|
Download PDF
De Ronde van Vlaanderen, de Muur en Onze Lieve Vrouw van den Oudenberg Morgen wordt voor de 93ste maal Vlaanderens mooiste klassieker [en misschien wel de mooiste klassieker ter wereld] gereden: de Ronde van Vlaanderen. Vorig jaar werd deze gewonnen door Stijn Devolder. Na een solo van 25 kilometer had de Belgische kampioen aan de streep veertien seconden voorsprong op Nick Nuyens die, in een spurt met twee, de Spanjaard Juan Antonio Flecha versloeg.
We hadden het eerder al over "La Madonna del Ghisallo" die waakt over de Ronde van Lombardije. Deze keer gaan we het hebben over Onze Lieve Vrouw van den Oudenberg, helemaal bovenop de Muur van Geraardsbergen, die waakt over de Ronde van Vlaanderen.
De Muur van Geraardsbergen is ongetwijfeld, samen met de Koppenberg, de lastigste beklimming van de Ronde van Vlaanderen. Eenmaal de Dender voorbij gaat het steil omhoog, richting Muur. Nog voor de Geraardsbergse Marktplaats zou ik reeds lang zijn afgestapt met de fiets. En dat zijn nog maar de eerste honderden meters, de veel steilere muur ligt nog een heel eindje verderop, voorbij de Vesten. Dan pas begint men aan de lastige kasseiklim. Bovenop de Muur van Geraardsbergen staat de Kapel van de Muur van Geraardsbergen, gewijd aan Onze Lieve Vrouw van den Oudenberg. Vele wielertoeristen slaan reeds een kruisteken wanneer men zover raakt en vele winnaars van de Ronde, denken later ongetwijfeld terug aan Onze Lieve Vrouw van den Oudenberg, om Haar te bedanken voor hun overwinning.
Volgens oude kronieken werd de Oudenberg vroeger Hunnebeerch genoemd. Waar deze benaming vandaan zou komen kan tot op vandaag moeilijk worden achterhaald. Sommigen verklaren het als volgt: In de vijfde eeuw zakten de Franken langs de westergrens van het Koolwoud af, en vaarden de Dender op, tot aan de bijrivier de Mark [Mark of meer = grens]. Huno, een Frankische heer, nam het land, aan den voet van den berg, in eigendom, en vestigde zich langs de Dender. Zijn afstammelingen noemde men de Huningen en zijn nederzetting Huningheim, dat later de wijk Hunnegem werd. De nabije heuvel noemde men Hunnebeersch.
Volgens anderen zou de Hunnebeerch oorspronkelijk een offerplaats geweest zijn [Hun = hoen, bij de oude Vlamingen = offer]. Boven op de heuvel is er een nooit uitdrogend bronvijvertje. De oude volkeren nu geloofden dat in elke bron de geest van een godin woonde, die het water uit de grond deed borrelen voor de mensen. Zij vereerden dus de bronnen om hun geheimzinnigheid, en in het bijzonder deze hier, omwille van haar onuitputtelijkheid op zo'n verheven ligging. Als offer aan de watergodin wierp men brood en vis in het water. De heidense priester plengde wijn en dronk daarna de beker uit, waarin, als symbool voor de bron, een visje zwom. Ook aan de geest van de Lente en de godin van de Oogst werd geofferd. Wellicht stond boven op de heuvel een dolmen, waar de druïde, in wit gewaad, zijn offer bracht, het altaar en de aanwezigen besprenkelde met het bloed, of, als er geen offerdier was, met wijn, waarna allen uit eenzelfde beker dronken. Bij het vallen van de avond werd een groot vuur aangestoken ter ere van Herta, godin van de oogst. De Keltische Nerviërs, die langs de Dender woonden, hadden afgerekend met de Romeinse beschaving en zich later met de Franken vermengd.
Op de tochten door de Vlaanderse bossen van de Heilige Amandus, de Heilige Livinus en hun volgelingen, werd, in de zevende of achtste eeuw, dit volk bekeerd. De missionnarissen gingen te keer tegen de heidense gebruiken, maar Paus Gregorius de Grote was een andere mening toegedaan, en schreef aan zijn zendelingen om de heidense offerplaatsen eerder te verchristelijken. Zo werden dan op de plaats van de dolmen, op de Hunnebeerch, een kapel en een altaar opgericht. Het brood werd in de vorm van krakelingen naar het volk toegeworpen, in plaats van naar de watergodin. De wijnbeker werd door de overheden en de schepenen, of afgevaardigden van het volk, gedronken, en verving ook het feestmaal dat na elk dierenoffer gehouden werd. Het visje in den wijn werd de verzinnebeelding van Jezus Christus [Het Griekse "Ichthus" = vis of de beginletters van Iesous CHristus, Theou HUios, Soter: Jezus Christus, Gods Zoon, Redder]. En omdat het niet paste in de Vasten, bij het begin van de Lente, feest te houden, werd het voortaan op Vastenavond gevierd.
De kapel werd in 1294 verkocht "voor Bailliu ende scepene van den lande van Boelaere ten profijte van Jhanne Tant, cluusenaar inder cluuse bider capelle van Onser Vrauwe up den Hunnebeerch te Gherondsbeerghe." In de zeventiende eeuw was zij zo vervallen dat "dom Gheeraert Prijm, prelaet van Sinte Peeters nevens Ghendt" ze liet herbouwen. In 1639 was zij voltrokken en werd zij door de aartsbisschop van Kamerijk ingezegend. In 1648 bracht abt Martinus Lebrun een beeldje van Onze Lieve Vrouw van de Bijstand naar de kapel.
Een andere heidense afgoderij dan waarvan hierboven wordt gesproken, was de aanbidding van de eikenbomen, waarop de marentak, een woekerplant [vogellijm], groeit. In deze bomen woonde een godheid. De druïde, in wit gewaad, beklom de boom en hakte met een gouden sikkel de marentak af. Daarna werd onder de boom het offerdier geslacht en het feestmaal gehouden. Bij de bekering van onze voorouders werden aan deze bomen beeldjes van Onze Lieve Vrouw gehangen en vele van deze beeldjes werden mirakuleus.
Op de berg, bij Peruwelz, stond er zo een eik, en de omwoners hadden, uit grote verering voor Maria, een Mariabeeldje in een nis, in een tak uitgehouwen. De pastoor van Peruwelz was Martinus Lebrun. In 1603 hoorde hij voor het eerst van het beeldje, dat intussen erg verweerd en haast vormeloos was geworden. Ook de boom was zó oud dat er nog maar één bloeiende tak overbleef, waarop één eikeltje, dat de pastoor plukte. In 1606 liet hij uit die ééne gezonde tak twee Lieve Vrouwenbeeldjes snijden. Op de plaats waar de boom wegstierf richtte hij een pyramide op met drie nissen, en een van de beeldjes kreeg er zijn plaats. In 1624 werd Martinus Lebrun abt der Sint-Adrianusabdij te Geraardsbergen en op 17 Mei 1648 bracht hij het andere beeldje in processie naar de kapel van den Oudenberg, samen met het zilveren kistje waarin hij het eikeltje had opgeborgen. In 1724 herbouwde abt Adriaan Roelandts nogmaals de kapel, die in 1725 door de aartsbisschop van Mechelen werd ingezegend. Abt Bartholomaeus van Haezeleer schonk haar in 1733 een klok.
In 1760 greep er een voorval plaats, waarbij ook Onze Lieve Vrouw van den Oudenberg betrokken werd. In 1426 was er te Geraardsbergen een broederschap gesticht dat jaarlijks een bedevaart naar Onze Lieve Vrouw van Halle inrichtte. Dit jaar nu hadden 63 leden de reis ondernomen in een grote wagen, met drie jonge, kloeke paarden bespannen. Bij het opnieuw binnenrijden van Geraardsbergen, op de steile en hellende Edingse Steenweg, sprongen de remmen aan stukken, en rolde de wagen met een dolle vaart naar de afgrond, langs de weg. De bedevaarders aanriepen Onze Lieve Vrouw van Halle en opeens stonden wagen en paarden stil vlak bij de nu afgebroken abdijkerk. Aanstonds werd, in de kapel van den Oudenberg, Onze Lieve Vrouw bedankt om die wonderbare redding. Een schilderij van dit voorval werd in de kerk van Halle opgehangen.
In 1794 viel de stad in handen van de Franse Republikeinen. Het zilveren kistje werd waarschijnlijk toen gestolen, evenals een zeer kostbare reliek van Onze Lieve Vrouw, waarvan sprake is in een inventaris van 2 Oktober 1519. Het beeldje werd weggeborgen in het nabijgelegen huis van een geestelijke. De meubels werden verspreid, maar door een monnik van de Sint Adrianusabdij opnieuw bijeen gebracht, en de kapel zelf werd in 1799 verkocht aan de heer Odeyn, uit Gent, in 1803 aan Emmanuel Rens, eveneens uit van Gent, en in 1807 aan Ghislenus-Franciscus Van Crombrugghe, met het doel ze voor afbraak te bewaren en ze aan den eredienst terug te schenken. Daarom werd, na 12 jaar opberging, het beeldje op zijn ereplaats teruggebracht, en een chronogram er boven vermeldt deze blijde gebeurtenis:
TRANSLATIONE DILLICESCAM [Ik verheug mij om de overbrenging] Om de toekomst van de kapel te verzekeren schreef de heer Van Crombrugghe ze op 8 juni 1822 over op zijn zoon, Constant-Willem, kanunnik van de Sint Baafskathedraal te Gent en stichter van de Congregatie van de Paters Jozefieten, van de Dames van Maria, van de Zusters van de Heilige Jozef en de Zusters van Maria en Jozef. De nieuwe eigenaar schonk de kapel en het kostershuis aan de Paters Jozefieten in 1839 en bevestigde zijn schenking door een verkoopakte van 2 Mei 1864.
Met de epidemie van 1849, de "cholera morbus", kende de kapel één van haar bloeiperioden. Duizenden bedevaarders van overal kwamen Onze Lieve Vrouw te voet bezoeken en lieten zich neervallen voor het beeld. Velen werden verhoord. Datzelfde jaar kwam ook de bisschop van Gent de kapel bezoeken. In 1859 was het Mgr. Macarius Hadad, bisschop van Damascus, die de kapel bezocht. Het jaar daarop, op Tweede Pinksterdag, moest het honderdjarig jubelfeest doorgaan van de wonderbare redding der Hallebedevaarders. Er werd een prachtig programma samengesteld, maar stormwind en slagregen verijdelden alle plannen. Het schilderij, een kopij van het doek in de kerk van Halle, die stoetsgewijs naar de kapel moest gedragen worden, werd dan enkel met kleine ceremonieën geofferd.
In 1867 bracht Mgr. Plumes, bisschop van Nicopolis te Boekarest, een bezoek aan de kapel. In 1868 Mgr. Jacobus Rogers, bisschop van Chatham, uit Canada. Een groot jaar werd 1887: op 31 Juli kroonde Mgr. Lambrecht, bisschop van Gent, het mirakuleuze beeld, in naam van de Paus, Leo XIII. De kapel was intussen zeer bouwvallig geworden.
In 1905 werd zij afgebroken en in een veel ruimere barokstijl heropgebouwd naar het plan van architect Van Damme. Het jaar daarop werd zij op 30 Augustus ingezegend door Eerwaarde Heer De Smet, pastoor-deken, en op 8 september kwam Mgr. Stillemans, bisschop van Gent, ze plechtig inhuldigen. Die dag schatte men het aantal bedevaarders op twaalfduizend.
Op 8 september 1907 vierde men het eeuwfeest van de overbrenging van het beeldje, na de Franse Revolutie. Mgr. Maes, bisschop van Covington, was aanwezig. Op 21 juli 1912 was het de vijfentwintigste verjaardag van de kroning van het mirakuleuze beeld en binnen enkele weken, op 6 Mei 1937, gingen de grote feesten door voor de vijftigste verjaardag van de kroning. Er werd een grote, godsdienstige optocht gehouden, waarin alle Mariabeelden van de stad, Onze Lieve Vrouw van Bijstand van den Oudenberg vergezelden van uit de hoofdkerk naar haar hooggelegen, rustige verblijfplaats. Van heinde en ver stroomden de bedevaarders toe, en in het oude Geeraardsbergen werd opnieuw een van die dagen beleefd die blijvend zijn in de geschiedenis van de stad. Van op de Oudenberg, rond de kapel geschaard, keken duizenden mensen neer op het dal, en aanschouwden zij de glooiïngen van het land, waarop en waarachter hun hoeven en hun huizen, hun dorpen en hun steden rustig stonden. Eens te meer voelden de mensen die dag op de Oudenberg rust en vertrouwen in het hart, omdat het wonderbare, gekroonde Lieve Vrouwtje, hoog op den heuvel, beschermend waakte over hun have en hun goed ... en over de mensen.
Gebed tot Onze Lieve Vrouw van de Oudenberg
Onze Lieve Vrouw van de Oudenberg, Moeder van Jezus en onze Moeder, zie genadig neder op ons. Vol vertrouwen richten wij ons tot U en smeken wij tot U. Gij kent onze zonden en zwakheden, Gij kent onze droefheden en hulpeloosheid.
Breng de zondaars tot Uw Goddelijke Zoon terug. Laat ze de weg terugvinden tot Zijn Goddelijk Hart, dat zo vol barmhartigheid is. Sterk ons in de bekoringen. Behoed ons voor de talrijke gevaren die ons bedreigen. Laat ons op de moeilijke weg door het leven niet verloren gaan.
Toon ook dat Gij onze Moeder zijt in dagen van beproeving. Schenk de gezondheid weder aan de zieken. Wees de toevlucht van al dezen die in armoe en smart gedompeld zijn. Wees onze troosteres in al de ellenden van dit leven.
Koningin van de Hemel, wees ook Koningin over ons leven. Heers over onze harten. In alle eenvoud en oprechtheid beloven wij U, de deugde van Uw heilig leven zoveel mogelijk na te volgen. Wij willen ook Uw kinderen zijn, dragend in onze ziel de trekken van U, onze Moeder, en deze van Uw Goddelijke Zoon. Met al de middelen die in ons bereik liggen zullen wij meewerken, opdat Uw rijk op aarde worde gevestigd! Moge Gij weldra de liefderijke Vorstin van alle harten zijn! Opdat kome het rijk van Jezus, laat komen Uw rijk, O Maria! Amen.
En wat betreft de Ronde Van Vlaanderen, editie 2009, heeft Stijn Devolder, zijn overmacht van verleden jaar opnieuw herhaald. Proficiat Stijn.
|
|