verklaringen over het celibaat in de Kerk en de noodzaak van een universele herder "opdat het pluralisme geen versplintering zou zijn."
Het vertrek van de Franciscanen
De uiterlijk schijnbare sereniteit van de prior van Taizé, zijn vertrouwde verkondigingen, lieten de druk niet achterwege, zelfs buiten het weten van de pers en de menigte. Na het vertrek van pater Louis Coolen in juli 1971 had de prior van Taizé getracht de overige Broeders franciscanen te vermijden door de nauwe band die hij met hen had: pater Damien Grégoire, overste van de kleine franciscaanse fraterniteit was meerdere jaren zijn biechtvader geweest en pater Thaddée Matura was een van zijn vertrouwelingen geworden, zoveel te kostbaarder dat hij een buitenstaander was voor de Gemeenschap en hij hem dingen toevertrouwde die hij aan de Broeders niet kon vertellen.
Maar de evolutie van de Gemeenschap van Taizé zelf stelde de aanwezigheid van de franciscanen in vraag. Later bij het opmaken van de balans van dit ‘uitzonderlijk experiment’ schreven sommigen heel discreet: "Wanneer de sterkste wegen op de kleinste, wanneer de minderheid opgezogen wordt door de meerderheid en de toegestane houdingen overslaan in dwangnormen voor iedereen, [...] wordt elk gedwongen zijn eigen identiteit te respecteren."
Moeilijke discussies plaatsten pater Damien en de prior van Taizé tegenover elkaar. Uiteindelijk vetrokken de drie laatste Broeders franciscanen uit Taizé in de lente van 1972 met toestemming van hun oversten en na de bisschop van Autun, Mgr. Le Bourgeois op de hoogte te hebben gebracht. Maar de Gemeenschap noch de prior werden gewaarschuwd.
Dit vertrek, na acht jaar Franciscaanse aanwezigheid, kwam over als een pijnlijke breuk voor allen. De Broeders van Taizé begrepen dit vertrek niet en voelden het ‘in eerste instantie aan als een desertie,’ schreef pater Coolen. Tot voor kort werden de Franciscanen nooit meer vermeld in de teksten van of over Taizé. Enkele maanden later, in maart 1973, vroeg Broeder Roger aan de Dominicanessen en Franciscanessen om hun apostolaat bij het onthaal in Taizé op te schorten. Alleen de Belgische zusters van Saint-André bleven over.
Maar een jaar na hun vertrek bezocht Broeder Roger de Franciscanen in hun nieuwe vestiging in Grambois [Provence]. Hij deelde de maaltijd en een gebedstonde met hen. Deze vriendschappelijke toenadering heelde de wonden niet helemaal. De verzoening kwam slechts later.
Een kerkelijk avontuur
Ondanks de interne evoluties van de Gemeenschap en de verschillende crisissen bleef het opzet van Jongerenconcilie het meest zichtbare. De voorbereidingen vermenigvuldigden zich.
Met Pasen 1972 waren er 16 000 jongeren [een nooit bereikt aantal] aanwezig op de heuvel, afkomstig uit tachtig landen. Een waarnemer van het gebeuren merkte op dat ze zelfstandiger waren dan in de jaren 1960: "Taizé trekt jongeren aan, onafhankelijk van elke begeleiding of elke kerkelijke structuur. Er wordt niet naar Taizé gegaan als lid van een groep die min of meer in verband staat met een parochie of een beweging verwant met de Kerken. De aalmoezenier priester of dominee wordt thuis gelaten. Taizé heeft dergelijke steun niet meer nodig." Op de vraag: "Wie komt er naar Taizé?" gaf een journalist volgend antwoord: "Jongeren van zeventien tot vijfentwintig jaar. De gemiddelde leeftijd schijnt trouwens te dalen. Voor Frankrijk zijn het tot bijna 65% studenten, maar het aantal werklieden stijgt bijvoorbeeld onder de Spanjaarden of de Italianen. Taizé heeft haar marginalen of liever haar ‘afwijkelingen’: drugsverkopers [slechte naar het schijnt], vrouwenjagers, autodieven, enz... onvermijdelijke missers waar ieder mee moet leven, gezien de steeds grotere toeloop." Het was wel een marginaal gebeuren, maar het bestond. Een discrete bewakingsploeg met jonge vrijwilligers werd samengesteld om ’s nachts tussen de tenten de ronde te doen.
Op paasavond, na de mis door een jonge Togolese priester opgedragen in het bijzijn van kardinaal Koening, aartsbisschop van Wenen, Eugen Carson Blake en de metropoliet Timiadis, vertegenwoordiger van de patriarch van Konstantinopel, kondigde Broeder Roger eindelijk de datum van het grote gebeuren aan: "Binnen twee jaar, in de zomer van 1974, zal het Jongerenconcilie beginnen." Oneindig applaus was het antwoord.
Vertaling: Broeder Joseph
|
|