|
Download PDF
Hoofdstuk 9: Kleine Geheimen Maar het duurde eeuwen voordat Spanje zich volledig kon loswrikken van de onderdrukkende Moslims. Terwijl de Arabieren het binnenland nog onveilig maakten, lagen Maria’s beeltenissen in het noorden onder vuur door Vikingen die monniken afslachtten, heiligdommen vernietigden, en het vaandel van Woden de oorlogsgod hesen.
Net zoals Druïden gebruikten de Vikingen toverkracht, associeerden ze eikenbomen met macht en hadden een eigen god die ze symboliseerden met het hakenkruis. Ze hadden een afkeer voor het Katholicisme en vernielden de heilige plaatsen in Engeland en Wales. Ze vermoordden priesters en hadden hun eigen occulte altaren.
Het anti-Katholicisme van de Vikingen, en in het bijzonder hun iconoclasme [hun haat voor relikwieën] kreeg navolging in andere delen van de wereld door de Byzantijnse keizer Leo III, die op datzelfde moment zijn soldaten de opdracht gaf om beelden van Christus weg te halen en te vernietigen, net zoals de Vikingen en de Arabieren beelden vernietigden.
Er waren er af en toe die zich te veel zorgen maakten over de beelden, maar erger waren zij die een obsessieve afkeer van ze hadden, zij die de vernietiging van de beelden in gang zetten. Zoals gewoonlijk merkte Satan de extremen op en zette ze tegen mekaar op, met als gevolg verdeeldheid en een verdere splitsing van de Oosterse Rite, de Byzantijnse Katholieken in Constantinopel en de Westerse of "Romeinse" Rite. De waarheid was dat er niets verkeerd was met de heilige beelden. Christus Zelf had God een zichtbare gedaante gegeven. In Hem woonde de "volheid van de godheid" [Kolossenzen 2:9] en als Byzantium’s eigen patriarch had Germanus in een brief aan Leo opgemerkt: "Afbeeldingen zijn de voorstelling van de geschiedenis en schenken aandacht aan de heerlijkheid van de hemelse Vader. Wanneer we eerbied betuigen aan de voorstellingen van Jezus Christus, aanbidden we niet de kleuren op het hout;we vereren de onzichtbare God in de boezem van de Vader."
De beelden brachten genade en spirituele aanwezigheid met zich mee. En veel mensen die hun doel ondersteunden werden martelaren. In Egypte werd Johannes Damascenus beschuldigd van verraad omdat hij de heilige iconen verdedigde, en zijn rechterhand werd afgehakt. Op de avond dat zijn hand afgehakt werd knielde hij voor een beeld van de Heilige Maagd en zei: "O Onbevlekte Moeder van God, ik verloor mijn hand omdat ik de heilige beelden verdedigde. Help mij, genees mij, opdat ik nog altijd lof over u moge schrijven, en over uw goddelijke Zoon!"
Toen hij in slaap viel hoorde hij een stem. "Uw hand is ongeschonden," zei een mysterieuze vrouw. "Dat het weze zoals gij gezegd heb, als de pen van iemand die snel schrijft."
Toen Johannes wakker werd had hij zijn hand naar verluidt terug. Enkel een dunne lijn toonde waar het afgesneden was geweest.
Johannes Damascenus Zulke verhalen klonken als fabels en hoewel er in oude parabels vaak een mengeling van feiten en beeldspraak was, waren de meest bizarre gevallen vaak op echte gebeurtenissen gebaseerd. Er werd gefantaseerd en verfraaid, maar er gebeurden wel mirakels, net zoals de mirakels die in het Nieuwe Testament opgenomen waren. Wanneer ze gebeurden, wanneer ze in Constantinopel of Covadonga gebeurden, wanneer ze belangrijke mannen en naties beïnvloedden, of wanneer ze gebeurden bij een heilig man zoals Johannes Damascenus, veranderde dit vaak de geschiedenis.
Wanneer ze gebeurden bij mannen zoals Karel de Grote [de grootste leider tijdens de Donkere Eeuwen]veranderden ze het ganse Heilige Romeinse Keizerrijk en zodoende de hele toekomst van Europa.
Velen kennen Karel de Grote als de beroemde koning der Franken die tegen Vikingen en barbaren streed en een deel van noord Spanje veroverde om het uit de handen van de Moslims te houden, maar weinigen weten dat Karel de Grote toegewijd was aan de Maagd Maria en dat hij in feite in verband wordt gebracht met een verschijning. Tijdens een oorlog tussen de Franken en Saksen in 772 maakten soldaten melding van vluchtige visioenen van een "majestueuze" vrouw aan de rand van Karel de Grote’s kamp in Ostro, Duitsland. Niemand heeft ooit beweerd dat Karel de Grote zelf de Maagd gezien heeft, maar er bestaat geen twijfel over zijn ongewone toewijding. In Aken, een andere Duitse stad, bouwde Karel de Grote een kathedraal met kapellen die relikwieën uit het Heilige Land en Rome bevatten, waaronder ook een schoudermantel die ooit aan de Maagd had toebehoord. Op weg naar de strijd tegen de Spaanse Moslims bezocht hij Onze Lieve Vrouw van Rocamadour, het oude Mariaheiligdom nabij Toulouse, waarvan men zei dat het door Zacheüs werd opgericht. En Karel de Grote beklom de 216 treden tellende trap van de stad naar de basiliek op z’n knieën!
Rocamadour Hij bracht ook een oud portret van de Madonna dat Lukas geschilderd zou hebben in veiligheid en gaf het aan een prins in Roethenië. Deze afbeelding die Maria met een lange en serieuze blik toont, zou op een dag geëerd worden in het Poolse heiligdom Czestochowa.
De Heilige Moeder stond achter veel grootse mannen, achter veel van zij die geschiedenis geschreven hebben. Het was een goddelijk plan, een geheim ontwerp. Ze gleed een gebied binnen en verving stilzwijgend het heidendom door het Christendom ... zonder fanfare, zonder speren. Grotendeels dankzij haar verkondiging van het evangelie werd het occulte gebruik van heilige eieren veranderd in een versiering voor Pasen, en heidense groene planten werden veranderd in decoraties voor Kerstmis. De grote heidense tempel in Rome, het Pantheon, werd opnieuw ingewijd en toegewijd aan Maria.
Jezus wist dat zijn volk een moeder nodig had en toen na de grote Romeinse kastijding de wereld opnieuw ingedeeld werd, was ze werkzaam achter de schermen. Ze vormde het Christendom, ze maakte van de wereld een veilige plaats voor het Katholicisme. Maar doordat ze het zo onopvallend deed werd ze door geschiedkundigen nauwelijks vernoemd. En zelfs toen haar werk bekend werd, zou het genegeerd, afgezwakt of bespot worden door geleerden die, zoals Paulus het zei: "altijd studeerden maar nooit de kennis van de waarheid bereikten." (2 Timotheüs 3:7).
De eenvoudige, nederige en niet verwarde mensen, het boerenvolk dat geen boeken had, had een duidelijker inzicht. Zij kenden Maria. Zij voelden haar belangrijkheid. Zij wisten dat wanneer ze aanwezig was, de Heilige Geest ook aanwezig was. Ze hadden een instinctieve kennis. Ze hoefden niet uit boeken te leren. Daarom zijn er zoveel beelden. Daarom zijn er zoveel afbeeldingen. Het maakte niet uit hoeveel Maria uit universiteiten en bibliotheken geweerd werd. De mensen voelden haar belangrijkheid aan en plaatsten haar afbeeldingen over heel Europa, waar er steeds meer mirakels kwamen. Nabij Itri, een stad ten zuiden van Rome, was er een godsvruchtige herder die gewend was zijn kudde op de berg Civita te hoeden. Hij merkte dat één van zijn ossen steeds verdwaald raakte en gedurende meerdere uren verdween. Toen dit een paar dagen na mekaar gebeurd was, ging hij kijken waar de os zich op de berg ging verbergen. Hij vond het dier nabij de top van de berg, voor een eikenboom, met gebogen poten zoals bij een verering.
Hij ging dichterbij en in de boom, tussen de takken in het midden, in een "schitterende lichtstraal," zag hij een afbeelding van Maria met het Kindje. Het was een mysterie hoe het daar gekomen was maar de bedoeling leek duidelijk. Een eik! Een eik zoals de eiken die de heidenen aanbeden hadden. Instinctief viel de herder neer op z’n knieën en liep daarna terug om een kleine lamp te halen waarmee hij in de voormalige heidense bossen een altaar maakte.
Tijdens de jaren 800 werd in de donkere bossen ten zuidoosten van Zurich door de kluizenaar Meinrad een gelijkaardig altaar gemaakt. Het centrum van zijn kapel was een beeldje van zo’n meter hoog van Maria en Jezus. De plaats was zo heilig dat het nieuws snel de ronde deed en velen bezochten de kapel, ondanks dat het nogal afgelegen was. Toen hij de kluizenaarshut naderde zag een bezoekende monnik een schitterend licht dat uit de kapel kwam. Toen hij binnenkeek zag hij Meinrad geknield aan het altaar de avondgebeden opzeggen terwijl een mooi in wit gekleed en door schitterende stralen omringd "kind" het boek vasthield.
In Toulouse verscheen Maria aan Aartsbisschop Gondisalve en vroeg hem om de doctrine van haar onbevlekte of zondeloze ontvangenis te verdedigen. In Duitsland zond Keizer Ludwig I werkmannen naar de voormalige plaats van een lentegodin, Frigga, in de heuvels rond Hildesheim en bouwde een ronde kapel ter ere van de Heilige Moeder. De kapel werd toegewijd onder de naam van "Mystieke Roos" [het is nu gekend als Onze Vrouwe van de Eik] en was gebaseerd op een afbeelding die op onverklaarbare wijze in een boom belandde en er niet kon uit verwijderd worden.
In Europa was de Maagd gekend als de "Ster der Zee" en ook als de "Moeder van Genade" omwille van gebeurtenissen zoals in de legende van Theophilus, die een verbond had gesloten met de duivel maar bevrijd werd door de Heilige Moeder. "Tot nu was ik ongelukkig door een vrouw, door een vrouw ben ik nu gezegend," schreef een Byzantijnse bisschop in Argos.
In het Zwarte Woud, waar de missionaris Gallus ooit een beeld van Maria in een altaar had geplaatst, hoorden mensen de mysterieuze geluiden van muziek. Er waren nog andere mirakels, evenals andere kleine geheimen. In Coimbra, Portugal, werd een grote overwinning op invallende Moren aan de Maagd toegeschreven.
In 915 verscheen ze in Utrecht, Nederland aan een bisschop op z’n sterfbed en op het schiereiland Athos in de Egeïsche Zee werd een heiligdom opgericht dat, net zoals Montserrat, talrijke mirakels zou tellen.
In Herford, Duitsland liet Maria via een bedelaar, wiens naam in de loop der jaren verloren is gegaan, aan nonnen weten dat ze in hun klooster een kruis wou opgericht zien. Toen ze dit deden leek het kruis vaak in een duif te veranderen.
In Sion Les Saintois, Zwitserland, werd Maria door een bisschop gezien.
In het jaar 980 verscheen ze in het oostelijke deel van een klooster in Canterbury, Engeland aan een bisschop, Dunstan genaamd, voorafgegaan door een licht dat de hele kapel vulde.
In Einsiedeln, nabij Zurich, waar Meinrad ooit z’n kleine kapel had, werd in 948 een prachtige kerk voltooid en op 13 september arriveerde bisschop Conrad van Constance om ze in te zegenen. Toen de bisschop rond middernacht ter voorbereiding van de inwijding aan het bidden was, hoorden hij en andere geestelijken vreemde harmonieuze stemmen en een hemelse melodie. Toen hij opkeek zag Conrad tot zijn verbazing dat het gebouw verlicht werd door wat geschiedschrijvers een "wonderbaarlijke schittering" noemden. Het altaar was volledig verlicht en naar verluid zag de bisschop een processie uit de hemel: engelen en heiligen die met gouden wierookvaten zwierden en hemelse psalmen zongen. Ze zongen "Sanctus Deus in aula gloriosoe Virginis, miserere nobis, Heilige God, wees ons genadig in het huis van de glorierijke Maagd. Gezegend is de Zoon van Maria die naar deze plaats gekomen is en die eeuwig over de wereld zal heersen."
Meinrad-Einsiedeln Bisschop Conrad getuigde later dat hij tussen de verschijningen Matteüs, Markus, Lukas, Gregorius, Augustinus, Ambrosius en Petrus, tesamen met de Aartsengel Michaël en de Heilige Maagd had gezien. Dan zag hij Christus, gekleed in pauselijke kledij en een paarse kazuifel. Terwijl Conrad toekeek bereidden de hemelse bezoekers zich voor op de door Christus geleidde viering van de Mis en de toewijding van het heilig altaar aan de Onbevlekte Moeder.
Voordat de Mis begon nam Maria haar plaats in boven het altaar, stralend met "oogverblindende heerlijkheid" en vergezeld door een reeks engelen.
Conrad zag het buitengewone visioen gedurende meer dan een uur. Toen Jezus en de engelen plots weggingen, doofde het licht op magische wijze uit.
We kennen zoveel details omdat er later door de hoogste burgerlijke en kerkelijke autoriteiten een volledig onderzoek werd ingesteld, en de officiële bevestiging van de gebeurtenis kwam in een bul dat in 964 uitgegeven werd door Paus Leo VIII. Meer documentatie werd gevonden in Conrad’s boek De Secretis Secretorium, waarin we zien dat Conrad nog uren na de verschijning geknield in extatische meditatie bleef zitten en twijfelde of hij nog zou doorgaan met de kerkelijke inzegening omdat de kapel reeds door God werd ingezegend.
Bron: Michael Brown
Vertaling: Mario Lossie
|
|