Medjugorje kerk

Medjugorje België en Nederland

Medjugorje Maria

nov

21



De Rozenkrans

  
 
Download PDF

De Rozenkrans

Eerste gedeelte

Bij het kruisje van de rozenkrans maakt u een kruisteken en bidt u

In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Amen.

Aansluitend hierop, en nog vóór het eerste kraaltje, bidt u de geloofsbelijdenis

Ik geloof in God, de almachtige Vader,
Schepper van hemel en aarde.
En in Jezus Christus, Zijn enige Zoon, onze Heer,
die ontvangen is van de Heilige Geest,
geboren uit de Maagd Maria,
die geleden heeft onder Pontius Pilatus,
is gekruisigd, gestorven en begraven,
die nedergedaald is ter helle,
de derde dag verrezen uit de doden,
die opgevaren is ten hemel,
zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader.
Vandaar zal Hij komen oordelen de levenden en de doden.
Ik geloof in de Heilige Geest,
de heilige katholieke Kerk,
de gemeenschap van de heiligen,
de vergeving van de zonden,
de verrijzenis van het lichaam, en het eeuwig leven.
Amen.

Bij het eerste kraaltje bidt u het "Onze Vader"

Onze Vader
die in de hemelen zijt
geheiligd zij Uw Naam.
Uw Rijk kome.
Uw wil geschiede op aarde als in de hemel.
Geef ons heden ons dagelijks brood.
En vergeef ons onze schulden,
gelijk ook wij vergeven aan onze schuldenaren.
En leid ons niet in bekoring,
maar verlos ons van het kwade.
Amen.

Bij het tweede kraaltje bidt u

Ik groet U,
dochter van God de Vader.

Wees gegroet, Maria,
vol van genade,
de Heer is met U.
Gezegend zijt Gij boven alle vrouwen,
en gezegend is de vrucht van Uw lichaam, Jezus.
Heilige Maria, Moeder Gods,
bid voor ons, arme zondaars,
nu en in het uur van onze dood.
Amen.

Bij het derde kraaltje bidt u

Ik groet U,
Moeder van God de Zoon.

Wees gegroet, Maria,
vol van genade,
de Heer is met U.
Gezegend zijt Gij boven alle vrouwen,
en gezegend is de vrucht van Uw lichaam, Jezus.
Heilige Maria, Moeder Gods,
bid voor ons, arme zondaars,
nu en in het uur van onze dood.
Amen.

Bij het vierde kraaltje bidt u

Ik groet U,
bruid van God de Heilige Geest.

Wees gegroet, Maria,
vol van genade,
de Heer is met U.
Gezegend zijt Gij boven alle vrouwen,
en gezegend is de vrucht van Uw lichaam, Jezus.
Heilige Maria, Moeder Gods,
bid voor ons, arme zondaars,
nu en in het uur van onze dood.
Amen.

Dit wordt afgesloten met

Eer aan de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Zoals het was in het begin en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

Nu begint u met het bidden van het eerste tientje van de rozenkrans. Naargelang de overweging van welke mysteries [zie verder] u hebt gekozen, vernoemt u dit mysterie en bidt u daarop de woorden:

De heilige namen van Jezus, Maria en Jozef moeten zijn gezegend,
Van nu af tot in de eeuwigheid.

Vervolgens leest u de tekst die bij het mysterie hoort.

Bij het vijfde kraaltje bidt u het "Onze Vader"

Onze Vader
die in de hemelen zijt
geheiligd zij Uw Naam.
Uw Rijk kome.
Uw wil geschiede op aarde als in de hemel.
Geef ons heden ons dagelijks brood.
En vergeef ons onze schulden,
gelijk ook wij vergeven aan onze schuldenaren.
En leid ons niet in bekoring,
maar verlos ons van het kwade.
Amen.

Daarna tien maal:

Wees gegroet, Maria,
vol van genade,
de Heer is met U.
Gezegend zijt Gij boven alle vrouwen,
en gezegend is de vrucht van Uw lichaam, Jezus.
Heilige Maria, Moeder Gods,
bid voor ons, arme zondaars,
nu en in het uur van onze dood.
Amen.

Afsluiten van elk tientje

Eer aan de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Zoals het was in het begin en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

Vervolg

Bij het volgende, apart staande kraaltje, bidt u het tweede tientje, tot u alle vijf de tientjes hebt gebeden. Voorafgaand aan het tweede, derde, vierde en vijfde tientje bidt u het passende mysterie, met daarop de woorden:

De heilige namen van Jezus, Maria en Jozef moeten zijn gezegend,
Van nu af tot in de eeuwigheid.

Vervolgens leest u de tekst die bij het mysterie hoort.

Slot

U sluit het rozenkransgebed af met een kruisteken.

In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Amen.

Tweede gedeelte

U kunt het bidden van de mysteries van de rozenkrans spreiden over de verschillende dagen van de week:

  • zondag en woensdag: de glorierijke mysteries
  • maandag en zaterdag: de blijde mysteries
  • dinsdag en vrijdag: de droeve mysteries
  • donderdag: de mysteries van het licht

De vijf glorierijke mysteries

De verrijzenis van Jezus [Lucas 24: 1-12]

Maar op de eerste dag van de week gingen ze bij het ochtendgloren naar het graf met de geurige olie die ze bereid hadden. Bij het graf aangekomen, zagen ze echter dat de steen voor het graf was weggerold en toen ze naar binnen gingen, vonden ze het lichaam van de Heer Jezus niet. Hierdoor raakten ze helemaal van streek. Plotseling stonden er twee mannen in stralende gewaden bij hen. Ze werden door schrik bevangen en sloegen de handen voor hun ogen. De mannen zeiden tegen hen: "Waarom zoekt u de levende onder de doden? Hij is niet hier, Hij is uit de dood opgewekt. Herinner u wat Hij u gezegd heeft toen Hij nog in Galilea was: de Mensenzoon moest worden uitgeleverd aan zondaars en moest gekruisigd worden en op de derde dag opstaan." Toen herinnerden ze zich Zijn woorden.

Ze keerden terug van het graf en gingen aan de elf en aan alle anderen vertellen wat er was gebeurd. De vrouwen die het graf bezochten, waren Maria uit Magdala, Johanna, Maria de moeder van Jakobus en nog enkele andere vrouwen die hen vergezelden. Ze vertelden de apostelen wat er was gebeurd, maar die vonden het maar kletspraat en geloofden hen niet. Petrus echter stond op en rende naar het graf. Hij bukte zich om te kijken, maar zag alleen de linnen doeken liggen. Daarop ging hij terug, vol verwondering over wat er gebeurd was.

De hemelvaart van Jezus [Handelingen 1: 6-11]

Zij die bijeengekomen waren, vroegen hem: "Heer, gaat U dan binnen afzienbare tijd het koningschap over Israël herstellen?" Hij antwoordde: "Het is niet jullie zaak om te weten wat de Vader in Zijn macht heeft vastgesteld over de tijd en het ogenblik waarop deze gebeurtenissen zullen plaatsvinden. Maar wanneer de Heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van Mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde."

Toen Hij dit gezegd had, werd Hij voor hun ogen omhooggeheven en opgenomen in een wolk, zodat ze Hem niet meer zagen. Terwijl Hij zo van hen wegging en zij nog steeds naar de hemel staarden, stonden er opeens twee mannen in witte gewaden bij hen. Ze zeiden: "Galileeërs, wat staan jullie naar de hemel te kijken? Jezus, die uit jullie midden in de hemel is opgenomen, zal op dezelfde wijze terugkomen als jullie Hem naar de hemel hebben zien gaan."

De zending van de Heilige Geest [Handelingen 1:12-14 en 2:1-4]

Daarop keerden de apostelen van de Olijfberg terug naar Jeruzalem. Deze berg ligt vlak bij de stad, op een sabbatreis afstand. Toen ze in de stad waren aangekomen, gingen ze naar het bovenvertrek waar ze verblijf hielden: Petrus en Johannes, Jakobus en Andreas, Filippus en Tomas, Bartolomeüs en Matteüs, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Simon de IJveraar en Judas, de zoon van Jakobus. Vurig en eensgezind wijdden ze zich aan het gebed, samen met de vrouwen en met Maria, de moeder van Jezus en met zijn broers.

Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar. Plotseling klonk er uit de hemel een geluid, als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde. Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten en allen werden vervuld van de Heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven.

De tenhemelopneming van Maria [A.C. Emmerich]

De kist van Maria werd neergezet en vervolgens door vier apostelen het graf binnengedragen. Allen traden nu naar voor, strooiden groen en bloemen en knielden biddend neer onder een vloed van tranen. In groepjes keerden zij terug. Enkelen toefden nog hier en daar om er de kruisweg te bidden, die Maria bij haar huis te Efeze had gemaakt, anderen hielden biddend de wacht bij het graf.

Bij hun terugkeer zagen ze uit de verte een wonderbaarlijk licht boven het graf van de Heilige Maagd en werden er diep door getroffen. Het licht viel als een lichtstraal uit de hemel op het graf en vergezeld van Haar Zoon, stond de ziel uit het graf op en werd deze door Jezus de hemel binnengeleid. De Heilige Maagd is niet als een gewone sterveling ten hemel gestegen, doch eerst werd de ziel en vervolgens het lichaam van de aarde opgenomen.

De kroning van Maria in de Hemel [Litanie van Loreto]

Op het einde van de Litanie van Loreto wordt Maria herhaalde malen aangeroepen als Koningin: Koningin van de engelen, bid voor ons; Koningin van de aartsvader, bid voor ons; Koningin van de profeten, bid voor ons; Koningin van de apostelen, bid voor ons; Koningin van de martelaren, bid voor ons; Koningin van de belijders, bid voor ons; Koningin van de maagden, bid voor ons; Koningin van alle heiligen, bid voor ons; Koningin zonder erfsmet ontvangen, bid voor ons; Koningin in de hemel opgenomen, bid voor ons; Koningin van de heilige rozenkrans, bid voor ons; Koningin van het gezin, bid voor ons; Koningin van de vrede, bid voor ons.

De vijf blijde mysteries

De boodschap van de engel Gabriël aan Maria [Lucas 1: 26-38]

In de zesde maand zond God de engel Gabriël naar de stad Nazareth in Galilea, naar een meisje dat was uitgehuwelijkt aan een man die Jozef heette, een afstammeling van David. Het meisje heette Maria. Gabriël ging haar huis binnen en zei: "Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je." Ze schrok hevig bij het horen van zijn woorden en vroeg zich af wat die begroeting te betekenen had. Maar de engel zei tegen haar: "Wees niet bang, Maria, God heeft je Zijn gunst geschonken. Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen. Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd en God, de Heer, zal Hem de troon van Zijn vader David geven. Tot in eeuwigheid zal Hij koning zijn over het volk van Jakob en aan Zijn koningschap zal geen einde komen."

Maria vroeg aan de engel: "Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog nooit gemeenschap met een man gehad." De engel antwoordde: "De Heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw bedekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God. Luister, ook je familielid Elizabeth is zwanger van een zoon, ondanks haar hoge leeftijd. Ze is nu, ook al hield men haar voor onvruchtbaar, in de zesde maand van haar zwangerschap, want voor God is niets onmogelijk." Maria zei: "De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd." Daarna liet de engel haar weer alleen.

Het bezoek van Maria aan Haar nicht Elizabeth [Lucas 1: 39-56]

Kort daarop reisde Maria in grote haast naar het bergland, naar een stad in Juda, waar ze het huis van Zacharias binnenging en Elizabeth begroette. Toen Elizabeth de groet van Maria hoorde, sprong het kind op in haar schoot; ze werd vervuld van de Heilige Geest en riep luid: "De meest gezegende ben je van alle vrouwen en gezegend is de vrucht van je schoot! Wie ben ik dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt? Toen ik je groet hoorde, sprong het kind van vreugde op in mijn schoot. Gelukkig is zij die geloofd heeft dat de woorden van de Heer in vervulling zullen gaan." Maria zei:

"Mijn ziel prijst en looft de Heer,
Mijn hart juicht om God, Mijn Redder:
Hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares.
Alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen,
Ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan,
Heilig is Zijn naam.
Barmhartig is Hij, van geslacht op geslacht,
Voor al wie Hem vereert.
Hij toont Zijn macht en de kracht van Zijn arm
En drijft uiteen wie zich verheven wanen,
Heersers stoot Hij van hun troon
En wie gering is geeft Hij aanzien.
Wie honger heeft overlaadt Hij met gaven,
Maar rijken stuurt Hij weg met lege handen.
Hij trekt zich het lot aan van Israël, Zijn dienaar,
Zoals Hij aan onze voorouders heeft beloofd:
Hij herinnert zich Zijn barmhartigheid
jegens Abraham en zijn nageslacht,
Tot in eeuwigheid."

Maria bleef ongeveer drie maanden bij haar, en ging toen terug naar huis.

De geboorte van Jezus [Lucas 2:1-19]

In die tijd kondigde keizer Augustus een decreet af dat alle inwoners van het rijk zich moesten laten inschrijven. Deze eerste volkstelling vond plaats tijdens het bewind van Quirinius over Syrië. Iedereen ging op weg om zich te laten inschrijven, ieder naar de plaats waar hij vandaan kwam.
Jozef ging van de stad Nazareth in Galilea naar Judea, naar de stad van David die Betlehem heet, aangezien hij van David afstamde, om zich te laten inschrijven samen met Maria, zijn aanstaande vrouw, die zwanger was. Terwijl ze daar waren, brak de dag van haar bevalling aan en ze bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene. Ze wikkelde Hem in een doek en legde Hem in een voederbak, omdat er voor hen geen plaats was in het nachtverblijf van de stad. Niet ver daar vandaan brachten herders de nacht door in het veld, ze hielden de wacht bij hun kudde. Opeens stond er een engel van de Heer bij hen en werden ze omgeven door het stralende licht van de Heer, zodat ze hevig schrokken. De engel zei tegen hen: "Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen dat het hele volk met grote vreugde zal vervullen: vandaag is in de stad van David jullie Redder geboren. Hij is de Messias, dit zal voor jullie het teken zijn: jullie zullen een pasgeboren kind vinden dat in een doek gewikkeld in een voederbak ligt." En plotseling voegde zich bij de engel een groot hemels leger dat God prees met de woorden: "Eer aan God in de hoogste hemel en vrede op aarde aan alle mensen die Hij liefheeft."

Toen de engelen waren teruggegaan naar de hemel, zeiden de herders tegen elkaar: "Laten we naar Betlehem gaan om met eigen ogen te zien wat er gebeurd is en wat de Heer ons bekend heeft gemaakt."

Ze gingen meteen op weg, en troffen Maria aan en Jozef en het kind dat in de voederbak lag. Toen ze het kind zagen, vertelden ze wat hun over dat kind was gezegd. Allen die het hoorden stonden verbaasd over wat de herders tegen hen zeiden, maar Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en bleef erover nadenken. De herders gingen terug, terwijl ze God loofden en prezen om alles wat ze gehoord en gezien hadden, precies zoals het hun was gezegd.

De opdracht van Jezus in de Tempel [Lucas 2: 22-35]

Toen de tijd was aangebroken dat ze zich overeenkomstig de wet van Mozes rein moesten laten verklaren, brachten ze Hem naar Jeruzalem om Hem aan de Heer aan te bieden, zoals is voorgeschreven in de wet van de Heer: "Elke eerstgeboren zoon moet aan de Heer worden toegewijd." Ook wilden ze het offer brengen dat de wet van de Heer voorschrijft: een koppel tortelduiven of twee jonge gewone duiven.

Er woonde toen in Jeruzalem een zekere Simeon. Hij was een rechtvaardig en vroom man, die uitzag naar de tijd dat God Israël vertroosting zou schenken, en de Heilige Geest rustte op hem. Het was hem door de Heilige Geest geopenbaard dat hij niet zou sterven voordat hij de Messias van de Heer zou hebben gezien. Gedreven door de Geest kwam hij naar de tempel en toen Jezus' ouders hun kind daar binnenbrachten om met Hem te doen wat volgens de wet gebruikelijk is, nam hij Het in zijn armen en loofde hij God met de woorden:

"Nu laat U, Heer, Uw dienaar in vrede heengaan,
zoals U hebt beloofd.
Want met eigen ogen heb ik de Redding gezien
Die U bewerkt hebt ten overstaan van alle volken:
een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen
En dat tot eer strekt van Israël, Uw volk."

Zijn vader en moeder waren verbaasd over wat er over Hem werd gezegd. Simeon zegende hen en zei tegen Maria, Zijn moeder: "Weet wel dat velen in Israël door Hem ten val zullen komen of juist zullen opstaan. Hij zal een teken zijn dat betwist wordt en zelf zult u als door een zwaard doorstoken worden. Zo zal de gezindheid van velen aan het licht komen."

Jezus wordt teruggevonden in de Tempel [Lucas 2: 41-52]

Zijn ouders gingen jaarlijks voor het pesachfeest naar Jeruzalem. Toen hij twaalf jaar was, maakten ze weer hun gebruikelijke pelgrimstocht. Na afloop van het feest vertrokken ze naar huis, maar Jezus bleef in Jeruzalem achter zonder dat zijn ouders het wisten. In de veronderstelling dat Hij zich bij het reisgezelschap bevond, reisden ze een hele dag voordat ze Hem overal onder hun verwanten en bekenden begonnen te zoeken. Toen ze Hem niet vonden, keerden ze terug naar Jeruzalem om Hem daar te zoeken. Na drie dagen vonden ze Hem in de tempel, waar Hij tussen de leraren zat, terwijl Hij naar hen luisterde en hun vragen stelde. Allen die Hem hoorden stonden versteld van Zijn inzicht en Zijn antwoorden.
Toen Zijn ouders Hem zagen, waren ze ontzet, en Zijn moeder zei tegen Hem: "Kind, wat heb Je ons aangedaan? Je vader en ik hebben met angst in het hart naar Je gezocht." Maar Hij zei tegen hen: "Waarom hebt u naar Me gezocht? Wist u niet dat Ik in het huis van Mijn Vader moest zijn?" Maar ze begrepen niet wat Hij tegen hen zei. Hij reisde met hen terug naar Nazareth en was hun voortaan gehoorzaam. Zijn moeder sloot alles wat er met Hem gebeurd was in haar hart. Jezus groeide verder op en Zijn wijsheid nam nog toe. Hij kwam steeds meer in de gunst bij God en de mensen.

De vijf droeve mysteries

De dood van Jezus [Lucas 22: 39-46]

Hij vertrok en ging volgens Zijn gewoonte naar de Olijfberg. De leerlingen volgden Hem. Toen Hij daar was aangekomen, zei Hij tegen hen: "Bid dat jullie niet in beproeving komen." En Hij liep bij hen weg, tot ongeveer een steenworp ver en knielde daarna neer om te bidden. Hij bad: "Vader, als U het wilt, neem dan deze beker van Mij weg. Maar laat niet wat Ik wil, maar wat U wilt gebeuren." Uit de hemel verscheen hem een engel om Hem kracht te geven. Hij werd overvallen door doodsangst, maar bleef bidden: Zijn zweet viel in grote druppels als bloed op de grond. Toen hij na Zijn gebed opstond en terugliep naar de leerlingen, zag Hij dat ze van verdriet in slaap waren gevallen, en Hij zei tegen hen: "Waarom slapen jullie? Sta op en bid dat jullie niet in beproeving komen."

Jezus' geseling [Mattheus 27: 20-26]

Ondertussen haalden de hogepriesters en de oudsten het volk over: ze moesten om Barabas vragen en Jezus laten doden. Weer nam de prefect het woord en hij vroeg opnieuw: "Wie van de twee wilt u dat ik vrijlaat?" "Barabas!" riepen ze. Pilatus vroeg hun: "Wat moet ik dan doen met Jezus die de Messias wordt genoemd?" Allen antwoordden: "Aan het kruis met Hem!" Hij vroeg: "Wat heeft Hij dan misdaan?" Maar ze schreeuwden alleen maar harder: "Aan het kruis met Hem!" Toen Pilatus inzag dat zijn tussenkomst nergens toe leidde, dat het er integendeel naar uitzag dat men in opstand zou komen, liet hij water brengen, waste ten overstaan van de menigte zijn handen en zei: ‘Ik ben onschuldig aan de dood van deze man. Zie het zelf maar op te lossen." En heel het volk antwoordde: "Laat Zijn bloed óns dan maar worden aangerekend en onze kinderen!" Daarop liet Pilatus Barabas vrij, maar Jezus leverde hij uit om gekruisigd te worden, nadat hij Hem eerst nog had laten geselen.

Jezus' doornenkroning [Mattheüs 27: 27-31]

De soldaten van de prefect namen Jezus mee naar het pretorium en verzamelden de hele cohorte om Hem heen. Ze kleedden Hem uit en deden Hem een scharlakenrode mantel om, ze vlochten een kroon van doorntakken en zetten die op Zijn hoofd. Ze gaven Hem een rietstok in Zijn rechterhand en vielen voor Hem op de knieën. Spottend zeiden ze: "Gegroet, Koning van de Joden," en ze spuwden op Hem, pakten Hem de rietstok weer af en sloegen Hem tegen het hoofd. Nadat ze Hem zo hadden bespot, trokken ze Hem de mantel uit, deden Hem zijn kleren weer aan en leidden Hem weg om Hem te kruisigen.

Jezus draagt Zijn kruis [Lucas 23: 26-32]

Toen Jezus werd weggeleid, hielden de soldaten een zekere Simon van Cyrene aan, die net de stad binnenkwam. Ze legden het kruis op zijn rug en lieten het hem achter Jezus aan dragen. Een grote volksmenigte volgde Jezus, evenals enkele vrouwen die zich op de borst sloegen en over Hem weeklaagden. Jezus keerde zich echter naar hen om en zei: "Dochters van Jeruzalem, huil niet om Mij. Huil liever om jezelf en je kinderen, want weet, de tijd zal aanbreken dat men zal zeggen: "Gelukkig wie onvruchtbaar is, gelukkig de moederschoot die niet gebaard heeft en de borst die geen kind heeft gezoogd." Dan zullen de mensen tegen de bergen zeggen: "Val op ons neer!" en tegen de heuvels: "Bedek ons! Want als dit gebeurt met het jonge hout, wat zal het verdorde hout dan niet te wachten staan?" Samen met Jezus werden nog twee anderen, beiden misdadigers, weggeleid om terechtgesteld te worden.

De kruisdood van Jezus [Lucas 19: 25-30]

Aangekomen bij de plek die de Schedelplaats heet, werd hij gekruisigd, samen met de twee misdadigers, de ene rechts van Hem, de andere links. Jezus zei: "Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen." De soldaten verdeelden Zijn kleren onder elkaar door er om te dobbelen.

Het volk stond toe te kijken. De leiders hoonden Hem en zeiden: "Anderen heeft Hij gered; laat Hij nu zichzelf redden als Hij de Messias van God is, Zijn uitverkorene!" Ook de soldaten dreven de spot met Hem, ze gingen voor Hem staan en boden Hem zure wijn aan, terwijl ze zeiden: "Als Je de Koning van de Joden bent, red Jezelf dan!" Boven Hem was een opschrift aangebracht: "Dit is de Koning der Joden". Een van de gekruisigde misdadigers zei spottend tegen Hem: "Jij bent toch de Messias? Red Jezelf dan en ons erbij!" Maar de ander wees hem terecht met de woorden: "Heb jij dan zelfs geen ontzag voor God nu je dezelfde straf ondergaat? Wij hebben onze straf verdiend en worden beloond naar onze daden. Maar die man heeft niets onwettigs gedaan." En hij zei: "Jezus, denk aan mij wanneer U in Uw Koninkrijk komt." Jezus antwoordde: "Ik verzeker je: nog vandaag zul je met Mij in het paradijs zijn."

Rond het middaguur werd het donker in het hele land doordat de zon verduisterde. De duisternis hield drie uur aan. Toen scheurde het voorhangsel van de tempel doormidden. En Jezus riep met luide stem: "Vader, in Uw handen leg ik Mijn Geest." Toen Hij dat gezegd had, blies Hij de laatste adem uit. De centurio zag wat er gebeurd was en loofde God met de woorden: "Werkelijk, deze mens was een rechtvaardige!"

De mysteries van het Licht

Het doopsel van Jezus [Mattheüs 3: 13-17]

Toen kwam Jezus vanuit Galilea naar de Jordaan om door Johannes gedoopt te worden. Maar Johannes probeerde Hem tegen te houden met de woorden: "Ik zou door U gedoopt moeten worden en dan komt U naar mij?" Jezus antwoordde: "Laat het nu maar gebeuren, want het is goed dat we op deze manier Gods gerechtigheid vervullen." Toen stemde Johannes er mee in. Zodra Jezus gedoopt was en uit het water omhoogkwam, opende de hemel zich voor Hem en zag Hij hoe de Geest van God als een duif op Hem neerdaalde. En uit de hemel klonk een stem: "Dit is Mijn geliefde Zoon, in Hem vind Ik vreugde."

De bruiloft te Kana [Johannes 2: 1-11]

Op de derde dag was er een bruiloft in Kana, in Galilea. De moeder van Jezus was er en ook Jezus en zijn leerlingen waren op de bruiloft uitgenodigd. Toen de wijn bijna op was, zei de moeder van Jezus tegen hem: "Ze hebben geen wijn meer." "Wat wilt U van me?" zei Jezus. "Mijn tijd is nog niet gekomen." Daarop sprak Zijn moeder de bedienden aan: "Doe maar wat Hij jullie zegt, wat het ook is." Nu stonden daar voor het Joodse reinigingsritueel zes stenen watervaten, elk met een inhoud van twee à drie metreten. Jezus zei tegen de bedienden: "Vul de vaten met water." Ze vulden ze tot de rand. Toen zei Hij: "Schep er nu wat uit en breng dat naar de ceremoniemeester." Dat deden ze. En toen de ceremoniemeester het water dat wijn geworden was, proefde ... hij wist niet waar die vandaan kwam, maar de bedienden die het water geschept hadden wisten het wel ... riep hij de bruidegom en zei tegen hem: "Iedereen zet zijn gasten eerst de goede wijn voor en als ze dronken zijn de minder goede, maar u hebt de beste wijn tot nu bewaard!" Dit heeft Jezus in Kana, in Galilea, gedaan als eerste wonderteken; Hij toonde zo Zijn grootheid en Zijn leerlingen geloofden in Hem.

De prediking van het Rijk Gods [Mattheüs 5: 3-10]

Gelukkig wie nederig van hart zijn,
want voor hen is het koninkrijk van de hemel.
Gelukkig de treurenden,
want zij zullen getroost worden.
Gelukkig de zachtmoedigen,
want zij zullen het land bezitten.
Gelukkig wie hongeren en dorsten naar gerechtigheid,
want zij zullen verzadigd worden.
Gelukkig de barmhartigen,
want zij zullen barmhartigheid ondervinden.
Gelukkig wie zuiver van hart zijn,
want zij zullen God zien.
Gelukkig de vredestichters,
want zij zullen kinderen van God genoemd worden.
Gelukkig wie vanwege de gerechtigheid vervolgd worden,
want voor hen is het koninkrijk van de hemel.

De verheerlijking van Jezus op de berg Tabor [Lucas 9: 28-36]

Ongeveer acht dagen nadat Hij dit had gezegd ging Hij met Petrus, Johannes en Jakobus de berg op om te bidden. Terwijl Hij aan het bidden was, veranderde de aanblik van Zijn gezicht en werd Zijn kleding stralend wit. Opeens stonden er twee mannen met Hem te praten: het waren Mozes en Elia, die in hemelse luister verschenen waren. Ze spraken over het levenseinde dat Hij in Jeruzalem zou moeten volbrengen. Petrus en de beide anderen waren in een diepe slaap gevallen; toen ze wakker schoten, zagen ze de luister die Jezus omgaf en de twee mannen die bij Hem stonden. Toen de mannen zich van Hem wilden verwijderen, zei Petrus tegen Jezus: "Meester, het is goed dat wij hier zijn, laten we drie tenten opslaan, een voor U, een voor Mozes en een voor Elia," maar hij wist niet wat hij zei. Terwijl hij nog aan het spreken was, kwam er een wolk aandrijven, die een schaduw over hen wierp; ze werden bang toen de wolk hen omhulde. Er klonk een stem uit de wolk, die zei: "Dit is Mijn Zoon, Mijn Uitverkorene, luister naar Hem!" Toen de stem verstomd was, was Jezus weer alleen. Ze zwegen over het voorval en vertelden in die tijd aan niemand wat ze hadden gezien.

De instelling van de Heilige Eucharistie [Lucas 22: 14-20]

Toen het zover was, ging Hij samen met de apostelen aanliggen voor de maaltijd. Hij zei tegen hen: "Ik heb er hevig naar verlangd dit pesachmaal met jullie te eten voor de tijd van Mijn lijden aanbreekt. Want Ik zeg jullie: Ik zal geen pesachmaal meer eten voordat het zijn vervulling heeft gevonden in het koninkrijk van God." Hij nam een beker, sprak het dankgebed uit en zei: "Neem deze beker en geef hem aan elkaar door. Want Ik zeg jullie: vanaf nu zal Ik niet meer drinken van de vrucht van de wijnstok tot het koninkrijk van God gekomen is." En Hij nam een brood, sprak het dankgebed uit, brak het brood, deelde het uit en zei: "Dit is Mijn lichaam dat voor jullie gegeven wordt. Doe dit, telkens opnieuw, om Mij te gedenken." Zo nam Hij na de maaltijd ook de beker, en zei: ‘Deze beker, die voor jullie wordt uitgegoten, is het nieuwe verbond dat door Mijn bloed gesloten wordt.