Download PDF
Katarina Bednarczuk Sieminska:
Te voet van Polen naar Medjugorje
Katarina Bednarczyk Sieminska (55) uit Kazimierz Dolny, nabij Lublin, heeft een voettocht van Polen naar Medjugorje achter de rug. Zij wandelde er 62 dagen over. Zij vertrok met lege handen op pelgrimstocht, enkel vertrouwend op Gods Voorzienigheid. Zij droeg alleen een kruis, een gebedenboek en een reiskaart. Haar gebedsintentie voor deze tocht was de vrede en de verzoening onder de mensen in de wereld, die allemaal deel uitmaken van Gods familie. Zij is gehuwd, heeft geen kinderen en haar echtgenoot is kunstenaar, schilder.
Dit is haar getuigenis:
Ik ben te voet naar Medjugore gekomen omdat de Moeder en de Koningin van Vrede hier verschijnt. Ik geloof dat Maria hier verschijnt en dat is de reden waarom ik naar hier kwam. Uiteraard is Zij overal, maar hier is Zij op een bijzondere wijze aanwezig. Zij wenst ons voor te bereiden op onze ontmoeting met Jezus en met God de Vader.
Wij leven in moeilijke tijden en ik denk dat de tijd is gekomen voor de verzoening van de hele mensheid. Ik heb dit voornemen ontvangen in gebed. Wij zijn allemaal Gods kinderen. De mensen zouden meer tot elkaar moeten komen. De mensheid bevindt zich in weeën en wij moeten ons daarvan bewust zijn. Alle mensen zijn broeders en daarom had ik noch water, noch brood bij mij, maar in volle bewustzijn en met een duidelijk voornemen wou ik afhangen van diegenen die ik zou ontmoeten, van hun goedheid. Soms wensten ze mij brood en water mee te geven voor onderweg, maar dat wou ik niet. Het is mooi om te kunnen vragen, een verzoek te kunnen richten en de mensen zijn gelukkig als ze kunnen geven, als ze iets kunnen aanbieden. Dan ervaren we hen als leden van onze eigen familie. God werkt door hen.
Soms werd ik van de hand gewezen, maar ook dit noem ik een goede ervaring. Hoe dikwijls klopt God niet aan op de deur van ons hart en weigeren wij Hem, en wensen wij Hem niet binnen te laten. Soms moeten we meerdere malen aankloppen. We ontmoeten Jezus in de daklozen, in de armen, en als wij Hem niet herkennen, dan zijn wij werkelijk blind. Alle mensen zijn leden van onze familie, de zieken inbegrepen en ook zij die hun gemoed verloren zijn. Soms wil iemand iets stelen van ons. Wij zouden zelfs dat moeten toestaan. Laat ons niet gesloten blijven, maar onze harten openen en de mensen zullen minder agressief zijn.
We moeten er ons van bewust zijn dat wij allemaal één zijn, één lichaam. Soms wensen wij beter te zijn dan de anderen, maar God wil niet dat wij beter zijn dan anderen. Hij wil enkel dat wij goed zijn en goed zijn betekent niet dat wij beter dan de anderen moeten zijn. Wij moeten God om deze genade vragen, en wij zullen Zijn hulp hiervoor ontvangen. Enkel God kan de mensenharten openen. Wij kunnen onszelf niet veranderen, enkel God kan ons veranderen en dat is waarom wij voor elkaar moeten bidden.
Thuis zijn wij niet arm. Mijn echtgenoot is een kunstenaar en hij gaf mij geld voor deze onderneming, maar ik liet het achter in Polen. Ooit wandelden wij naar Rome, mijn man, ik en een vriend, maar deze keer voelde ik dat ik helemaal alleen moest gaan, juist zoals God mij het heeft ingegeven, met lege handen en zonder enige bescherming. Als wij ons op alles voorzien, hoeft God over ons niet te waken, maar wij moeten de ervaring doormaken dat Hij over ons wil waken.
Laat mij u een voorbeeld geven: het was herft en dus begon ik met een regenjas aan en tijdens de eeste tien dagen regende het inderdaad. Dan besloot ik om deze natte en doordrongen regenjas achter te laten en de zon begon te schijnen. God kan maken dat het overal regent, behalve op de weg die we bewandelen! Deze ervaring maakte mij bijzonder gelukkig. Ik ben bedroefd voor allen die niet geloven in God. Zij denken dat zij alles zelf kunnen oplossen en dat is waarom wij geen vrede kunnen vinden.
Ik sliep bij families, in parochiehuizen. Van Polen ging ik door Slovakije, Hongarije, Kroatië en Bosnië. Ik ging door de streek die door Moslims werd bewoond. Ik praatte met hen. Zij weten niet dat God een Vader is. Daarom vertelde ik hen dat wij een gemeenschappelijke Vader hebben. Zij zijn onze jongere broers, die een aantal eeuwen later dan ons zijn geboren. In een stad nabij Zenica, ging in naar de moskee. Ik vroeg hen om onderdak en ze gaven mij ook te eten. Ik vertelde hen dat ik naar Medjugorje ging. Toen ik hen verliet werd ik door velen uitgewuift en zij vroegen mij nog om dit of dat mee te nemen, maar ik vertrok met lege handen. Zij waren gelukkig dat ik naar Medjugorje ging en zij vertelden mij dat zij enkel vrede, vrede en nog eens vrede wilden.
Enkele jaren geleden ging ik te voet naar Czestochowa, geladen met een rugzak van 25 kilo, vol met gerief. Toen dacht ik dat ik dit alles nodig had. Maria vertelde mij: "als u Mijn Zoon wenst te volgen hebt u helemaal niets nodig." Zij zal zorg voor ons dragen.
|