|
Download PDF
Hoofdstuk 21: Afschuwelijke wonderen In het heuvelachtig landschap ten zuidwesten van Madrid, nabij de rivier Guadalupe, weg van alle pracht en praal, was de nederige koeherder Gil Cordero van Càceres op zoek naar een verloren koe toen er iets vreemds gebeurde. Het was 1326. Hij was al drie dagen op zoek. Dorstig en moe liep Cordero in de richting van het geluid van een bergstroom, toen hij de koe onbeweeglijk op een heuveltje van stenen zag liggen.
In de veronderstelling dat het dier dood was nam Cordero z’n mes om de huid van het dier te snijden, die hij dan kon verkopen. Zoals gebruikelijk stak hij het mes in de borst van de koe en maakte een inkeping in de vorm van een kruis.
Maagd van Guadalupe, Spanje Opeens bewoog de koe. Niet enkel bewegen, maar ze sprong recht op haar poten alsof ze terug levend was.
Cordero sprong waarschijnlijk achteruit. Hij was verbaasd en doodsbang. De koe stond plots recht!
Op datzelfde moment zag Cordero iemand uit het bos komen. Het was geen gewone vrouw. Er waren hier geen gewone vrouwen. Het was een dame van "wonderbaarlijke schoonheid" die met hemelse stem zei: "Wees niet bang, want ik ben de Moeder van God door wie de mensheid verlossing bekwam," vertelde ze aan de sprakeloze veeherder. "Ga naar huis en vertel de geestelijken en andere mensen om naar deze plaats te komen waar ik aan jou verschijn, en hier te graven, en ze zullen een beeldje vinden." Zoals ze gewend was te doen, vroeg ze ook om er een kapel te laten bouwen.
Cordero moet perplex gestaan hebben. Of de Maagd met een lichtflits verdween, of vervaagde in de achtergrond, weten we niet. Zodra hij bekomen was ging Cordero’s aandacht terug naar de koe en vertrok naar Càceres, zoals hem opgedragen werd. Daar bracht hij de geestelijken en elkeen binnen hoorafstand er van op de hoogte dat de Maagd bij de Guadalupe was verschenen en dat ze gevraagd had om naar een verloren relikwie te graven en een kapel te bouwen.
Guadalupe, klooster Santa Maria Cordero, die beschouwd werd als een onontwikkelde en stomme boer, werd onmiddellijk uitgelachen, waardoor hij in een toestand tussen depressie en wanhoop kwam. "Vrienden, negeer dit niet!" protesteerde de eenzame koeherder. "Als jullie me niet willen geloven, geloof dan het teken dat de koe op haar borst draagt." Cordero bleef volhouden dat de Maagd beloofd had om veel mirakels te verrichten en de mensen van overal zouden komen om haar wonderen te zien.
Ambtenaren die Cordero’s wanhoop zagen en wisten dat er veel beelden waren verborgen geweest tijdens de Arabische bezetting die op z’n einde liep, kregen medelijden en stapten samen met het ganse dorp naar de exacte plaats waar het dier gevonden was geweest. Ridders, edellieden, en priesters duwden zware keien weg en verwijderden stenen. Ze groeven in de aarde tot de aarde in een kleine grot viel.
Binnenin zat precies wat Cordero beloofd had: een beeldje met een oude bel. Er lag ook een document dat de oorsprong verklaarde en ook relikwieën van de H. Fulgentius en de H. Florentina.
Maar het was het beeldje dat de aandacht trok. Op het document stond dat het ging om het reeds lang verloren beeld van Maria, dat Paus Gregorius de Grote aan de bisschop van Sevilla had gegeven. Het was datgene dat misschien in Rome in 390 rondgedragen werd. Bovendien leek het smetteloze, oosterse hout in perfecte staat, ondanks de zes eeuwen dat het in de grond had gezeten. Het werd begraven bij de eerste aanval van de Moslims en werd nu bovengehaald op een moment dat de laatste Moslims verdreven werden!
Er werd in alle haast een hut gebouwd en een stapel stenen diende als altaar. Dat werd al vlug vervangen door een kapel. De klok werd gesmolten en vermengd met ander metaal om twee klokken te maken die de gelovigen opriep om te bidden en die men luidde tijdens hevige stormen om de oogst te beschermen. Een daaropvolgend groter altaar werd door veel hoogwaardigheidsbekleders van her en der bezocht en een eeuw later door een vroom ontdekkingsreiziger met de naam Christopher Columbus, die een replica van het beeld met zich meedroeg tijdens z’n reizen en die een eiland in West-Indië de naam "Guadalupe" zou geven, een naam die tot in Mexico zou verspreid worden.
Maar we lopen vooruit op het verhaal. We zitten nog in de jaren 1300, en het ongelooflijke geval van de Guadalupe was er slechts één van vele. Er waren nog andere verschijningen. Maria bood niet alleen steun aan blinde bedelaars en kreupele herders maar gaf leiding aan een hele beschaving die aan de vooravond stond van een overweldigend aantal kastijdingen.
Het mirakel van Guadalupe stond op het kruispunt van geschiedenis en catastrofe.
Nu waren er slechts waarschuwingen, maar ze werden steeds ernstiger. Tussen 1310 en 1314 was in Frankrijk het aantal tarwevelden gehalveerd, met hongersnood tot gevolg. Massa’s mensen, vel over been en op blote voeten, trokken naar heiligdommen in de hoop een soort van steun of aanmoediging te vinden. In Rhineland moesten er troepen aan terechtstellingplaatsen gestationeerd worden omdat uitgehongerde mensen de galgen bestormden en de lijken los sneden en opaten. Paardenvlees, dat normaal gezien door iedereen gegeten werd was nu te duur, behalve voor de aristocraten.
Er was iets op komst. Er was iets groots op komst. Het ontvouwde zich langzaam, het had al een tijdje op de loer gelegen en het begon geleidelijk aan, maar net als in het oude Rome werd de hongersnood vergezeld door oorlog en besmettelijke ziekte. Er waren plagen in de Gobi-woestijn en er werd overal gevochten, er was oorlog tussen de Zwitsers en de Oostenrijkers en ook tussen de Engelsen en de Fransen. In Japan en China waren er opstanden.
Vooral de Chinezen waren mysterieus, ondergedompeld in een dierenriem die op draken gebaseerd was. Zo’n soort van openbare afgoderij weerspiegelden de dagen van Pompeï, en trokken rampen aan, net als in het oude Rome. Van Azië tot het westen waren er berichten van droogten en aardbevingen. "Dan kwamen zondvloeden waarin 400.000 mensen stierven, waardoor ... vermoedelijk ... de berg Tsincheou ‘instortte’ en grote afgronden in de aarde maakte," schreef historicus Philip Ziegler. De aardbeving werd op apocalyptische manier gevolgd door meer droogte, gevolgd door sprinkhanenzwermen en hongersnood.
Ziegler schreef: "Een aardbeving in de bergen van Ki-Ming-Chan vormde een meer met een omtrek van meer dan 100.000 mijlen. In Tche waren er naar verluid meer dan vijf miljoen doden gevallen. Tussen 1337 en 1345 bleven de aardbevingen en overstromingen doorgaan, sprinkhanen waren nooit zo vernielzuchtig geweest en in Canton was er ‘ondergrondse donder’.
Vijf miljoen doden! Er waren ook berichten van vreselijke ziekten, meegebracht door ratten en zwervende Mongoolse ruiters uit Burma, Yunnan, en de Gobi-woestijn.
In de provincie Hopei brak een soort epidemie uit waardoor 90 percent van de bevolking stierf!
Dat gebeurde ook in India, het land waar men zong voor slangen. Dit heidens terrein was ook het terrein van vreselijke wonderen. Een Vlaams geestelijke die z’n rapport baseerde op een brief van een vriend in de pauselijke curie van Avignon, vertelde dat, in een bepaalde provincie in het Oosten, gedurende drie dagen verschrikkingen en nooit gezien stormen woedden. Op de eerste dag was er een regen van kikkers, slangen, hagedissen, schorpioenen, en vele andere gelijkaardige giftige beesten (zie [Exodus 8:2]). Op de tweede dag hoorde men donder, en viel bliksem en vuur op de aarde, gemengd met hagelstenen van ongelooflijke grootte; die bijna iedereen doodde, van de grootste tot de kleinste. Op de derde dag viel er vuur en stinkende rook uit de hemel, die alles doodde wat nog restte van mens en dier, en alle steden en dorpen in die gebieden afbrandde. Er hing een geur van kwalijke dampen en ziekten, van een bedorven atmosfeer.
Sommigen beweerden dat een kwaadaardige en verderfelijke rook, een vieze vlaag van kwaadaardigheid was neergedaald. Er waren veel voortekenen: vallende sterren en vreemde wolken. De sterren waren interessant, want tijdens de uitbarsting van de Vesuvius in 79 n.C. waren er ook berichten van sterren in de lucht die van plaats veranderden. Andere gebeurtenissen waren dan weer korter bij de grond. Boven het pauselijk paleis in Avignon werd een vuurkolom waargenomen en boven Parijs werd een vuurbal gezien. In Venetië gingen de klokken van de Sint Markus Basiliek aan het luiden door het gedreun van een hevige aardbeving.
Deze tekenen werden talrijker, proportioneel aan het kwaad dat zichzelf niet enkel in oorlog manifesteerde, maar ook in misdaad. In Europa was verkrachting nu zo gewoon dat vrouwen uit de lagere klasse uit hun huizen ontvoerd werden. Ook dronkenschap en ontucht tierden weelderig. De maatschappij was naar de vaantjes. Er was geen spirituele, natuurlijke waterbron. De Kerk was nu meer een bureaucratie. Zoals in vroegere tijden werden mannen uit adellijke families tot bisschop aangesteld en er waren priesters die niet konden lezen. Gratiën, gunsten en vergiffenis werden uitgedeeld als producten. Mannen als Henry van Hereford, een kroniekschrijver uit deze tijdsperiode, riepen hun medemens op om op te passen voor de "gevaarlijke situatie... voor het kwaad in hooggeplaatste rangen, dat altijd deel uitmaakte van de kastijding [Spreuken 28:28]" en zo deden ook de mystici. Er was een epidemie van onheilsvoorspellingen. Er was het voorspelbare gepraat over de Antichrist, en dat werd steeds erger.
Er waren veel valse profeten, maar er waren ook echte zieners zoals de H. Birgitta. Als gevolg van een visioen schreef ze een openhartige brief naar Paus Clementius VI, waarin ze hem met aandrang vroeg Avignon te verlaten, terug te keren naar Rome, en vrede tot stand te brengen tussen Filips IV van Frankrijk en Edward III van Engeland. Toen dat niet gebeurde bleef de grote mystica er op aandringen. Ze voelde het gevaar. Ze kreeg een visioen van het Lijden. Ze zag Christus, gewond door de zonden van de mens, zij die Hem geselden. In haar visioen vertelde de Verlosser aan Birgitta dat hoewel de mensheid gedurende lange tijd Zijn lessen had gevolgd, "de goddeloosheid en hoogmoed nu sterker werden."
De hele hemel ging gebukt onder de last. De H. Angelo van Foligno zag de H. Maagd bidden voor het menselijke ras.
Angelo da Folignow Dit waren ernstige tijden die heel vlug dicht bij een catastrofe waren aanbeland. Er was een wending ten gunste van Lucifer, en dat bracht een overvloed van geesten met zich mee, die vaak werden omschreven als een combinatie van mens en dier, precies zoals ze in de afschuwelijke beeltenissen van afgoderij worden afgebeeld.
Nu leken ze opnieuw overheersend. De demonen waren vrij, verlost uit de put. Het waren de duizend jaren, of misschien eenvoudigweg een resultaat van slechte moraal. De duivels hadden de toelating om mensen te testen en zelfs heilige zielen zoals Elizabeth van Schönau werd lastig gevallen. Het was een tijd van elke denkbare duivelse illusie, niet enkel maatschappelijke verleiding maar ook spirituele verleiding in de vorm van valse visioenen. Men moest altijd op z’n hoede zijn voor Satan, die kwam als een verleidelijke, mooie persoon of zelfs een engel van het licht [2 Korintiërs 11:14]. Christina Bruso uit Stommeln, Duitsland, een gestigmatiseerde, had echte visioenen van Jezus maar onderging ook verleidingen door een duivel die zichzelf vermomde als de H. Bartolomeüs en haar tot zelfmoord dreef.
Het mysticisme tierde weelderig. Enkel zij die baden en vastten, enkel zij die echt nederig waren ... zij die ongevoelig waren voor spirituele hoogmoed ... konden zeker zijn van een scherpe visie. Wanneer ze door onzuivere gedachten verleid werd, moest Birgitta van Maria zeggen: "Jezus, Zoon van God, Die alwetend is, help me om geen vreugde te scheppen in ijdelheid en zondevolle gedachten." Als ze werd verleid om te veel te praten of de verkeerde dingen te zeggen, moest ze zeggen: "Jezus, Zoon van God, Die zweeg in het aanschijn van de onrechtvaardige rechter, bedwing mijn tong tot ik nagedacht heb over wat ik zal zeggen en hoe ik het zal zeggen." En wanneer ze geneigd was om te werken, rusten of iets te eten of drinken, moest ze leiding zoeken door te zeggen: "Jezus, Zoon van God, Die gebonden was met koorden, leidt m’n handen en al m’n ledematen, opdat mijn werken volgens Uw genoegen mogen gedaan worden."
Geborgenheid verkreeg men enkel door zich aan Christus over te geven en zich van zichzelf los te maken, maar de maatschappij ging de tegenovergestelde richting uit. Er waren nog meer trends en ijdelheidspiegels. Mannen droegen lange puntige schoenen die men poulains noemde en die hun seksuele kundigheid moesten symboliseren. Mode was een mededeling van het vleselijke ik. Het hemelde het lichaam op en daagde wellust uit en was in die mate een bekoring. Zich mooi kleden was één ding; het lichaam verafgoden was iets anders. Maria was dermate bezorgd over de verafgoding van het lichaam dat ze Brigitta waarschuwde voor zowel mode als de verkeerde manier van dansen. Mode leidde de ogen af van het spirituele en trok de aandacht naar het vleselijke, wat niet enkel tot overspel en ontucht kon leiden maar ook tot afwijkende praktijken als sodomie, hetgeen lang aan hekserij werd verbonden als een opzettelijke en moedwillige uitdaging van de natuur. Deze praktijken waren zo afschuwelijk voor de Schepper dat velen geloofden dat ze rampen uitlokten.
De Middeleeuwen leken niet overspoeld te worden door abortus, want het werd verboden in de Latijnse tekst van de eed van Hippocrates, maar er waren genoeg andere zonden en zonde trok duivels aan en duivels brachten ongelukken en ziektes. Zolang er ziekte was in de wereld, verloor Satan zijn grip niet. God liet dat toe. Het maakte deel uit van de vrije wil. De grootste kastijding was het kwaad dat de mens door z’n eigen zonde uitnodigde. Wanneer de mens zondigde, was er tegenspoed. Er was rook. Er hing de geur van ziekte. Er was geloof en nederigheid nodig om het te zuiveren. Geloof en bescheidenheid. Dat waren de reinigingsmiddelen. Dat was het geheime tegengif. Maria kon ze niet genoeg herhalen, noch kon ze de kracht van de Mis teveel benadrukken, hetgeen nog één van de geheimen was: satan kon het niet verdragen. Ongeacht hoe machtig hij leek, als iemand naar de Biecht en de Mis ging, kromp hij ongelooflijk ineen. Maar in de Hoge Middeleeuwen vergaten de mensen de godsvrucht, ze vergaten de waarheden van de Verlosser, en dus was er iets op komst, iets ernstigs, iets zoals in Pompeï of Jeruzalem.
Bron: Michael Brown
Vertaling: Mario Lossie
|
|