|
Download PDF
Het leven van de Heilige Maagd Maria volgens Anna Catharina Emmerich
Hoofdstuk 3. De geboorte van de Heilige Maagd
Bezieling van Maria
Ik had een visioen over de schepping van de heilige ziel van Maria en over de vereniging van deze met haar vlekkeloze lichaam.
Ik zag in het lichtbeeld, waarin de Heilige Drievuldigheid in mijn visioenen mij gewoonlijk wordt voorgesteld, iets bewegen als een grote, lichtende berg, en het had toch iets van een menselijke gedaante, en ik zag uit het midden van deze gedaante iets tot de mond opstijgen en als een glans daaruit te voorschijn treden.
Ik zag nu deze glans afgezonderd voor het aangezicht van God staan en zich draaien en vormen, of liever, gevormd worden, want, terwijl deze glans een menselijke gedaante aannam, zag ik hoe deze door Gods wil zo onuitsprekelijk schoon gevormd werd. Ik zag ook dat God de schoonheid van deze ziel aan de engelen toonde en dat deze zich over haar schoonheid bovenmate verheugden. Het is mij onmogelijk alles wat ik hierover zag, in woorden weer te geven.
Toen er na de ontvangenis van de Heilige Maagd zeventien weken en twee dagen waren voorbijgegaan, dus vijf dagen minder dan de helft van de zwangerschap van de Heilige Anna, zag ik deze heilige moeder in haar woning te Nazareth slapend op haar bed uitgestrekt. Er kwam een lichtgloed over haar en een straal daaruit kwam op het midden van haar zijde neer en de glans ging in de gedaante van een kleine, lichtende menselijke gestalte in haar over.
Op hetzelfde ogenblik zag ik de heilige moeder Anna, van glans omgeven, van haar bed oprijzen. Zij was als in vervoering en het was of haar lichaam zich opende als een tabernakel en daarin aanschouwde zij een klein, lichtend meisje, uit wie alle heil voor de mensen zou uitgaan.
Ik zag dat dit het ogenblik was waarop Maria voor het eerst onder haar hart bewoog. Anna stond nu uit haar bed op, kleedde zich aan en maakte de Heilige Joachim deelgenoot van haar vreugde. Beiden dankten God. Ik zag hen bidden onder dezelfde boom in de tuin waar de engels eens de moeder Anna getroost had.
Mij werd nu geopenbaard dat de Heilige Maagd vijf dagen vroeger dan de andere kinderen bezield en twaalf dagen vroeger geboren werd.
Geboorte van de Heilige Maagd
Anna had reeds enige dagen tevoren aan Joachim medegedeeld dat het ogenblik van haar bevalling nabij was. Zij zond boodschappers naar Sephoris en haar jongere zus Maraha, naar het dal Zabulon, waar de weduwe Enue, Eisabeths zuster, woonde en naar Bethsaïda bij haar nicht Maria Salome, opdat deze drie vrouwen haar zouden komen bezoeken.
Ik zag haar op weg: Enue, de weduwe, werd vergezeld door een dienstknecht: die twee anderen hadden haar mannen bij zich, die in de nabijheid van Nazareth naar huis terug keerden.
Ik zag dat Joachim, daags voor de bevalling van Anna, zijn talrijke dienstknechten naar zijn kudden heen zond en ook dat Anna van haar dienstmaagden slechts de nodigsten in huis hield. Ook hij zelf trok zich naar zijn dicht bijgelegen weiden terug. Ik zag dat Anna's eerstgeboren dochter, Maria Heli, de zorg voor het huishouden waarnam. Zij was toen ongeveer 19 jaar oud en gehuwd met Cleophas, een opperherder van Joachim, met wie zij een dochtertje had, Maria van Cleophas, dat nu ongeveer vier jaar oud was.
Joachim bad en zocht zijn schoonste lammeren, bokjes en runderen uit, die hij als dankoffer door de herders naar de tempel liet voeren. Eerst 's nachts keerde hij naar zijn woning terug.
Ik zag de drie bloedverwanten tegen de avond de woning van Anna binnengaan. Zij begaven zich naar haar woonkamer achter de haardstede en omhelsden haar. Toen Anna haar gezegd had, dat de bevalling nabij was, hielden zij samen een psalm aan: "Looft God de Heer, Hij heeft zich over zijn volk erbarmd en Israël verlost. Hij heeft de belofte vervuld die Hij in het Paradijs aan Adam gedaan had: het zaad van een vrouw zal de kop van een slang verpletteren." Ik kan alles niet meer naar volgorde mededelen.
Anna was als in vervoering: in haar lofpsalm haalde zij alle voorafbeeldingen van de Heilige Maagd aan. "Zie," zei ze, "In mij is de kiem, door God aan Abraham geschonken, tot rijpheid gekomen." Voorts maakte zij melding van de belofte van Isaak en zei: "De bloei van Aarons staf is in mij voleindigd." Daarbij zag ik haar als van een lichtgloed doordrongen. Ik zag het vertrek, waarin zij zich bevond, vol van licht en daarboven vertoonde zich de ladder van Jacob. Ook de drie vrouwen waren van verbazing en blijdschap vervuld, en ik geloof dat zij ook de verschijning zagen.
Eerst na deze blijde ontboezeming werd aan de aangekomen vrouwen een kleine maaltijd, bestaande uit brood, vruchten en water met balsem, aangeboden. Zij aten en dronken staande en legden zich dan tot middernacht neer, om te rusten van de reis. Anna bleef op om te bidden en wekte de vrouwen te middernacht, om met haar te bidden. Zij volgden haar achter een gordijn, waar haar bidvertrek was.
Anna opende de deuren van een kleine muurkast, waarin zich een doos bevond, dat een heiligdom bevatte. Aan beide zijden stonden lichten, verlicht door een soort lamp. Men schoof ze uit een koker omhoog en stak er spaanders onder, opdat zij niet zouden afzakken. De lichten werden ontstoken. Een voetbankje met kussens stond aan de voet van dit soort altaartje.
In het doosje met het heiligdom bevonden zich haren van Sara, die door Anna bijzonder vereerd werd en ook beenderen van Jozef, die Mozes uit Egypte had meegebracht, iets van Tobias, ik geloof een gedeelte van een kledingstuk en de kleine, witte, schitterende peervormige beker, waaruit Abraham bij de zegen van de Engel gedronken had. Ik weet nu dat deze zegen, wijn en brood, een sacramentale spijs en versterking is geweest.
Anna knielde voor het kastje neer, aan weerszijden een van de vrouwen en de derde achter haar. Zij sprak weer een psalm uit. Ik meen dat daarin melding werd gemaakt van het brandende braambos van Mozes. Ik zag nu, hoe een bovennatuurlijk licht de ruimte vulde, rondom Anna zweefde en voller werd. De vrouwen vielen als verdoofd op haar aangezicht. De lichtgloed nam rondom Anna geheel dezelfde vorm aan als het brandende braambos van Mozes op de berg Horeb, zodat zij voor mij geheel onzichtbaar werd. De stralen van de vlam verspreidden zich naar de binnenzijde en opeens zag ik hoe Anna, haar van licht omgeven kind, op de handen droeg, het in haar mantel wikkelde, aan het hart drukte en het dan naakt op het voetbankje voor het heiligdom neerlegde en nog verder bad. Ik hoorde het kind wenen en zag dat Anna, van onder haar lange sluier, waarin zij gehuld was, doeken te voorschijn haalde. Zij wikkelde er het kind tot onder de armen in: de borst, de armpjes en het hoofd bleven bloot. Toen was de verschijning van het brandende braambos rondom haar verdwenen.
De vrouwen richtten zich op en ontvingen tot hun grote verbazing het pasgeboren kind op de armen: zij weenden van vreugde. Dan hieven zij allen een lofzang aan, en Anna hield haar kind in de hoogte, al was het om aan God te offeren. Ik zag toen de kamer weer vol licht en ik zag tal van engelen, die Gloria en Halleluja zongen. Zij verkondigden dat het kind op de 20ste dag de naam Maria zou ontvangen.
Anna begaf zich nu naar haar slaapvertrek en legde zich op haar bed neer. De vrouwen wikkelden echter het kind los, wasten het en wonden het toen weer in doeken, waarna ze het naast de moeder neerlegden. Aan het bed kon zowel aan de voorzijde, als aan de muurzijde en het voeteinde een gevlochten korfje worden bevestigd, zodat het kind dicht bij de moeder en toch geheel afzonderlijk een plaatsje kon krijgen.
Thans werd vader Joachim geroepen. Hij trad op Anna's bed toe, knielde neer en weende overvloedige tranen, die op het kind neervielen. Vervolgens hield hij het op de armen omhoog en begon, evenals Zacharias bij de geboorte van Johannes, een lofzang. In deze psalm had hij het over de heilige kiem, door God in Abraham gelegd, dat bij het volk had voortgeleefd in de bond, door de besnijdenis verzegeld en dat nu in dit kind de hoogste bloei bereikt had en, naar het lichaam, volmaakt was. Ik hoorde hem in de lofzang ook zeggen dat het woord van de profeet thans in vervulling was gegaan: "Een tak zal uit de wortel van Jesse ontspruiten." Ook gaf hij in ootmoed en innigheid te kennen dat hij nu graag zou willen sterven.
Het viel mij nu pas op dat Maria Heli, Anna's oudste dochter, het kindje eerst later te zien kreeg. Ofschoon zelf reeds enige jaren moeder van Maria van Cleophas, was zij toch niet bij de geboorte van Maria aanwezig, waarschijnlijk omdat het, volgens het joodse gebruik, niet taamde dat de dochter bij de bevalling van haar moeder, aanwezig was.
's Morgens zag ik de knechten en dienstmaagden en vele mensen uit de omtrek rondom het huis verzameld. Zij werden groepsgewijs binnengelaten om hen het kind te laten zien. Velen waren diep ontroerd en menigeen kwam tot inkeer. De buren waren gekomen, omdat ze 's nachts boven het huis een lichtgloed hadden gezien en omdat de bevalling van de Heilige Anna, die zo lang onvruchtbaar was, voor een grote genade van de Hemel gehouden werd.
Vreugde bij Maria's geboorte
Op hetzelfde ogenblik dat het pasgeboren kind in de armen van de Heilige Anna rustte, zag ik het ook in de hemel voor het aangezicht van de Allerheiligste Drievuldigheid verschijnen en met een onbeschrijfelijke vreugde door alle hemelse legerscharen begroet worden. Ik zag hoe Maria daar op bovennatuurlijke wijze de vreugden en de droefenissen van haar leven leerde kennen. Maria werd in de oneindige geheim ingewijd en toch was zij en bleef zij kind.
Wij kunnen ons hiervan geen voorstelling maken, omdat alles wat wij weten, aan de boom der kennis is gegroeid. Zij wist dit alles, zoals een kind de borst van zijn moeder kent en weet dat het zich daaraan moet voeden. Toen het visioen voor mijn ogen verdween, waarin ik het kind Maria in de hemel door God zag onderrichten, hoorde ik haar voor de eerste keer wenen.
Menigmaal zie ik visioenen van die aard, doch ik kan ze niet mededelen want voor het merendeel van de mensen zijn ze toch onverstaanbaar. Daarom laat ik ze achterwege.
Ik zag dat het ogenblik van Maria's geboorte aan de aartsvaders in het voorgeborgte van de hel werd medegedeeld en ik zag dat allen, maar in het bijzonder Adam en Eva, zich onbeschrijfelijk gelukkig voelden omdat nu de belofte, die in het Aards Paradijs werd gedaan, in vervulling gegaan was. Ik zag ook dat de aartsvaders nog meerdere genadegaven kregen en dat hun verblijfplaats lichter en ruimer werd en zij een grotere invloed op de aarde konden uitoefenen. Het was alsof hun arbeid en boete, al hun worstelen, schreien en verzuchten van hun leven, tot een bevredigende vrucht gerijpt was.
Ik zag bij de geboorte van de Heilige Maagd een grote en blijde beweging in de natuur en bij de dieren en ook in de harten van alle godvrezende mensen en ik hoorde een zoet gezang. De zondaars echter waren vervuld van grote angst en wroeging.
Ik zag vooral in de omtrek van Nazareth en ook in het overige gedeelte van het Beloofde Land, vele bezetenen op dat ogenblik in een toestand van razernij. Onder luid geschreeuw werden zij door helse geesten heen en weer geslingerd en de duivels spraken uit hun mond: "Wij moeten wijken, wij worden uitgedreven!"
Te Jeruzalem zag ik, hoe de oude priester Simeon, die in de nabijheid van de tempel woonde, op het ogenblik van de geboorte van de Heilige Maagd, door felle kreten, die door waanzinnigen en bezetenen geslaakt werden, uit zijn slaap werd opgeschrikt.
Vele van dezen waren in een gebouw, in een der straten van de tempelberg gelegen, opgesloten en Simeon, die in de nabijheid woonde, had gedeeltelijk het toezicht over hen. Ik zag hem te middernacht naar deze verblijfplaats van de bezetenen snellen en hoorde hem tot de eerste bij wie hij aankwam, de vraag stellen wat de oorzaak was van dat luide geschreeuw, waardoor allen uit hun slaap werden opgewekt. Deze schreeuwde nu nog luider dat hij verlangde om te worden losgelaten. Simeon opende de deur en de bezetene holde er uit terwijl de duivel uit zijn mond schreeuwde: "Ik moet wijken, wij worden uitgedreven, er is een maagd geboren. Wij duivels worden hier op aarde door zovele engelen gekweld en wij moeten de mensen verlaten en mogen hen niet langer in onze macht houden." Ik zag nu Simeon vurig bidden. De rampzalige bezetene werd op een verschrkkelijke wijze heen en weer geslingerd en de duivel werd uit hem gedreven. Ik was er zeer over verheugd de oude Simeon te zien.
Ook de profetessen Anna en Noëmi, de zuster van Lazarus' moeder, aan wie later de leiding van Maria in de tempel werd toevertrouwd, zag ik uit de slaap wakker worden en in visioenen werden zij van de geboorte van dit uitverkoren kind in kennis gesteld. Beiden bezochten elkaar en spraken over wat zij gezien en gehoord hadden. Ik geloof, dat zij de Heilige Anna kenden.
Ik zag dat in de nacht van Marai's geboorte, vijf Sybillen of waarzeggende maagden in een stad der Chaldeërs, visioenen hadden en hoe zij tot de priesters ijlden, die vervolgens op verschillende plaatsen in de omtrek lieten verkondigen dat er tekenen gezien waren van de geboorte van een maagd en dat er vele geesten uit de hemel waren neergedaald om haar te begroeten, terwijl andere geesten voor haar de vlucht namen en treurden.
Ik zag ook dat de sterrendienaars, die sedert Maria's Ontvangenis het beeld van een Maagd, die wijn en tarwe met eenzelfde gewicht op een weegschaal droeg, in een ster gezien hadden, op het ogenblik van de geboorte dit beeld niet meer ontwaarden. Er vertoonde zich nu in de ster een opening en het scheen alsof deze in een bepaalde richting ging. De Chaldeërs lieten nu het grootste afgodsbeeld van de maagd vervaardigen en in hun tempel plaatsen, zoals ik bij mijn beschouwingen over het openbare leven van de Messias heb gezien. Later werd in hun tempel nog een andere zinnebeeld van de Heilige Maagd geplaatst, en wel een gesloten tuin.
Ik zag levende dieren in die tempel en als ik me niet vergis waren het honden die met andere beesten gevoed werden. In de tempel van de Heilige Driekoningen zag ik tot nu toe 's nachts altijd een wonderbaarlijke verlichting. Men zag er, bij het omhoog kijken, een kunstmatige sterrenhemel met menige sterrenbeelden, waaraan men veranderingen aanbracht. Ook nu vond dit plaats, naar aanleiding van de geboorte van de Heilige Maagd, en wel zo dat de verlichting van buiten naar binnen kwam te staan.
Toen Maria geboren werd zag ik het beeld van een zwevende maagd, met een weegschaal in de hand, die zich heenboog over een kindje in een mandje, dat boven op een boompje rustte. Dat beeld van de Maagd, dat reeds lang voor Elias' tijd, volgens de uitspraak van een god, in de tempel op een eiland was geplaatst, werd nu in zee geslingerd. Het boompje, waarop het kindje in het mandje lag, bleef gespaard. Later werd daar ter plaatse een kerk gebouwd.
Een ander zwevend vrouwenbeeld, met drie borsten, dat ik in Egypte aan het gewelf van de tempel had zien bevestigen, toen een gezant van Elias die voorspelling over de komst van een maagd had medegedeeld, zag ik op het ogenblik van Maria's geboorte naar beneden storten. Het aangezicht, de drie borsten en het gehele onderlijf viel aan stukken. De vruchtenmaat op het hoofd, de armen met de korenaren, het bovenlijf en de vleugels vielen niet naar beneden.
Bezoek aan het pasgeboren kind Maria
Ik zag op de negende september, de tweede dag na de geboorte van de Heilige Maagd, nog andere bloedverwanten uit de omtrek in de woning van Joachim en Anna. Ik heb verschillende namen horen noemen, die mij echter ontgaan zijn. Ook uit de meer verwijderde bezittingen van Joachim waren meerdere dienstknechten aangekomen. Aan allen werd het pasgeboren kind getoond en er heerste grote blijdschap. Een vrolijke maaltijd werd er in huis gehouden.
Op 10 en 11 september trof ik andermaal vele bezoekers aan, waaronder bloedverwanten van Joachim uit het dal Zabulon. Bij dergelijke gelegenheden werd het kind in zijn korfje naar het voorste vertrek van het huis gedragen, waar het op een voetstuk, dat op een zaagbok geleek, aan de bezoekers getoond werd. Het was tot onder de ontblote armpjes in rode en doorschijnend witte doeken gewonden en had een tuilen sluiertje om de hals. Het wiegje was met rode en witte dekentjes gedekt.
Ik zag ook dat Maria van Cleophas, het twee- of driejarig dochterje van Cleophas en Anna's oudste dochter, het kindje liefkoosde en er mee speelde. Maria van Cleophas was een zwaar en stevig meisje. Zij droeg een wit kleed zonder mouwen en aan de rode zoom hingen rode knoppen in de vorm van appeltjes. Aan de blote armpjes zag ik witte banden: ik weet niet of het veren, zijde of wol was.
Het kind ontvangt de naam Maria
22-23 september 1821. Ik woonde vandaag in het huis van de Heilige Anna een groot feest bij. Alles was opgeruimd. In het voorhuis waren alle gevlochten tussenschotten, waarmee men de slaapvertrekken afscheidde, verwijderd en zo had men een ruime zaal verkregen. Rondom deze stond op de vloer een lage, lange tafel met tafelgerief bedekt. Ik zag verschillende voorwerpen, waarop ik vroeger geen acht had geslagen. Er stonden vazen op tafel, waarschijnlijk om bloemen in te plaatsen. Het schenen korven te zijn. Op een zijtafel zag ik vele witte benen staafjes en ook lepels in de vorm van een diepe schelp, waaraan een handvat bevestigd was. Ook waren er gebogen rietjes aanwezig, waarschijnlijk om enig vocht op te zuigen.
In het midden van de zaal was een soort altaartafel opgericht en met een rood en wit kleed gedekt, waarop een ovaal, hemelsblauw bekleed wiegje van rood en wit vlechtwerk stond. Bij het altaar was een overdekte lessenaar geplaatst, waarop perkamenten gebedsrollen lagen. Voor het altaar stonden vijf priesters in ambtsgewaad uit Nazareth, één van hen was sierlijker gekleed dan de vier overigen. Joachim bevond zich in hun onmiddellijke nabijheid. Op de achtergrond stonden in feestkledij vele vrouwelijke en mannelijke verwanten van Anna en Joachim om het altaar geschaard. Ik zag er onder andere Anna's zuster, Maraha uit Sephoris en Maria Heli. Anna had haar bed verlaten en bevond zich in haar achter de haardstede gelegen kamer en was niet bij de plechtigheid tegenwoordig.
Enue, de zuster van Elisabeth, haalde het kindje, dat tot onder de armpjes in rode en doorschijnend witte doekjes gewikkeld was, en legde het in Joachims armen. De priesters schaarden zich voor het altaar rondom de gebedsrollen en baden luid. Twee van hen hielden de sleep van het kleed vast. Vervolgens werd door Joachim het kind aan de opperpriester overhandigd, die het offerend en biddend omhoog hief en het daarna in het wiegje op het altaar neerlegde. Deze priester nam daarop een schaar en knipte drie haarlokjes van het hoofd van het kind, aan weerszijden en in het midden en verbrandde deze daarna op een komfoor.
Dan haalde hij een bus met olie te voorschijn en zalfde de vijf zintuigen van het kind met de duim: ogen, oren, neus, mond en hartkuil. Ook schreef hij de naam Maria op een stuk perkament en legde dit op de borst van het kind. Toen ontving Joachim zijn dochtertje terug, reikte het aan Enue over en bracht het aan Anna. Men zong vervolgens enige psalmen, waarna men de maaltijd aanvatte. Hier was ik niet bij tegenwoordig.
Instelling van het feest van Maria's geboorte
Op de avond van 7 september, de vooravond van het feest, voelde A.C. Emmerich zich, ondanks haar ziekte, buitengewoon goed, of zoals ze zelf zei: "bovennatuurlijk vrolijk". Zij was geestdriftig en in hoge mate levendig. Zij sprak over een buitengewone vreugde waarvan de ganse natuur, door het naderen van het feest van Maria's geboorte, vervuld was. Zij gaf te kennen dat zij het gevoel had als stond er haar de volgende dag een grote blijdschap te wachten. Zij deelde het volgende mede:
De gehele natuur jubelt. Ik hoor het gezang van vogels, ik zie de lammeren en bokjes springen en op de plaats waar Anna's woning heeft gestaan vliegen de duiven in groot aantal rond, als van vreugde dronken. Van het huis en deze omgeving is er niets meer over, het is er nu een wildernis. Ik zag enige pelgrims met een lange staf in de hand en met doeken zoals mutsen op het hoofd gewonden, op hun tocht de berg Karmel voorbijgaan.
Er woonden kluizenaars in de berg Karmel en de pelgrims vroegen hen verbaasd, wat toch die vreugde in de natuur zou kunnen betekenen. Zij kregen te horen dat dit verschijnsel zich steeds vertoond op de vooravond van Maria's geboorte, dat er waarschijnlijk de woning van de Heilige Anna gestaan had en dat een pelgrim, die daar vroeger was voorbijgetrokken, hen had verhaald hoe in een zeer oude tijd een godvrezend man dit verschijnsel voor het eerst had gezien. Dat had aanleiding gegeven tot het vieren van het feest.
Ik zag nu de instelling van het feest zelf. 250 jaar na de dood van de Heilige Maagd, zag ik hoe een godvrezend man een reis ondernam naar het Heilige Land, om alle plaatsen en overblijfselen, welke op het verblijf van Jezus hier op aarde betrekking hadden, te bezoeken en te vereren. Ik zag dat deze godvrezende man door een hogere hand werd geleid en dat hij dikwijls meerdere dagen na elkaar op sommige plaatsen in gebed en beschouwingen werd opgehouden en er van een grote innerlijke zoetheid genoot en vele openbaringen ontving. Zo had hij verschillende jaren lang, in de nacht van 7 op 8 september, een grote vreugde in de natuur waargenomen en in de natuur een liefelijk gezang van de vogels gehoord. Eindelijk werd hij, door zijn aanhoudend gebed, in een droom door een engel onderricht dat het de nacht was van de geboorte van de Heilige Maagd. Hij ontving deze openbaring op zijn reis naar de berg Sinai of naar de berg Horeb. Tevens werd hem medegedeeld, dat daar in een nis van de profeet Elias een dichtgemetselde kapel ter ere van de Moeder Gods was en dat hij die beide zaken aan de daar levende kluizenaars moest meedelen.
Ik zag hoe hij daarna op de berg Sinai aankwam. De plek waar nu het klooster staat, werd destijds reeds door kluizenaars bewoond en was aan de zijde van het dal even steil als nu: men werd er met touwen omhoog getrokken. Ik zag, dat na de mededelingen van de pelgrim, het feest van de geboorte van de Heilige Maagd, voor het eerst door de kluizenaars werd gevierd op 8 september van het jaar 250 en dat het zich later van daar uit verspreidde over de gehele kerk.
Ik zag ook hoe de kluizenaars, in het gezelschap van de pelgrim, de grot van Elias trachtten op te sporen. Het was niet gemakkelijk om te midden van zovele andere grotten van de Esseners en andere kluizenaars, deze van Elias te vinden. Ik zag rondom deze grotten vele verwaarloosde tuinen, waaronder enige met prachtige vruchtenbomen. De pelgrim werd nu in zijn gebed geopenbaard dat men een Jood moest overhalen om mee in de grotten te gaan en dat die, welke hij niet zou kunnen binnentreden, de grot van Elias was. Ik zag dan, hoe zij een oude Jood voor dit doel hadden gevonden en hoe deze, op zijn verkenningstocht, bij een der grotten telkens uit de nauwe ingang werd teruggestoten, welke pogingen hij ook ondernam om er binnen te gaan. Zo erkende men dat dit de grot van Elias was.
Men vond in deze grot, een tweede, dichtgemetselde holte, waarvan men de ingang weer opende en dit was de plaats waar Elias ter ere van de toekomstige Moeder van de Messias gebeden had. De grote, fraai gebloemde stenen, waarmee de grot was dichtgemetseld, gebruikte men later bij de bouw van de kerk. Ook vond men er nog vele heilige overblijfselen van profeten en patriarchen, verschillende soorten van vlechtwerk en godsdienstige voorwerpen, welke later in het bezit van de kerk kwamen.
Veel heb ik bij die gelegenheid van de berg Horeb gezien, doch het meeste herinner ik mij niet meer. Ik weet echter nog dat de plaats, waar Mozes het brandende braambos heeft gezien, in de taal der Joden "Schaduw van God" werd genoemd en dat ze slechts blootvoets mocht betreden worden. Ik zag nog een berg, geheel van rood zand, waarop zeer schone vruchten groeiden.
Ik heb veel betreffende de Heilige Brigitta gezien en er werden mij tal van openbaringen medegedeeld, welke deze heilige, met betrekking tot de ontvangenis en de geboorte van de Heilige Maagd Maria, heeft gehad. Ik herinner mij nog dat de Heilige Maagd tot haar zei: "Wanneer zwangere vrouwen, de vooravond van Mijn geboortefeest vastend doorbrengen en ter ere van Mijn negenmaandelijks verblijf in de moederschoot, negen maal het Wees Gegroet bidden en zij gedurende haar zwangerschap en op de vooravond van haar bevalling meerdere malen deze oefening herhalen en daarbij de Heilige Sacramenten met godsvrucht ontvangen, zal Ik persoonlijk haar gebed voor de troon van God brengen en ook in moeilijke omstandigheden een voorspoedige bevalling voor haar afsmeken.
Ook naderde mij vandaag een verschijning van de Heilige Maagd die mij zei: "Wie op de namiddag van deze dag, met innigheid en Godsvrucht, negen maal het Wees Gegroet ter ere van Mijn negenmaandelijks verblijf in de moederschoot en van Mijn geboorte bidt, en deze oefening gedurende negen dagen verricht, geeft dagelijks aan de engelen een ruiker van negen bloemen, die Ik in de hemel ontvang en aan de Heilige Drievuldigheid overhandig, om daardoor voor Mij vereerder een gunst af te smeken.
Een ogenblik later voelde ik mij op een hoogte tussen de hemel en de aarde geplaatst. Beneden mij lag somber en donker de aarde en boven mij zag ik in de hemel, te midden van engelen en heiligen, de allerheiligste Maagd voor de troon van God. Ik zag, hoe zij uit de godvruchtige oefeningen en gebeden van Haar vereerders, op aarde twee erepoorten, twee glorietronen oprichtte, die gestaag aangroeiden tot kerkelijke paleizen, ja, tot gehele steden. Het was wonderlijk hoe deze gebouwen geheel uit kruiden, bloemen en kransen samengesteld waren. In verschillende soorten ervan lag de waarde en de wijze van het bidden van de verschillende mensen en zelfs van ganse gemeenschappen uitgedrukt. Ik zag hoe de engelen en heiligen de smekingen der biddenden overnamen en voor Gods troon brachten.
Zuiveringsoffer van de Heilige Anna
Verscheidene weken na de geboorte van de Heilige Maagd zag ik Joachim en Anna met het kind naar Jeruzalem gaan, om offergaven aan te bieden. Zij offerden hier hun kind aan God, uit liefde en dankbaarbeid, omdat Hij de lange onvruchtbaarheid van hen had weggenomen, evanals later de Heilige Maagd, volgens de wet der Joden, haar goddelijk Kind in de tempel opofferde en vrijkocht. Daags na hun aankomst brachten zij hun offers en legden toen reeds de belofte af dat zij Maria, na verloop van enige jaren, geheel aan de dienst van de tempel zouden toewijden. Dan keerden zij met het kind naar Nzareth terug.
|
|